Opdrachten voortgezet onderwijs

Vergelijkbare documenten
Opdrachten basisonderwijs

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Extra opdrachten Module: bewegen

Botsing >> Snelheid >> Kracht

<<RIJOPLEIDING IN STAPPEN>> Training Rijden onder specifieke omstandigheden

12,6 km m. 102 km m. 34 cm m. 0,3 m cm. 0,012 m cm. 30 minuten s. 1,3 uur s. 125 s minuten. 120 km/h m/s. 83 km/h m/s. 19 m/s km/h.

B = 3. Eenparig vertraagde beweging B = 4. Stilstand C = 3. Eenparig vertraagde beweging

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

Trammelant. Schoolbrochure

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

10 m/s = 36 km/h 5 km = 5000 m 4 m/s = 14,4 km/h. 15 m/s = 54 km/h 81 km/h = 22,5 m/s 25 m/s = 90 km/h

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

2.1 Onderzoek naar bewegingen

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

Inleiding opgaven 3hv

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Zone 30 BASISONDERWIJS. Doelgroep. Eindtermen. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

Naam: Klas: Practicum: de maximale snelheid bij rennen en de maximale versnelling bij fietsen

Op Voeten en Fietsen 3

6 Bewegen. Bewegingen vastleggen. Nova

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

TEST JEZELF (WERKBLAD BIJ ANIMATIE 3)

Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer

Antwoorden Kennisvragenlijst voorrangsvoertuigen

Jeugd Verkeerskrant 7 Zie je mij?

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 6 en 7.6 t/m 7.8

2.0 Beweging 2.2 Snelheid (Coach 5) 2.4 Stoppen (simulatie)

5 Kracht en beweging. Beweging in diagrammen. Nova

TEST 1: Eerst denken of eerst doen? Kruis steeds het antwoord aan dat het best bij jou past. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden.

Kruispunten met de borden

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Einde Autosnelweg. Woonerf

Lading op dak mag niet meer uitsteken dan 20cm aan beide zijkanten.

Boekverslag Nederlands Kapot door Vrank Post

Kinderen op de fiets

Met vriendelijke groeten, verblijf ik...

Kracht en Beweging. Intro. Newton. Theorie even denken. Lesbrief 4

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?!

Samenvatting Natuurkunde H3 Beweging

OEFENFICHE KRUISPUNT MET VERKEERSLICHTEN OVERSTEKEN FIETS EXAMEN HET GROTE 1. INTRO 2. VOORAF 3. VERKENNEN. Onderstaande vragen kunnen daarbij helpen:

De Grote Verkeerstoets /08/ Ja. 2. Neen, want ik mag hier niet links afslaan. 3. Neen, want ik heb mijn arm niet uitgestoken.

Meet- en rekenprotocol Droge remvertraging (middels remproef)

Brommertheorieboek Deel 2

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

GEBRUIK VAN DE RIJBAAN LES 2

Datagerichte handhaving

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Overal NaSk 1-2 havo / vwo Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Beweging

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

Onderzoeksrapport. gemeente Barneveld

Oefenboek. rijbewijs B

Guy BEEL Ingenieur-Deskundige Tel Verkeersongevallenanalyse Fax

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Brief LES. tegelijk GR EN. Groep 7 en 8

Theorieles groep 5/6

Proef 1: - Leg een fiche op een drinkglas - Plaats een geldstuk op de fische - Schiet met je wijsvinger de fiche horizontaal weg

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

Werkblad 3 Krachten - Thema 14 (niveau basis)

INKIJKEXEMPLAAR. WisMon WisTaal. Natuurkunde vaktaal. theorie & opgaven. havo/vwo. I I

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Opgave 2 Caravan. Havo Na1,2 Natuur(kunde) & techniek 2004-II.

Toolbox-meeting Rijden met aanhangwagens

CURIEUZE NEUZEN WERKBOEK

RIM Verkeersleermiddelen. Rijbewijs B

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

-Je moet stoppen, ook afslaan mag niet. (denk aan: niet tegen de armen rijden)

61E SCHOOLVERKEERSEXAMEN

Test theorie: Autowegen en Autosnelwegen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

MENS & NATUUR. Inleiding

GROTE VERKEERSTOETS 2017

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

Voorrang in het verkeer

Educatieve Verkeerstuin

Thematische veiligheidsaffiches

LES 1 RIJDEN IN GROEPEN BEWUST WORDEN TOTALLYTRAFFIC E-LEARNINGFILM RIJDEN IN GROEPEN

4 Kracht en beweging. 4.1 Krachten. 1 B zwaartekracht Op het hoogste punt lijk je gewichtloos te zijn, maar de zwaartekracht werkt altijd op je.

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

Hoofdstuk 1. In het dorp

1 pas op, hier wordt aan de weg gewerkt. 2 pas op, gevaarlijk kruispunt. 3 pas op, de weg wordt smaller. 4 pas op, de weg maakt een bocht.

KLAS 5 EN BEWEGING. a) Bereken de snelheid waarmee de auto reed en leg uit of de auto te hard heeft gereden. (4p)

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Het eerste wat we gaan behandelen is afslaan naar rechts 1

Een model voor een lift

Kaartspel verkeerstekens voor fietsers en voetgangers

Werkbladen. Module 6: Algoritmes. Internet. De Baas Op. Module 6, Versie 1.0

4e leerjaar. Stap 11. Fiets(st)er, ken jouw plaats. Met de z van zien en van zeggen Met de s van schrijven

HANDLEIDING GROEP 7/8 Alles over veilig gedrag rondom het spoor

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Handleiding groep 7/8 Alles over veilig gedrag rondom het spoor

Natuurkunde. Lj2P4. Beweging

Op Voeten en Fietsen 1

Snelweg invoegen, inhalen, uitvoegen.

Het Geheim van Wielrennen. De natuurkunde van het fietsen

Transcriptie:

Opdrachten voortgezet onderwijs Opdracht 1 Wat is veilig? Je ziet hier een kruispunt. Er staan nog geen verkeersborden, stoplichten of markeringen op het kruispunt. Hoe zou jij dit plein veilig maken voor alle verkeersdeelnemers? Denk na of de borden duidelijk zijn voor alle verkeersdeelnemers, en het plein overzichtelijk is. Met andere woorden, kan iedereen alles goed zien (ook de trambestuurder)? Stoplicht Voetgangers/ Fietsstoplicht Tram Waarschuwings Installatie Voorrangsdriehoeken op het wegdek (haaientanden) Haaientanden fietspad Ik heb het kruispunt zo ingedeeld, omdat: 1

Opdracht 2 De straat op! Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen (max. 4 leerlingen). Zorg dat er in je groepje minstens één iemand zit die op weg naar school in de buurt komt van een trambaan. Bekijk de route van huis naar school op Google Street View. Ga hiervoor naar http://maps.google.nl en zoom maximaal in. Je krijgt dan een beeld alsof je door een straat rijdt. Zoek op deze route samen een punt waar zich een lastige of bijzondere situatie met de tram voordoet. Maak hiervan een print. Beantwoord nu de volgende vragen: A. Waarom hebben jullie deze situatie gekozen? Waarom is deze situatie lastig/bijzonder? B. Waar moet je in deze situatie op letten als fietser/voetganger, als het gaat om je eigen veiligheid? C. Hoe zou jij deze situatie veiliger maken? Huiswerkopdracht: Maak foto s van jouw situaties. Vallen er dingen op die in Google Street View niet zichtbaar zijn? 2

Opdracht 3 Afremmen Voel het verschil tussen het afremmen van lichte en zware voorwerpen. Benodigdheden: Basketbal of voetbal (een lichte bal) Medizinbal (een duidelijk zwaardere bal) Uitvoering: Werk in een tweetal. Ga ongeveer drie meter uit elkaar staan en gooi onderhands met twee handen de basketbal heen en weer in een kleine boog. Herhaal dit met de medizinbal. Reactiesnelheid Om een ongeluk te voorkomen, moet een tram soms een noodstop maken. Bij een noodstop staat de tram niet meteen stil. De tijd die het kost om te stoppen is afhankelijk van de reactiesnelheid van de trambestuurder en de remweg van de tram zelf. De reactiesnelheid is de tijd tussen het moment dat de trambestuurder iets ziet gebeuren en het moment dat hij het rempedaal intrapt. De remweg is de afstand die de tram aflegt tussen de start van het remmen en het moment dat de tram volledig stilstaat. A. Wat is het verschil tussen het gooien én vangen van de medizinbal en de basketbal? Wat ging makkelijker? Waarom? B. Welk verband kun je leggen met het verschil tussen het afremmen van een auto en een tram? 3

Opdracht 4 - Reactietijd Je ziet iets gebeuren. En daar reageer je op. Dat kost tijd. Niet zo veel, maar tussen het moment waarop je iets ziet gebeuren en het moment waarop je het rempedaal intrapt, zit een korte periode. Test jouw reactietijd als trambestuurder op www.trammenland.nl. Ga naar Opdrachten > Opdracht 4 > Start de test. A. Hoe snel was jouw snelste reactietijd? De gemiddelde reactietijd van mensen in het verkeer (en ook van trambestuurders) is 0,8 seconde. Ook kost het tijd voordat het remsysteem van een tram in werking treedt. Dat duurt ongeveer 0,7 seconden. B. De kans is groot dat jouw reactietijd in de test sneller was dan 0,8 seconde. Hoe kun je dit verklaren? Voordat er echt geremd kan worden, moeten eerst de trambestuurder en het remsysteem reageren. C. Bereken hoeveel meters een tram met een snelheid van 50 km/u maakt, voordat er echt geremd wordt. Hou rekening met de reactietijd van het remsysteem en de trambestuurder. Rond af op 2 decimalen. Gebruik de volgende gegevens: Reactietijd trambestuurder: 0,8 seconden Reactietijd remsysteem: 0,7 seconden Tip: reken eerst om naar meter/seconde. De tram maakt meters voor dat de tram echt begint met remmen. 4

Opdracht 5 - Wrijving A. Een tram rijdt op (gladde) rails. Is er dan sprake van veel of weinig wrijving? Er is sprake van veel / weinig wrijving (doorhalen wat niet van toepassing is). B. Waarom is dat, denk je? De wrijving is van invloed op de remvertraging van de tram. Regen maakt de rails gladder en de wrijving wordt dus minder. Wanneer er bladeren of gras op de rails liggen, perst de zware tram olie uit de bladeren of het gras. Die olie maakt de rails ook gladder. De gemiddelde remvertraging is 3 m/s2. C. Wat gebeurt er met de remvertraging wanneer er bladeren op de rails liggen? 5

Plusopdracht 1 Remweg Vooraf: Een tram heeft een lange remweg. Je hebt vast al eens gemerkt dat er een aantal seconden zit tussen het moment dat iemand het rempedaal intrapt en het moment dat de auto echt stil staat. Bij een tram duurt dat nog langer. Verschillende factoren spelen een rol tijdens het remmen, zoals de snelheid, de wrijving van de weg, de soort remmen, de weersomstandigheden en het gewicht van het voertuig. Massa is traag. Hoe zwaarder iets is, hoe moeilijker is het om het te versnellen of vertragen. Het kost kracht om een voorwerp in beweging te krijgen. Het kost ook kracht om het weer af te remmen. De traagheid van massa zorgt ervoor dat het veel kracht kost om een zwaar voorwerp zoals een tram in beweging te krijgen. Het zorgt er ook voor dat het veel kracht kost om het weer af te remmen. Dit heb je zelf kunnen merken bij de proef uit opdracht 3. De natuurkundige formule die daar bij hoort is: F = m * a F = remkracht in Newton m = massa in kilogram a = de versnelling (of vertraging) in m/s2 Een volle tram weegt ongeveer 45.000 kilogram. Een tram heeft gemiddeld een remvertraging van 3 m/s2. Dat wil zeggen dat de snelheid van de tram elke seconde met 3 m/s afneemt. Het duurt dus 5 seconden om een tram die 15 m/s (54 km/u) rijdt, tot stilstand te brengen. A. Bereken de remkracht die nodig is om een tram tot stilstand te brengen. kg x m/s 2 = N. Een wielrenner weegt samen met zijn fiets ongeveer 80 kilogram. B. Bereken de remkracht die de wielrenner nodig heeft om tot stilstand te komen, als hij remt met dezelfde remvertraging als van de tram. kg x m/s 2 = N. 6

Plusopdracht 2 Remvertraging Trams hebben niet voor niets heel sterke remmen. Ze moeten immers heel veel gewicht tot stilstand brengen. Remvertraging personenauto gemiddeld = 8 m/s2 Remvertraging vrachtwagen gemiddeld = 5 m/s2 Remvertraging tram gemiddeld = 3 m/s2 A. Bereken de remweg in meters van een auto die 50 km/u rijdt en een noodstop maakt. Rond af op twee decimalen. Tip: Reken eerst uit hoe veel meter per seconde de auto rijdt. B. Bereken de remweg in meters van een vrachtwagen die 50 km/u rijdt en een noodstop maakt. Rond af op twee decimalen. C. Bereken de remweg in meters van een tram die 50 km/u rijdt en een noodstop maakt. Rond af op twee decimalen. Gebruik de reactieafstand uit opdracht 5C. Stopafstand = reactietijd + remweg D. Wat is de stopafstand in meters van een tram bij een startsnelheid van 50 km/u? 7