Atomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012

Vergelijkbare documenten
Basis chemie Chemie 6 (2u)

Chemie 4: Atoommodellen

Rekenen aan reacties (de mol)

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

Uitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN Relatieve Atoommassa (A r)

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Oplossingen oefeningenreeks 1

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Wet van Behoud van Massa

Uitwerkingen Uitwerkingen 3.7.4

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

I. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken.

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan.

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Oefenopgaven BEREKENINGEN

Vlaamse Chemie Olympiade 34ste editie Eerste ronde

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Hoofdstuk 3: Zuren, hydroxiden en zouten

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

2 Concentratie in oplossingen

Aantekening Scheikunde Chemie Overal

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Cursus Chemie 3-1. Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING

7. Chemische reacties

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

5 Formules en reactievergelijkingen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

ßCalciumChloride oplossing

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

woensdag 14 december :06:43 Midden-Europese standaardtijd

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN

Basiskennis 5 chemie 1. I. Basiskennis

Eindexamen scheikunde havo 2006-II

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

3 De massa van de kern van een atoom is gelijk aan de totale massa van de: D protonen, neutronen en elektronen.

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

Definitie. In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Mens erger je niet: chemistry edition

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo

Vlaamse Chemie Olympiade 36ste editie Eerste ronde

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2

32 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

1. Geef bij de volgende reactievergelijkingen steeds aan:

PARATE KENNIS CHEMIE 6 de JAAR

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?

Wennen aan het idee dat je de eenheden eerst aanpast aan de nieuwe grootheid. Hier: eerst omrekenen naar gram en liter.

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Voorkennis chemie voor 1 Ba Bio-ir, Chemie, Fysica en sterrenkunde

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Transcriptie:

Inhaallessen Basis chemie Chemie 6 (2u) Deze slides voor de inhaallessen worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Alle oefeningen worden schriftelijk gemaakt en tijdig afgegeven. Atomen en elementen Dalton: kleinste deeltjes, verschillende massa Periodiek systeem: rangschikking per massa Oef: samenstelling kern H, He, C, N, O, Ca, Br, Ag, I, Pt, Au, U Elektronenconfiguratie schillen: 2n² Oef: elektronenconfiguratie H, He, C, N, O, Ca, Br, Ag, I, Pt, Au, U Edelgasconfiguratie: 8 (2) buitenste schil Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen Stabiele toestand (volledige p-subniveau s) Elektronen afgeven (EN<): Ia, IIa, IIIa of opnemen(en>): VIIa, VIa, Va ionen/zouten Elektronen delen met andere atomen verbindingen/moleculen Overgangselementen Edelgassen: reageren niet 1

+ ionen Ionen -ionen Zie lijst Zouten Ionen: Na Na + + e - Cl + e - Cl - Synthesezout: Na + Cl Na + + Cl - Dissociatie/ ionisatie zout: NaCl Na + + Cl - Verhoudingsformules: neutraliteit Oef: dissoc. vgl magnesiumcloride, aluminiumbromide, natriumsulfide, calciumoxide, kaliumjodide, aluminiumoxide, zilverazide, ijzerfluoride Meeratomige ionen Zie lijst: NH 4+, H 3 O +, OH -, CN -, NO 3-, NO, SO 4, SO 3, CO 3, PO 4 3-, ClO 4-, ClO 3-, ClO, ClO -, OH - Oef: dissoc.vgl. magnesiumfosfaat, kaliumnitriet, ammoniumchloride, calciumcyanide, aluminiumchloraat, zilvercarbonaat, bariumhydroxide, natriumnitraat, zinksulfiet, ammoniumnitraat, koper(ii)sulfaat, ijzer(iii)- hypochloriet, nikkelnitriet, magnesiumcloriet, kaliumperchloraat, natriumwaterstofcarbonaat 2

Zuren en basen Dissoc. vgl sterk zuur: HZ + H 2 O H 3 O + + Z - Oef: dissoc.vgl. Broomzuur, Chlorigzuur, Salpeterigzuur, Zwavelzuur, Koolzuur, Hypochlorigzuur, Fosforzuur, Blauwzuur, Perchloorzuur, Zwaveligzuur, Zoutzuur, Chloorzuur, Salpeterzuur Hydroxiden: M(OH) X M x+ + X OH - Andere basen: NH 3 + H 2 O NH 4+ + OH - Verbindingen Edelgasconfiguratie! (vb: N N ) Covalente en datieve bindingen, formele lading Oef: structuurformule Ammoniak, Chlorigzuur, Salpeterigzuur, Zwavelzuur, Koolzuur, Methaan, Hypochlorigzuur, Fosforzuur, Blauwzuur, Water, Perchloorzuur, Zwaveligzuur, Zoutzuur, Ethaan, Chloorzuur, Stikstofdioxide, Salpeterzuur, Benzeen, Ethanol, Pentaan, Propeen, Ethyn, Azijnzuur, Zwaveltrioxide, Stikstoftrioxide, Ozon, Koolstofdioxide, Koolstofmonoxide, Octazwavel Reacties Verandering van stof door herschikken atomen Behoud van massa, lading, elementen, Reactievergelijking: uitgangsstoffen reactieproducten Oef: verbranden ethanol, synthese ijzersulfide, oxidatie van magnesium, synthese van ammoniak, verbranden hexaan, oxidatie van koolstofmonoxide, elektrolyse van magnesiumchloride, zink in zwavelzuur, oplossen van calciumoxide, verbranden glucose, knalgasreactie 3

Stofhoeveelheid m H = 1,66.10-27 kg n A = 6,022.10-23 deeltjes/mol (Avogadro) Vaste stoffen en vloeistoffen: Dichtheid: ρ= m / V Stofhoeveelheid: n = m / M Voor ideale gassen: V m = 22,4 l/mol Ideale gaswet: p 1.V 1 /T 1 = p 2.V 2 /T 2 Molaire gaswet: p.v = n.r.t Chemisch rekenen Hoeveel gram zuurstofgas reageren juist met 6 g koolstof tot koolstofdioxide? O 2 + C CO 2 n = 1 mol n = 1 mol n = 1 mol m = 6 g n = m / M = 6 g / 12 g/mol = 0,5 mol n = 0,5 mol n = 0,5 mol m = n. M m = n. M = 0,5 mol = 0,5 mol. 32 g/mol. 44 g/mol = 16 g = 22 g Controle: 6 g + 16 g = 22 g Oefeningen chemisch rekenen 1. Bereken hoeveel gram zuurstofgas nodig is om 100 g glucose te verbranden. 2. Hoeveel gram zink kan reageren met een liter oplossing van 50 g zwavelzuur per liter 3. Hoeveel kg vloeibare zuurstof is er nodig om een halve kg butaan volledig te verbranden tot CO 2 en H 2 O? 4. Men bereidt waterstofgas door de reactie tussen zinkkorrels en waterstofchloride. Bereken welk volume waterstofgas bereid kan worden met 100 g zink. 5. Bereken hoeveel kilogram ammoniak men kan bereiden door de reactie tussen 200 liter distikstof en 600 liter waterstofgas. Hoeveel van welke stof is in overmaat aanwezig? 6. Hoeveel gram natriumsulfaat ontstaat er uit zwavelzuur en keukenzout als er 100 g zoutzuur gevormd is? 7. Men laat 100 g broomgas reageren met 100 g aluminiumpoeder. Hoeveelgram aluminiumbromide ontstaat er en hoeveel van welke stof is in overmaat aanwezig? 8. Een vlucht van Londen naar Berlijn duurt 2,5 uur. Een jumbojet verbruikt daarbij 10 ton brandstof (C 12 H 26 ) per uur. Hoeveel CO 2 (uitgedrukt in g) wordt er geproduceerd bij zo n transatlantische vlucht? 9. Hoeveel g calciumoxide worden er gevormd indien men 100 g calcium laat reageren met genoeg zuurstof? 10. Bereken hoeveel kilogram koolstofdioxide uitgestoten wordt als men met een volkswagen gti (verbruik 6,0 l/100 km) met benzinemotor (octaan) naar de kust rijdt (110 km). 11. Hoeveel gram chloorgas heeft men nodig om met 5 g calcium te reageren tot calciumchloride? 12. 4 kg ongebluste kalk (CaO) reageert met water en vormt gebluste kalk (Ca(OH) 2 ). Hoeveel water is nodig? 13. Bereken hoeveel gram zilverazide (NaN 3 ) nodig is om in een airbag 50 l stikstofgas te ontwikkelen. Hoeveel natrium ontstaat als bijproduct? 14. Hoeveel gram zuurstofgas is er nodig om 100 g ijzer te oxideren tot ijzer(iii)oxide? 15. Hoeveel gram koolstof en hoeveel gram zuurstofgas moeten onderling reageren om 20 g CO 2 te vormen 16. Men verhit 20 g ijzer met 5 g zwavel en er vormt zich ijzer(ii)sulfide. Welke stoffen en hoeveel gram van elk zijn er na de reactie aanwezig? 4

[Concentratie] = n / V 1. Welke oplossing is het meest geconcentreerd? a. [NaNO 3] = 0,1 mol/l b. 10 g NaNO 3in 100 ml oplossing 2. Bereken de concentratie in mol/l a. 15 g kaliumjodide in 100 ml oplossing b. 15 g natriumnitraat in 250 ml oplossing c. 2,0 g zwavelzuur in 1,0 l oplossing 3. Welke oplossing is het meest geconcentreerd? a. 50 g keukenzout in 100 ml oplossing b. 2 mol natriumnitraat in 200 ml oplossing 4. 25 ml van een 0,10 mol/l bariumchlorideoplossing bereiden: welke massa zout weeg je af? 5. Bereken de concentratie in mol/l a. 20 g kaliumnitraat in 300 ml oplossing b. 60 g natriumsulfaat in 150 ml oplossing c. 5,2 g calciumfluoride in 200 ml oplossing 6. Bereken de massa om de oplossingen te bereiden: a. 100 ml [KOH] = 1,00 mol/l b. 250 ml [NaCl] = 2,00 mol/l c. 500 ml [KMnO 4] = 0,020 mol/l 7. Bereken de concentratie in mol/l van 50 g kopersulfaat in 2,0 liter water 8. Bereken de massaconcentratie a. [CuSO 4] = 0,50 mol/l b. [Na 2CO 3] = 1,00 mol/l c. [H 2SO 4] = 2,00 mol/l 9. Bereken de concentratie in mol/l van 5,0 g natriumhydroxide in 300 ml oplossing 10. Bereken de concentratie in g/l van 100 ml [Na 2 CO 3 ] = 0,50 mol/l, verdund met 150 ml water 5