NEDERLAND VERTAALT 2016 Duits-Nederlands GENOMINEERDEN 1. Judy Elfferich 2. Carolien van t Hof 3. Bas Holzhaus 4. Ard Posthuma 5. Hans van der Veen VERTAALOPGAVE STERN UND UNSTERN Ein ferner Stern im Blau der Nacht hält über meinem Unstern Wacht. Mein Unstern ist so ungeschickt und machtlos, dass ihm gar nichts glückt. Er sollte mir zwar Unstern sein, fällt aber dauernd selber rein. Er blinkt so plump und winkt so dumm, kaum lockt er mich, schon kehr ich um. Er aber prallt voll Unverstand auf die mir zugedachte Wand. Statt dass er mich ins Unheil führt, bin ich es, den sein Unglück rührt.
Fast hätt ich meinen Unstern gern, wär da nicht jener ferne Stern. Der strahlt so hell und unbeirrt, dass mir zuweilen bange wird und ich mich frage: Was, wenn der und gar nicht er mein Unstern wär? Robert Gernhardt uit: Gesammelte Gedichte, 1954-2004, Fischer Verlag, 2006, pag. 226-227 GENOMINEERDE VERTALINGEN 1. JUDY ELFFERICH STER EN DOEMSTER Een ster hoog aan de hemelboog houdt scherp mijn doemster in het oog. Mijn doemster is zo n stuntelaar, zo n oen, die maakt totaal niks klaar. Mij kwaaddoen, dat is het idee; maar hij heeft steeds zichzelf ermee. Hij glanst zo dof en lonkt zo dom, net meegelokt keer ik al om.
Dwaas raast hij verder, desastreus: nu stoot niet ik, maar hij zijn neus. Zijn doemscenario doorkruist, krijgt hij van mij zijn trekken thuis. Verdomd, hij staat me bijna aan als niet die ster daarginds zou staan. Die straalt zo kalm en onverflauwd dat het me soms weleens benauwt. Dan sla ik aan het dubben van: als dát mijn doemster was, wat dan? 2. CAROLIEN VAN T HOF STER EN ONHEILSSTER Een verre ster in t blauw der nacht houdt voor mijn onheilsster de wacht. Mijn onheilsster, zo onbekwaam en machteloos, krijgt niets gedaan. Hij die mij onheil brengen zal, trapt telkens in zijn eigen val. Hij seint zo sloom en wuift zo dom,
zodra hij lokt, draai ik mij om. Hij echter slaat een mal figuur en knalt in mijn plaats tegen de muur. Niet hij die mij in t onheil jaagt, nee, ik ben het die hem belaagt. Ik geloof dat ik hem aardig vond als niet die verre ster daar stond, zo stralend fel en zelfbewust dat hij mij weleens verontrust en ik mij afvraag: wat als deze nu mijn onheilsster zou wezen? 3. BAS HOLZHAUS STER EN DUISTER Een verre ster in nacht lijk blauw bewaakt mijn duister plichtsgetrouw. Mijn duister is een broddelaar, niets lukt, niets krijgt het voor elkaar. Het heeft mijn onheil in de zin, maar stort zichzelf er steeds weer in. Het zwaait met zwart en ik, ik kom, heel eventjes dan keer ik om. Maar duister raakt met volle kracht
de muur die mij was toebedacht. In plaats van dat het mij iets doet, breng ik mijn duister tegenspoed. Ik denk da k duister aardig vond, als daar die verre ster niet stond. Die straalt zo helder, zo perfect, dat hij verwarring bij me wekt: als nu eens niet de duisternis maar hij mijn grote noodlot is? 4. ARD POSTHUMA MIJN TWEE STERREN De leidster* houdt in blauwe nacht boven mijn andere ster de wacht. Die ander wil juist dat ik lijd, maar is de weg voortdurend kwijt. Al is mijn lijdensweg zijn taak, loopt juist bij hem van alles spaak. Hij knippert vaak zo lomp en dom, maar als hij lonkt, dan keer ik om. Dan loopt hij zonder slag of stoot in de mij toegedachte sloot. t Is of het onheil hem misleidt,
iets waar ík dan weer onder lijd. Ik voel haast iets van sympathie, tot ik weer s nachts mijn leidster zie. Die straalt zo zeker van zijn zaak dat ik mij soms wat zorgen maak, en wel vanwege allebei: Is hij mijn leidster nou of hij? * Leidster was vanouds de benaming voor de Poolster (Polaris) vanwege zijn belang voor de navigatie. 5. HANS VAN DER VEEN ENGEL EN DUIVEL Mijn Engel aan de hemelboog houdt scherp mijn Duivel in het oog. Mijn Duivel is volslagen maf, niets gaat hem dan ook gladjes af. Als angel in mijn goed geluk heeft hij zich zèlf voortdurend tuk. Hij zwaait zo lomp en wenkt zo stom, als hij mij paait, draai ik me om.
Hij knalt vol onbeholpen vuur op de voor mij bedoelde muur. Hij sleept me niet van sof naar strop, hij wekt juist medelijden op. Mijn Duivel zie ik bijna graag, maar zit met Engel in mijn maag. Die straalt zo sterk, maar ook zo star, ik raak er soms van in de war, dat ik me afvraag: Hoe of wat, als híj de rol van Duivel had?