De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 1 groep 3 Thema 9 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek Zoek maar, Guus! 1 Waarom pakt mama de schoen niet? a Zij is moe b Haar buik is te dik c Ze kan er niet bij 2 Hoe komt het dat de stapel met boeken scheef ligt? a Er ligt een schoen onder de stapel b Ze liggen niet netjes op elkaar c Er ligt een blok onder de stapel 3 Wie roept Guus? a Papa b Mama c Opa 4 Wat heeft papa meegenomen? a 4 tassen b 4 tassen en bloemen c 4 tassen en een map 5 Wat zijn de namen van de zussen van Guus? a Tes en Puk b Tes en Pien c Tes en Pam 6 Waarom wil Guus geen zusje? a Die zijn niet lief b Ze heeft al Tes en Pien c Ze weet geen leuke naam meer 7 Mama laat een zien. Die heeft Guus ook nog gedragen. a Broek b Jas c Trui
De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 2 groep 3 Thema 9 Verhaal 2 bladzijde 6 t/m 9 van het leesboek Een zus voor Guus 1 Met wie kan Guus voetballen? a Met papa b Met mama c Met opa 2 Met wie kan Guus en hut bouwen? a Met papa b Met opa c Met haar vrienden 3 Hoe heet het baby-zusje van Guus? a Puk b Lot c Bo 4 Wat gaan opa en Guus maken? a Beschuit met muisjes b Thee c Koffie 5 Voor wie kocht opa wat? a Voor Bo b Voor Tes, Pien en Guus c Voor Tes, Pien, Guus en mama
De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 3 groep 3 Thema 9 Verhaal 3 bladzijde 10 t/m 13 van het leesboek Bo mag in bad 1 Wie mag er in bad? a Guus b Bo c Tes 2 Wie wil Bo uit de wieg tillen? a Pien b Guus c Tess 3 In wat voor bad gaat Bo? a Een babybad b Een bak c Een soort emmer 4 Waarom lijkt Bo op opa? a Opa is ook lief b Opa is ook kaal c Opa heeft ook blauwe ogen 5 Wat doet opa als Bo huilt? a Opa geeft een fles melk b Opa geeft een zoen op haar neus c Opa geeft een zoen op haar bol
De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 4 groep 3 Thema 9 Verhaal 4 bladzijde 14 t/m 17 van het leesboek Zoek de muis! 1 Wie zit er bij Guus op schoot? a De poes b Teun de pop c Bo 2 Opa valt. Zijn doet pijn? a Voet b Teen c Been 3 Opa valt over van Guus? a De schoen b De tas c De jas 4 Waarom mag Guus de muisjes niet opzuigen? a Mama zit net zo fijn met Bo b Dan gaat Bo huilen c Dat kan Guus nog niet 5 Waarom laat Bo een boer? a Dat vindt ze leuk b Dan krijgt ze geen pijn in haar buik c Ze heeft te veel melk gedronken
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 10 verhaal 1 groep 3 Thema 10 Verhaal 1 bladzijde 18 t/m 21 van het leesboek Naar het buurt-huis Lees het verhaal 1 Wie gaat er met Ap mee? a Teun b Osman c Rik 2 Waar willen Osman en Ap naar toe? a Naar het buurt-huis b Naar huis c Naar school 3 Wat wijst Ap aan? a Een schilderij b Een boek c Een plaat 4 Wie zijn er allemaal al in het buurt-huis? a Puk en Bente b Puk, Bente en Piet Peer c Zara, Puk, Bente en Piet Peer 5 Wat gaan ze in het buurt-huis doen? a Ze gaan tekenen b Ze gaan prikken c Ze gaan schilderen
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 10 verhaal 2 groep 3 Thema 10 Verhaal 2 bladzijde 22 t/m 25 van het leesboek Het feest van Bente 1 Van wie krijgt Bente een pak? a Osman b Zara en Puk c Ap en Osman 2 Waarom viert Bente feest? a Ze is 8 jaar geworden b Ze is 7 jaar geworden c Ze is 6 jaar geworden 3 Waar gaan de kinderen naar toe? a Naar een museum b Naar het buurt-huis c Naar school 4 Ap raakt het schilderij aan en dan? a Gaat het stuk b Gaat het alarm af c Wordt Osman boos 5 Waarom mag Ap het doek niet aanraken? a Dan gaat het stuk b Dan wordt het vies c Het is heel duur
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 10 verhaal 3 groep 3 Thema 10 Verhaal 3 bladzijde 26 t/m 29 van het leesboek Kom dat zien! 1 Wat heeft Piet Peer op zijn hoofd? a Een boek b Een helm c Een hoed 2 Wat voor schilderij maakt Osman? a Met puntjes b Met een veeg c Met een lijn 3 Wat voor kaart maakt Zara? a Een verjaardagskaart b Een landkaart c Een uitnodiging 4 Waar hangt het doek van Osman? a Naast het doek van Puk b Naast het doek van Ap c Naast het doek van Zara
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 10 verhaal 4 groep 3 Thema 10 Verhaal 4 bladzijde 30 t/m 33 van het leesboek Het doek van Piet 1 Hoe reist Piet naar het buurt-huis? a Met de auto b Met de bus c Met de fiets 2 Wat krijgen de bezoekers om hun voet? a Een doek b Een zak c Een das 3 Wie vindt de verf aan haar voeten vies? a Puk b Ap c Bente 4 Wat heeft Ap nageschilderd? a Het schilderij dat bij Osman thuis aan de muur hangt b Een schilderij uit het museum c Piet Peer 5 Waarom is Ap weer een dief? a Hij neemt een schilderij mee b Hij zit weer aan een schilderij c Hij neemt de verf mee
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 11 verhaal 1 groep 3 Thema 11 Verhaal 1 bladzijde 34 t/m 37 van het leesboek Laila is boos Lees het verhaal 1 Wat neemt Toos mee? a een pop b een sokpop c een bal 2 Tegen wie botst Laila aan? a Tegen Moo b Tegen Toos c Tegen juf 3 Waarom is Moo boos? a Laila reed met de kar op zijn voet b Laila slaat hem c Laila schopt hem 4 Waarom zijn de kinderen boos op Laila? a Ze is niet lief b Ze is niet eerlijk c Ze botst vaker tegen kinderen aan. 5 Wie gaat er met Laila mee? a Moo b Fan c Toos
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 11 verhaal 2 groep 3 Thema 11 Verhaal 2 bladzijde 38 t/m 41 van het leesboek Kim 1 Wie is er nieuw op school? a Karin b Loes c Kim 2 Laila kan niet op het rek, wat kan ze wel? a Schommelen b Rijden in haar kar, zingen en nog veel meer c Rijden in haar kar 3 Wat is een sokpop? a Een pop van een sok b Een sok met een pop c Een pop en een sok 4 Wie is juf Liesbet? a De juf van groep 3 b De directeur c De juf van groep 4 5 Waarom is Moo nog boos op Laila? a Ze was niet lief b Hij mocht niet meespelen c Ze reed met haar kar over zijn voet.
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 11 verhaal 3 groep 3 Thema 11 Verhaal 3 bladzijde 42 t/m 45 van het leesboek Toos doet niet meer mee 1 Waarom huilt Toos? a Ze is gevallen b Ze mag niet meespelen van Kim c Laila speelt nu met Kim en niet met Toos 2 De kinderen zijn boos op Laila omdat? a Ze te hard rijdt, niet uitkijkt en te wild is b Ze te hard rijdt c Ze te hard rijdt en wild is 3 Waarom mogen Toos, Laila en Kim niet gaan oefenen? a Ze moeten naar huis b Ze gaan naar de gym c Ze gaan naar de hal om Rein te helpen
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 11 verhaal 4 groep 3 Thema 11 Verhaal 4 bladzijde 46 t/m 49 van het leesboek Het spel 1 Wat voor pop kiest Laila? a Een beer b Een postbode c Een boef 2 Welke pop kiest Kim? a Een boef b Een oma c Een beer 3 Is Kim echt doof? a Ja b Een klein beetje c De pop van Kim is doof 4 Hoe maken ze de poppenkast? a Van een lap aan een lijn b Van een grote doos c Van een kast 5 Welke rol speelt Toos nou? a Zij is de beer b Zij speelt Toos c Zij speelt oma
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 12 verhaal 1 groep 3 Thema 12 Verhaal 1 bladzijde 50 t/m 53 van het leesboek Een kar vol 1 Wat zoeken Wout en Daan? a Een tafel b Oude dingen c Een fiets 2 Wie helpt ook met sjouwen? a Gijs Bol b Rik c Papa 3 Waar gaan Daan en Wout heen? a Naar het grofvuil b Naar huis c Naar Kook-ook 4 Wat pakken Daan en Wout van de berg? a Een slang en een fiets b Een fiets en een stuur c Een slang en een stuur 5 Daan houdt de slang voor zijn neus, hij is een? a Stofzuiger b Olifant c Miereneter 6 Daan zet het stuur op zijn hoofd, hij is een? a Koe b Hert c Stier
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 12 verhaal 2 groep 3 Thema 12 Verhaal 2 bladzijde 54 t/m 57 van het leesboek Een vreemde fiets 1 Wat kan de papa van Heidi wel gebruiken? a Het stuur b Een slang c Een wiel 2 Wat maakt de papa van Heidi? a Een fiets b Een gekke fiets c Een kar 3 Waar lijkt papa s fiets wel wat op? a Een racefiets b Een kinderfiets c Een ligfiets 4 Wat maakt Daan van de slang? a Een toeter b Een lamp c Een telefoon 5 Wat vindt papa van de namen voor de fiets? a Saai b Niet zo leuk c Leuk
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 12 verhaal 3 groep 3 Thema 12 Verhaal 3 bladzijde 58 t/m 61 van het leesboek Naar fiets-hem-erin 1 Wat is de naam van de fiets? a Zijwiel-ligfiets-band b Ligwiel-slang-o-pluutje c Lamp-o-plu-slang-fiets 2 Welke kleur wordt het stuur? a Blauw b Rood c Geel 3 Waarom valt de vrouw in het water? a Ze rijdt van de plank b Het stuur draait om c Het wiel schiet los 4 Waarom kan papa niet starten? a Het stuur staat scheef b De band is lek c Het zadel is weg
De leessleutel Begrijpend lezen Thema 12 verhaal 4 groep 3 Thema 12 Verhaal 4 bladzijde 62 t/m 65 van het leesboek De taart 1 Daan kan geen bak vinden, wat pakt hij? a Een vaas b Een kist c Een doos 2 Hoe komt de kist vol met water? a Met een blik b Met een emmer c Met een schep 3 Wat voor prijs krijgt papa? a Een beker b Een taart c Een medaille 4 Daan knalt Wout omver, de taart? a Valt in het water b Valt op de grond c Valt op Wout 5 Wie maakt er een nieuwe taart? a Daan b Gijs Bol c Heidi