maatschappijleer havo vakinformatie staatsexamen 2017 MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.

Vergelijkbare documenten
MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Maatschappijleer. Staatsexamen havo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

Maatschappijleer 1 (gemeenschappelijk deel) Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (oude profielstructuur)

MAATSCHAPPIJLEER VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJLEER VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

aardrijkskunde vwo vakinformatie staatsexamen 2017 AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V pagina 1 van 12

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

Wijzigingen per oktober 2016: zie wijzigingen vakinformatie 2017 op de duo site.

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

AARDRIJKSKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

ARABISCHE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

ARABISCHE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

ENGELSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO

AARDRIJKSKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

ENGELSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

AARDRIJKSKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

Wijzigingen per oktober 2016: zie wijzigingen vakinformatie 2017 op de duo site. DUITSE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.11.

TURKSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

FRANSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

WISKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

FRANSE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V

Wijziging : werkstuk inzenden vóór 1 april i.p.v. 1 mei! KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2015

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

WISKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

AARDRIJKSKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

ARABISCHE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Klassieke culturele vorming

Wijziging pagina 5: het centraal examen duurt 180 minuten FILOSOFIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

DUITSE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

TURKSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Klassieke culturele vorming

ALGEMENE NATUURWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

PROFIELWERKSTUK EN ORIËNTATIE OP STUDIE EN BEROEP HAVO/VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MANAGEMENT EN ORGANISATIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

Klassieke culturele vorming

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

MUZIEK VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

AARDRIJKSKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.5.1

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

BIOLOGIE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V

ECONOMIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Klassieke culturele vorming

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

ENGELSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

ECONOMIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

Maatschappijwetenschappen

ECONOMIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

Klassieke culturele vorming. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL

wiskunde D havo nieuw vakinformatie staatsexamen 2017 WISKUNDE D HAVO NIEUW EXAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.

WISKUNDE B VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

KUNSTVAKKEN II: MUZIEK VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

Klassieke culturele vorming. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting

WISKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

WISKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

Maatschappijwetenschappen. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

ITALIAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

AARDRIJKSKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

BIOLOGIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

WISKUNDE C VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

MUZIEK HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

aardrijkskunde havo VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) VWO

BIOLOGIE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

WISKUNDE D HAVO OUD EXAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

ECONOMIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V Pagina 1 van 14

Nederlandse taal. Staatsexamen vmbo tl/gl. Vakinformatie

TURKSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.2

FILOSOFIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

ITALIAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

ECONOMIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V pagina 1 van 14

Transcriptie:

MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2017 V16.8.1 pagina 1 van 18

De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de staatsexamens voortgezet onderwijs en draagt zorg voor de kwaliteit en het niveau van de examens. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is belast met de praktische uitvoering en organisatie van de staatsexamens. Met vragen over deze vakinformatie kunt u contact opnemen met de afdeling Examendiensten van DUO: (050) 599 89 33 of staatsexamens@duo.nl pagina 2 van 18

Inhoud 1 Kernpunten 5 2 College-examen 5 3 Examenstof (schematisch weergegeven) 7 Bijlage 1 Beschrijving examenstof 8 Bijlage 2 Toelichting praktische opdracht 13 Bijlage 3 Voorblad 15 Bijlage 4 Hulpmiddelen 16 pagina 3 van 18

1 Kernpunten Het examen bestaat uit een mondeling college-examen. Het eindcijfer is gelijk aan het cijfer voor het college-examen, afgerond op een geheel getal. Het eindcijfer voor maatschappijleer maakt onderdeel uit van het combinatiecijfer. Voor dit examen moet de kandidaat thuis een praktische opdracht maken. Het werkstuk (zónder poster) moet op papier in tweevoud vóór 1 april worden opgestuurd naar: DUO staatsexamens VO, Postbus 30158, 9700 LK Groningen (zie: bijlage 2). De kandidaat neemt het werkstuk, plus eventueel een poster, mee naar het examen voor zichzelf. 2 College-examen Wat, waar, wanneer Het college-examen wordt mondeling afgenomen en duurt 40 minuten. De examenstof staat schematisch weergegeven in hoofdstuk 3, en bijlage 1. Het examen vindt plaats in de periode juni/juli/augustus. Bij de aanmelding geeft de kandidaat een voorkeurplaats op. De examenoproep verstuurt DUO uiterlijk twee weken voor aanvang van het examen. Daarin staan datum, tijd en locatie vermeld. Gedurende 20 minuten voorafgaand aan het mondeling examen krijgt de kandidaat een casus ter bestudering, die betrekking heeft op één of meerdere domeinen van maatschappijleer. Bij het mondeling examen wordt aandacht besteed aan: 1. bespreking van de casus. Over deze casus worden vragen gesteld, waarbij wordt nagegaan of de kandidaat de informatie heeft begrepen, verwerkt en een standpunt kan innemen of een conclusie kan trekken. Daarna worden vragen gesteld over de overige (sub)domeinen; 2. presentatie en de uitvoering van de praktische opdracht (zie bijlage 2). Tijdens het mondeling examen moet de kandidaat, naar keuze, gedurende ongeveer 4 minuten: zijn werkstuk met behulp van een poster presenteren, of op basis van de PO een stelling poneren en deze tegenover de examinatoren verdedigen, of over zijn PO een betoog houden met een duidelijke vraagstelling en conclusie. De kandidaat hoeft zijn keuze pas tijdens het examen bekend te maken. pagina 5 van 18

Overzicht: voorbereiding vraagstukken naar aanleiding van de casus beantwoorden van vragen over maatschappelijke vraagstukken aan de hand van de casus en beantwoorden van vragen over de overige (sub)domeinen mondeling examen presentatie van de praktische opdracht 20 minuten ca. 30 minuten ca. 10 minuten deelcijfer a deelcijfer b Hulpmiddelen Naast het basispakket hulpmiddelen is een woordenboek bij de voorbereiding toegestaan (zie bijlage 4). Oefenen Een voorbeeld van een casus staat op de site. Ga hiervoor naar: duo.nl, kies staatsexamenkandidaat en vervolgens Oefenen. Tips volg het nieuws; oefen voor in het goed formuleren en het opzetten van een juiste redenering; om bij het vak maatschappijleer een goede presentatie te geven en de vragen daarover te kunnen beantwoorden is het interpreteren van bronnen van belang; bekijk de informatiefilm over het mondeling college-examen. Deze film staat op de site onder het kopje: Hoe het staatsexamen vo werkt Beoordeling mondeling college-examen Voor het college-examen worden de volgende deelcijfers gegeven: - één deelcijfer voor het beantwoorden van vragen over maatschappelijke vraagstukken aan de hand van de casus en voor het beantwoorden van vragen over de overige (sub)domeinen: - één deelcijfer voor de presentatie en de uitvoering van de praktische opdracht: Het cijfer voor het college-examen wordt als volgt berekend: (8a+2b) : 10, afgerond op één decimaal. deelcijfer a deelcijfer b pagina 6 van 18

3 Examenstof (schematisch weergegeven) maatschappijleer Domein A: Vaardigheden Domein B: Rechtsstaat Domein C: Parlementaire democratie Domein D: Verzorgingsstaat Domein E: Pluriforme samenleving Subdomein A1: Informatievaardigheden Subdomein A2: Benaderingswijzen Subdomein B1: Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat Subdomein B2: De praktijk van de rechtsstaat Subdomein B3: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein C1: Politieke rechten; de structuur van de democratie Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein D1: Geschiedenis van de verzorgingsstaat Subdomein D2: Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat Subdomein D3: De praktijk van de verzorgingsstaat Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein E1: Geschiedenis van de pluriforme samenleving Subdomein E2: Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving Subdomein E3: De praktijk van de pluriforme samenleving Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties college-examen mondeling In bijlage 1 van deze vakinformatie staat een beschrijving van de examenstof. Bij het bestuderen van de examenstof is het raadzaam om gebruik te maken van een lesmethode of examenkatern. pagina 7 van 18

Bijlage 1 Beschrijving examenstof Domein A: Vaardigheden Subdomein A1: Informatievaardigheden De kandidaat kan: - voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en er gegevens uit selecteren; - (verworven) informatie verwerken o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde conclusies trekken; - een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden. Subdomein A2: Benaderingswijzen De kandidaat kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij: - aannemelijk maken wat de relatie is tussen het vraagstuk/probleem en de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving; - beargumenteren of door het vraagstuk/probleem belangrijke waarden van de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving in het geding zijn; - beschrijven wat de relatie is tussen het maatschappelijke vraagstuk/probleem en sociale ongelijkheid in de samenleving. Domein B: Rechtsstaat Subdomein B1: Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat kent de volgende beginselen van de rechtsstaat: trias politica, grondrechten, legaliteitsbeginsel, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, onschuldpresumptie; kan uitleggen wat de rechtsstaatgedachte inhoudt (die aan deze beginselen ten grondslag ligt); kent het onderscheid tussen de klassieke en de sociale grondrechten en is in staat om voorbeelden van beide soorten grondrechten te benoemen; is in staat om het onderscheid tussen rechtsregels en andere sociale/morele regels aan te geven; kan het verschil benoemen tussen de Grondwet en een wet. Subdomein B2: De praktijk van de rechtsstaat De kandidaat kan aan de hand van voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de rechtsstaat enerzijds en de praktijk zoals die door groepen burgers ervaren wordt anderzijds. Deze spanningen kunnen onder andere betrekking hebben op: de praktijk van de trias politica (met name de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht); de bevoegdheden en het functioneren van opsporingsinstanties; de bevoegdheden en het functioneren van het Openbaar Ministerie; de bevoegdheden en het functioneren van de advocatuur; de taken en het functioneren van de reclassering; pagina 8 van 18

de mate van straffen en de soort straffen/maatregelen gekoppeld aan de doelen van straffen/maatregelen; het functioneren van de rechterlijke macht (klassenjustitie, gerechtelijke dwalingen) gekoppeld aan de verschillende soorten rechtbanken; de strafwaardigheid van daden (gedoogbeleid, botsing van grondrechten); de rechten van verdachten; de rechten van slachtoffers. Subdomein B3: Internationale vergelijking en internationale organisaties De kandidaat kan het verschil tussen het Nederlandse rechtssysteem en het systeem van de juryrechtspraak benoemen. Domein C: Parlementaire democratie kan een omschrijving geven van het begrip politiek; kan de belangrijkste verschillen tussen democratie en dictatuur uitleggen; kan waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen. Subdomein C1: Politieke rechten; de structuur van de democratie kent de begrippen representatie en referendum; kent het begrip constitutionele monarchie met een parlementair stelsel; kan de belangrijkste waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen en deze herkennen in de wetgeving en de politieke discussie; kan voorbeelden geven van politieke rechten die inwoners en burgers van Nederland hebben en kan deze herleiden tot artikelen in de Grondwet; kan de structuur van de representatieve democratie in Nederland uitleggen op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau en daarbij uit een zetten hoe de samenstelling van de verschillende politieke organen tot stand komt; kan de structuur van de vertegenwoordiging op EU-niveau uitleggen en daarbij uit een zetten hoe de samenstelling van de verschillende Europese politieke organen tot stand komt. Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven en daarbij bij elke fase van elke betrokken actor beschrijven welke rol deze actor in die fase vervult; kan de rol van massamedia bij politieke besluitvorming beschrijven; kan dilemma s herkennen die samenhangen met de uitgangspunten van de democratie en de hoofdlijnen van de politieke discussie hierover weergeven. Deze dilemma s hebben onder andere betrekking op: de rol die de overheid moet spelen in verhouding tot die van burgers en maatschappelijke organisaties (zowel commercieel als niet-commercieel); de functies van politieke partijen (representativiteit); het populisme; pagina 9 van 18

het kiesstelsel (en de gevolgen voor de vorming van een regering en de stabiliteit van de regering); de taken van het staatshoofd (o.a. in formatie); de (taken van de) Eerste Kamer en Tweede Kamer; het functioneren van het parlement met name wat betreft het uitoefenen van haar hoofdtaken; de invloed van ambtenaren (de vierde macht); de invloed van pressiegroepen (lobbyorganisaties); (de gevolgen van) overdracht van nationale soevereiniteit aan de EU. De kandidaat kan de hoofdlijnen van de politieke discussie koppelen aan de visies van de belangrijkste politieke stromingen (sociaaldemocratie, christendemocratie, liberalisme) en de standpunten van de in het Nederlandse parlement vertegenwoordigde politieke partijen; kan de belangrijkste verschillen noemen tussen een parlementair en een presidentieel stelsel. Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger. Domein D: Verzorgingsstaat Subdomein D1: Geschiedenis van de verzorgingsstaat kan uitleggen onder invloed van welke factoren de verzorgingsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog en welke actoren erbij betrokken zijn; kan uitleggen wat de nachtwakersstaat inhoudt; kan de standpunten van liberale, socialistische en confessionele partijen ten aanzien van de verzorgingsstaat benoemen; kan het begrip verzorgingsstaat uitleggen; kan uitleggen door welke maatschappelijke factoren de verzorgingsstaat in Nederland met name na de Tweede Wereldoorlog gegroeid is. Subdomein D2: Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat kan voorbeelden van sociale rechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, noemen en herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet; kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de verzorgingsstaat en deze herkennen in overheidsbeleid; kan kenmerken van de Nederlandse verzorgingsstaat beschrijven aan de hand van de overheidsterreinen gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid en kunst/cultuur; kan overeenkomsten en verschillen tussen werknemersverzekeringen en volksverzekeringen uitleggen en kan van beide ook voorbeelden noemen; kan overeenkomsten en verschillen tussen sociale verzekeringen en sociale voorzieningen uitleggen en kan van beide ook voorbeelden noemen; kan uitleggen wat het emancipatiebeleid inhoudt en wat positieve discriminatie is. pagina 10 van 18

Subdomein D3: De praktijk van de verzorgingsstaat kan uitleggen welke problemen (misbruik/oneigenlijk gebruik, bureaucratisering/anonimiteit, afhankelijkheid/passiviteit en betaalbaarheid) de verzorgingsstaat kent, met welke (recente) maatregelen de overheid die probeert op te lossen en welke standpunten de verschillende politieke partijen hebben over de wenselijkheid van deze maatregelen; kan de rol van de sociale partners in de verzorgingsstaat beschrijven en de belangrijkste Nederlandse belangenorganisaties en overlegorganen op het gebied van arbeid noemen; kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen; kan uitleggen wat werkloosheid is en welke soorten werkloosheid er zijn. Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties kan het begrip globalisering in verband brengen met de crisis in de verzorgingsstaat en de veranderende arbeidsmarkt; kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger. Domein E: Pluriforme samenleving kan uitleggen wat pluriformiteit betekent; kan het begrip cultuur en de daarbij behorende functies uitleggen; kan uitleggen wat het verschil is tussen een dominante cultuur, een subcultuur en een tegencultuur; kent de begrippen allochtoon, autochtoon, asielzoeker en etnische minderheid; kan uitleggen wat socialisatie betekent, wat socialiserende instituties zijn en hoe die in de praktijk werken. Subdomein E1: Geschiedenis van de pluriforme samenleving kan uitleggen waarom na de Tweede Wereldoorlog de volgende groepen naar Nederland migreerden: Indonesiërs/Molukkers, gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen/asielzoekers, Oost-Europeanen; kan deze groepen in de juiste chronologische volgorde zetten; kan een verband leggen tussen de welvaart in Nederland na de Tweede Wereldoorlog en de komst van gastarbeiders; weet hoe de Nederlandse samenleving is veranderd na de Tweede Wereldoorlog en kan hierbij de begrippen: verzuiling, ontzuiling, individualisering en emancipatie toepassen; weet hoe genoemde veranderingen leiden tot de opkomst van jeugdculturen en kan voorbeelden geven van jeugdculturen. Subdomein E2: Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving pagina 11 van 18

kan artikel 1 van de Grondwet omschrijven; kan voorbeelden noemen van botsende politieke grondrechten; kan uitleggen hoe de rechten van minderheden worden beschermd; kan uitleggen welke waarden ten grondslag liggen aan een pluriforme samenleving; weet wat een inburgeringscursus betekent. Subdomein E3: De praktijk van de pluriforme samenleving kan de maatschappelijke positie van minderheden in verband brengen met de volgende factoren: onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting en gezondheidszorg; kan de verschillen tussen de autochtone dominante cultuur en (allochtone) subculturen verwoorden; weet wat vooroordelen, stereotypen en discriminatie zijn en kan daar voorbeelden van geven; kan uitleggen wat segregatie in onderwijs en huisvesting betekent; kan voor - en nadelen van positieve actie beschrijven; kent verschillen in opvattingen van politieke partijen over het vreemdelingenbeleid; kan voorbeelden van voorwaarden voor naturalisatie geven; weet wat het overheidsbeleid ten aanzien van vreemdelingen is geweest sinds de Tweede Wereldoorlog; kan het verschil tussen integratie, assimilatie en segregatie uitleggen; kan het verschil tussen gezinshereniging en gezinsvorming uitleggen; kan voorbeelden geven van culturele spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Nederland. Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties kan uitleggen wat de relatie is tussen de uitbreiding van de EU en arbeidsmigratie naar Nederland; kan uitleggen wat de relatie is tussen welvaartsverschillen binnen de EU en arbeidsmigratie; kan voorbeelden noemen van verdragen die Nederland heeft ondertekend zoals de UVRM, het EVRM en het Vluchtelingenverdrag van Genève. pagina 12 van 18

Bijlage 2 Toelichting praktische opdracht ONDERZOEK EN UITWERKING De praktische opdracht betreft een beperkte onderzoeksopdracht over een actueel maatschappelijk vraagstuk of verschijnsel. De kandidaat maakt hier een werkstuk over. Het werkstuk Het werkstuk moet een duidelijke centrale vraag als uitgangspunt hebben. Vervolgens geeft de kandidaat een korte beschrijving van de aard, omvang en ontstaan van het vraagstuk. Hierbij moeten de benaderingswijzen van maatschappijleer worden toegepast zoals vermeld in subdomein A2 (zie bijlage 1). De benaderingswijzen hebben betrekking op: - politiek-juridische zaken, zoals de regelgeving en de rol van de overheid; - sociaal-economische zaken, zoals de belangen van de betrokken partijen; - sociaal-culturele zaken, zoals achterliggende normen en waarden; - vergelijkende zaken, zoals de historische en mondiale context. In het werkstuk is literatuur (artikelen en/of boeken) verwerkt. Het gaat om ten minste één boek/hoofdstuk uit een studieboek (bijv. een maatschappijleerboek) en twee artikelen, waarbij de artikelen verschenen mogen zijn vanaf de maand september voorafgaand aan het examenjaar waarin het examen wordt afgenomen tot 1 april van het examenjaar. Dit moet duidelijk verantwoord worden in de literatuurlijst bij de PO. De omvang van het werkstuk moet minimaal 3 en maximaal 6 A4-tjes tekst zijn, exclusief illustraties en bijlagen. Het maximum aantal pagina's is niet bindend maar richtinggevend. Deze A4-tjes moeten worden getypt met lettergrootte 12 en met standaard regelafstand. Gebruik bijlage 3 als voorblad. Bij het verslag moet de kandidaat een plan van aanpak en een logboek inleveren, waaruit blijkt op welke wijze hij het onderzoek heeft aangepakt en uitgevoerd (planning, motivatie van de keuze van het onderwerp, geraadpleegde hulpbronnen, verrichte werkzaamheden, eventueel gehouden interviews). Een PO heeft: - titelblad - inhoudsopgave - inleiding - hoofdstukken - conclusie - bronnen - logboek De kandidaat mag zijn werkstuk presenteren met behulp van een poster (zie hoofdstuk 2.2) Op een groot vel papier (A3- of A2-formaat) wordt het onderwerp en/of de centrale vraag vermeld, een deel van de verzamelde gegevens en de conclusie. De kandidaat dient één exemplaar van de praktische opdracht voor eigen gebruik, plus eventueel de poster, mee te brengen naar het examen. pagina 13 van 18

OPSTUREN De praktische opdracht met plan van aanpak en logboek moet op papier in tweevoud vóór 1 april van het jaar waarin het examen wordt afgenomen, worden opgestuurd naar: DUO staatsexamens VO, Postbus 30158, 9700 LK Groningen. De poster wordt niet opgestuurd, maar neemt de kandidaat mee naar het examen. Als de kandidaat na 3 weken nog geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen, moet hij contact opnemen met Examendiensten. Kandidaten die geen praktische opdracht ingestuurd hebben, worden niet opgeroepen voor het mondeling examen. Als de kandidaat na het insturen van het werkstuk nog wijzigingen of aanvullingen aanbrengt, dient hij het gewijzigde werkstuk in drievoud mee te brengen naar het examen. Twee exemplaren van het aangepaste werkstuk dienen uiterlijk op de dag van het examen vóór 9.30 uur bij het secretariaat te worden afgegeven. De kandidaat wordt dan geëxamineerd over het aangepaste werkstuk. Zonder het gewijzigde werkstuk wordt de kandidaat geëxamineerd en beoordeeld aan de hand van het werkstuk dat hij vóór 1 april heeft ingestuurd. De regeling over het inzenden geldt alleen voor de reguliere staatsexamenkandidaten. De werkstukken van vso-kandidaten moeten op 1 april gereed zijn, maar hoeven niet te worden opgestuurd. BEOORDELING Het logboek en het plan van aanpak Blijkt uit het logboek en het plan van aanpak hoe de kandidaat de opdracht heeft aangepakt en uitgevoerd? De inhoud van het werkstuk Blijkt uit de inhoud dat het werkstuk voldoet aan minimaal te stellen eisen. Daarbij wordt onder andere gelet op: - de indeling van het verslag (titelpagina, inleiding, beschrijving van het onderzoek, de uitkomsten van het onderzoek, de conclusies, de samenvatting en de bijlagen, o.a. een literatuurlijst); - de aanwezigheid van een duidelijke centrale vraag; - de eventuele deelvragen (sluiten deze aan bij de centrale vraag?); - de verrichtte activiteiten (bijvoorbeeld literatuuronderzoek, geraadpleegde bronnen, interviews, uitgevoerde proeven, enz.); - de verwerking en analyse van de gegevens en het trekken van conclusies; - het antwoord op de centrale vraag. De posterpresentatie (indien de kandidaat voor deze presentatievorm gekozen heeft) Blijkt uit de uiterlijke verzorging en de opbouw van de poster dat hier voldoende zorg aan is besteed. Daarbij wordt onder andere gelet op: - een logische en heldere ordening van de beeldelementen (tekst, afbeeldingen, grafieken, e.d.); - een zorgvuldige afwerking van de poster. Het werkstuk, de presentatie en de beantwoording van vragen hierover Blijkt uit het werkstuk, de presentatie en het gesprek hierover: - dat de inhoud van het werkstuk voldoet aan de criteria die hierover in deze vakinformatie in bijlage 2 (zie blz. 6) zijn gesteld? - dat de kandidaat vragen n.a.v. het werkstuk en/of de presentatie in voldoende mate kan beantwoorden? Is het taalgebruik en de presentatie begrijpelijk en zijn spelling en interpunctie correct gebruikt? pagina 14 van 18

Bijlage 3 Voorblad Praktische opdracht maatschappijleer staatsexamen havo (inzenden vóór 1 april 2017) Gegevens kandidaat: ED-nummer:.. Naam en voorletters:.. Postcode en woonplaats:.. pagina 15 van 18

Bijlage 4 Hulpmiddelen Toegestaan De hulpmiddelen hieronder zijn toegestaan bij alle examens. Zij zijn niet alle nodig: Basispakket Het standaard basispakket bij alle centrale examens en college-examens bevat: - schrijfmateriaal - tekenpotlood - blauw en rood kleurpotlood - liniaal met millimeterverdeling - passer - geodriehoek - vlakgum - elektronisch rekenapparaat Ook is het toegestaan om hulpmiddelen mee te brengen die geen relatie hebben met de exameneisen maar wel functioneel kunnen zijn, zoals: markeerstift, puntenslijper, leesliniaal (loep). Woordenboek Een eendelig verklarend woordenboek Nederlands is toegestaan bij alle schriftelijke examens. In plaats van het eendelig woordenboek Nederlands mag ook gebruik gemaakt worden van een woordenboek van Nederlands naar een vreemde taal (de thuistaal van de kandidaat). Een digitaal woordenboek is niet toegestaan. Uitgebreide informatie over de hulpmiddelen voor de centrale examens en hulpmiddelen voor kandidaten met een beperking staat in de Regeling toegestane hulpmiddelen. Kies: examenblad.nl/ vwo of havo/ onderwerpen/ hulpmiddelen/ 2017 pagina 16 van 18

pagina 17 van 18

pagina 18 van 18