RVB 2013_42 Financiële situatie gemeenten en OCMW s De eisen van de Vlaamse gemeenten en OCMW s De Vlaamse gemeenten en OCMW s beseffen dat alle overheden het momenteel moeilijk hebben en (mede onder Europese druk) bijkomende saneringsoperaties moeten doorvoeren. Omdat de lokale besturen op het einde van de overheidsketting zitten, vrezen ze echter het (gemakkelijke) slachtoffer te kunnen worden van federale of Vlaamse ingrepen. Vanuit het perspectief van de burger blijven de steden en gemeenten wel de overheid die het dichtst bij hun leefwereld aansluit. Zij zijn het eerste aanspreekpunt, het gezicht van de overheid en daarom ook bepalend voor de graad van vertrouwen dat mensen in hun overheid hebben. De mogelijkheden die steden en gemeenten al dan niet hebben naar dienstverlening en investeringen is dan ook cruciaal. De financiële situatie van de steden en gemeenten staat enorm onder druk. Maatregelen dringen zich op. Langs de uitgavenzijde De besturen zoeken naar efficiëntie en beperkingen van de uitgaven op: - De werkingskosten - De personeelsuitgaven - De dotaties aan OCMW s, politiezones en autonome gemeentebedrijven - De subsidies aan derden - De investeringen Door een meer intensieve samenwerking tussen gemeente en OCMW, door de planlastvermindering (waarvan we de effectieve resultaten op het terrein nog moeten afwachten) en door de intergemeentelijke en interbestuurlijke samenwerking zullen er zeker efficiëntiewinsten geboekt worden, maar die zijn niet van een dergelijke grootteorde dat hierdoor de financiële situatie ten gronde opgelost kan worden. Heel veel besturen trekken momenteel tijd uit voor een grondige denkoefening over hun kerntaken. Een aantal opdrachten en taken worden afgebouwd of zelfs geschrapt, overgeheveld, anders georganiseerd of uitbesteed. De spectaculaire stijging van de pensioenkosten van de vastbenoemde ambtenaren is de belangrijke oorzaak van de huidige problemen: - Algemene grote stijging van de bijdragevoeten voor alle besturen ten gevolge van de vergrijzing (meer gepensioneerden, langere levensduur). - De bijkomende responsabiliseringsbijdrage voor 115 gemeenten, 61 OCMW s en 18 politiezones in Vlaanderen weegt voor deze besturen extra zwaar. - De totaal onvoorziene pensioenkosten voor die gemeenten die voorheen hun 28 augustus 2013-1/5
(OCMW-) ziekenhuis inbrachten in een constructie met een privé-ziekenhuis (een twintigtal besturen komen daardoor in zeer zwaar financieel onweer). Deze problemen zullen zich de komende jaren fors doorzetten en de lokale besturen verlammen. De Vlaamse overheid moet er samen met de lokale besturen bij de federale overheid op aandringen om bijkomende maatregelen te nemen om de pensioenfactuur betaalbaar te houden. Het gaat dan om het verder stimuleren van langer werken, het milderen van het aantal jaar van non-activiteit die voor de berekening van het pensioen als werkjaar gelden, het beperken van de automatische aanpassing van de pensioenen aan koopkrachtmaatregelen voor de actieven, het invoeren van een gemengd pensioen (contractuele jaren en statutaire jaren), enz. Het gaat om maatregelen die (in de huidige stand van de wetgeving) alleen kunnen genomen worden voor de overheidspensioenen van alle bestuursniveaus. Dat is dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheidsniveaus. De federale overheid én de Vlaamse overheid moeten tussenkomen in de financiering van de lokale ambtenarenpensioenen (zoals dat voor alle andere overheids- en privépensioenen gebeurt). Zo moet de extra federale financiering voor de pensioenuitgaven voor de politie (stijging sociale dotatie) en voor de ziekenhuizen (extra budget voor de ligdagprijzen) worden voortgezet. Ook de Vlaamse overheid moet hierin eindelijk haar verantwoordelijkheid opnemen. Heel wat beleid wordt lokaal ontwikkeld op aangeven en instigatie van de Vlaamse overheid met slechts een gedeeltelijke, maar veelal onvoldoende financiering van de loonkost en die zich in elk geval niet engageert voor de pensioenlast die op termijn uit die tewerkstelling voortvloeit. Ten gevolge van de sterk krimpende budgettaire marges werken de besturen volop aan het beheersen van de lopende personeelsuitgaven: niet-vervangen van medewerkers die op pensioen gaan, niet verlengen van tijdelijke contracten, naakte ontslagen, Uit de eerste analyses blijkt dat het de komende jaren toch gaat om duizenden personeelsleden. Dit zal in een aantal gevallen noodgedwongen leiden tot een zich terugtrekkende en zelfs afwezige overheid en in elk geval tot een vermindering van de dienstverlening, terwijl die in vergelijking met de andere overheidsniveaus een essentiële opdracht is van de lokale besturen naar burgers en bedrijven. De Vlaamse overheid moet eindelijk (na 15 jaar) de subsidies voor gesubsidieerde contractuelen indexeren en werk maken van een gelijke subsidiëring van publieke en private dienstverlening. 28 augustus 2013-2/5
De Vlaamse overheid mag bij de onderhandelingen over een sectoraal akkoord 2014-2019 voor het personeel van de lokale besturen geen financiële engagementen aangaan tegenover de vakbonden die uiteindelijk door de gemeenten en OCMW s moeten worden gedragen. Naast de pensioenfactuur komen er nog andere nieuwe uitgaven op de besturen af. Vooral de federale brandweerhervorming dreigt een nieuw uitgavenmechanisme op gang te brengen. Daarnaast leiden de gevolgen van de economische crisis tot meer mensen die bij het OCMW komen aankloppen. Dat wordt nog versterkt door de strengere werkloosheidsreglementering. De Vlaamse overheid moet er met de lokale besturen bij de federale overheid op aandringen dat alle meerkosten ten gevolge van de brandweerhervorming (nieuwe normen, statuut brandweerpersoneel, ) niet ten laste komen van de lokale besturen, zodat de al lang beloofde 50/50-financiering over enkele jaren eindelijk kan worden bereikt. Bovendien moeten de werkgevers van de brandweer (de lokale besturen) zelf mee aan tafel zitten om over het statuut te onderhandelen. De werklast van vele nieuwe opdrachten moet veel meer in rekening worden gebracht (b.v. invoering omgevingsvergunning; invoering interne controle; invoering BBC; enz.) Schrappen van taken en opdrachten die door de Vlaamse en federale overheden worden doorgegeven aan de lokale besturen en fors schrappen van de talloze administratieve verplichtingen. Slechts één voorbeeld: verschillende Vlaamse administraties vragen nog steeds naast elkaar in steeds andere formaten personeelsgegevens op bij de lokale besturen: ook hiervoor moet het éénloketprincipe gelden). De Vlaamse en federale overheid mogen in hun eigen budgettaire oefening geen maatregelen nemen met een negatieve impact op de lokale financiën. Als bijkomende taken en opdrachten aan de gemeenten en OCMW s worden gegeven, moeten de kosten hiervan integraal worden gecompenseerd. Evenmin kan het dat de Vlaamse overheid haar vroegere engagementen niet nakomt, a fortiori wanneer dit gebeurt nadat de te verwachten bij wijze van prefinanciering van het restbedrag al door de lokale besturen zijn uitgegeven (bv. jeugdwerk, sportsubsidies, ). Langs de inkomstenzijde De lokale besturen zullen op de meeste plaatsen de retributies voor de dienstverlening drastisch optrekken (naast het afschaffen van een aantal vormen van dienstverlening). Een aantal besturen zullen ook noodgedwongen hun belastingen verhogen (aanvullende personenbelasting, opcentiemen onroerende voorheffing en eventueel ook allerlei andere gemeentelijke (bedrijfs-)belastingen), terwijl er nu reeds een luide klacht klinkt met betrekking tot het overheidsbeslag vanuit de federale en Vlaamse beleidsniveaus. 28 augustus 2013-3/5
A. De algemene inkomsten van de gemeenten moeten gevrijwaard worden: De Vlaamse overheid moet politiek garanderen dat de jaarlijkse groei met 3,5% van het Gemeentefonds de hele lokale legislatuur 2013-2018 behouden blijft. Zo kunnen gemeenten en OCMW s met een redelijke graad van zekerheid hun eigen (door de Vlaamse overheid opgelegde) meerjarenplanning 2014-2019 afwerken. Daarnaast moet er een evaluatie komen van de huidige verdeelcriteria van het Gemeentefonds, zodat er een meer evenwichtige en billijke verdeling van de middelen gebeurt en de fiscaal zwakste gemeenten ten gronde worden geholpen. De Vlaamse overheid moet aandringen bij de federale overheid om een voorschottensysteem voor de aanvullende personenbelasting in te voeren. Hierdoor kan het gemeentelijke thesauriebeleid voorspelbaarder en gevrijwaard worden van de gevolgen van het federaal bewust sturen van de inkohieringen in functie van het eigen budgettaire beleid. Bovendien moet de federale overheid de 1% administratiekosten die ze aanrekent voor de inning van de aanvullende belastingen afschaffen. De Vlaamse en federale overheid moeten aan gemeenten juridisch waterdichte instrumenten geven om de lokale belastingdruk billijk te kunnen spreiden over burgers en bedrijven (bv. aandeel in de vennootschapsbelasting; compenseren van de effecten van de vervennootschappelijking; ). De Vlaamse en de federale overheid mogen geen maatregelen nemen met een negatieve invloed op de dividenden die gemeenten krijgen als aandeelhouder van de netbeheerders voor elektriciteit en aardgas. B. De budgettaire ruimte om te investeren moet verruimd worden Volgens de Confederatie van de Bouw is er een daling van bijna 40% van de investeringen in 2013. Dit is ten dele te wijten aan het eerste jaar van een nieuwe gemeentelijke legislatuur (cyclisch), maar de daling is wel forser dan de vorige keren bij de start van de legislatuur. Het is de voorbode van een structurele daling van de lokale overheidsinvesteringen voor de komende jaren. De Vlaamse overheid moet het systeem van de rioolsubsidies aanpassen, waardoor individuele gemeenten absolute zekerheid kunnen krijgen over welke subsidiëring ze hiervoor de komende jaren mogen verwachten en de nog te leveren financiële inspanningen voor alle gemeenten ook budgettair haalbaar worden. Rioolprojecten vergen altijd zeer zware investeringen, o.m. door de ermee gepaard gaande wegenwerken. In deze financieel moeilijke tijden kunnen gemeenten die inspanningen alleen blijven doen als ook de cofinanciering door de Vlaamse overheid voldoende hoog én verzekerd is en als de kostenverrekening van de uitgevoerde werken mag gebeuren op basis van de reële kosten die op het terrein voortvloeien uit de rioleringswerken (heraanleg wegdek, ). 28 augustus 2013-4/5
Daarnaast moet de verhoging van de saneringsbijdrage voor de gemeenten (op de waterfactuur) mogelijk worden zodat er meer middelen kunnen geïnvesteerd worden in de waterzuivering. Nieuwe maatregelen om de investeringen op peil te houden, moeten op tafel komen: - een nieuwe algemene schuldverlichting voor alle gemeenten; - extra financiering voor investeringen via werkbare PPS- constructies en impulsen via de Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV), de GIMV of andere Vlaamse instellingen; - verlaging van de btw voor overheidsinvesteringen in lokale infrastructuren; - drastische versoepeling van de (vaak kostenverhogende) subsidiëringsnormen en van de procedures voor lokale infrastructuur (b.v. VIPA; fietspaden, ); - het opmaken en uitvoeren van een relanceplan met o.m. een investeringsprogramma dat gericht is op de renovatie of aanleg van infrastructuur die beantwoordt aan noden die door Vlaanderen en de betrokken lokale besturen als prioritair worden erkend, b.v. zwembaden, meer fietspaden, erfgoed, Aanpassen instrumentarium voor berekening evenwicht De veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus vanaf 2014 betekent voor de Vlaamse lokale besturen een extra uitdaging, maar ook een extra last. Niet alleen kost dit veel voorbereidend werk, de invoering kost ook pakken geld (opleidingen personeel, eventueel nieuwe aanwervingen, aankoop software, begeleiding door dure consultants, ). Veel besturen ondervinden ook grote moeilijkheden om in 2019 te voldoen aan het opgelegde structurele evenwichtscriterium (autofinancieringsmarge). De VVSG is het ten gronde eens met de stelling dat een bestuur uit de courante werking voldoende middelen moet kunnen halen om de schuldverplichtingen na te leven. Toch zien we dat de nieuwe norm in de praktijk ook problemen oplevert om meerdere redenen: - opgebouwde overschotten (of b.v. voor pensioenuitgaven aangelegde reserves) kunnen niet zo maar in rekening worden gebracht, - het ondergebruik van uitgavenkredieten (b.v. omdat men weet dat altijd x% van het personeelsbudget door loopbaanonderbreking onbenut blijft) mag minder dan voorheen meegenomen worden om te kijken of er een evenwicht is, - enz. De VVSG vraagt de Vlaamse overheid om de besturen te helpen om, binnen de BBCevenwichtscriteria, op een correcte manier om te gaan met deze problemen. Daarbij is het vooral de bedoeling te vermijden dat besturen, ten gevolge van die evenwichten, onnodig dieper gaan snijden in de dienstverlening en de investeringen dan uiteindelijk nodig blijkt te zijn. VVSG, 28 augustus 2013 28 augustus 2013-5/5