Politieke aardverschuiving in grote steden. Analyse en duiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 voor het steden- en wijkenbeleid.

Vergelijkbare documenten
De laatste peiling voor de verkiezingen en de prognose

De Stemming van 9 juni 2019

Interpretatie van de uitslag van de tussentijdse Gemeenteraadsverkiezingen

Verkiezingen Gemeenteraad 19 maart 2014

Het geheugenverlies van de kiezer en het effect daarvan op de peilingen

Bijlage verzuimcijfers

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

GEMEENTERAADS- VERKIEZINGEN 2018

Totaaloverzicht beoordeling gemeenten en politieke partijen. Gemiddelde per. Gemiddelde per. Totaal aantal gemeenten. (percentage)

De PVV in het land en in de peiling

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Wat zegt de Tilburgse kiezer?

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Persoonlijke gegevens van Wethouders

PS2019 worden historische verkiezingen

Politieke participatie

Aandacht voor regeldruk in verkiezingsprogrammas van de G31

De echte landelijke uitslag van de Gemeenteraadsverkiezingen van 2010

Vergelijking discriminatiemeldingen 2012 binnen de G32

Hoe zou de Deense aanpak electoraal voor de PvdA kunnen uitwerken?

Onderzoek Voortijdig Schoolverlaters

Toeristisch bezoek aan Dordrecht

Verkiezingsuitslagen. Drechtsteden

Oss. Datum. G rtneente. Antwoord gemeente: Ja, ook in Oss worden ontheffingen van de leerplichtwet verstrekt.

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013

Datum 6 november 2015 Bekostigingssystematiek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vlugschrift gemeenteraadsverkiezing 21 november 2018

Den Haag, 17 mei 2000

Voorlopige uitslag Amsterdam. Project: Verkiezingen Tweede Kamer 2012 In samenwerking met: Dienst Basisinformatie/Bureau Verkiezingen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG

De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus EJ DEN HAAG

Verdeling van beleidsportefeuilles

Notitie. Griffie. Doorkiesnummers: Telefoon Fax Aan Raad Afschrift aan. Datum Ons kenmerk

TILBURG HEEFT IETS TE KIEZEN

Onderzoek stemgedrag jongeren Door NCRV Rondom 10 en Netwerk 28 mei 2010

Persoonlijke gegevens van wethouders

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Wijziging Regeling uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden

Politieke participatie

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

Tussenbalans. Maurice de Hond Peil.nl

Vrouwen in. de Provinciale Staten. Onderzoeksrapport

#EXITPOLL BRABANT. Verslag van een exit poll bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2 maart 2011 in de provincie Noord-Brabant.

Platform Detailhandel Nederland 1 van 7. Gemeente. Emmen

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s:

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

De Rol van de Lokale Media: Langedijk. De Regio Vecht Terug 25 april 2018

EP2019: Analyse van het Opkomst- en het Timmermans-effect

Opiniepeiling naar stemgedrag en stemmotieven van Nieuwe Nederlanders voor de 2e Kamerverkiezingen van 2012

Resultaten 1e peiling Provinciale Statenverkiezingen jan

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

Infographic: De uitslag

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013

Uitslagen Drechtsteden Verkiezing Tweede Kamer

Foto van de Drechtsteden

Toeristisch bezoek aan Leiden in 2010

Waar moeten we bouwen en waar (nog) niet. Gerard Marlet 11 oktober 2016

Wijziging Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten

De inkomenspositie van Leidse huishoudens

Wat zou hier de reden van kunnen zijn?

Verkiezingsuitslagen Drechtsteden

Peilingwijzer als centrale indicator van de electorale ontwikkelingen van Nederland?

Rekenen aan de Stad. Jelte Boeijenga, Gert Middelkoop, Jan Brouwer

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Slotpeiling PS: vijf partijen zeer dicht bij elkaar

Korte omschrijving werkvorm Aan de hand van grafieken bespreekt u met de leerlingen verschillende aspecten van de verkiezingsuitslag.

19 maart Onderzoek: Day after Provinciale Statenverkiezingen

IN EERSTE HALFJAAR Paula van der Brug en Robert Selten. April Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.

De cruciale periode

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014

Steeds minder startersleningen beschikbaar

Eerste vervolgmeting indicatoren AvdT

De waarde van winkels

De Rol van de Lokale Media: Enschede. De Regio Vecht Terug 25 april 2018

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte

De Rol van de Lokale Media: Smallingerland. De Regio Vecht Terug 25 april 2018

De Stemming van 23 juni 2019

De Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012

Bijlage 1: Uitwerking per regio

OnSignalement 5e jaargang, nr 6 6 juli 2010

Toeristisch bezoek aan Leiden in 2008

Duurzame energie. Leveranciersdag Rijk 27 november Piet Glas

Toeristisch bezoek aan Leiden in 2009

Aan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,

De stemming van 15 juli 2012, speciaal thema: Determinanten van het stemgedrag

Verslag van de informatie inzake een nieuw college van B&W in de gemeente Kampen en advies aan de fracties in de gemeenteraad

1 Welke partij heeft uw voorkeur c.q. op welke partij heeft u gestemd bij de Tweede Kamerverkiezing?

16 januari Onderzoek: Partijen uitsluiten bij formatie?

De Rol van de Lokale Media: Rotterdam. De Regio Vecht Terug 25 april 2018

Welkom! Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Sittard- Geleen, Tilburg, Venlo, Zaanstad, Zoetermeer en Zwolle

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Amsterdam Rotterdam UTRECHT

Transcriptie:

Politieke aardverschuiving in grote steden Analyse en duiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 voor het steden- en wijkenbeleid. Dave van Ooijen en Arjan Vliegenthart Den Haag, 4 maart 2010

Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300 2593 CE Den Haag Postbus 90750 2509 LT Den Haag telefoon +31(0)70 344 09 66 fax +31(0)70 344 09 67 email info@nicis.nl www.nicis.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Nicis Institute. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming. Nicis Institute aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. 2

3

Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Politieke aardverschuiving in grote steden 7 3. Mogelijke betekenis voor het nieuwe stedenbeleid 12 4. Conclusies 14 Bijlagen A. Uitslagen per partij in 1998, 2002, 2006 en 2010 B. Winst en verlies 2010 t.o.v. 2006 per partij C. Opkomst in 1998, 2002, 2006 en 2010 4

1 Inleiding Nicis Institute heeft de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen in de grote steden van 2010 vergeleken met de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen in de grote steden van 2006. Daarnaast is op onderdelen gekeken naar de uitslag in relatie tot de verkiezingen in 1998 en 2002. De geselecteerde steden zijn de 36 steden die onderdeel zijn van het stedenbeleid van het ministerie van Wonen, Wijken en Integratie. De grote steden in Nederland staan voor belangrijke uitdagingen. Zeker in het licht van de ingrijpende bezuinigingen die hen komende jaren te wachten staan, is de noodzaak om daadwerkelijk ingrijpende keuzes te maken groter dan voorheen. Weliswaar hebben de meeste gemeenten op dit moment een sluitende begroting, maar dat is alleen met het nodige kunst- en vliegwerk gelukt. En zoals Binnenlands Bestuur onlangs berichtte, de meerjarenbegrotingen tot 2013 zijn vrijwel nergens nog sluitend gemaakt, mede omdat nog onduidelijk is hoeveel geld de regering beschikbaar zal stellen aan de grote steden. Hoewel de partijprogramma s van de meeste politieke partijen daar niet direct op hebben ingespeeld, heeft het onderwerp bezuiningen wel degelijk een rol gespeeld in de campagnes die de partijen die afgelopen maanden hebben gevoerd. De uitslag van de verkiezingen zal een belangrijke invloed hebben op de vraag waar en wellicht ook hoeveel er op de verschillende beleidsterreinen gesneden zal worden. Daarnaast is de afgelopen jaren vanuit de landelijk politiek een aantal belangrijke dossiers op het bordje van de gemeenten terecht gekomen. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de Wet investeren in Jongeren (WIJ), het participatiefonds en de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn wellicht de meest in het oog springende voorbeelden van beleidsterreinen waar gemeenten de afgelopen tijd nieuwe verantwoordelijkheden hebben gekregen. Op basis van de eerste ervaringen die gemeentelijke bestuurders zullen opdoen zal het huidige beleid wellicht opnieuw tegen het licht gehouden worden en zullen er keuzes moeten worden gemaakt over hoe verder te gaan. Nicis Institute heeft in hoofdstuk 2 de belangrijkste politieke verschuivingen in kaart gebracht. In hoofdstuk 3 is een aantal mogelijke consequenties voor het de komende jaren te voeren stedenbeleid in kaart gebracht. Dit kan natuurlijk nog niet volledig, te meer omdat in alle gemeenten de college-onderhandelingen nog echt moeten beginnen en de omvang van de landelijke bezuinigingen nog niet volledig in kaart zijn gebracht. Toch zijn er al wel een aantal lijnen te ontwaren, ook ten aanzien van mogelijke lokale coalities, zeker als we de verkiezingsuitslag in een wat langer perspectief plaatsen en deze in verband te brengen met het in de komende jaren te voeren steden- en wijkenbeleid. 5

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van het aantal stemmen per partij in de jaren 1998, 2002, 2006 en 2010. Deze bijlage geeft een goed overzicht van groei en verlies in de 36 grote steden over de jaren heen. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de opkomst per stad in de jaren 1998, 2002, 2006 en 2010. Deze bijlage bevat een aardige indicator van de toe- en afname van de politieke belangstelling. In bijlage 3 zijn per partij de uitslagen van de 36 grote steden van 2010 vergeleken met de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Per stad wordt aangegeven wat het verlies en winst in stemmen en raadszetels is. In bijlage 4 zijn op basis van de uitkomst per stad drie mogelijke scenario s voor de vorming van een college opgenomen. 6

2 Politieke aardverschuiving in de grote steden. 1 De gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 hebben geleid tot een politieke aardverschuiving in de 36 grootste steden van Nederland. De PvdA heeft eenderde van haar raadszetels in de grote steden moeten prijsgeven (-155). Winnaars zijn D66 (+110), lokale partijen (+28), Trots op Nederland (+30), VVD (+21) en PVV (+ 17), Groen Links (+6). De Ouderenpartijen (+5) en de Partij voor de Dieren (+5) zijn licht gegroeid. De leefbaarpartijen hebben raadszetels moeten inleveren (-15) Naast het CDA (- 28) hebben ook de SP (-46) en de Christen Unie (-10) moeten inleveren. In 21 van de 36 grote steden verloor het zittende college haar meerderheid. De kiezers van Almelo, Almere, Apeldoorn, Den Haag, Hengelo, Schiedam en Zaanstad lieten de coalitiepartijen massaal in de steek. In een deel van de 36 grote steden van Nederland zijn de kiezers naar rechts opgeschoven. De kiezers hebben uit onvrede met het beleid van het kabinet en uit onvrede met het beleid van de lokale stadsbestuur gekozen voor een andere koers. De koerswending is evenwel minder radicaal dan verwacht. De uitslag zal de collegeonderhandelingen in een aantal steden uiterst moeilijk maken. Was de PvdA met de verkiezingen in 2006 nog in 32 van de 36 grote steden de grootste partij, en zat de PvdA bijna gedurende de gehele periode in alle colleges van B&W, met de verkiezingen van 3 maart heeft de PvdA zijn leidende positie moeten opgeven. Het aantal grote steden waarin de PvdA de grootste partij is, nam af van 32 naar 18 steden. In de steden Amersfoort, Breda, Den Bosch, Venlo en Zoetermeer moest de leidende positie worden overgedragen aan de VVD, terwijl in de steden Apeldoorn, Helmond, Hengelo en Maastricht de leidende positie moest worden overgedragen aan het CDA. In Nijmegen en Utrecht moest de dominante positie aan Groen Links worden overgedragen, en in Haarlem en Leiden aan D66, terwijl in Almere de leidende positie aan de PVV moest worden overgelaten. Daarnaast zal het grote aantal stemmen c.q. raadszetels dat de PVV in Den Haag en Almere heeft behaald, alsmede het grote aantal stemmen en raadszetels dat TON en lokale partijen zoals Leefbaar Rotterdam hebben 1 In de berekening van de uitslagen zijn de gegevens van Lelystad nog niet meegenomen, daar deze gegevens nog niet beschikbaar waren. Daardoor komen partijen wat lager uit dan in werkelijkheid (als de stemmen uit Lelystad wel zouden zijn meegeteld). 7

weten te behalen, gevolgen hebben voor de de machtsverhoudingen in de gemeenteraden. 2.1 Partijen PvdA 2006 Hoewel de PvdA ook in de jaren 1998 en 2002 de grootste partij was, had de PvdA in de periode 2006-2010 een nog nooit eerder vertoonde machtspositie in de grote steden. De PvdA was in 2006 in 32 van de 36 grote steden de grootste partij. In 2006 behaalde de PvdA 89 zetels meer dan in 1998 en 155 zetels meer dan in 2002. In drie steden was het de tweede partij. In totaal behaalde de PvdA in de 36 grote steden 736.452 stemmen (29,2%), 420 van de 1406 raadszetels (30%) en leverde het 83 van de 191 wethouders (43,5%). De meeste stemmen haalde de PvdA in Amsterdam (120.000) gevolgd door Rotterdam (97.000). In zowel Den Bosch, Haarlemmermeer, Heerlen, Utrecht als in Zaanstad wist de PvdA het aantal zetels te verdubbelen. In de eerste drie steden van 4 naar 8 zetels, in Utrecht van 7 naar 14 zetels en in Zaanstad van 6 naar 12 zetels. Bijna gedurende de gehele periode zat de PvdA in alle 36 steden in het College van B&W. Alleen in Deventer moest de PvdA haar positie eind 2009 in het college prijsgegeven. In slechts acht steden haalde de PvdA minder dan 10 zetels. Uitschieters naar boven waren de steden Amsterdam (20 zetels), Emmen (18 zetels), Enschede (15 zetels), Leeuwarden (15 zetels), Rotterdam (18 zetels) en Utrecht (14 zetels). Landelijk haalde de PvdA 23% van de stemmen. Met 29,2% van de stemmen is de PvdA een partij van de grote stad. Van alle nieuwe Nederlanders, die met 1 miljoen kiesgerechtigden 9% van het electoraat vormen, stemde 60% op de PvdA. 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 heeft de PvdA in alle 36 grote steden moeten inleveren. Hoewel het de grootste partij in 18 grote steden is gebleven, daalde het aantal behaalde stemmen van 736.452 naar 472.214. Van de 420 raadszetels heeft de PvdA er 155 moeten opgeven en heeft ze er nog 265 raadszetels over. Daarmee komt de PvdA ongeveer uit op het niveau van 2002. De lage score ten opzichte van 2006 is deels te verklaren uit het wegblijven van de allochtone kiezer. Ging in 2006 nog 44% van de nieuwe Nederlanders naar de stembus, dit jaar was het naar verwachting maar 33%. Van degenen die gingen stemmen kon de PvdA zes maanden voor de verkiezingen van 2006 nog rekenen op de helft van de allochtone kiezers, deze keer koos naar verwachting ongeveer een derde van de allochtone kiezer zes maanden voor de verkiezingen voor de PvdA. Medio februari was dit percentage volgens onderzoek van BMC Onderzoek gestegen naar 41%. Dit is vooral te danken aan de stemmers van Marokkaanse afkomst, een groep die twee keer zo vaak aangeeft PvdA te zullen stem- 8

men. Het verlies van de PvdA is uiteindelijk minder groot geworden dan eerder is voorspeld. De val van het kabinet heeft volgens Philip van Praag, hoofddocent Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, voor de PvdA gunstig uitgepakt en is ten koste gegaan van lokale partijen. Voor een deel heeft de PvdA ook kiezers terug kunnen halen bij SP, Groen Links en D66. Het eerder verwachtte verlies van de helft van het aantal zetels heeft niet plaatsgevonden. CDA 2006 Ten opzicht van 2002 heeft het CDA in 2006 met de verkiezingen 60 raadszetels moeten inleveren. Hoewel het CDA na de PvdA de grootste politieke partij bleef, was het CDA in 2006 in slechts een stad de grootste partij (Ede). In 14 steden was het de tweede partij. In totaal behaalde het CDA 292.000 stemmen, 195 raadszetels en leverde het 37 wethouders. De meeste stemmen behaalde het CDA in Rotterdam (20.000) gevolgd door Den Haag (17.000). In 27 van de 36 steden zat het CDA in het College van B&W. Het CDA haalde 11,58% van de stemmen. Landelijk haalde het CDA 17% van de stemmen. 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 heeft het CDA in 21 van de 36 steden moeten inleveren en boekte het in vier steden winst. In totaal behaalde het CDA 227.982 stemmen en 167 Raadszetels (-28 zetels). Het CDA haalde daarmee de laagste score sinds 1998. Het aantal steden waar het CDA het grootste is, steeg van een naar vier (Ede, Apeldoorn, Hengelo en Maastricht). Verlies leed het CDA in 23 steden. In vier steden groeide het CDA met 1 zetel (Emmen, Heerlen, Sittard-Geleen en Venlo). De beperkte populariteit van premier Balkenende (deze daalde van 51% in 2006 naar 25% op 24 februari 2010) zal vermoedelijk mede debet zijn geweest aan de beperkte winst die het CDA op lokaal niveau heeft weten te realiseren. Het CDA is na de PvdA evenwel de grootste landelijke partij gebleven. VVD 2006 Ten opzichte van 2002 heeft de VVD met de verkiezingen 30 raadszetels heeft moeten inleveren. Ondanks het nog sterkere verlies van het CDA bleef de VVD qua grootte net 4 zetels onder dat van het CDA hangen en bleef daarmee de derde partij qua grootte. De VVD was in 2006 in slechts een stad de grootste partij (Haarlemmermeer). In negen steden was het de tweede partij. Het meeste aantal stemmen behaalde de VVD in Amsterdam (49.000) gevolgd door Den Haag (34.000). In totaal behaalde de VVD 9

332.750 stemmen, 191 raadszetels en leverde het 24 wethouders. In 18 van de 36 steden zat de VVD in het College van B&W. De VVD behaalde 13,18% van de stemmen. Landelijk haalde de VVD 11% van de stemmen. Opvallend aan de afgelopen periode was o.m. de keuze van twee VVDwethouders van Rotterdam om medio 2009 uit het college te stappen als gevolg van het aanblijven van Tariq Ramadan. 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 heeft de VVD in vier van de 36 steden moeten inleveren en boekte het in 19 steden winst. In totaal behaalde de VVD 344.736 stemmen en 212 raadszetels. De VVD komt daarmee in de buurt van het aantal zetels dat ze in 2002 behaalde (221). Het grootste aantal zetels behaalde de VVD in Venlo (12 zetels, +5). In Haarlemmermeer behield het haar 10 raadszetels. Op basis van onderzoek van Maurice de Hond naar de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen op 18 november 2009, is het resultaat van de VVD in steden waar de PVV niet heeft deelgenomen naar verwachting 5% hoger dan wanneer de PVV zou hebben meegedaan. Volgens onderzoek van de Volkskrant i.s.m. de Universiteit van Amsterdam en TNS NIPO (Volkskrant 27 februari 2010) heeft naar verwachting 15% van de PVV-kiezer buiten Den Haag en Almere op de VVD gestemd. Ondanks de beperkte winst van de VVD is deze partij na PvdA en het CDA de derde landelijke partij qua grootte gebleven. Groen Links 2006 Mede door een licht verlies ten opzichte van 2002 (min 12 zetels) was Groen Links (GL) was in 2006 in geen enkele stad de grootste partij. In 1 van de 36 steden was het de tweede partij (Utrecht). Het meeste aantal stemmen behaalde GL in Amsterdam (41.500) gevolgd door Utrecht (18.250). In totaal behaalde Groen Links 232.000 stemmen, 132 raadszetels en leverde het met 24 wethouders evenveel wethouders als de VVD. In 22 van de 36 grote steden zat Groen Links in het College van B&W. Dat was 4 steden meer dan de VVD. Groen Links behaalde 9% van de stemmen. Landelijk haalde Groen Links 6% van de stemmen. 2010 Groen Links behaalde met de verkiezingen op 3 maart 2010 in totaal 249.193 stemmen en 138 raadszetels (+6). Met name in Utrecht (+8141), Rotterdam (+4.250) en Haarlem (+2939) wist Groen Links aanzienlijk meer stemmen te halen dan in 2006. In 8 steden verloor Groen Links meer dan in 2006, terwijl Groen Links in 14 steden meer winst maakte dan in 2006. Ook Groen Links heeft net als de PvdA last gehad van het lagere aantal allochtone stemmers dat in vergelijking met 2006 naar de stembus 10

is gegaan. De allochtone kiezer die traditiegetrouw Groen Links en vooral PvdA stemt, heeft het dit keer laten afweten. Naar verwachting is slechts 34% van de allochtone kiezer dit jaar gaan stemmen. In 2006 was dit nog 44%. Ongeveer 9% van de nieuwe Nederlanders geeft de voorkeur aan Groen Links. SP 2006 Landelijk wist de SP in 2006 tot een verdubbeling van het aantal raadszetels te komen in 96 gemeenten (345). In de 36 grote steden was de SP in 2006 in een van de 36 steden de grootste partij (Heerlen). In zes van de 36 steden was het de tweede partij (Arnhem, Groningen, Haarlem, Leiden, Nijmegen en Schiedam). Het grootste aantal stemmen behaalde de SP in Amsterdam (40.600) gevolgd door Rotterdam (17.000). In 31 steden nam de SP in 2006 aan de verkiezingen deel. In totaal behaalde de SP 262.600 stemmen, 147 raadszetels en leverde het elf wethouders in negen steden (Eindhoven, Groningen, Haarlem, Heerlen, Leiden, Nijmegen, Schiedam, Tilburg en Zaanstad). In Leiden en Nijmegen kwam het college vroegtijdig ten val. In Schiedam stapte in 2009 een wethouder uit het college uit onvrede over de koers van de partij. De SP behaalde 10,4% van de stemmen. Landelijk haalde de SP 5,6% van de stemmen. In Tilburg kwam de SP als winnaar uit de verkiezingen, maar kwam deze partij pas na een bestuurswissel in het college. Ongeveer 7% van de nieuwe Nederlanders geeft de voorkeur aan de SP. 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 nam de SP in 32 van de 36 grote steden deel aan de verkiezingen. Alleen in de steden Dordrecht, Ede, Haarlemmermeer en Maastricht nam de SP niet deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. In totaal behaalde de SP 162.701 stemmen en 101 raadszetels. Dat is 36 minder zetels dan in 2006. In vier gemeenten won de SP zetels, in 26 steden verloor de SP zetels, terwijl men in vier steden gelijk bleef. In 2 grote steden (Dordrecht en Ede) deed de SP niet mee. Het grootste verlies leed de SP in Amsterdam (-19.389). Op basis van deze uitslag zal de SP vermoedelijk aan minder colleges dan in de afgelopen periode gaan deelnemen. Voor een deel komt dit doordat de SP in de afgelopen periode in alle gevallen met de PvdA in het college zat en de PvdA ten opzicht van 2006 haar absolute machtpositie in de grote steden heeft moeten prijsgeven. D66 2006 11

Hoewel D66 in Utrecht het aantal raadszetels van 1 naar 3 wist uit te breiden, leverde D66 in 2006 in de grote steden 26 raadszetels in ten opzichte van de verkiezingen van 2002. D66 was in 2006 in geen enkele stad de grootste partij. Ook was het in geen enkele stad de tweede partij. Het grootste aantal stemmen behaalde D66 in Amsterdam (12.000), gevolgd door Utrecht (8.500). In totaal behaalde D66 91.400 stemmen, 40 raadszetels en leverde het drie wethouders (Alkmaar, Deventer en Zoetermeer). D66 behaalde 3,6% van de stemmen. Landelijk haalde D66 2,6% van de stemmen. Ongeveer 7% van de nieuwe Nederlanders geeft de voorkeur aan D66. 2010 D66 behaalde met de verkiezingen op 3 maart 2010 in totaal 272.656 stemmen en 150 raadszetels. Dat zijn 110 raadszetels meer dan in 2006. In de steden Leiden (+8), Haarlem (+6) en Utrecht (+6) behaalde de partij de grootste winst. In Haarlem en Leiden nam D66 de leidende positie van de PvdA over. De wijze waarop Alexander Pechtold in de Tweede Kamer Geert Wilders geeft aangepakt zal daarin ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. In geen enkele stad behaalde D66 minder stemmen dan in 2006. De peiling van de dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam van december 2009 dat D66 in Amsterdam op 8 zetels uit zou komen werd bijna gehaald (het werden er zeven). De groei van D66 in de grote steden is mogelijk deels veroorzaakt doordat een deel van de allochtonen die in 2006 massaal op de PvdA stemden, deze partij de rug toe keerden. Christen Unie 2006 De Christen Unie (CU) was in 2006 in geen enkele stad de grootste partij. Ook was het in geen enkele stad de tweede partij. Het grootste aantal stemmen behaalde de CU in Ede (7.500) gevolgd door Zwolle (6.700). In totaal nam de Christen Unie in 22 grote steden deel aan de gemeenteraadsverkiezingen, behaalde de partij 67.450 stemmen, 43 raadszetels en leverde het 7 wethouders (Amersfoort, Apeldoorn, Dordrecht, Ede, Lelystad, Utrecht en Zwolle). De Christen Unie behaalde 2,76% van de stemmen. Landelijk haalde het 3,6% van de stemmen. 2010 Bij de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010 nam de Christen Unie in 26 grote steden deel aan deel. In totaal behaalde men 65.609 stemmen en 33 Raadszetels, dat zijn er 10 minder dan in 2006. Het grootste aantal stemmen behaalde de Christen Unie in Zwolle (7.014 stemmen, 6 zetels), gevolgd door Ede (6.885 stemmen, 6 zetels). Opvallend is het verlies in Zoetermeer (-2.709). Ten opzichte van 2006 komt de Christen Unie niet 12

meer terug in de gemeenteraden van Alkmaar (-1), Eindhoven (-1) en Zoetermeer (-2). Ouderenpartijen 2006 In 2006 namen er 13 steden ouderenpartijen deel aan de verkiezingen (Almelo, Almere, Amsterdam, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Sittard-Geleen). In totaal behaalden de ouderenpartijen 29.321 stemmen en 18 raadszetels. Alleen in Amsterdam werd geen zetel behaald. Opvallend is dat in Maastricht de ouderenpartijen 4.400 stemmen en 3 raadszetels behaalde. In geen enkele stad leverde een ouderenpartij evenwel een wethouder. In 1998 en 2002 haalden de ouderenpartijen in de 36 grote steden nog 23 resp. 20 raadszetels. 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 namen er opnieuw 11 ouderenpartijen deel aan de verkiezingen (Almelo, Almere, Dordrecht, Eindhoven, Haarlem, Heerlen, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg en Zaanstad). Ten opzichte van 2006 namen geen ouderenpartijen meer deel in de steden Emmen, Helmond en Sittard-Geleen. Tilburg was de enige stad waar in 2010 een ouderenpartij bij kwam. Bij elkaar haalden de ouderenpartijen 30.154 stemmen en 23 raadszetels. Dat is 833 stemmen meer en 5 raadszetels meer dan in 2006. Het grootste aantal stemmen haalde een ouderenpartij in Maastricht (5). De enige zetel in Almere moest worden ingeleverd. Al met al hebben de ouderen partijen hun positie weten te versterken. Lokale partijen (incl. leefbaar) 1 2006 Van een groeiende trend, waarbij lokale partijen een steeds steviger positie innemen in de grote steden, kan niet echt worden gesproken. Lag het aantal stemmers in 1998 op 9,8%, en na een spectaculaire groei in 2002 op 22%, in 2006 was het percentage al weer 5 procentpunten gedaald naar 17% (min 88 raadszetels). Ruim een derde van de kiezers stemde in 2006 op partijen met de naam leefbaar. Twee derde van de kiezers stemde op overige lokale politieke groeperingen. Van de partijen met de naam leefbaar weten slechts 4 steden meer dan 10% van de kiezers te behalen. Naast Rotterdam (29,6%) zijn dat de new towns Almere (10,6%), Apel- 1 In deze paragraaf wordt ingegaan op het verkiezingsresultaat van de lokale partijen, inclusief de partijen die onder de naam Leefbaar hebben meegedaan. In de volgende paragraaf wordt specifiek ingezoomd op alleen de leefbaarpartijen. 13

doorn (11,2%) en Haarlemmermeer (11,2%). Tussen steden onderling blijkt sprake te zijn van grote verschillen. In 2006 was slechts in een stad een lokale partij de grootste partij (Sittard-Geleen). In twee steden was een lokale partij de tweede partij (Rotterdam en Alkmaar). In totaal hadden in 2006 de lokale partijen 202 raadszetels (en waren bij elkaar geteld daarmee na de PvdA de grootste politieke groepering) maar leverde het slechts 3 wethouders (Breda, Deventer en Sittard-Geleen). De rol van lokale partijen in de 36 grote steden is daarmee beduidend kleiner dan in andere (kleinere) gemeenten in Nederland. Landelijk behaalden lokale partijen in 2006 gemiddeld 25% van de stemmen. In 2006 namen en in de grote steden in totaal 167 lokale partijen aan de verkiezingen deel. Hiervan kwam er uiteindelijk maar de helft (84 politieke groeperingen) in de gemeenteraad. Opvallend is het grote aantal raadszetels dat werd gehaald in steden als Rotterdam (14), Sittard-Geleen (13) en Den Bosch (11). Verder is opvallend dat met uitzondering van Utrecht, in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag het grootste aantal lokale partijen meedeed. Van de 11 lokale politieke groeperingen die in Amsterdam deelnamen kwam er evenwel geen enkele partij in de raad. Van de 19 lokale partijen die in Den Haag deelnamen kwamen uiteindelijk slechts 2 lokale partijen met 2 zetels in de Raad. Van de 9 lokale partijen die in Rotterdam deelnamen kwam slechts 1 lokale partij met 14 zetels in de raad (Leefbaar Rotterdam). 2010 Met de verkiezingen op 3 maart 2010 is het aantal lokale partijen dat meedeed teruggelopen van 167 naar 130. Het uiteindelijk aantal behaalde stemmen lag net iets onder dat van 2006 (425.703 in 2006 en 381.903 in 2010). Het aantal zetels nam desondanks met 32 toe (van 202 naar 219). De voorspelling van prof. dr. Monique Leyenaar, hoogleraar politicologie van de Universiteit van Leiden, dat de lokale partijen met de gemeenteraadsverkiezingen zouden groeien uit onvrede over de Haagse politiek, is voor wat betreft het zetelaantal uitgekomen. Niet alleen het lagere aantal stemmen in Den Haag en Almere als gevolg van het meedoen van PVV en Trots op Nederland vallen op. Ook het lage aantal stemmen in steden waar alleen Trots op Nederland deelnam is opvallend. Voor een deel zal het teruglopen van het aantal stemmen mogelijk te verklaren zijn uit het feit dat de verkiezingen zijn overschaduwd door de val van het kabinet en de geplande verkiezingen voor de Tweede Kamer op 9 juni 2010. Op basis van onderzoek van Maurice de Hond naar de verkiezingsuitslag van de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen op 18 november 2009 is het resultaat van lokale partijen in steden waar de PVV niet heeft deelgenomen naar verwachting 5% hoger dan wanneer de PVV zou hebben meegedaan. Volgens onderzoek van De Volkskrant i.s.m. de Universiteit van Amsterdam en TNS NIPO (De Volkskrant, 27 februari 2010) heeft naar verwachting 22% van de PVV-kiezer buiten Den Haag en Almere op een lokale partij gestemd. 14

Leefbaarpartijen 2006 Wanneer we kijken naar de partijen die onder de naam Leefbaar de verkiezingen in gingen, dan valt op dat van de 167 lokale partijen er in 22 van de 36 grote steden partijen meededen onder de naam Leefbaar, zoals Leefbaar Rotterdam en Leefbaar Utrecht. De partijen die onder de naam Leefbaar of onder een andere naam als lokale politieke groepering aan de verkiezingen hebben deelgenomen, verschillen echter onderling van elkaar, zowel qua motieven als qua ideologisch profiel. Alleen in de steden Amersfoort, Arnhem, Deventer, Dordrecht, Ede, Enschede, Groningen, Haarlem, Hengelo, Sittard-Geleen, Tilburg, Venlo, Zaanstad en Zwolle deden in 2006 geen partijen onder de naam Leefbaar deel. In totaal haalden de Leefbaarpartijen 144.388 stemmen, waarvan ca. 50% (77.284 stemmen) werd behaald door Leefbaar Rotterdam. De leefbaarpartijen haalden in 2006 in totaal 54 raadszetels (waarvan 14 in Rotterdam). In geen enkele stad leverde Leefbaar een wethouder. In tegenstelling tot de gemeenteraadsverkiezingen in 1998 (opkomst van leefbaarpartijen met in totaal 19 raadszetels) en 2002 (hoogtepunt van leefbaarpartijen met 137 raadszetels) kan geconcludeerd worden dat met uitzondering van Leefbaar Rotterdam, de rol van de leefbaarpartijen in 2006 zijn teruggedrongen ten opzichte van 1998 en 2002. 2010 Deden er in 1998 nog acht leefbaarpartijen deel aan de gemeenteraadsverkiezingen, en steeg het aantal spectaculair in 2002 naar 24 gemeenten, in 2006 was het aantal leefbaarpartijen teruggedrongen naar 22 gemeenten. In 2010 werd slechts nog in 15 gemeenten meegedaan (Alkmaar, Almelo, Almere, Amsterdam, Apeldoorn, Breda, Eindhoven, Heerlen, Leiden, Lelystad, Maastricht, Rotterdam, Schiedam, Utrecht en Zoetermeer. In tegenstelling tot 2006 namen er geen leefbaarpartijen meer deel aan de verkiezingen in Den Bosch, Den Haag, Emmen, Haarlemmermeer, Helmond en Leeuwarden. In totaal behaalden de leefbaarpartijen 97.144 stemmen, goed voor 39 raadszetels. Vergeleken met 2006 (144.388 stemmen, 54 raadszetels) is sprake van een vermindering met 15 zetels. In 10 steden leverden de leefbaarpartijen raadszetels in. Opvallend is dat het merendeel van de behaalde stemmen (61.216) en raadszetels (14) in Rotterdam werd gehaald. Verder is opvallend is dat in steden waar zowel de PVV als Trots op Nederland meedeed, of in steden waar alleen Trots op Nederland meedeed, het aantal behaalde stemmen en raadszetels heeft geleid tot het verdwijnen van de leefbaarpartijen in de steden Breda, Haarlemmermeer, Helmond, Lelystad, Nijmegen en Schiedam. Deze uitkomst is tegengesteld aan de verwachting van Maurice de Hond die op basis van de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen op 18 november 2009 er vanuit ging dat lokale partijen naar verwachting 5% hoger zouden scoren dan wanneer de PVV zou meedoen. 15

Partij Voor de Vrijheid De Partij voor de Vrijheid (PVV) heeft bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 als nieuwkomer voor het eerst meegedaan. De PVV nam slechts in twee steden deel, t.w. in Almere en in Den Haag. Met 30.964 stemmen behaalde de PVV in Den Haag 8 raadszetels. In Almere behaalde de PVV met 17.435 stemmen 9 raadszetels. Daarmee werd de PVV de grootste partij in Almere en de tweede partij in Den Haag. Onvrede met het beleid van kabinet en de zittende Colleges van Burgemeester en Wethouder zou een belangrijke rol hebben gespeeld in de winst in beide steden. De peiling van TNS NIPO die daags voor de val van het kabinet werd afgesloten dat de PVV in Almere de grootste partij zou worden met 30% van de stemmen, gevolgd door de PvdA met 20%, is evenwel niet uitgekomen. Ook de voorspelling van 15 januari 2010 van TNS NIPO dat de PVV in Den Haag met 6 zetels (op 17 februari 2010 bijgesteld tot 7 zetels) is niet uitgekomen. Wel is uitgekomen dat de winst voor de PVV in beide steden met name ten koste is gegaan van lokale partijen, maar ook van de VVD en TON. Behaalden de lokale partijen (incl. Leefbaar Almere) in 2006 in Almere nog 12.500 stemmen, goed voor 6 zetels, op 3 maart haalden de lokale partijen (incl. Leefbaar Almere) nog slechts 3.146 stemmen en geen enkele raadszetel. In Den Haag is sprake van een vergelijkbaar effect. Haalden 19 lokale partijen (incl. Leefbaar Den Haag) in 2006 nog 28.400 stemmen en 4 raadszetels, op 3 maart behaalden de 8 deelnemende lokale partijen (Leefbaar Den Haag deed op 3 maart niet meer mee) nog steeds 25.254 stemmen en 5 raadszetels. Trots op Nederland haalde in Den Haag 3.099 stemmen maar geen raadszetel. De zetels zijn naar verwachting verder ten koste gedaan van stemmers die eerder op de VVD en het CDA stemden. Trots op Nederland Trots op Nederland (TON) heeft als nieuwkomer bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 voor het eerst meegedaan. In de Politieke Barometer voor de Tweede Kamer van 2 maart 2010 steeg Trots op Nederland van 0,4% naar 0,6%, maar leverde deze lichte stijging geen enkele kamerzetel op. Trots op Nederland nam in 21 van de 36 grote steden deel: Alkmaar, Almelo, Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Den Bosch, Den Haag, Deventer, Eindhoven, Haarlem, Haarlemmermeer, Helmond, Lelystad, Maastricht, Schiedam, Sittard-Geleen, Tilburg, Utrecht, Zaanstad en Zoetermeer. In geheel Nederland nam Trots op Nederland in 38 gemeenten deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. Met de verkiezingen op 3 maart 2010 komt Trots op Nederland in 21 van de 21 grote steden waar ze aan de verkiezingen heeft deelgenomen (totaal 53.410 stemmen) in de gemeenteraad met 30 raadszetels. De grootste winst maakte Trots op Nederland in Tilburg (+3). Teleurstellend is het aantal behaalde stemmen dat TON haalde in Almere (+1). In Den Haag, behaalde TON geen enkele zetel. Dat Trots op Nederland niet in de gemeen- 16

teraad van Den Haag zou komen, werd reeds op 15 januari 2010, en herhaald op 17 februari 2010, door TNS NIPO voorspeld. Voor een deel is dit te verklaren uit de deelname van de PVV. Op basis van onderzoek van Maurice de Hond naar de verkiezingsuitslag van de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen op 18 november 2009, is het resultaat van Trots op Nederland in steden waar de PVV niet heeft deelgenomen naar verwachting 5% hoger dan wanneer de PVV zou hebben meegedaan. Volgens onderzoek van De Volkskrant i.s.m. de Universiteit van Amsterdam en TNS NIPO (De Volkskrant, 27 februari 2010) heeft naar verwachting 9% van de PVVkiezer buiten Den Haag en Almere op Trots op Nederland gestemd. Nederlandse Moslim Partij De Nederlandse Moslim Partij deed op 3 maart 2010 voor het eerst mee met de gemeenteraadsverkiezingen. De partij is vooral in opkomst onder Turken en Marokkanen. Van deze groepen gaf voorafgaande aan de verkiezingen 7% aan op een moslimpartij te zullen stemmen. In totaal nam De Nederlandse Moslim Partij op 3 maart deel in 5 steden (Alkmaar, Almere, Den Haag, Rotterdam en Tilburg). Bij de tussentijdse verkiezingen in 2009 nam de partij ook in Venlo deel. Gezien de deelname van de PVV in Den Haag en Almere en de deelname van Trots op Nederland in 4 van deze steden (alleen in Rotterdam deed Trots op Nederland niet mee) is opvallend dat de partij geen enkele zetel behaalde. Totaal haalde de partij in de 5 steden 3.366 stemmen. Daarmee is de doelstelling van de partij, dat men in elke stad twee tot drie raadszetels wil halen, niet gehaald. Op basis van het resultaat van de gemeenteraadsverkiezingen zal de Nederlandse Moslim Partij naar verwachting ook bij de landelijke verkiezingen op 9 juni 2010 niet al te hoog gaan scoren. De partij heeft momenteel in acht van de 36 grote steden een afdeling (Alkmaar, Almere, Amsterdam, Den Haag, Heerlen, Rotterdam, Tilburg en Venlo). In drie grote steden (Breda, Leiden en Utrecht) worden gesprekken gevoerd over het opzetten van een afdeling. Partij voor de Dieren De Partij voor de Dieren nam op 3 maart 2010 voor het eerst mee met de gemeenteraadsverkiezingen, In totaal name men deel in vijf steden (Amsterdam, Apeldoorn, Den Haag, Groningen en Leiden). Met de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart behaalde de Partij voor de Dieren 18.222 stemmen en haalde het in elk van de 5 steden 1 raadszetels. Met name het aantal stemmen in Amsterdam (6.581) en Den Haag (4.362) is opvallend te noemen. Overige partijen Net als in 1998, 2002 en 2006 deden er ook in 2010 weer een aantal kleine landelijke partijen deel aan de verkiezingen. Waren het in 2006 nog partijen als Duurzaam Nederland, de Nederlandse Volksunie, Nieuw Rechts, De 17

Groenen, de Vooruitstrevende Integratie Partij, de Lijst Pim Fortuyn, de Nieuwe Communistische Partij Nederland en de Nationaal Democratische Partij, in 2010 namen de volgende (nieuwe) partijen aan de verkiezingen deel: Partij moedercao, de Nationaal Democratische Partij, de NCPN, de Groenen, de Partij voor Mens en Spirit, de Nationaal Democratische Partij, de Nederlandse Volksunie en de Nederlandse Klokkenluiderspartij. Vergeleken met 2006 (25.000 stemmen, 4 raadszetels) behaalden deze partijen op 3 maart slechts 14.119 stemmen en 6 raadzetels. De helft van de stemmen werd behaald in Sittard-Geleen waar ze 6 raadszetels bemachtigden. 2.2 Coalitievorming Voortzetting bestaande Colleges van B&W Gekeken is of getalsmatig de huidige Colleges van Burgemeester en Wethouders met de verkiezingen van 3 maart 2010 hun meerderheid hebben weten te behouden of niet. De huidige collegepartijen hebben een machtsbasis van in totaal 798 van de 1406 raadszetels. Dit aantal zagen de collegepartijen met de verkiezingen van 3 maart teruglopen tot 686 raadszetels in 2010. In slechts 15 van de 36 colleges wisten de bestaande coalities de meerderheid te behouden. In 21 steden hebben zij geen meerderheid meer. Drie trends De uitslag van de verkiezingen heeft belangrijke gevolgen voor het stedenbeleid. Op basis van de uitslag is ten eerste vast te stellen dat het aantal zetels bij deze verkiezingen in belangrijke mate over een beperkt aantal partijen is gemiddeld. In veel steden liggen de grootste partijen getalsmatig dicht bij elkaar. Vaak zullen bredere colleges nodig zijn om in de Raad op een meerderheid te kunnen bogen. In dat opzicht is het te verwachten dat brede regenboogcoalities deze periode vaker zullen voorkomen dan in de afgelopen vier jaar. Een tweede trend die uit deze verkiezingen naar voren komt, is de opkomst van nieuwe politieke bewegingen op de flanken; de PVV in Almere en Den Haag, TON in Den Helder, en de gevestigde positie van Leefbaar Rotterdam. Deze nieuwe partijen hebben, in tegenstelling tot de landelijke politieke partijen die nog steeds uitgaan van een links-rechts-tegenstelling, een helder gedifferentieerd ideologisch profiel en kenmerken zich door een profilering op een aantal thema s, waarbij veiligheid de voornaamste is. Dat betekent dat de nieuw te vormen Colleges -waarin deze partijen of politieke groeperingen zullen gaan deelnemen- thematisch en op basis van het oplossen van lokale vraagstukken zullen worden samengesteld. Een derde trend die de afgelopen jaren waarneembaar was en die mogelijkerwijs gaat doorzetten, is dat collegeprogramma s een hogere mate van 18

afrekenbaarheid zullen krijgen. De gedachte is dat door collegeafspraken meer dan in het verleden te kwantificeren, de burger precies weet wat beloofd wordt en op transparante wijze kan nagaan in welke mate de beloften van het College worden nagekomen. De ontwikkelde systematiek in Rotterdam met een jaarlijks rapport van de Rekenkamer over de mate waarin het College zijn prestatieafspraken nakomt, is in dit verband een vorbeeld. Toch zijn er ook bezwaren tegen deze ontwikkeling. Het sterk sturen op prestatieafspraken heeft vele potentiële valkuilen: tunneleffect, suboptimalisatie, focus op korte termijn effecten, gaming, smoothing en de performance paradox. Een ontwikkeling, die aansluit bij het veel meer regelvrijheid geven aan uitvoeringsprofessionals, is het beargumenteren en laten beargumenteren van de volgende vragen: waarom men iets doet voor deze doelgroep of in dit geval, waarom, volgens welke gedragsreactie, op basis van welke inzichten en op welke termijn men effecten verwacht, waarom en onder welke condities verwacht men dat de resultaten duurzaam zijn en wat gebeurt er als men niet doet. Antwoorden op deze vragen van uitvoeringsprofessionals kan een intelligente dialoog geven tussen professionals en beleidsvoorbereiders, kan de kwaliteit van beleid verbeteren en reduceert beleid en beleidsdoelen niet tot cijferfetisjisme. Op welke wijze de Colleges deze trends inhoud gaan geven, zal een grote mate van variatie vertonen. In de periode 2006-2010 was het de PvdA die afwisselend met CDA, en/of VVD, en/of Groen Links, en/of de SP, soms afgewisseld met de CU, een college vormde, afhankelijk van de lokale situatie. Als gevolg van de verkiezingen en de politieke aardverschuiving die met de verkiezingen van 3 maart is opgetreden, zullen de politieke verhoudingen in de periode 2010-2014 anders zijn dan in de afgelopen periode. Gezien de uitslag is het de vraag of een aantal partijen er programmatisch uit zullen komen in de onderhandelingen voor het nieuwe college. Hoewel de onderhandelingen over de samenstelling van de nieuwe colleges sterk bepaald zullen worden door de lokale omstandigheden, en voor een deel bepaald worden of de sleutelpersonen in de afgelopen jaren goed met elkaar hebben kunnen samenwerken, elkaar vertrouwen en elkaar wat gunnen, zijn een aantal scenario s denkbaar op basis waarvan een meerderheidscollege kan worden gevormd. In hoofdstuk 3 zal bij deze scenario s nader worden stilgestaan. 2.2 Opkomst De afgelopen weken verschenen er berichten in de media dat de opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen wel eens lager zou kunnen uitvallen dan in voorgaande verkiezingen. Zo refereerde prof. dr. Frank Ankersmit in NRC Handelsblad van 20 februari 2010 aan het onderzoek Gemeenteraadsverkiezingen 2010 in Zicht. Opkomst, Interesse en Vertrouwen van BMC Onderzoem die een opkomst verwacht van rond de 45%. Volgens hem zou in dat geval sprake zijn van een absoluut dieptepunt in vergelijking met opkomsten tussen de 60 en 70% bij de gemeenteraadsverkiezingen in 19

de periode 1994 tot 2006. Verder berichtte TNS NIPO op basis van een drie weken voor de verkiezingen gehouden onderzoek dat slechts 49% van het aantal stemgerechtigden zeiden op 3 maart 2010 te zullen gaan stemmen. De praktijk, misschien deels veroorzaakt door de val van het Kabinet en de komende verkiezingen op 9 juni 2010 voor de Tweede Kamer, is evenwel anders. De landelijke opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen was op 3 maart 56%. Dat is 2,6% minder dan in 2006 toen landelijk de opkomst op 58,6% lag. Kijkend naar de 36 grote steden is de opkomst goed te noemen. Lag de opkomst in de 36 grote steden in 1998 nog op 55%, in 2002 op 52% en in 2006 op 54%, de opkomst op 3 maart in 34 grote steden lag op 50,5% (Lelystad en Schiedam zijn hierin niet meegenomen). Opvallende uitschieters waren drie steden waar de opkomst hoger was dan in 2006: Almere (58,8%), Deventer (55,7%) en Den Haag (49,4%). Van een afname voor de belangstelling voor gemeenteraadsverkiezingen lijkt in beperkte mate sprake te zijn. In 2002 was de opkomst in de 36 grote steden nog 52%. De aankomende verkiezingen voor de Tweede Kamer op 9 juni zal daarbij een rol hebben gespeeld. Deels wordt de keuze bij gemeenteraadsverkiezingen namelijk op basis van landelijke afwegingen gemaakt (42%), deels door lokale overwegingen (22%) en deels door zowel landelijke als lokale overwegingen (22%). Veertien procent heeft hierover geen mening. 20

3 Mogelijke betekenis voor het nieuwe stedenbeleid De grote steden in Nederland staan voor een immense uitdaging de komende jaren. De aankomende bezuinigingen maken stevige keuzes onontkoombaar. De kaasschaafmethode zal de komende vier jaar niet meer werken. De steden zullen er niet aan ontkomen om de rol van de lokale overheid te heroverwegen. Welke taken worden nog wel, niet of in veel mindere mate uitgevoerd? De grootste kansen ontstaan wanneer overheden de behoeften van de burger als uitgangspunt nemen en niet het bestaande stelsel van regels en subsidies. Daarbij valt onder meer te denken aan het herdefiniëren van de rol van de lokale overheid als opdrachtgever. Met het oog op krimpende budgetten zullen lokale overheden meer dan in het verleden kritisch moeten bezien of het door hen gewenste beleid ook in de praktijk daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de verschillende maatschappelijke partijen die voor de uitvoering ervan verantwoordelijk zijn. Deze herdefinitie zal ook tot een kritische reflectie moeten leiden op hoe het subsidie-instrument in de lokale context zou moeten worden ingezet. 3.1 De noodzaak tot heldere profilering Wij zien daarbij een trend naar twee verschillende soorten vormen van lokaal bestuur. Aan de ene kant zullen er colleges komen die zich zullen voorstaan als smal en zakelijk. Zij zullen proberen door stevige reductie in de uitgaven en het snoeien in wet- en regelgeving te komen tot een kleine lokale overheid die veel ruimte laat aan de maatschappelijke organisaties, lokale bedrijven en burgers. Aan de andere kant zullen er colleges ontstaan die uitgaan van een meer activistische overheid. Zij zullen proberen door activistisch beleid burgers actief te betrekken bij de steden en door van activistisch arbeidsmarktbeleid een vruchtbare bodem te creëren voor de ontplooiing van de stad. Maar naast de insteek die de nieuwe stedelijke colleges kunnen kiezen, zullen er ook inhoudelijke beleidskeuzes moeten worden gemaakt. Hierbij zien we dire ideaaltypen. De zorgzame stad Door de economische crisis hebben velen in de stad hun baan verloren of genoegen moeten nemen met een lager inkomen (kortere werktijd). Door de bezuinigingen in de huursubsidie, zorgtoeslag, kindregelingen, AWBZ, Wmo zal het aantal behoeftigen in de gemeente verder toenemen. Het College kiest er in dit ideaaltype voor om met de beperktere middelen de focus vooral te richten op de burgers die de steun van de lokale overheid het meest nodig hebben (multiprobleemgevallen, problematische zorgmijders, 21

daklozen, inwoners met een beperking et cetera). Voor deze meest kwetsbare groep inwoners wil de stad een zorgzame stad zijn. De beperktere financiële middelen (armoedebeleid, Wmo, Awbz, jeugdzorg, ggd, mo-vb) worden ten behoeve van de uitvoering zoveel mogelijk gepoold en door outreachende zorg worden deze middelen ingezet om voor de meest behoeftigen op maat zorg te leveren. Het sociale beleid voor inwoners met een tijdelijk sociaal probleem (werkloos, bijstand, huurachterstand, dagopvang) wordt aanzienlijk afgebouwd. Ook van het traditionele reintegratiebeleid wordt afscheid genomen. In de ons voorliggende rijke jaren werden te veel middelen besteed aan het re-integreren van werklozen en bijstandsgerechtigden die ook zonder ondersteuning wel weer een baan konden vinden als zij dat wilden. Deze luxe kan het College zich niet meer permitteren. Op de beleidsterreinen politie, brandweer, rampenbestrijding, openbare orde, veiligheid, onderwijs, beheer en onderhoud openbare ruimte blijven de beleidsinspanningen op het oude niveau. Op de overige beleidsterreinen (economie, aanleg en herstructurering bedrijfsterreinen, detailhandel, toerisme, kunst, cultuur, evenementen, arbeidsmarkttoeleiding, openbaar vervoer, volkshuisvesting, stadsvernieuwing) komt het College tot een aanzienlijke herprioritering en kostenbesparing. De ondernemende stad De enige manier om uit de crisis te komen en om duurzame werkgelegenheid voor de inwoners te realiseren, is om topprioriteit te geven aan de concurrentiekracht van de stad. De laatste jaren is er door het vertrek van enkele grote bedrijven en organisaties meer werkgelegenheid verloren gegaan dan er is bijgekomen. En de toename van de internationale concurrentie als gevolg van de globalisering is in de stad merkbaar. Als het College in dit ideaaltype niet de leiding neemt, wordt de neerwaartse spiraal verder doorgezet. Daarom zet het nieuwe College alles op alles om het concurrentiepositie van de stad te verbeteren. Hiervoor geeft het College volop ruimte aan nieuw ondernemerschap, aan nieuwe toetreders, aan dynamiek, vernieuwingsgezindheid en innovatie. De instrumenten die ingezet worden, zijn het verbreden van de mogelijkheden van functiemenging en het minder snel ontvankelijk verklaren van klachten van inwoners, het afschaffen van allerlei regels en heffingen die belemmerend zijn, weinig nut hebben of die relatief weinig opleveren (precariorechten, reclamebelasting, baatbelastingen, marktvergunningen, venstertijden, locale zonering), het aanzienlijk verlagen van de parkeervergunningen voor bedrijven en het verhogen van de tarieven voor de parkeervergunningen voor inwoners en bezoekers, 10% van de aanneemsom bij aanbestedingen en het aankoopbedrag bij inkopen boven de 250.000 bestemmen voor kleine bedrijven en ZZP ers, de rekeningen van kleine bedrijven binnen een week betalen een jonge ondernemers een bestaande ondernemer als buddy en coach geven. De gemeente vergoedt deze ervaren ondernemer/buddy op enigerlei wijze (materieel of immaterieel) voor zijn of haar inzet. Met een actieve 22

PR, promotie- en acquisitiecampagne wordt de nieuwe profilering van de stad (de ondernemende stad) onder de aandacht gebracht. In de nieuwe focus wordt het arbeidsmarktbeleid, het onderwijs en de kennisinfrastructuur versterkt en wordt aan de veiligheid (vooral voor ondernemers en hun klandizie) meer aandacht besteed. Het beleid op het gebied van verkeer en vervoer wordt vanwege de bereikbaarheid op peil gehouden. Met de krappe financiële middelen en de noodzaak om nieuw voor oud te ruilen, komt het College tot aanzienlijke heroverwegingen en besparingen op de volgende beleidsterreinen: wijkaanpak, evenementen, kunst, cultuur, musea, de aanleg van nieuwe bedrijfsterreinen, openbaar vervoer, armoedebeleid, wmo, maatschappelijke dienstverlening, integratiebeleid, ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing. Op het gebied van kunst en cultuur verwacht het College meer van nieuw ondernemerschap dan van traditionele subsidies. De duurzame stad De klimaat- en grondstoffencrisis noopt het College in dit ideealtype om met de schaarse middelen de focus en prioriteit volledig te leggen bij het realiseren van een duurzame stad in de komende decennia. Dit College wil een onomkeerbare stap in die richting zetten. Dit betekent een opschaling van alle programma s om de waterberging in de stad te vergroten, om de riolering te vernieuwen, gescheiden stelsels aan te leggen en om tot energieneutrale woningen en utiliteitsgebouwen te realiseren. Om de ontwikkeling te versnellen, zal, indien nodig, de gemeente risicodragend zijn of als voorfinancieringsarrangement in de ontwikkeling participeren. De energiebesparing zal uiteindelijk de burgers ten goede komen en het kostenniveau van de ondernemingen verbeteren. Het College verwacht dat de transformatie van de bestaande voorraad woningen en utiliteitsgebouwen tot nieuwe werkgelegenheid van de inwoners kan leiden. Bij de duurzame stad hoort voor het College ook dat een hoog kwaliteitsniveau van de publieke ruimte (schoon, heel en veilig) wordt nagestreefd. Wel zullen bewoners door verdere decentralisatie van wijkbudgetten maximaal participeren in de nieuwe duurzame stad. Door de aanzienlijke transformatie- en investeringsopgave moeten met de mindere middelen die de stad ter beschikking heeft op andere terreinen aanzienlijke heroverwegingen plaatsvinden. Het College heeft de heroverwegingen gevonden in een vergroening van het locale belastingsregime, het niet langer participeren in allerlei overleggen, werkgroepen en netwerken (behalve het Platform Duurzame Overheid), het afschaffen van citymarketing, promotie en acquisitie, het reduceren van de arbeidsmarkttoeleiding, re-integratie-inspanningen, wmo, maatschappelijke opvang, volwasseneneducatie, kunst, cultuur, musea en evenementen. 23

3.2 Bezuinigingen als overkoepelende opdracht bij komende gemeenteraadsperiode: kansen en opdrachten. Om tot een dergelijke heldere profilering te komen, zullen steden bij de komende bezuinigingen moeten kiezen. De omvang van de uitdagingen en de aanzienlijke reductie van financiële mogelijkheden maken dat er gekozen moet worden, dat een scherpere focus nodig is en dat hoger aan de wind gezeild moet worden. Met business-as-usual komt geen krachtige nieuwe stedelijke ontwikkeling tot stand. Het is lastig de trends voor de komende jaren te voorspellen. Veel van het gemeentelijk beleid zal pas tijdens de collegeonderhandelingen vorm zal krijgen. Daarnaast zijn de randvoorwaarden voor de komende jaren door de val van Balkenende IV onzeker geworden. Dat er bezuinigd zal moeten worden, lijkt zeker, maar het is nog onduidelijk hoe hoog de bezuinigingen precies zullen uitvallen en binnen hoeveel jaren deze geëffectueerd moeten worden. Het antwoord op deze vragen zal afhangen van de uitkomsten van de Tweede Kamerverkiezingen op 9 juni. Dat er een trendbreuk komt, is evident. De aankomende bezuinigingen, hoe hoog ze ook precies mogen uitvallen, zullen een fundamentele breuk vormen met de begrotingen zoals de grote steden die de afgelopen jaren hebben ingediend. Door de overheveling van landelijke taken naar het lokale bestuur zijn de budgetten de afgelopen jaren geleidelijk gegroeid, maar daar zal uiterlijk in 2011 een einde aan komen. De breuk met de afgelopen jaren zal nog vergroot worden door het feit dat de huidige begrotingen niet of nauwelijks vooruit lopen op de naderende bezuinigingsronde. Weliswaar hebben de meeste gemeenten op dit moment een sluitende begroting, maar dat is alleen met het nodige kunst- en vliegwerk gelukt. En zoals Binnenlands Bestuur onlangs berichtte, zijn de meerjarenbegrotingen tot 2013 nog vrijwel nergens sluitend gemaakt, mede omdat nog onduidelijk is hoeveel geld de regering beschikbaar zal stellen aan de grote steden. Behalve het feit dat de huidige colleges zich nog niet echt hebben voorbereid op de kortingen die hen de komende jaren te wachten zullen staan, zijn de bezuinigingen ook nauwelijks een thema geweest in de verkiezingsprogramma s. Uit een analyse van het Financieel Dagblad bleek dat de verkiezingsprogramma s weinig rekening houden met de aankomende bezuinigingen. Tegelijkertijd is het onderwerp wel degelijk tijdens de verkiezingscampagne op de agenda komen te staan en hebben de verschillende partijen in de steden aan moeten geven welke prioriteiten zij de komende vier jaar stellen. Een uitdaging voor veel lokale bestuurders, is de vraag of bestaande reserves op nuttige wijze beschikbaar kunnen worden gemaakt. Daarbij kan gekeken worden naar de verschillende, vaak verkokerde, reserveringssystemen, waarbij gepoogd zal worden structureel geld vrij te maken voor be- 24