Notificatie wendbaar werkbaar werk/modernisering arbeidsrecht Na overleg met de groep van 10 legt de Minister van Werk voor het zomerreces (juli 2016) een wetsontwerp aan de ministerraad voor dat bestaat enerzijds uit algemene en door de ondernemingen rechtstreeks toe te passen regels en anderzijds uit een menu van maatregelen die sectoraal kunnen worden geactiveerd. De doelstelling van het wetsontwerp is de modernisering van het arbeidsrecht, bijkomende flexibiliteitsmogelijkheden voor de ondernemingen en het stimuleren van werkbaar werk voor de werknemers. Dit wetsontwerp zal ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd in het najaar zodat dit wettelijk kader van kracht is voor de interprofessionele en sectorale onderhandelingen voor de periode 2017-2018 van start gaan. 1. Sokkel, rechtstreekse werking - De referteperiode voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt met ingang van 1 januari 2017 wettelijk vastgelegd op 1 jaar, waarbij de dagelijkse arbeidsduur 9 uur en de wekelijkse arbeidsduur 45 uur niet kan overschrijden (tenzij anders sectoraal bepaald, zie verder). De minimale interne grens wordt bepaald op 143 uur, tenzij anders overeengekomen in de sector. De regeling inzake het bepalen van het overloon blijft ongewijzigd. - Alle werknemers krijgen met ingang van 1 januari 2017 een krediet van 100 overuren per jaar die zij niet moeten inhalen, maar kunnen laten uitbetalen of op hun loopbaanspaarrekening laten zetten. Dit gaat om overuren die gepresteerd kunnen worden in het kader van een individuele overeenkomst, zonder dat de arbeidsduur daardoor 11u per dag of 50u per week kan overschrijden. De ondernemingsraad of de syndicale afvaardiging worden achteraf op de hoogte gebracht van het aantal overuren. De sector kan dit krediet aan overuren verhogen tot een maximum van 360. Het loon voor deze overuren wordt sociaal en fiscaal als gewoon loon beschouwd en de overuren worden verloond zoals de huidige overuren. Dit stelsel van overuren is een bijkomend stelsel naast de bestaande stelsels van overuren. - Investeren in vorming is belangrijk voor elke onderneming. Met ingang van 1 januari 2017 wordt de huidige interprofessionele doelstelling van 1,9% van de loonmassa omgezet in een interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen vorming per VTE per jaar. De maatregel mag geen aanleiding geven tot loonkostverhoging. 1
Deze doelstelling kan worden ingevuld door : o een algemeen verbindend verklaarde sectorale Cao die voorziet in vormingsinspanningen die kaderen binnen een groeipad vertrekkend van de bestaande inspanning. OF o het voorzien van een individuele vormingsrekening per werknemer met een jaarlijks vormingskrediet ten belope van tenminste het equivalent van de bestaande inspanning uitgedrukt in de loonmassa van de betrokken werknemers, en kaderende binnen een groeipad. Voor KMO s met minder dan 20 werknemers, zal een specifieke regime worden uitgewerkt. Ondernemingen met minder dan 10 werknemers worden vrijgesteld van deze verplichting, gelet op het overwegend informele karakter van de vorming in de kleinste ondernemingen. Bij ontstentenis van een sectorale cao of een individuele vormingsrekening heeft elke werknemer jaarlijks een individueel vormingsrecht. Teneinde de principes te verzekeren dat er vooruitgang is bij wie vandaag niets doet en de inspanning niet achteruit gaat voor sectoren die al veel doen, wordt een onderscheiden traject voorgesteld afhankelijk van de bestaande inspanning Dit individueel vormingsrecht bedraagt voor alle sectoren 2 dagen in 2017-2018 - Dit recht wordt per voltijds equivalent berekend binnen het bedrijf. - Deze dagen kunnen worden gerealiseerd binnen de normale arbeidstijd, of, naar keuze van de werkgever, in de vorm van te presteren overuren zonder overloon buiten de normale arbeidstijd. - Na evaluatie van dit stelsel van jaarlijks recht op vorming, kunnen deze vormingsdagen geïntegreerd worden in de loopbaanspaarrekening. De vorming bedoeld in het jaarlijks recht kan bestaan uit formele vorming buiten de onderneming, formele of informele vorming binnen de onderneming of op de werkplaats. Deze vorming kan ook een module te bevatten die betrekking heeft op de preventie van stress en burn-out. De werkgever kan zelf deze vorming organiseren of kan beroep doen op externe vormingskanalen (o.a. de sectorale vormingsfondsen). De werkgever geeft via de sociale balans aan hoe dit vormingsrecht in zijn onderneming werd ingevuld. De huidige vrijstelling voor de invulling van de sociale balans voor KMO s met minder dan 20 werknemers blijft behouden. Dit stelsel van jaarlijks recht op vorming vervangt de verplichting en de eventuele sanctie voorzien in het kader van de huidige vormingsplicht om 1,9% van de loonmassa te besteden aan vorming. 2
- Occasioneel telewerk o Een wettelijk kader voor het toelaten en het bepalen van de rechten van de werknemer op het vlak van onder meer het terugbetalen van kosten en de arbeidsongevallenregeling, alsook de administratieve formaliteiten die vereist zijn voor telewerk op occasionele basis voor één of meerdere arbeidsdagen of voor een deel van een arbeidsdag. 2. Sectoraal te activeren menu Het wetsontwerp zal voorts een geheel aan maatregelen bevatten waaruit de sectoren er één of meerdere kunnen kiezen om in hun sector te activeren. Daarnaast kunnen de sectoren gebruik maken van de uitzonderingsmogelijkheden op wettelijke basisregelingen zoals voorzien in de sokkel ( punt 1). Wendbaar werk - Globale hervorming van de arbeidsduur, met een rol voor de sectoren en in subsidiaire orde de ondernemingen. o De huidige situatie: Normale week is 38u Afwijking mogelijk tot 9u per dag / 45u per week /nacht = vanaf 20u Behoud afwijkingen voor bestaande algemene uitzonderingen (bv ploegenarbeid, continu, ) Nieuw: o o Afwijkingsmogelijkheden op sectoraal niveau binnen arbeidstijdenrichtlijn (11u / 50u / gem 48u, 11u onderbreking) / nacht = vanaf 22u Deze afwijkingen kunnen via sectorale cao en bij ontstentenis door activering door onderneming via cao of arbeidsreglement (indien geen SD) voor zover eerst de vraag gesteld werd door een representatieve organisatie op sectorniveau Deze afwijkingen gelden enkel voor aspecten arbeidsduurlimieten (dus niet bv nachtarbeid). Er zal een evaluatie worden gemaakt binnen 1 jaar. Arbeidsduurregels die wettelijk, sectoraal en door de onderneming worden vastgelegd (in toepassing van de voorzien afwijkingsmogelijkheden), worden geconcretiseerd in uurroosters die in het arbeidsreglement worden vastgelegd. De overgangs- en verwittigingsmodaliteiten tussen uurroosters worden ook in het arbeidsreglement vastgelegd indien deze niet automatisch vastliggen. De referteperiode van 1 jaar kan voor een aantal wettelijk te voorziene activiteiten sectoraal worden verlengd tot een maximum 3
van 6 jaar, om de arbeidsduur aan te passen aan de productiecyclus (veralgemening plus minus conto) - Invoering uitzendovereenkomst onbepaalde duur. o Mogelijkheid om uitzendovereenkomsten voor onbepaalde duur te sluiten, met als wettelijke voorwaarden: Een regeling voor loongarantie tussen opdrachten Geen mogelijkheid tot tijdelijke economische werkloosheid tussen opdrachten o Kan geactiveerd worden door een sectorale cao in het paritaire comité voor de uitzendarbeid - De hervorming van het stelsel van de werkgeversgroepering - De vereenvoudiging van de deeltijdse arbeid o Dit omvat het wetsontwerp dat in de NAR werd ingediend, waarvan de bepalingen zullen worden aangepast aan het advies van de sociale partners. o Aan dit wetsontwerp worden nog de volgende wijzigingen aangebracht: wijzigingen aan het uurrooster op vraag van de werknemer worden niet langer beschouwd als meeruren die aanleiding kunnen geven tot het betalen van overloon En de bestaande verwittigingstermijnen die hoger liggen dan het minimum van 1 dag mbt het uurrooster vastgelegd in sectorale cao s blijven behouden. Vereenvoudiging met het oog op het meer soepel gebruik van het krediet bijkomende uren. Werkbaar werk - Loopbaansparen: o in een eerste fase wordt voorzien in de mogelijkheid om op sectoraal niveau een kader af te spreken over het opsparen van vakantie of overuren op bedrijfsvlak, waarbij de sector vastlegt: Welke tijdsperiodes opgespaard kunnen worden De periode waarbinnen deze opgespaard kunnen worden De wijze van opname van deze dagen door de werknemer o Bij ontstentenis van sectoraal akkoord en voor zover een representatieve organisatie de vraag heeft gesteld op het niveau van de sector of een individuele onderneming aan de voorzitter van het paritair comité waartoe de onderneming behoort, kan op ondernemingsvlak een cao worden gesloten met betrekking tot vastleggen van een kader over het opsparen van vakantie of overuren op bedrijfsvlak, waarbij wordt vastgelegd: Welke tijdsperiodes opgespaard kunnen worden De periode waarbinnen deze opgespaard kunnen worden De wijze van opname van deze dagen door de werknemer Er zal een evaluatie worden gemaakt binnen 1 jaar. 4
o Na positieve evaluatie en na de voorziene studie over het loopbaansparen kan dit worden uitgebreid naar een intersectoraal systeem met meeneembaarheid van de rechten, te integreren in een loopbaanrekening. - Aanpassing van de verlofstelsels o De voorstellen tot aanpassing die momenteel in het parlement worden besproken zullen worden gesteund door de regering, mits dit gebeurt in een budgettaire neutraal kader. o Bijkomend wordt in een budgettair neutraal kader het recht op (een uitkering voor) tijdskrediet met motief zorg met 3 maanden uitgebreid en het recht op (een uitkering voor) palliatief verlof met 1 maand uitgebreid. - Glijdende werktijden o Dit omvat het wetsontwerp dat in de NAR werd ingediend, waarvan de bepalingen zullen worden aangepast aan het advies van de sociale partners. - Schenking van verlofdagen o Met respect voor de Arbeidstijdenrichtlijn (4 weken jaarlijkse vakantie per werknemer), wordt een kader uitgewerkt waarbinnen werknemers verlofdagen kunnen schenken aan collega s die zwaar zieke kinderen opvangen. Dit kader kan worden geactiveerd op sectorniveau en bij ontstentenis, op ondernemingsniveau voor zover dat een van de representatieve organisaties het gevraagd heeft op sectorniveau. 5