Hof van Cassatie van België



Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van Belgie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

18 MEI 2007 C.06.0086.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.06.0086.N VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, voor wie optreedt de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, met kabinet te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20, bus I, eiser, vertegenwoordigd door mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel, Louizalaan 149, bus 20, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen HESSE-NOORDNATIE, met zetel te 2000 Antwerpen, Napelstraat 79, verweerster, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Brederodestraat 13, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan.

18 MEI 2007 C.06.0086.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 6 juni 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. Afdelingsvoorzitter Ernest Waûters heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 538 van het Burgerlijk Wetboek; - de artikelen 552 en 555 van het Burgerlijk Wetboek; - de artikelen 1, 4 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal; - artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet. Aangevochten beslissingen Het eindarrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 6 juni 2005 dat het hoger beroep van de verweerster gegrond verklaart en de eiser veroordeelt tot een bedrag van 1.304.361,98 euro te vermeerderen met de interesten en de kosten, op grond onder meer van de volgende overwegingen: I. Grond van de vordering (vervolg) Beoordeling naar de ingeroepen rechtsgronden 1. Van de door (de verweerster) ingeroepen rechtsgronden blijft nog enkel de onroerende natrekking te onderzoeken. 2. Het hof van beroep heeft in verband met deze rechtsgrond een aantal vragen gesteld in het tussenarrest: Vraag 1: werd de ro-ro steiger, volgens partijen, bij de oprichting ervan gebouwd op grond welke door de Stad Antwerpen in concessie was gegeven aan (de verweerster) of gebeurde de oprichting in de Schelde? Vraag 2: kon, volgens partijen, de Stad Antwerpen eventueel ook een deel van de Schelde in concessie geven?

18 MEI 2007 C.06.0086.N/3 Vraag 3: in het stuk nummer 3 van (de verweerster) is er sprake van: een precaire vergunning af te leveren door het Gewest als eigenaar van de rivier waarin onder andere begrepen zal zijn dat de (vaste) inrichtingen automatisch na oprichting eigendom worden van het Gewest ; is deze vergunning afgeleverd en wat staat er dan in? Vraag 4: kan volgens partijen een verzaking gedaan worden met betrekking tot natrekking in verband met onroerende goederen gelegen op openbaar domein? 3. Partijen hebben daarop geantwoord in bijkomende conclusies. 3.1. Op vraag 1 kwamen de volgende antwoorden: Van (de verweerster): Het vast gedeelte van de ro-ro steiger (de dwarskade) werd destijds (onder gelding van de eerste concessie) gebouwd in de Schelde en dus niet op gronden die aan concluante in concessie waren gegeven. Ditzelfde vast gedeelte van de ro-ro steiger werd echter bij de 2 de concessie-verlening (nadat de eerste door de Raad van State was vernietigd) formeel wel mee in concessie gegeven. Met andere woorden hoewel opgericht op grond die aanvankelijk niet mee in concessie werden gegeven, beschouwde de concessiegever deze steiger wel als door haar te beheren goed bij verlening van de 2 de concessie. Van (de eiser): De steiger is gebouwd op de Schelde zelf, namelijk als drijvend vlot dat verankerd is met de kaaimuur. 3.2. Op vraag 2 kwamen de volgende antwoorden: Van (de verweerster): Ja, voor zover ervan uit gegaan wordt dat dit gedeelte onlosmakelijk verbonden is en deel uitmaakt van de containerterminal in kwestie. In de beheersovereenkomst tussen het Vlaams Gewest (eigenaar) en de Stad Antwerpen (uitbater) van de containerterminal is er geen sprake van de ro-ro steiger. Dit kan ook niet omdat, op het ogenblik van het sluiten van deze beheersovereenkomst, de ro-ro steiger nog niet was opgericht. Uit de 2 de concessie blijkt dat de Stad Antwerpen de ro-ro steiger (het vast gedeelte) in de praktijk wel degelijk mee in concessie heeft gegeven. Dit kan alleen verklaard worden door er van overheidswege vanuit gegaan wordt dat deze steiger eveneens eigendom is van het Vlaams Gewest en derhalve ressorteert onder de beheersovereenkomst.

18 MEI 2007 C.06.0086.N/4 In ontkennend geval had de Stad inderdaad dit gedeelte van de terminal niet in concessie kunnen geven. Van (de eiser): Neen, het Vlaams Gewest is eigenaar en beheerder van de Schelde. Bijgevolg kan de Stad Antwerpen of het Havenbedrijf een deel ervan niet in concessie geven. 3.3. Op vraag 3 kwamen de volgende antwoorden: Van (de verweerster): Een dergelijke vergunning werd inderdaad nooit afgeleverd. Van (de eiser): M.i. wordt hier bedoeld bijlage bij stuk 2 van het stukkenbundel van (de verweerster). Er werd geen precaire vergunning afgeleverd. Er is in het dossier enkel sprake van het afleveren van een precaire vergunning, die de modaliteiten voor exploitatie van de installatie zal vastleggen, in een brief van de Antwerpse Zeediensten aan Hessenatie, d.d. 14.06.1990 (stuk 5 van de stukken van (de verweerster)). Deze precaire vergunning zou worden afgeleverd nadat Hessenatie een bouwvergunning had aangevraagd en bekomen. De precaire vergunning is nooit verleend. 3.4. Op vraag 4 kwamen de volgende antwoorden: Van (de verweerster): In hoofdorde moet opgemerkt worden dat naar het oordeel van (de verweerster) dit niet kan. Volgens het Hof van Cassatie impliceert iedere afstand van het recht van natrekking immers de vestiging van een recht van opstal. Welnu, nog volgens het Hof van Cassatie kan er op onroerende goederen behorend tot het openbaar domein geen recht van opstal gevestigd worden en dit omwille van het bijzonder juridisch statuut van dergelijke goederen. Aldus moet dan ook geconcludeerd worden dat er geen afstand van het recht van natrekking mogelijk is met betrekking tot onroerende goederen gelegen op het openbaar domein. In ondergeschikte orde moet opgemerkt worden dat geïntimeerde geenszins afstand heeft gedaan van haar recht tot natrekking. Een dergelijke afstand moet immers expliciet gebeuren. Zij moet berusten op een expliciete en zekere wilsuitdrukking van degene die verzaakt. Niet elke eenvoudige

18 MEI 2007 C.06.0086.N/5 toelating vanwege de grondeigenaar om op zijn grond een gebouw op te richten kan dan ook gezien worden als een afstand van natrekking. Integendeel heeft geïntimeerde steeds vastgehouden aan haar standpunt dat zij door de oprichting zelf eigenaar zou worden (stukken 2, 10, 11 en 27). 1. Cass. 19 mei 1988, Arr. Cass. 1987-88, 1230, A. Van Muylder en J. Verstappen, Actuele problemen inzake het recht van natrekking, de verzaking daaraan, en het recht van opstal, T. Not. 1992, 281 e.v. 2. o.m Cass. 10 maart 1892, Pas. 1892, 1, 213, ; Cass. 18 maart 1926, Pas. 1926, 1, 307. 3. F. Van Neste en S. Snaet, Natrekking in Het onroerend goed in de praktijk, Kluwer, losbl. I.G.3-15. 4. Ibid. Van (de eiser): Ja, dat kan. In ondergeschikte orde houdt concluante dat argument aan - indien het hof de rechtsfiguur natrekking zou hanteren dat zij afstand heeft gedaan van de natrekking door toelating te geven om op haar grond de steiger aan te leggen. Dat immers de grondeigenaar aan zijn recht kan verzaken en een derde kan toelaten een gebouw op te richten dat gedurende enige tijd de eigendom van deze derde zal blijven. Dit wordt ook bevestigd in de rechtspraak: vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 20.12.1993 (Act. Dr. 1996, 807, ev). 3.5. De benadrukking in deze teksten is van het hof. 4. Het hof van beroep neemt aan dat de ro-ro steiger niet gebouwd werd op grond die reeds door de Stad Antwerpen in concessie was gegeven aan (de verweerster) en dat de oprichting gebeurde in de Schelde. Het hof van beroep neemt aan dat de Stad Antwerpen geen deel van de Schelde in concessie kon geven om de ro-ro steiger erop te laten bouwen. Het hof van beroep neemt aan dat de precaire vergunning niet werd verleend (met specificatie dat het stuk 3 bedoeld in het tussenarrest, thans de bijlage vormt aan stuk 2 van (de verweerster)). Het hof van beroep neemt de stelling van (de verweerster) aan, dat er geen verzaking kan gedaan worden met betrekking tot natrekking in verband met onroerende goederen gelegen op openbaar domein. 5.

18 MEI 2007 C.06.0086.N/6 Dit alles laat toe te besluiten, dat de ro-ro steiger werd opgericht door (de verweerster) op grond van (de eiser). Artikel 555 Burgerlijk Wetboek is hier van toepassing: er werd gebouwd door een derde met eigen materialen op andermans grond. (De eiser) heeft aan (de verweerster) niet verplicht de steiger af te breken op diens kosten. (De eiser) heeft besloten de steiger te laten staan en is daardoor er eigenaar van geworden: door natrekking. Er kan geen sprake zijn van een afstand van dit recht van natrekking in hoofde van het (de eiser) (zie hoger stelling (de verweerster) en de door deze geciteerde rechtspraak en rechtsleer). (De eiser) dient de kosten gemaakt door (de verweerster) aldus te vergoeden. Grieven Het bestreden arrest oordeelt dat de eiser niet kon verzaken aan de natrekking van de steiger omdat dergelijke verzaking noodzakelijkerwijze tot gevolg zou hebben dat een recht van opstal werd toegekend hetgeen volgens het arrest niet mogelijk is. Vooreerst moet opgemerkt worden dat de verzaking aan natrekking niet per se een recht van opstal insluit. Men zou bijvoorbeeld evenzeer kunnen spreken van een erfpacht. Deze overweging is dus niet naar recht verantwoord (schending van de artikelen 552 en 555 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1, 4 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal). Het arrest oordeelt dat een recht van opstal niet mogelijk is op het openbaar domein. Eerste onderdeel Indien vroeger een zeer strikte opvatting werd gehanteerd met betrekking tot het vestigen van zakelijke rechten op het openbare domein, dan is deze situatie grondig veranderd. Met het oog op de valorisatie van het openbaar domein en de economische expansie, wordt door de overheidsinstanties zeer frequent een beroep gedaan op de rechtsfiguur van opstal. Een van de voordelen van opstal - en trouwens ook van erfpacht - is soepelheid in het juridisch kader, van de domanialiteit, te brengen, waarbij een privé-persoon, de concessionaris, de mogelijkheid heeft een zakelijk recht te verkrijgen op het openbare domein. Op voorwaarde dat de fundamentele beginselen i.v.m. het openbaar domein (verenigbaar met de openbare bestemming, precariteit ) worden eerbiedigd kunnen wel degelijk zakelijke rechten gevestigd worden op het openbaar domein, waaronder een recht van opstal.

18 MEI 2007 C.06.0086.N/7 Door te oordelen in algemene bewoordingen dat dergelijk op opstalrecht niet mogelijk is, is het bestreden arrest derhalve niet naar recht verantwoord (schending van alle in het middel aangehaalde bepalingen, behalve artikel 149 van de Grondwet). Tweede onderdeel De eiser had voorgehouden in zijn syntheseconclusie in graad van beroep en in zijn conclusie na heropening der debatten dat indien er een afrekening zou moet gemaakt worden, dit zou dienen gebeuren op het einde van de domeinconcessie. Het bestreden arrest antwoordt niet op dit middel. Minstens maakt het arrest de wettigheidscontrole door het Hof niet mogelijk omdat niet dergelijk is of het arrest van mening is dat ingevolge natrekking onmiddellijk vergoeding verschuldigd is dan wel op het einde van de vergunning. Het arrest schendt bijgevolg artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Luidens artikel 1 van de Opstalwet van 10 januari 1824 is het recht van opstal een zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen op andermans grond te hebben. Luidens artikel 4 van dezelfde wet kan het recht van opstal voor geen langere tijd dan van vijftig jaren worden bepaald, behoudens de bevoegdheid om hetzelve te vernieuwen. Luidens artikel 6 van dezelfde wet treedt, bij het eindigen van het recht van opstal de grondeigenaar in de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen, met de onder gehoudenis om de waarde daarvan op die tijd te betalen aan degene die het recht van opstal had, welke laatste recht van terughouding zal hebben, totdat die betaling zal voldaan zijn. 2. Het recht van opstal is in de zin van voormelde wet een tijdelijke afwijking van de artikelen 552 en 553 van het Burgerlijk Wetboek inzake het recht van natrekking dat als regel stelt dat gebouwen, werken en beplantingen aan de grondeigenaar toebehoren.

18 MEI 2007 C.06.0086.N/8 3. Een goed behoort tot het openbare domein doordat het, hetzij door een uitdrukkelijk hetzij door een impliciete beslissing van de overheid wordt bestemd tot het gebruik van allen, zonder onderscheid van de persoon. Aldus worden, krachtens artikel 538 van het Burgerlijk Wetboek, de wegen, banen en straten die ten laste zijn van de Staat, de bevaarbare of vlotbare stromen en rivieren, de stranden, aanwassen en gorzingen van de zee, de havens, ook getijhavens, de reden en, in het algemeen, alle gedeelten van het Belgische grondgebied die niet vatbaar zijn voor bijzondere eigendom, beschouwd als behorend tot het openbare domein. 4. Behoort een goed tot het openbare domein en is het zodoende bestemd tot het gebruik van allen, dan kan niemand een privaat recht verwerven dat het bedoelde gebruik zou kunnen belemmeren en dat afbreuk zou kunnen doen aan het recht van de overheid om het te allen tijde, gelet op dat gebruik, te regelen. 5. Voor zover evenwel een privaat recht van opstal voormelde bestemming niet verhindert, kan het worden gevestigd op een goed van het openbare domein. 6. De appelrechters die zonder enig onderscheid oordelen dat een recht van opstal op het openbaar domein onmogelijk is, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. 7. Het onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Ernest Waûters, als voorzitter, en de raadsheren Etienne Goethals, Eric Dirix, Beatrijs Deconinck en Alain Smetryns, en op de openbare terechtzitting van 18 mei 2007 uitgesproken door

18 MEI 2007 C.06.0086.N/9 afdelingsvoorzitter Ernest Waûters, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Philippe Van Geem. Ph. Van Geem A. Smetryns B. Deconinck E. Dirix E. Goethals E. Waûters