InHoUD. VooRwooRD 5. InLEIDInG 7. Module Module Module Module Instructie toets module 1 tot en met 4 65.



Vergelijkbare documenten
Handleiding basiswoordenschat.

Woorden in prenten. 5 Voorwoord 6 Inleiding

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

KIJK! Lijst van: Schooljaar: Groep: Leraar: Datum gesprek 1e rapport: Datum gesprek 2e rapport: KIJK! 1-2 Bazalt Educatieve Uitgaven

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

De boom staat op de berg Door Kim Wagemans

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Binnenkort verschijnt ook een cd-rom waarmee de cursist zelfstandig de stof kan herhalen en oefenen.

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Handleiding Vingerspelling en Letterherkenning.

De Alfa-leerling autonoom aan het werk met DigLin+

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

(hoeveelheden 6 en 10 of 4 en 6 centraal)

De ontwikkelde materialen per unit.

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Coöperatief leren Verschillende werkvormen:

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

Een geslaagde activiteit

In het thema In elke hoek een boek! kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

Materialen de verhaalplaten van het verhaal Hallo, ik ben de nieuwe juf! ; een (schoolbord)krijtje.

Spreekopdrachten thema 2 Geld

werkwoordspelling brochure

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

DOCENTENHANDLEIDING LEES MEE >> NT2

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Woordenkennis In Huis. Kaartenparen om het oefenen en het versterken van de woordenschat zowel receptief alsook productief. Bestelnummer

Wie ben jij & wie ben ik?

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Aanvulling Woordenschat NT2

De Kracht van Herhaling 28 september 2019

20 Ideeën met speelkaarten

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Blauwe stenen leer je zo

Dag 2 Rare rijmende regels

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

11. Hele en halve uren met klokkaartjes. - dagelijkse activiteiten aan de halve uren koppelen

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Spelling: de verdubbelaar

Zorgboekje. Kindgegevens

In het thema Sil plukt appels kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

Welke coöperatieve werkvormen gaan we aanleren?

veilig leren Veilig leren lezen Artikelen - Letterkennis, aanpak b/d-probleem lezen Auteur: Susan van der Linden Stap 1

Basis Werkwoordspelling is onderdeel van de Bundel Basisprogramma's. Deze bundel bevat ook Basisspelling en Basisgrammatica.

De mogelijkheid om te differentiëren: een aansprekend en op maat gesneden leertraject voor iedere leerling!

WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang

40 Suggesties met...

BLOK 1 thema 1 Kennismaking

Schets van het onderwijsprogramma Route 1, jaar praktijkschool vso

Benodigdheden: A. Inleiding: kringgesprek 15 minuten.

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht

Kwartetten met klinkers

Begrippen: Bekende begrippen: Kleur rood- blauw geel groen oranje paars vorm rond hoek bol kubus cilinder balk tent

Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter

Handleiding Picto's. PICTOGRAM 'Een eenvoudige, gestileerde afbeelding, waardoor een verbod, Inleiding. Herkenbaarheid. Mondelinge taalvaardigheid

Voorwaardelijke vaardigheden Lesactiviteit

Is leren lezen moeilijk?

Schets van het onderwijsprogramma Route 1, 16+ (begeleid) werk, inburgering

Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Jong geleerd. Beatrijs Brand en Saskia Snikkers

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

Voorbereiding op je bezoek bij het muzieum

Leskist THEMA-handleiding Opgeruimd houdt netjes Groep 3 en 4

In gesprek met ouders. Spel en ontwikkeling! (module 1 en 2) (module 3 en 4) Doel Verkrijgen van inzicht in het belang van spel en

Hoorspel deel A. Algemene handleiding

Museumles voor groep 1 t/m 3. Aan tafel met de Kikkerprins

Wie ben jij? HANDLEIDING

Absolute beginners: hoe vang je ze op? Hanneke Pot: ronde 2

Wie ben jij & wie ben ik? Docentenhandleiding Groep 6 t/m 8

onderwerp: Ik ruik mensenvlees ( drama- beweging)

Thema Naar school. Cursus een, week een. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. 13 maart 2016 (tweede versie) cursus een, week een

- Laat de leerlingen afbeeldingen zien van gebouwen door de jaren heen met verschillende architectuur.

Woordenschatles. Stap 1 - Selecteren Stap 2 - Voorbewerken Stap 3 - Uitleggen Stap 4 - Herhalen & oefenen Stap 5 - Controleren

Les 2 Integratie Leestekst: Begeleid Werken. Introductiefase

HUISWERKTIPS. Hoe kan ik mijn kind begeleiden bij het maken van huiswerk?

Agenda onderwijsavond middenbouw

INFORMATIEBOEKJE GROEP 4

Zonnevangers met een functie

Gespreksleidraad collegiaal reflectie moment

Groepsvorming en een positief sociaal klimaat, waar leerlingen zich mede verantwoordelijk voor voelen,

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Voor een veilige school. Handleiding en lessen. Goed Gedrag. Goed Gedrag. Bij deze handleiding hoort de usb-kaart. Goed Gedrag

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - oriënteren zich op het thema. - activeren hun voorkennis.

Formuleren. Doelgroep Formuleren. Omschrijving Formuleren

Lesbrief Dans en Taal

Bijlage l. Het ontwerpen van modulen: een format. Vooraf:

Wat is Kraak kracht? Kraak kracht

Babels A precommunicatieve werkvormen diverse taalhandelingen A1. Alfa Elleke Radstake

TOETSTAAK 29: WAT VIND JIJ VAN BELGIE? DEEL 1

Transcriptie:

InHoUD VooRwooRD 5 InLEIDInG 7 Module 1 15 Module 2 27 Module 3 41 Module 4 53 Instructie toets module 1 tot en met 4 65 Module 5 69 Module 6 81 Module 7 95 Module 8 109 Instructie toets module 1 tot en met 8 123 woordenoverzicht 127 KoPIEERBLADEn AFBEELDInGBLADEn 3

VooRwooRD Voor u ligt Alfalfa, een thematisch programma mondelinge woordenschatverwerving voor 12- tot 16-jarige anderstalige analfabeten. Het materiaal is gebaseerd op bestaand materiaal mondelinge woordenschatverwerving, dat een aantal jaren geleden is ontwikkeld door alfabetiseringsdocente Gladys Bhoepsing van de ISK-afdeling van het Prismacollege Utrecht. Dat materiaal was in eerste instantie geschreven voor eigen gebruik, waardoor het niet was voorzien van een uitgebreide docentenhandleiding. ook werd veelvuldig uitgegaan van de aanwezigheid van allerlei additioneel materiaal. om het voor landelijk gebruik geschikt te maken hebben we het materiaal grondig gereviseerd: ook beginnende alfabetiseringsdocenten kunnen er nu mee werken omdat er bij iedere oefening voldoende aanwijzingen worden gegeven aan de docent. Bovendien wordt er niet meer uitgegaan van aanvullend materiaal: het benodigde materiaal zit zoveel mogelijk in Alfalfa zelf. we danken iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen en uitproberen van het materiaal. we hopen dat u en uw leerlingen met plezier zullen werken met Alfalfa. De auteurs Rotterdam, augustus 2002 5

InLEIDInG Doelgroep Alfalfa is bedoeld voor analfabete leerlingen tussen de 12 en 16 jaar, die deelnemen aan de voorfase van een alfabetiseringstraject. Dit is de fase die vooraf gaat aan de zogenoemde alfafase: de fase waarbinnen de verwerving van het schrift centraal staat. In de voorfase ligt de nadruk op verwerving van woordenschat. Binnen de groep analfabeten onderscheiden we de volgende typen leerlingen: 1) de echte analfabeten. Dit zijn leerlingen die onbekend zijn met een schoolse omgeving. Buiten het feit dat deze leerlingen niet kunnen lezen en schrijven, krijgen ze ook voor het eerst van hun leven te maken met schoolse regels als: stilzitten, stil zijn als iemand anders praat, enzovoort. Vaardigheden als klokkijken en een eenvoudige tabel lezen worden vaak niet beheerst. 2) de analfabeten met enige schoolse ervaring. Hierbij moet u denken aan leerlingen die een tijdje Koranschool hebben gedaan of les hebben gekregen van een familielid. 3) de andersalfabeten. Dit zijn leerlingen die wél op school hebben gezeten en daar ook een schrift hebben geleerd, zij het niet het Latijnse. Binnen deze groep zijn leerlingen te onderscheiden die een alfabetisch schrift hebben geleerd en leerlingen die een niet-alfabetisch schrift hebben geleerd. Een leerling van 12 jaar kan behoorlijk verschillen van een leerling van 16 jaar oud. wij zijn ons hiervan bewust en denken dat sommige oefeningen meer geschikt zijn voor het jongere gedeelte van de doelgroep, andere weer meer voor het oudere deel. Dit staat meestal expliciet bij de oefeningen aangegeven, maar leerlingen geven dit vaak ook zelf aan. zolang u zorgt voor voldoende variatie in de oefentypen (zie paragraaf oefentypen ) en voldoende herhaling kunt u gerust uit de veelheid van oefeningen uw eigen selectie maken. Doelstelling Alfalfa is materiaal om in te zetten in de voorfase van een alfabetiseringstraject. Voordat u kunt beginnen aan het technisch leren lezen en schrijven, zal de cursist een basiswoordenschat moeten hebben verworven op basis waarván hij deze schriftelijke vaardigheden kan gaan verwerven. net zoals een vierjarige het lezen en schrijven leert, aan de hand van hem mondeling reeds bekende woorden en concepten, is het ook voor de oudere analfabeet zaak te kunnen putten uit een mondeling bekend vocabulaire. Kunnen lezen en schrijven heeft alleen dán zin wanneer de tekens die gelezen c.q. geschreven worden, verwijzen naar bekende woorden. Doelstelling van Alfalfa is deze woorden te bieden. na het doorwerken van het materiaal kent de leerling zo n 450 woorden uit de basiswoordenschat van het nederlands, zowel receptief als productief. omdat het materiaal voor analfabete leerlingen is bedoeld, wordt in eerste instantie geen gebruik gemaakt van schriftelijke middelen. In tweede instantie speelt het schrift een bescheiden rol. Hierover meer onder het kopje Lezen en schrijven. Selectie van de woordenschat De woordenschat voor dit materiaal is geselecteerd op basis van een aantal criteria. In de eerste plaats moesten de woorden alledaags zijn en passen bij de belevingswereld van de analfabete leerling. op deze manier kan een leerling de door hem te leren woorden makkelijker in een betekenisvolle context plaatsen. 7

Verder hebben we gekozen voor een grote hoeveelheid concrete woorden: voor het aanbieden van abstracte begrippen is de taalvaardigheid van de cursisten nog te laag. we vonden het ook belangrijk dat er woorden werden opgenomen die noodzakelijk zijn voor het functioneren binnen lessituaties ( pak je boek ) en het schoolse leven in het algemeen. Tenslotte zijn er woorden geselecteerd die noodzakelijk zijn binnen de sociale omgang tussen de leerlingen, denk hierbij bijvoorbeeld aan begroeten De woorden die de leerling uiteindelijk zelf moet kunnen gebruiken, de productieve woordenschat, staan per module per dag aangegeven in drie kolommen: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en overige woorden. In het woordenoverzicht achter in deze handleiding staan alle aangeboden woorden per module per dag nog eens op een rij. Het kan voorkomen dat in de oefeningen gebruik wordt gemaakt van woorden die de leerlingen niet productief hoeven te gebruiken, maar die wél herkend moeten gaan worden. Denk hier bijvoorbeeld aan instructietaal. Binnen de onderwijssetting is het noodzakelijk dat de leerling weet wat te doen wanneer u zegt zet een cirkel om of zet een cijfer/kruisje voor, enzovoort. Het is niet de bedoeling dat de leerling in dit stadium deze typische docententaal zelf kan gebruiken. Opbouw Alfalfa kent een thematische opbouw. Het geheel biedt stof voor de allereerste acht weken van een alfabetiseringstraject en heeft per week een nieuw thema. Alleen het thema eten beslaat twee weken. De thema s die achtereenvolgens behandeld worden zijn: - de klas - de school - het menselijk lichaam - kleding - eten (2x) - het huis - verkeer Het materiaal kent geen opbouw in moeilijkheidsgraad. De thema s zouden in principe dan ook in willekeurige volgorde kunnen worden doorgewerkt, ware het niet dat er een soort thematische opbouw in het materiaal zit: van dichtbij (de klas, de school) naar verder weg (het verkeer). In het materiaal wordt uitgegaan van een situatie waarin er minimaal vijftien uur nederlands per week wordt gegeven. Dat betekent dat er met dit materiaal per dag drie uur gevuld kan worden. In de praktijk betekent een uur: een lesuur van 45 tot 50 minuten, zodat u met de oefeningen van één dag in principe 150 minuten kunt vullen. Het is de bedoeling dat per week één module wordt behandeld. Per dag worden er ruim tien nieuwe woorden aangeboden. Dit betekent dus ruim vijftig nieuwe woorden per week. Oefentypen Alfalfa kent verschillende typen oefeningen. Er wordt bij de oefeningen steeds gewerkt van receptief naar productief, dat wil zeggen dat de leerling in eerste instantie de aangeboden woorden alleen maar passief hoeft te herkennen zonder ze zelf te gebruiken. nadat een woord een aantal keren is voorgekomen en de leerling op allerlei manieren met het woord bezig is geweest (bijvoorbeeld door een TPR-opdracht uit te voeren of door te luisteren naar een verhaal waarin het woord voorkomt), wordt ook productief gebruik uitgelokt: de leerling moet zelf het woord gebruiken. Deze opbouw keert iedere dag weer terug. Het kan zijn dat de ene leerling meer geneigd is tot (re)produceren dan de andere leerling (de één wil het woord in de mond voelen, de ander luistert het liefst zwijgend). Vooral in het begin heeft het weinig zin, en kan het zelfs een gevoel van onveiligheid teweegbrengen, 8

wanneer u leerlingen tot onmiddellijke productie dwingt. Vaak wordt na kortere of langere tijd deze stille periode door de leerling zelf doorbroken en wordt de overstap van receptief naar productief voor de hele voorafgaande periode in één beweging gemaakt. naast een indeling van receptief naar productief, is er gezorgd voor een regelmatige afwisseling van verschillende oefentypen. Deze oefentypen worden hier toegelicht. Alhoewel bij de oefeningen binnen Alfalfa de taalontwikkeling centraal staat, wordt er in veel oefeningen tegelijkertijd gewerkt aan de functieontwikkeling van de leerling: 1. visuele waarneming - oefeningen met concrete configuraties (herkennen en ordenen van vormen); - oefeningen met abstracte vormen; - oefeningen voor het visuele geheugen (bijvoorbeeld: memory ). 2. akoestische waarneming - oefeningen voor akoestische analyse (onderscheiden van overeenkomsten en verschillen tussen klanken, herkennen van hetzelfde woord in verschillend contexten); - oefeningen voor het akoestische geheugen: waarnemen, vasthouden en vervolgens gebruik maken van het gehoorde. 3. ruimtelijke oriëntatie - oefeningen voor positionering van concrete zaken in de ruimte (bijvoorbeeld de begrippen links en rechts en allerlei voorzetsels die plaats aanduiden); - oefeningen voor positionering van abstract materiaal, waarbij visueel geanalyseerd en gestructureerd wordt (bijvoorbeeld natekenen van een stippenpatroon en schematische tekeningen). 4. denkontwikkeling - oefeningen waarbij aanspraak wordt gemaakt op logisch redeneren (bijvoorbeeld: bij elkaar zoeken wat logischerwijze bij elkaar hoort en uitsluiten wat er juist niét bij hoort); - serieel ordenen (van cijfers, dagen van de week, enzovoort.). Bij alle oefeningen die worden aangeboden speelt de sociale ontwikkeling van de leerling ook een belangrijke rol. De bedoeling is dat leerlingen vaak samenwerken en daarbij vaardigheden leren als: plaats in de groep, omgangsvormen, eerlijk delen van te gebruiken materiaal, samen opruimen na een activiteit, enzovoort. Daarnaast worden er oefeningen geboden waarmee de zelfstandigheid van de leerling wordt bevorderd. Schoolse vaardig heden Een analfabete leerling heeft meestal weinig tot geen ervaring met naar school gaan. Als die ervaring er wél is, dan heeft de leerling op school vaak andere vaardigheden meegekregen dan de schoolse vaardigheden die passen binnen het nederlandse onderwijs. om dit te ondervangen, wordt in Alfalfa gewerkt aan schoolse vaardig heden. Deze vaardigheden worden niet apart aangeboden, maar zitten in de oefeningen verweven. zo leert de leerling zich te concentreren, langere tijd stil te zitten, regels na te leven, afspraken na te komen, om te gaan met medeleerlingen en docenten en ook zelfstandig te handelen. In module twee is er (beperkt) aandacht voor rekenen. Vaak is dit onderdeel echter al opgenomen in het vakkenpakket van de analfabete leerlingen. Er is daarom alleen aandacht besteed aan het aanleren van de getallenrij en eenvoudig hoeveelheidbegrip (veel, weinig, meer, minder). 9

Module 1: De klas Allereerst maken de leerlingen kennis met elkaar. ze leren al doende een aantal werkwoorden en zelfstandige naamwoorden van voorwerpen die in de klas voorkomen. Tenslotte worden de dagen van de week - gekoppeld aan het rooster van de klas - aangeboden. Dag 1 Woorden het bord de deur het krijtje het raam de stoel de tafel aanwijzen gaan zitten lopen omdraaien opstaan stoppen Dag..., hoe gaat het? Goed, en met jou? receptief: ja/nee goed/fout Oefening 1 - naamkaartjes (in de vorm van papieren kaartjes, badges of stickers) met de namen van alle leerlingen Deel de naamkaartjes uit en laat deze op de tafel zetten c.q. opspelden of -plakken. Ga bij alle leerlingen langs, geef hen een hand en zeg : Dag/Hoi/Hallo, ik heet/ben..., Hoe heet jij? Aan het eind van dit rondje herhaalt u alle namen: Hij heet.... Oefening 2 - afhankelijk van het namenspel dat u kiest, ofwel een sleutel of een bal, ofwel vrolijke muziek in het tempo van een fikse looppas en een cassetterecorder of cd-speler Doe een namenspelletje. Houd u niet bezig met een uitleg van wat u gaat doen: u maakt dingen duidelijk door zelf voor te doen. Er zijn verschillende mogelijkheden: - Vorm een kring. De docent gaat met een sleutel/een bal midden in de kring staan en zegt: Ik gooi (de sleutel/bal) naar...mohammed. Mohammed vangt de sleutel/bal, gaat in de kring staan en doet hetzelfde op zijn beurt. Als de leerling het fout heeft, moet hij het nog een keer proberen. weet hij geen enkele naam, dan vraagt u aan een van de leerlingen uit de kring: Hoe heet jij? De leerling in het midden herhaalt de naam en gooit de sleutel/bal naar die persoon. 15

- Vorm een kring. De docent begint door zijn naam te noemen. De leerling naast hem herhaalt deze naam en voegt de zijne toe. De leerling daar weer naast..., enzovoort (als een leerling er niet uitkomt, mag de rest van de kring helpen). - Vorm een kring. De docent begint door zijn naam te noemen en maakt daar een bepaalde beweging bij. De leerling naast hem herhaalt deze naam en beweging en voegt zijn naam en zijn beweging daar aan toe. De leerling daar weer naast..., enzovoort (als een leerling er niet uitkomt, mag de rest van de kring helpen). - Laat de leerlingen door elkaar rondlopen op de muziek. zet de muziek op pauze (zodat er een stilte ontstaat) en roep in die stilte de naam van een van de leerlingen. Deze leerling gaat zitten. Druk daarna nogmaals de pauzeknop in, zodat de muziek weer doorspeelt. In de tweede pauze roept de leerling die net is gaan zitten, de naam van weer een andere leerling, enzovoort. zorg dat iedereen aan de beurt is gekomen. waarschijnlijk zult u regelmatig gebruik maken van de woorden ja (dat is goed) en nee (dat is fout). Dat is prima; de leerlingen moeten deze woorden snel receptief leren. Oefening 3 - Bied de woorden van deze dag aan. De voorwerpen die horen bij de zelfstandige naamwoorden staan in het klaslokaal. Loop hier naartoe, raak ze aan en zeg het woord dat erbij hoort. Daarna gaat u aan de slag met de werkwoorden: u beeldt ze uit door de handelingen zelf voor te doen. Hierna gaat u de werkwoorden en zelfstandige naamwoorden combineren in een TPR-oefening ( Loop naar de stoel, Ga zitten, wijs naar het bord ), waarbij door de leerlingen niét wordt gesproken, alleen gehandeld. om het veilig te houden doet u eerst zelf voor en laat u daarna pas de hele klas volgen. Eventueel laat u een durfal daarna alleen aan bod komen. Oefening 4 Voor elke leerling: - een kopie van afbeeldingblad 1 Deel de kopieën van afbeeldingblad 1 uit. De afbeeldingen van de werkwoorden pakken en neerleggen hoeven de leerlingen niet te gebruiken. Doe een klassikaal raadspelletje: beeld een werkwoord uit. Leerlingen moeten wijzen naar het bijpassende plaatje en zo mogelijk het bijpassende woord zeggen. Lukt dit niet, noem dan zelf het bijpassende werkwoord in TPR-vorm (dus loop en sta op in plaats van lopen en opstaan ). Oefening 5 - naamkaartjes met de namen van alle leerlingen - eventueel wat extra afleidings-naamkaartjes met namen van andere fictieve leerlingen Herhaal nog een keer de namen aan de hand van een kennismakingsspelletje. Als het goed is, zijn de meeste namen bekend. Laat de leerlingen zelf hun naamkaartje uit een stapel pakken en opdoen of voorhouden. Laat ze rondlopen door de klas en elkaar aanspreken. Doe dit eerst zelf een paar keer voor: Dag Mohammed, hoe gaat het? Mohammed zegt: Goed, en met jou? Oefening 6 - afbeelding 1 tot en met 6 uit het Kijkboek Laat individuele leerlingen de behandelde woorden raden. Doe eerst zelf voor: wijs naar een grote afbeelding, een 16