Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites



Vergelijkbare documenten
Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites

Informatie over de deelnemers

Uit huis gaan van jongeren

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Ouders op (be)zoek. Feedback van ouders op de online aangeboden informatie van Opvoeden.nl. december door: in opdracht van:

Rapport Kor-relatie- monitor

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Samenvatting, conclusies en discussie

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Financiële opvoeding Nibud i.s.m. CentiQ, Wijzer in geldzaken

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Wat motiveert u in uw werk?

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

Sociale samenhang in Groningen

Stad en raad Een Stadspanelonderzoek

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Katholiek anno Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Rapport nr. 544 december drs. Joris Kregting dr.

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Klanttevredenheidsonderzoek website

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Jongerenparticipatie in Amersfoort

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel

Werkbelevingsonderzoek 2013

ABSTRACT Conclusie (eigenlijk abstract in het Nederlands) DISCUSSIE

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Puberhersenen in ontwikkeling

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)


Opgave 2 Religie en integratie

OMNIBUSONDERZOEK NOORD- KENNEMERLAND 2005 PSYCHISCHE GEZONDHEID

Meer of minder uren werken

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

Effect publieksvoorlichting

Van de 459 respondenten was het merendeel vrouwelijk (75 procent).

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Opvoedingsondersteuning De behoefte van christelijke ouders

Openingstijden Stadswinkels 2008

Nederlanders aan het woord

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Vijftien jaar internet. Wat heeft het voor ons betekend?

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013

Internetgebruik in Nederland Prof. Dr. Jan A.G.M. van Dijk Vakgroep Media, Communicatie en Organisatie

HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN?

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts

Maurice Jongmans is Adviseur Social Media en Zoekmachineoptimalisatie bij Webtechniek in Delft.

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Online Opvoedingsondersteuning

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

De zorgverzekeringsmarkt vraagt om vaardigheden van verzekerden waar niet iedereen in dezelfde mate over beschikt

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Stadjers over het CJG Groningen

Gemeente Houten: Onderzoek Kieskompas. Den Dolder, 26 januari 2011 Ir. Martine van Doornmalen Rianne van Beek Msc.

Hoofdstuk 15. Gemeentelijke website

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Burgerparticipatie in de openbare ruimte. Juni, 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

VERTROUWEN IN MEDIA IN NEDERLAND. September 2017

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010

Media in de kinderopvang een onderzoek naar media en beleid in de kinderopvang

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting. BS De Regenboog/ Tochtwaard: Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Regenboog/ Tochtwaard

Onderzoeksresultaten. Pensioenbeleving deelnemers Stichting BMS Pensioenfonds. april Towers Watson. All rights reserved.

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Taalcijfer a voor Nederlands, naar geslacht, leeftijd, jaar van aankomst en volgen van taalcursus (in gemiddelde rapportcijfers)

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

Klanttevredenheidsonderzoek 1-op-1 Relaties Trajecten

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Samenvatting. BS Alexanderschool/ Denekamp. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Alexanderschool

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Onderzoek Passend Onderwijs

Uitkomsten peiling kennis en gedrag omtrent de belastingaangifte. Nibud, 2010

Dienstverlening Amsterdam-Noord

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Wat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen?

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

Transcriptie:

achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam E.E.A. Koks Begeleiding: dr. P.J. Hoffenaar Leiden, juni 2008

Abstract Websites about parenting are new. The main research question is to examine what background profile users of a parenting website have. The second research question focuses on whether there is a digital divide within the website s users (is the use of the website larger among socio-economically advantaged groups). The third question examines the appraisal of the website and whether there is a difference in educational levels when the website is appraised. A webbased survey held was held among 1107 users of www.opvoedendoejezo.kro.nl, www.jmouders.nl and www.ouders Online.nl. Most respondents (97%) were female (mean age 39). Respondents educational level was higher than that in the general population. It therefore seems that users are socio-economically privileged. There were significant differences in the way the respondents appraised the websites. Respondents with a higher education were less positive than respondents with a lower education. Parenting support on the internet follows the digital divide phenomenon. Therefore, not all parents can take advantage of the parenting information on the internet. This research has implications for the practice, as identified a need to ensure that all parents can find online parenting information. 2

INHOUDSOPGAVE Voorwoord 5 H 1 Inleiding en onderzoeksvraag 6 H 2 Theoretisch kader 8 2.1. Wat is opvoedingsondersteuning? 8 2.2. Vormen van opvoedingsondersteuning 9 2.3. Behoefte aan opvoedingsondersteuning 10 2.4. Informatie op het internet: beoordeling en resultaten 12 2.5. Sociaaleconomische status en de toegang tot opvoedsites 13 2.6. Leeftijd en sekse 16 2.7. Woonplaats en religie 17 H 3 Methode 20 3.1. Websites 20 3.2. Procedure 21 3.3. Instrumenten 22 H 4 Resultaten 24 4.1. Introductie 24 3

4.2. Leeftijd en sekse 25 4.3. Inkomen 25 4.4. Opleiding 27 4.5. Religie 28 4.5.1. Beleving religie bij gelovigen 29 4.6. Achtergrondkenmerken van de bezoeker 30 4.7. Beoordeling 35 4.7.1. Relatie opleiding en beoordeling 36 H 5 Discussie en conclusie 37 5.1. Bevoorrechte gebruikers 37 5.2. Jonge basisschoolkinderen 39 5.3. Opvoeden is een taak van de vrouw 40 5.4. Gelovigen online op opvoedsites 41 5.5. Beoordeling website afhankelijk van opleiding bezoeker 41 5.6. Beperkingen 42 5.7. Conclusie 42 5.8. Aanbevelingen 43 Samenvatting Literatuur Bijlagen I. Achtergrondinformatie KRO Opvoedendoejezo II. Vragenlijst achtergrondkenmerken III. Vragenlijst beoordeling 4

Voorwoord Voor u ligt de scriptie die ik heb geschreven in het kader van de master Opvoedingsondersteuning aan de Universiteit van Amsterdam. Na een korte motivatie geschreven te hebben, mocht ik stage lopen en onderzoek doen bij de redactie van de KRO website Opvoedendoejezo (zie bijlage 1). De KRO site Opvoedendoejezo is één van de vele opvoedsites waar ouders terecht kunnen voor informatie, steun en advies. Voor mijn scriptie heb ik mij verdiept in de literatuur rondom dit onderwerp en vragenlijsten verwerkt van ruim 1000 bezoekers van KRO Opvoedendoejezo, Ouders Online en J/M om erachter te komen wie deze opvoedsites bezoeken, wat hun achtergrondkenmerken zijn en hoe zij dit soort sites beoordelen. In de inleiding wordt er een beeld geschetst van de huidige situatie en de achterliggende gedachten om dit onderzoek uit te voeren. Aan het eind van de inleiding wordt de onderzoeksvraag geformuleerd. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader uiteengezet, waarin opvoedingsondersteuning, het internet, de toegang tot het internet, de leeftijd en sekse van websitebezoekers worden toegelicht. Ook wordt aandacht besteed aan de beoordeling van websites en de relatie met opleiding. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd en in hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken. Het laatste hoofdstuk (5) beslaat de discussie en conclusie waarin de resultaten worden geïnterpreteerd en in een breder kader worden geplaatst. Ik wil graag Opvoedendoejezo eindredactrice Gerdie Snellers en haar redactie bedanken voor de betrokkenheid bij het onderzoek. Daarnaast bedank ik collegastudent Suzanne Petermeijer voor de plezierige samenwerking en scriptiebegeleider Peter Hoffenaar voor de prettige samenwerking en de tijd die hij altijd nam om dingen met mij te bespreken. Ten slotte bedank ik mijn ouders en broer voor hun betrokkenheid, kritische blik en positieve stimulans. Eveline Koks 5

H 1 Inleiding en onderzoeksvraag Opvoeden hoef je niet alleen te doen. Voor ouders bestaat er een divers aanbod van tijdschriften en boeken over het opvoeden en opgroeien van kinderen. Daarnaast kunnen ouders ook bij opvoedwinkels en opvoedcursussen terecht met hun vragen of twijfels. De opkomst van deze verschillende informatievormen komt voort uit de behoefte eraan (Snijders, 2006). Internet is de nieuwste bron van informatie waar ouders uit kunnen putten. Het is een medium dat razendsnel groeit en is in vergelijking met tijdschriften en boeken makkelijker toegankelijk, actueler en interactiever. Wellicht heeft dit medium een toegevoegde waarde ten opzichte van datgene wat er al bestaat voor ouders en sluit het specifiek aan bij een bepaalde groep opvoeders die zich prettig voelt bij deze vorm van informatie. Maar of de 83 procent van de huishoudens die tegenwoordig een internetverbinding heeft, ook allemaal websites over opvoeden bezoeken valt te betwijfelen (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2008). We weten wel dat de meeste mensen het internet gebruiken als communicatiemiddel (e-mailen/chatten) of om er informatie op te zoeken (CBS, 2006). Zo n 60 procent van de informatiezoekers is op zoek naar actualiteiten en bijna een kwart is op zoek naar gezondheidssites (Vermaas, Segers, Gillebaard, Kaashoek & Ongena, 2008). Websites op dit gebied lopen uiteen van uitleg over ziektes en behandelingen tot en met fora waar lotgenoten elkaar kunnen ontmoeten. Ook opvoedwebsites verschillen van elkaar in wat ze te bieden hebben. De grootste opvoedsite van Nederland, Ouders Online (www.ouders.nl), bestaat uit duizenden pagina s informatie en een uitgebreid forum waar ouders advies kunnen vragen. Voor deskundig advies van een pedagoge/psychologe, al dan niet gratis, kunnen ouders terecht op onder meer www.opvoedadvies.nl, www.opvoedingonline.nl, www.onlinepedagoog.nl en www.opvoedkundige.com. De website www.jmouders.nl bevat buitengewoon veel informatie en een forum waar veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Eén van de jongste opvoedsites, maar die ook in dit rijtje van professionele websites over opvoeden past, is www.opvoedendoejezo.kro.nl. Zij proberen ouders te inspireren door andere veel gebruik te maken van korte filmpjes. 6

Bovenstaande websites zijn maar een greep van wat er allemaal op het net is te vinden op opvoedkundig gebied. Het mag duidelijk zijn dat de informatie over opvoeding op het internet en de diversiteit van opvoedsites dus is toegenomen, maar toch is dit aanbod nog lang niet zo groot als wat er op het gebied van gezondheid bestaat. Van dit laatste type websites weten we bovendien meer. Zo is er een redelijk goed beeld van wie de bezoekers zijn, wat zij er zoeken, hoe zij de informatie beoordelen en wat voor invloed dit op hen kan hebben (Ybarra & Suman, 2006; Morahan-Martin, 2004). Maar deze uitgebreide kennis ontbreekt over websites die opvoedkwesties bespreken. Het doel van dit onderzoek is om de gebruikers van drie verschillende opvoedsites in kaart te brengen, te weten www.opvoedendoejezo.kro.nl, www.jmouders.nl en www.oudersonline.nl. De focus hierbij zal liggen op wie de drie opvoedsites bezoeken en hoe zij dit type website beoordelen op leesbaarheid, inhoud en gebruiksvriendelijkheid. Tenslotte wordt er nagegaan of er verschillen zijn in achtergrondkenmerken tussen de verschillende opvoedsites en of de beoordeling van de website gerelateerd is aan een of meerdere achtergrondkenmerken van de bezoekers, zoals opleiding. Het begrip achtergrondkenmerken wordt nader toegelicht in 3.3 op pagina 23. Het huidige onderzoek heeft zowel een maatschappelijke als een wetenschappelijke relevantie. Het maatschappelijke belang is dat de beheerders van de opvoedsites weten wie de mensen zijn die er gebruik van maken en welk oordeel zij vellen over deze massamediale ondersteuningsvorm. Aan de hand hiervan kunnen er eventueel aanpassingen worden verricht aan de website waarmee de doelgroep wordt aangescherpt en er beter wordt aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte die ouders hebben. Bovendien kan naar aanleiding van de beoordeling de website inhoudelijk en technisch bijgewerkt worden. Daarnaast levert het huidige onderzoek een bijdrage aan de wetenschap, omdat er tot nu toe nauwelijks wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de bezoekers van opvoedsites. Aangezien internet steeds meer wordt gezien als een bron van sociale ondersteuning en opvoedinformatie er steeds meer is te vinden, is het van belang om te onderzoeken wie er op dit moment toegang toe hebben en er gebruik van maken. Met de huidige resultaten kan onder meer nagegaan worden of de gebruikers van dit medium verschillen van de gebruikers van andere vormen van 7

opvoedingsondersteuning. Ook kunnen de resultaten er toe leiden dat een huisarts of een kinderdagverblijfleidster een ouder wijst op een opvoedsite in plaats van een opvoedcursus omdat dat beter aansluit bij de behoefte van de betreffende ouder. Hiermee krijgen opvoedsites wellicht een plek binnen het hulpaanbod van opvoedingsondersteuning. Gebaseerd op het bovenstaande overzicht, richt het huidige onderzoek zich op de volgende onderzoeksvraag: Welke achtergrondkenmerken hebben ouders die het internet gebruiken als vorm van opvoedingsondersteuning en hoe beoordelen zij een opvoedsite? H 2 Theoretisch kader 2.1. Wat is opvoedingsondersteuning? Eerst goed nieuws. Met 95 procent van de Nederlandse kinderen gaat het goed (Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp, Reijneveld, 2005). Ze gaan naar school, hebben een goede band met hun ouders en hebben geen zorgen. Dit betekent ook dat voor vijf procent van de kinderen in Nederland de situatie omgekeerd is. Ondanks deze geruststellende cijfers blijkt toch één op de acht ouders behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning (Bot, Adriaensens, Boom & Breehart, 2008). Dus ook over kinderen waar het goed meegaat, maken sommige ouders zich zorgen. Maar dit hoeft niet te betekenen dat de ouders onzeker zijn. Zij kunnen ook geïnteresseerd zijn in de opvoeding en ontwikkeling van hun kind of hebben hier een gezonde twijfel over. Opvoedingsondersteuning omvat volgens Hermanns (1992) al die activiteiten die tot doel hebben de opvoedsituatie van kinderen te verbeteren, met andere woorden opvoeders helpen opvoeden. Er bestaan nog meerdere definities van opvoedingsondersteuning, die onderling kleine verschillen laten zien, maar ze overlappen elkaar ook voor een groot deel. Vandemeulebroecke (1999, zoals geciteerd in Vandemeulebroecke & Nys, 2002) definieert het als volgt: het geheel van maatregelen, voorzieningen en structuren en activiteiten die erop gericht zijn de mogelijkheden van het (primaire) opvoedingsmilieu aan te spreken, te verrijken en/of 8

te optimaliseren ten einde kinderen en jeugdigen optimale opvoedings- en ontwikkelingskansen te bieden. Wat deze definities in de praktijk inhouden komt in de volgende paragraaf aan de orde. Daar worden de verschillende vormen van opvoedingsondersteuning besproken. 2.2. Vormen van opvoedingsondersteuning Voor het beantwoorden van een opvoedvraag staan familie en vrienden bij ouders nog altijd boven aan het lijstje van hulpbronnen (Rispens, Hermanns & Meeuws, 1996; Snijders, 2006). Dit kan bij een gezonde opvoedtwijfel of als een ouder echt met zijn handen in het haar zit. Maar als ze hier niet terechtkunnen of uit interesse op zoek zijn naar informatie, dan kunnen ouders het internet, een tijdschrift, brochure of televisieprogramma over opvoeden raadplegen. Volgens Snijders (2006) raadplegen ouders minstens één keer per maand een dergelijk massamedium. Het voordeel van opvoedingsondersteuning via de massamedia is dat hiermee een grote groep ouders wordt bereikt, inclusief die groep waarvoor de stap te groot is om bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen te stappen. De voorlichting of ondersteuning die met behulp van de massamedia wordt gegeven, kan gericht zijn op ouders in het algemeen of op een specifieke groep, zoals de ouders van kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Volgens Bakker en Blokland (1997) dienen ontwikkelaars van massamediale ondersteuning wel na te denken over de grootte van de groep die je bij deze vorm wilt bereiken, aangezien deze samenhangt met de inhoud, de vorm en de manier waarop je het product aanbiedt. Naast deze massamediale vormen kun je als ouder voor persoonlijke ondersteuning terecht bij een inloopochtend, themabijeenkomst, ouderavond, pedagogisch spreekuur, oudercursus, training of een programma (Snijders, 2006). Deze zijn er alle op gericht de ouder te steunen in de opvoeding zodat die uiteindelijk weer vol zelfvertrouwen kan gaan opvoeden. Bakker en Blokland (1997) spreken hierbij over interpersoonlijke voorlichting waarbij er direct persoonlijk contact is tussen de 9

voorlichter en de ouder. Deze vorm heeft de mogelijkheid om meer persoonlijke ondersteuning te bieden die beter aansluit bij de specifieke opvoedingssituatie van de ouder dan een massamedium. Afgaande op het brede scala aan ondersteuningsvormen dat er bestaat voor gezinnen, kan er verwacht worden dat elke ouder wel een vorm heeft waar deze zich thuis bij voelt. Maar is er wel behoefte aan steun? En zo ja, hoe groot is dan die behoefte en waar hebben ouders behoefte aan? 2.3. Behoefte aan opvoedingsondersteuning Er zijn diverse plaatsen waar ouders terechtkunnen voor onder meer advies, informatie of sociale steun. Deze plaatsen worden ook door ouders gevonden (E-Quality, 2008). De situatie is klaarblijkelijk verbeterd, want een onderzoek van Distelbrink, Lucassen en Hooghiemstra laat zien dat in 2005 slechts ruim de helft van de ouders op de hoogte bleek te zijn van de ondersteuning die zij in hun directe omgeving konden vinden. Van deze laatste groep ondervraagden maakte slechts een kwart gebruik van één of meerdere opvoedingsfaciliteiten (Distelbrink et al., 2005). De instanties zijn er niet voor niets, want behoefte aan ondersteuning is er zeker. Als we kijken naar de verschillen tussen leeftijdscategorieën en de behoefte aan opvoedingsondersteuning, hebben ouders van oudere jeugdigen vaker behoefte aan opvoedingsondersteuning. GGD Hollands Noorden heeft een grootschalige enquête gehouden over de gezondheid van de jeugd van 0 tot 12 jaar in de regio West-Friesland. Hieruit bleek dat in de leeftijd van 0 t/m 4 jaar 9 procent behoefte heeft aan ondersteuning, tegenover 16 procent in de leeftijd van 8 t/m 12 jaar (Bot et al., 2008). Het gegeven dat ouders met oudere kinderen meer behoefte hebben aan ondersteuning sluit aan bij het onderzoek van de Nederlandse Gezinsraad (NGR) en het Nibud (2004) waaruit bleek dat 68 procent van de ondervraagden het opvoeden van tieners een stuk moeilijker vindt dan tien jaar geleden. Daarnaast blijkt er een verschil te zijn in opleiding. Laagopgeleiden hebben namelijk meer behoefte om geholpen te worden in de opvoeding dan 10

hoogopgeleiden (Bot et al., 2008). Blijkbaar is er bij laagopgeleiden meer behoefte aan ondersteuning, maar men kan zich afvragen of zij wel toegang hebben tot het internet en dáár hun opvoedingsinformatie vandaan halen. Van alle mogelijkheden op het gebied van opvoedingsondersteuning die er voor ouders bestaan, maken alle ouders toch het liefst gebruik van familie en vrienden (Distelbrink et al., 2005). Zij geven er de voorkeur aan hun twijfels of problemen met medeopvoeders te bespreken. Onderzoek van E-Quality (2008) laat dit ook zien. E-Quality is een kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit dat in samenwerking met het CBS en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek heeft gedaan naar de gezinnen van de toekomst. De resultaten van hun laatste onderzoek wijzen erop dat veel ouders behoefte hebben aan onderlinge ondersteuning, maar wanneer ze gebruik willen maken van de expertise van een professional doen zij dat het liefst via laagdrempelige informatiepunten. Uit het laatstgenoemde onderzoek bleek verder dat informatiewebsites en online fora vormen zijn van opvoedingsondersteuning die goed aansluiten bij de wensen van ouders (E-Quality, 2008). In de volgende paragrafen zal dieper worden ingegaan op wat het internet kan betekenen op het gebied van ondersteuningsverlening. 11

2.4. Informatie op het internet: beoordeling en resultaten Zoals al eerder is opgemerkt gebruiken veel mensen het internet om informatie over gezondheidsonderwerpen op te zoeken. Hier krijgt men namelijk makkelijk toegang tot een informatiebron die in het verleden niet toegankelijk was voor het publiek. Het aanbod, de diversiteit en de kwaliteit die hier zijn te vinden verschillen enorm (Purcell, Wilson & Delamothe, 2002). Doordat consumenten vaak over weinig wetenschappelijke achtergrond beschikken, bestaat het gevaar dat consumenten geen onderscheid kunnen maken tussen betrouwbare en onbetrouwbare informatie. Daarnaast kunnen gebruikers ook verschillende criteria voor kwaliteit hebben (Purcell, Wilson & Delamothe, 2002). Rothbaum, Martland en Jannsen (2008) deden ook onderzoek naar de beoordeling van websites, maar specifiek voor opvoedsites. De resultaten van dit onderzoek, waarbij ouders opvoedingsinformatie zochten en beoordeelden, wijzen hetzelfde uit. De internetvaardigheden van hoog- en laagopgeleiden bleken namelijk van elkaar te verschillen. Hogeropgeleiden stellen andere criteria bij het zoeken en beoordelen van online informatie. Waar hogeropgeleiden bij de beoordeling van een website de nadruk bleken te leggen op de functionaliteit, relevantie en betrouwbaarheid, zochten lageropgeleiden vooral naar sites die een gebruiksvriendelijke formulering hanteren. Er worden dus verschillende criteria gehanteerd. Ondanks de zojuist genoemde criteria zijn de meeste informatiezoekers op zoek naar hetzelfde: voorlichting over een gezondheids- of medische conditie van een dierbare of voorlichting voor een persoonlijk gezondheids- of medisch probleem (Ybarra & Suman, 2006). Maar wat hebben ouders aan deze digitale informatie en voorlichting? Onderzoek van Gustafson en collega s (2002) laat zien dat het wel degelijk tot positieve resultaten leidt. Het gebruik van gezondheidsgerelateerde websites heeft namelijk een sterke invloed op de houding en het gedrag van mensen. Als gevolg van het gebruik van gezondheidssites lijken de gebruikers minder angstig. Hiermee wordt de indruk gewekt dat wellicht de kosten van de gezondheidszorg omlaag kunnen als mensen op het internet toegang hebben tot voorlichting of andere hulpvormen. Robinson (1989) 12

bevestigt deze verwachting door te concluderen dat het kunnen raadplegen van informatie op het internet leidt tot een afname in het gebruik van ambulante zorg. Als we dit doortrekken naar opvoedkundige informatie zou dit betekenen dat wanneer opvoedproblemen al vroeg voorkomen of opgelost kunnen worden door ouders goed te informeren via onder andere websites, dit er wellicht toe kan leiden dat minder gezinnen ambulante zorg nodig hebben bij de opvoeding. Daarvoor moet de juiste informatie wel gevonden kunnen worden. Wat betreft informatieve gezondheidssites gebeurt dit bij 85 procent van de mensen middels een zoekmachine. Maar het merendeel gebruikt naast het internet ook nog andere bronnen, zoals tijdschriften (Ybarra & Suman, 2006). In tegenstelling tot opvoedsites bestaan gezondheidssites al langer en om die reden is daar al meer kennis over. Het is van groot belang om een antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre de bevindingen betreffende gezondheidssites ook gelden voor opvoedsites. Is er zoals bij gezondheidssites sprake van een digital divide? Dit is een verschijnsel dat stelt dat het delen en verspreiden van informatie ongelijk is verdeeld over verschillende sociaaleconomische groepen (Martin & Robinson, 2007). Oftewel, lageropgeleiden hebben minder makkelijk toegang tot het internet dan hogeropgeleiden. Er bestaan wel ideeën over welke ouders vooral op zoek gaan naar opvoedkundige informatie op internet, maar deze zijn tot nu toe niet of nauwelijks onderzocht op hun juistheid. Zo bestaat er het idee dat opvoedsites door vooral hoger opgeleide ouders worden bezocht, iets wat dan digital divide wordt genoemd. De resultaten van onderzoeken die specifiek het opleidingsniveau / sociaaleconomische status (SES) van opvoeders hebben onderzocht zullen in de onderstaande paragraaf worden toegelicht. 2.5. Sociaaleconomische status en de toegang tot opvoedsites Internet is een massamediale ondersteuningsvorm die zich onderscheidt van andere ondersteuningsvormen omdat er op eenvoudige wijze sprake kan zijn van 13

tweerichtingsverkeer. Ouders kunnen er namelijk gebruik van maken om er informatie te ontvangen, zoals dat ook kan bij de andere massamediavormen, maar het heeft ook de mogelijkheid om er actief op te reageren, zoals op een forum. Van die mogelijkheid zouden ouders wel gebruik willen maken, maar dan moeten ouders hier wel toegang tot hebben (E-Quality, 2008). Daar lijkt het probleem te beginnen, want onderzoek van Ybarra en Suman (2006) wijst erop dat het internetgebruik (Papadakis, 2001; Rothbaum et al., 2008) en het zoeken naar gezondheidsinformatie groter is in de meer sociaaleconomische welgestelde gezinnen. De resultaten van Lorence en Park (2007) bevestigen dit beeld. In hun onderzoek maakten ze gebruik van twee datasets om te ontdekken of er verschillen zijn tussen maart 2000 en december 2002 wat betreft het internetgebruik en de toegang tot online gezondheidsinformatie. Er blijkt een kloof tussen arm en rijk te zijn, die in de loop van de tijd wel kleiner is geworden, wat betreft internetgebruikers wanneer er onderscheid is gemaakt in opleidingsniveaus. De toegang tot gezondheidsinformatie laat een zelfde patroon zien. Dit betekent dat in ruim twee jaar tijd meer mensen, vooral lageropgeleiden, gebruik zijn gaan maken van het internet en het raadplegen van online gezondheidsinformatie. Het is denkbaar dat de internetfaciliteiten in de V.S. verschillen van Europa, respectievelijk Nederland en dat dit invloed kan hebben op aantal en opleiding van internetgebruikers. Deze verwachting wordt niet bevestigd door een onderzoek naar Europese gebruikers van vijftien tot tachtig jaar, dat namelijk hetzelfde laat zien als bij Lorence & Park (2007). De resultaten duiden erop dat in Europa 44,6 procent mensen toegang tot het internet hebben en dat ook daar er sprake is van een kloof tussen laagen hoogopgeleiden in internettoegang en het gebruik van internet als bron van gezondheidsinformatie (Wangberg, Andreassen, Prokosch, Vagos Santana, Sorensen & Chronaki, 2007). Volgens Frissen (2000) gaat men in dit soort onderzoeken vaak onterecht uit van een cirkelredenering en wordt de verklaring voor de kloof tussen arm en rijk gezocht in een gebrek aan financiële middelen, terwijl een onderzoek naar de reden van deze groep om geen internet te hebben ons heel interessante kennis op kan leveren. Maar wellicht dat in Nederland deze situatie toch anders ligt, aangezien uit recent onderzoek is gebleken dat wij vergeleken met andere Europese landen het hoogste aantal internetters hebben, namelijk 81 procent (European Interactive 14

Advertising Association, 2007). Dit komt overeen met de cijfers van het CBS (2008) waaruit blijkt dat 83 procent van de huishoudens een internetverbinding heeft. Met bovenstaande cijfers kan er verwacht worden dat er in Nederland niet of nauwelijks sprake zal zijn van een digital divide onder internetgebruikers. Of dit ook geldt voor gebruikers van opvoedsites moet nog worden afgewacht. Sarkadi & Bremberg (2004) hebben zich op dit laatstgenoemde terrein al verdiept. Zij deden onderzoek naar de grootste opvoedsite in Zweden en onderzochten onder andere, in het verlengde van de kennis over gezondheidssites, of er bij deze gebruikers ook sprake is van een digital divide. De website bestaat uit 250 discussiegroepen en richt zich op ouders met kinderen in alle leeftijden, inclusief adolescenten. Middels een vragenlijst, die gedurende een week op de hoofdpagina van de site was te vinden, probeerden de onderzoekers te achterhalen of het internet algemene ondersteuning kan bieden aan ouders in hun opvoedrol en als dat zo is, of er bij deze ondersteuning sprake is van het digital divide fenomeen. Aansluitend op de onderzoeksvragen richtte de vragenlijst zich op de functionele aspecten van sociale ondersteuning, het zelfbeeld en de achtergrondgegevens van de respondenten. Na een week hadden 2221 personen de vragenlijst ingevuld en kon er op basis van de achtergrondkenmerken geconcludeerd worden dat het opleidingsniveau en inkomen van de websitebezoekers die de vragenlijst invulden niet bleek af te wijken van die van de algemene Zweedse populatie (Sarkadi & Bremberg, 2004). Dit suggereert dat er geen sprake is van een digital divide als het gaat om opvoedsites. Er kan geconcludeerd worden dat de kloof tussen laag- en hoogopgeleiden kleiner is geworden wat betreft internettoegang, Nederland in vergelijking met andere Europese landen het grootste aantal mensen kent dat internettoegang heeft en uniek onderzoek naar de bezoekers van een opvoedsite aantoont dat er géén sprake is van een digital divide (Lorence & Park, 2007; European Interactive Advertising Association, 2007; Sarkadi & Bremberg, 2004). Voor het huidige onderzoek leidt dit tot de verwachting dat het opleidings- en inkomensniveau van de websitebezoekers overeenkomt met de Nederlandse populatie ouders met een kind in de leeftijd van 0-18 jaar. 15

2.6. Leeftijd en sekse Volgens Rispens en collega s (1996) is er een grote belangstelling voor tijdschriften, boeken, radio- en tv-programma s over opvoeden en in toenemende mate speuren ouders het internet af om antwoorden te vinden op hun vragen. Aan de cijfers is te zien dat dit speuren tegenwoordig regelmatig gebeurt. De website Ouders Online bijvoorbeeld heeft 300.000 verschillende bezoekers per maand. Van deze bezoekers zijn 96 procent vrouwen (Dinther, 2003). Onderzoek naar gebruikers van de eerder genoemde Zweedse opvoedsite en gebruikers van gezondheidssites laat een zelfde beeld zien (Sarkadi & Bremberg, 2004; Ybarra & Suman, 2006). Vrouwen zijn dus oververtegenwoordigd op het internet als het gaat om opvoedings- en gezondheidszaken. In het verlengde hiervan wordt er verwacht dat wat betreft het huidige onderzoek de meerderheid van de websitebezoekers ook van het vrouwelijke geslacht zal zijn. Nederland is het land waar vrouwen, vergeleken met de rest van de wereld, op late leeftijd het eerste kind krijgen (Bongers, Beets & Luijben, 2007). Dit gegeven is ook terug te zien in de leeftijd van bezoekers van de Nederlandse opvoedsite Ouders Online tegenover de bezoekers van opvoedsites in het buitenland. De meerderheid van de Ouders Online-bezoekers is 31-40 jaar (Dinther, 2003). Dit in tegenstelling tot de V.S. en Zweden waar de gemiddelde leeftijd 30 jaar, dan wel 25-34 jaar is (Drentea & Moren-Cross, 2005; Sarkadi & Bremberg, 2006). Het feit dat Nederlandse bezoekers van opvoedsites ouder zijn, komt omdat zij er vaak bewust voor kiezen om eerst aan hun carrière te werken, voordat ze aan kinderen beginnen. Hermanns (2000) beschrijft dit als een maatschappelijke verandering (het gemoderniseerde ouderschap) waarbij vrouwen op latere leeftijd kiezen om kinderen te krijgen en daarbij op zoek zijn naar informatie (Hermanns, 2000). 16

2.7. Woonplaats en religie Er is al veel bekend over internetgebruikers, maar de literatuur heeft geen gegevens beschikbaar over hun woonomgeving. Brons (2006) heeft onderzoek gedaan naar regionale cultuurverschillen in Nederland op gemeenteniveau. Een factoranalyse van indicatorvariabelen resulteerde in vijf regionale cultuurdimensies: postmaterialisme, protestantsconservatisme, klassiek individualisme, egalitair anticonservatisme en ontevredenheid. Tussen de gemeenten blijken aanzienlijke verschillen te bestaan die deels verklaard kunnen worden door urbanisatie, opleiding en welzijn, maar culturele verschillen zijn ook zeker van invloed (Brons, 2006). Leventhal en Brooks-Gun (2000, zoals geciteerd in Lieshout van, Meij van der & Pree de, 2008) ontdekten in hun onderzoek verschillen in wijken en concludeerden dat het om die reden uitmaakt in welke wijk een kind opgroeit. De wijkkenmerken hebben namelijk, los van kenmerken en woonsituatie van individuele gezinnen, een duidelijke invloed op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. De sociaaleconomische positie van wijkgenoten is een voorbeeld van een wijkkenmerk die een grote invloed blijkt te hebben op schoolprestaties en gedragsproblemen bij kinderen. Maar een verhuizing naar een betere wijk blijkt de schade te kunnen beperken (Leventhal & Brooks-Gun, 2004, zoals geciteerd in Lieshout et al., 2008). Brons (2006) heeft alleen de regionale cultuurverschillen in Nederland zichtbaar gemaakt, maar op basis van de vijf dimensies die hieruit zijn ontstaan kan verwacht worden dat ook deze regionale verschillen een bepaalde invloed zullen hebben op de ontwikkeling van de kinderen. Ouders die kinderen opvoeden en opgroeien in de gordel van het zuidwesten tot het noordoosten scoren wat betreft de cultuurdimensies van Brons (2006) hoog op Protestant conservatisme tegenover ouders in het Gooi en de Vechtstreek die hoog scoren op klassiek individualisme. Zijn cultuurdimensies zijn ontstaan op basis van 61 indicatorvariabelen die betrekking hebben op demografische gegevens van een regio, zoals aantal openbare scholen, politiek stemgedrag en ongehuwde stellen met kinderen. De cultuurdimensie Protestant conservatisme wordt door Brons (2006) omschreven als overheersend protestant, waarbij grote huishoudens 17

voorkomen en de man een dominante rol heeft. Op basis hiervan kan er dan ook vermoed worden dat religie een belangrijke rol zal spelen in de opvoeding van de gezinnen die in deze gemeenten wonen. Volgens Curran (1983, zoals geciteerd in Pearce & Axinn, 1998) levert religie een positieve bijdrage aan gezinsrelaties. De gezinsleden vormen een hechte band met elkaar maar ook met de gemeenschap waar zij deel van uitmaken. Vriendschappen met soortgelijk-denkende mensen kunnen sociale steun bieden om uitdagende opvoedkwesties op te lossen. Daarnaast hebben ouders meer vertrouwen en hebben zij minder conflicten met hun kinderen als hun sociale netwerk bestaat uit mensen met dezelfde waardesystemen (Mahoney, Pargament, Tarakeshwar & Swank, 2001). Bovendien bieden religieuze instituties formele steun aan gezinnen (Abbott, Berry & Meredith, 1990). Deze steun bestaat onder meer uit activiteiten om de positieve band tussen gezinsleden te stimuleren. Daarmee kan er verwacht worden dat deze mensen zo n hechte en vertrouwde band vormen met hun gemeenschap dat zij geen behoefte hebben om ondersteuning te zoeken op het internet. Deze positieve invloed van religie wordt ook bekrachtigd door Brody, Stoneman, Flor en McCrary (1994) en Gunnoe, Hetherington en Reiss (1999). Zij suggereren dat de religiositeit van ouders voor effectievere opvoedingsvaardigheden zorgt, wat leidt tot betere sociale aanpassingen van de kinderen. Maar dat religiositeit ook negatieve invloeden kan hebben op de opvoeding laten Ellison, Bartkowski en Segal (1996) zien. Uit hun onderzoek blijkt namelijk dat de religiositeit, conservatief protestantisme, van ouders tot ongewenste ontwikkelingsuitkomsten bij het kind kan leiden door de meer strikte en disciplinerende opvoedpraktijken die in deze gezinnen worden gehanteerd. Hiermee lijkt het erop dat verschillende paden te begaan zijn waarmee religiositeit van invloed is op opvoeden. Aangezien bovenstaande onderzoeken allemaal afkomstig zijn uit de V.S., rijst de vraag of de betreffende resultaten ook van toepassing zijn op de Nederlandse situatie. In de V.S. wordt religie namelijk anders beleefd dan in Nederland (Sandfort, 2008). Volgens Sandfort (2008), die de V.S. vergeleek met Nederland op basis van geloofsopvattingen, zijn er nog maar weinig Nederlanders die geloven in tegenstelling tot de V.S. waar meer mensen zeggen gelovig te zijn en naar de kerk te gaan. 18

Kregting en Sanders (2003) tonen aan dat er een tweedeling bestaat in de religieuze opvattingen en ideeën die Nederlanders hebben. Onder de 50 jaar worden er geen religieuze opvattingen op na gehouden, maar Nederlanders boven de 50 jaar hebben hier wel opvattingen over. Als er gekeken wordt naar de mensen onder de 40 jaar blijkt verrassend genoeg bij 40 procent een religie of wereldbeeld een belangrijke rol in hun leven te spelen. Als dit laatste het geval is, kan er verwacht worden dat zij bij het zoeken naar opvoedingsinformatie op het internet afwegingen maken in hoeverre de informatie aansluit bij hun religieuze opvattingen. Rooms-katholiek gelovigen zullen zich dan wellicht vanuit de achtergrond van deze omroep eerder thuis voelen op de opvoedsite van de Katholieke Radio Omroep (KRO) dan de website van J/M of Ouders Online. Men heeft namelijk het idee dat daar opvoedingsinformatie wordt gegeven vanuit een rooms-katholieke invalshoek. In een landelijke steekproef onder 16-70 jarigen uitten namelijk 39 procent de verwachting dat de KRO bij de invulling van het thema opvoeding zal kiezen voor een invalshoek vanuit het Roomskatholieke geloof c.q. spiritualiteit (Hielkema, 2007). Maar het is de vraag of deze verwachting ook aansluit bij de daadwerkelijke invalshoek van waaruit de KRO haar opvoedingsinformatie geeft en of hedendaagse bezoekers vanuit die verwachting de website bezoeken. Samengevat kunnen er op basis van de literatuur de volgende verwachtingen worden geformuleerd: Het opleidings- en inkomensniveau van de websitebezoekers komt overeen met de Nederlandse populatie ouders met een kind in de leeftijd van 0-18 jaar. Er is geen sprake van een digital divide; De meerderheid van de websitebezoekers is van het vrouwelijke geslacht. 19

H 3 Methode 3.1. Websites Aan het huidige onderzoek hebben drie opvoedsites deelgenomen. Opvoedendoejezo (ODJZ in het vervolg) is een website die sinds september 2006 bestaat en onder het beheer valt van de KRO. Van de deelnemende websites in dit onderzoek, is dit de jongste. Deze website kan gevonden worden op http://www.opvoedendoejezo.kro.nl en heeft maandelijks gemiddeld bijna 10.000 bezoekers. De website heeft het doel ouders te inspireren door middel van filmpjes, adviezen en ervaringsverhalen. De informatie is er zowel in de vorm van tekst als beeld. Met deze laatste vorm probeert de website zich te onderscheiden van de vele andere websites die er bestaan op het gebied van opvoeden. De site kent de volgende rubrieken: uitzendingen van televisieprogramma s Omdat ik het zeg en Opvoeden & Zo, Nieuwsberichten, Opvoedvragen gesteld door ouders en beantwoord door pedagoge Emmeliek Boost, Boeken, Uittips, Opvoeden volgens bekende ouders, Spel en tests en een Forum. Naast de website ODJZ heeft de KRO ook een gelijknamig digitaal themakanaal over opvoeden, waar 24 uur per dag programma s over opvoeden te zien zijn. Dit themakanaal kan ook vanaf de website ODJZ worden bekeken. J/M Ouders (J/M in het vervolg) is de tweede website waar de bezoekers zijn uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen. De website (http://www.jmouders.nl) valt onder het beheer van Weekbladpers Tijdschriften BV. In het verleden bestond er zowel een site als aanvulling op het maandblad J/M als een op J/M Pubers. Na samenvoeging van deze bladen is in september 2007 de website jmouders.nl gelanceerd. Naast de aanvulling op het blad is de website bedoeld om nieuwe aanwas, naamsbekendheid en een nieuwe bron van inkomsten voort te brengen. J/M richt zich specifiek op ouders met schoolgaande kinderen. Op de site onderscheiden ze daarbij twee leeftijdscategorieën, namelijk 4 t/m 12 jaar en 13 t/m 18 jaar. Door middel van vier pijlers - Opvoeden, Gezondheid, School en Vrije Tijd - is de informatie geordend. Net zoals de twee andere websites heeft ook deze site een forum waar opvoeders elkaar 20