I. De concepten voor integratie in Enschede en Münster met elkaar vergeleken



Vergelijkbare documenten
INTERREG-project Migranten integreren

Nieuwkomers integreren. Een vergelijkende evaluatie van lokale programma s in Munster en Enschede

Werkgroep Xenia Münsterse verklaring 2005 Goed wonen goede start spätaussiedlers

Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multietnische

Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken Sector Ontwikkeling en Ondersteuning

Sami Inal. Jaargang 7, nr. 12, december 1995 ONDERSCHEID TUSSEN BUURT EN STEDELIJK JONGERENWERK

Ontwikkeling en optimalisatie van gemeentelijke integratiemodellen voor migranten in Münster en Enschede

Weinig mensen sociaal aan de kant

Persbericht. Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie EMBARGO tot dinsdag 20 septemper 2005, 15.

Bijlagen. Bijlage C Selectiecriteria bij de werving van de gespreksdeelnemers... 2 Bijlage E Draaiboek focusgroepen senioren... 4

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Fase 1.3. Lichamelijke en psychische effecten van kortcyclische arbeid op de mens

Voortgangscijfers inburgering Totaal Nederland

Voortgangscijfers inburgering Totaal Nederland

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoe kunnen we integratie optimaliseren? Innovatieve concepten voor bevordering van integratie in Münster en Enschede

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University

Initiatiefvoorstel aan de Raad

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Ingekomen stuk D14. Datum uw brief nvt

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Gebruik van kinderopvang

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Succescriteria bij de activering van anderstalige nieuwkomers

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Informatie voor doorverwijzers Aanbod taalcoaching

B&W-Aanbiedingsformulier

Etnische segregatie op buurtniveau

B en W-nummer ; besluit d.d Onderwerp

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad

RAPPPORTAGE ONDERZOEK INBURGERAARS: Starters eerste helft 2013

hoe moet ik inburgeren? informatiebrochure over de wet inburgering

Meerdere keren zonder werk

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Vluchtelingenwerk, van Welkom tot (vrijwilligers)werk

hoe moet ik inburgeren? informatiebrochure over de wet inburgering

Raadsvragen van de raadsleden Topdag (DENK) en Rennenberg (OAE) over discriminatie rondom stageplaatsen allochtone MBO-studenten.

Informatie over de deelnemers

De VrijBaan Vragenlijst (Algemeen)

Maatschappelijke participatie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie. Zij hebben enkele vragen.

Ervaringen met de indicatorenmethodiek in een vergelijkende evaluatie van lokaal integratiebeleid

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

Integratie in de stadswijk

Praktische opdracht Maatschappijleer Integratie

Bijlage 18 Genogram lezen

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Panel Fryslân over jongeren in Fryslân

Arbeidsmigranten uit Roemenie en Bulgarije

College van B&W. Leden van de gemeenteraad. Informatie over de uitvoering van Wet inburgering. Geachte dames en heren,

Profiel van de asielzoekers in opvang op 31 december 2015

Arbeidsdeelname van paren

Monitoring asiel: profiel asielzoekers in het opvangnetwerk van Fedasil op 31 maart 2016

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140)

Echtscheiding en contactbreuk tussen kleinkinderen en grootouders

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ontvangen op 16 maart 2017;

EERLIJK DELEN, KRACHTEN BUNDELEN EN NIEMAND AAN DE KANT IN VENLO

Embargo t/m woensdag 16 december 2015, uur. Publicatie Policy Brief Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Venlo

6,1. Wat is migratie? On the move. Samenvatting door een scholier 1685 woorden 3 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 2.

Het invullen van de vragenlijst duurt gemiddeld 8 minuten. Uw antwoorden worden anoniem verwerkt.

Migranten integreren, een twee jaar durend project van de Stadt Münster en de gemeente Enschede

Concentratie allochtonen toegenomen

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Samenvatting Aardrijkskunde Migratie & mobiliteit

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

5 Politieke opvattingen

SAMENVATTING Opzet van het onderzoek Aantal aanvragen van verblijf op grond van gemeenschapsrecht

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Herintreders op de arbeidsmarkt

SEXPERT II. Studie bij Vlamingen van Turkse origine

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Kennisdeling op internet tussen leraren in Kennisnet Vakcommunities. De belangrijkste resultaten. Management samenvatting

Maatschappelijke Participatie & Sociale Integratie. Voortgangsrapportage

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

TBN - Beroepscode Tarotprofessional

Samenleven in Diversiteit in cijfers: Sociale identiteit en diversiteit van sociale contacten

Gezinsenquête. 1. Situering

GEMEENTEBLAD. Beleidsregels reiskosten- en fietsvergoeding voor statushouders

Migranten in de Nederlandse Antillen (2)

Stichting Iraakse Cultuur & Maatschappij Parkstad المؤسسة الثقافية واألجتماعية العراقية باركستا د. Jaarverslag Adres

Taalcijfer a voor Nederlands, naar geslacht, leeftijd, jaar van aankomst en volgen van taalcursus (in gemiddelde rapportcijfers)

Juridische ondersteuning

Transcriptie:

Resultaten van de wetenschappelijke begeleiding in Enschede en Münster prof. dr. Erik Snel, dr. Jörgen Svensson (Universiteit Twente) prof. dr. Dietrich Thränhardt, Ines Michalowski (Universität Münster) I. De concepten voor integratie in Enschede en Münster met elkaar vergeleken Uitgangspunten van de hypothesen en het onderzoek In Nederland en ook in Duitsland is in de afgelopen jaren een nerveuze discussie op gang gekomen over de moeilijkheden bij de integratie van migranten, die in tegenstelling staat tot de resultaten van betrouwbaar onderzoek. Terwijl het democratische ongeduld (Penninx/ Vermeulen 1994) overal tekortkomingen ontdekt, laat het onderzoek, vooral wanneer men binnen de generaties vergelijkt, wel successen bij de integratie zien (Alba/ Nee 2004; Böcker/ Thränhardt 2004). De steden Enschede en Münster proberen binnen door de EU gesubsidieerde projecten benaderingswijzen voor integratiesuccessen te vinden. In onze wetenschappelijke begeleiding vergelijken wij deze benaderingwijzen. In Enschede en ook in het algemeen in Nederland ligt het accent van het integratiebeleid sterk op taalverwerving. Wij noemen dit de taalhypothese van het Nederlandse inburgeringsbeleid, het idee dat kennis van de Nederlandse taal een onmisbare eerste stap op weg naar verdergaande integratie is. Daarmee gaat het bij de Nederlandse inburgeringsprogramma s om veel meer dan om taalverwerving alleen. Taal geldt als sleutel voor verdergaande integratie. Bij het Münsterse modelproject voor Spätaussiedler (etnische Duitse immigranten uit de voormalige Sovjetunie) gaat het daarnaast in het bijzonder om het wonen en het aangaan van relaties in de woonbuurt in een stadswijk, die niet gekenmerkt wordt door etnische concentraties. Dit noemen wij de buurthypothese, namelijk de veronderstelling dat wonen na taal de belangrijkste factor voor een succesvolle integratie is. Opzet van het onderzoek in Enschede en Münster Zowel in Münster alsook in Enschede werd een empirisch onderzoek in twee fasen uitgevoerd onder de deelnemers van de inburgering. Dit onderzoek moet de invloed van de deelname aan deze stimulerende maatregelen op het verloop van de integratie van de migranten meten. In Enschede concentreert dit onderzoek zich op 182 deelnemers van inburgeringscursussen van het Regionale Opleidingcentrum (ROC), terwijl in Münster zowel deelnemers van 14 jaar en ouder van het Loodsenproject in Münster werden bevraagd (92 personen) alsook personen van 14 jaar en ouder van een controlegroep, die niet deelgenomen hebben aan dit project, maar eveneens in 2004 geïmmigreerd zijn (53 personen). Om de bereikte resultaten inzake integratie in de twee steden te meten en te vergelijken, passen wij een zelf ontwikkelde lijst van indicators als meetlat voor integratie toe: 1

indicator dimensie van de integratie (volgens Esser) 1. taalkennis culturation 2. kennis van de samenleving 3. deelhebben aan samenleving door arbeid of andere reguliere maatschappelijke activiteiten positioning 4. economische zelfstandigheid (geen uitkering) 5. onderwijsniveau 6. woont niet in gesegregeerde stadsbuurt 7. lid of actief in vereniging of organisatie interaction 8. informeel contact met allochtonen 9. etnische herkomst partner 10. etnische zelfidentificatie 11. onderschrijven westerse waarden en opvattingen identification De indicatoren zijn zo geformuleerd dat zij wel een uitspraak kunnen doen over geboekte vooruitgang in het integratieproces, maar geen normatief-politieke beoordeling kunnen geven op de vraag of de desbetreffende migrant nu geïntegreerd is of niet. II. Resultaten in Enschede en Münster In Münster en Enschede werden verschillende groepen migranten onderzocht, namelijk huwelijks- en gezinsmigranten en vluchtelingen uit 42 landen in Nederland en Spätaussiedler uit Rusland en Kazachstan (enkele uit de Oekraïne) in Münster. Terwijl de huwelijks- en gezinsmigranten vaak naar een (Nederlandse) huwelijkspartner verhuizen, die al sinds lange tijd in Nederland verblijft (en daar soms ook geboren is), migreren de Spätaussiedler met het hele gezin als nieuwkomers. Daardoor hebben zij, zoals kan worden verwacht, meer tijd nodig om hun (gezins-) leven in de nieuwe maatschappij geheel opnieuw in te richten. Hierna worden enkele hoofdresultaten van de onderzoeken in Enschede en Münster ten aanzien van verschillende indicators belicht. De hier gepresenteerde data zijn vooral afkomstig van de tweede onderzoeksfase, die in Münster tussen mei en augustus 2005 en in Enschede tussen mei en september 2005 plaatsvond. Taalkennis (indicator 1) In Enschede hebben 40% van de onderzochte nieuwkomers na afsluiting van de inburgeringscursus het taalniveau 2 bereikt, dat voldoende zou zijn voor alledaagse interacties. Deze cijfers komen ongeveer overeen met het nationale gemiddelde, waarbij ook in Enschede een duidelijke discrepantie bestaat tussen de ambitieuze doelstellingen aan het begin van het programma (in de meeste gevallen toereikende taalkennis voor alledaagse interacties (niveau 2) of zelfs voor het beroepsleven (niveau 3)) en de uiteindelijk bereikte resultaten. Voor Münster kunnen uitspraken ten aanzien van het bereikte taalniveau slechts op basis van indirect gewonnen indicaties worden gedaan. Na hun ca. één jaar durende verblijf in Münster konden 26% van de 145 bevraagde personen in beide groepen hun taalkennis in het kader van een één uur durend interview in de Duitse taal aantonen. In de eerste interviewronde slaagden daar slechts 5 van 142 personen in. Kennis van de samenleving (indicator 2) De kennis van de samenleving werd in Enschede gemeten met een in het kader van het inburgeringsprogramma uitgevoerde test. Uit de resultaten wordt duidelijk dat de 2

deelnemers van het programma (zeer) goede cursusresultaten bereiken. Voor Duitsland zijn geen vergelijkbare testresultaten beschikbaar. Wanneer men echter bij wijze van vergelijking de methoden om werk te zoeken bekijkt, kent en noemt ca. de helft van de bevraagde personen personeelsadvertenties in de krant, het arbeidsbureau of commerciële bemiddelaars als belangrijkste instrumenten. Deelhebben aan samenleving door arbeid of andere reguliere maatschappelijke activiteiten (indicator 3) Zoals te verwachten viel, is er bij de meeste nieuwkomers geen sprake van betaald werk. In Enschede verrichten slechts 14% van de onderzochte nieuwkomers betaald werk, de meesten van hen minder dan 20 uur per week. In Münster lag het percentage werkende personen in het loodsenproject ten tijde van het onderzoek 1 (10%) lager dan in Enschede, maar hoger dan in de controlegroep (7,5%). Van de negen werkende deelnemers aan het loodsenproject werkt er slechts één minder dan 20 uur per week.geen van de vier werkende Spätaussiedler uit de de controlegroep werkt 20 uur of meer per week. Voor nieuwkomers in beide steden geldt echter dat deelname aan intensieve integratieprogramma s moeilijk kan worden gecombineerd met een volle baan. Economische zelfstandigheid (indicator 4) Economische zelfstandigheid geldt als indicator voor succesvolle integratie. Bij nieuwkomers kan echter een vrij grote afhankelijkheid van uitkeringen van de overheid worden verwacht. Dit geldt in het bijzonder voor nieuwkomers, die nog in de inburgeringsprogramma s zitten, maar ook voor Spätaussiedler die in gezinsverband naar Duitsland migreren en niet (zoals de huwelijks- en gezinsmigranten in Enschede) terug kunnen vallen op het inkomen van een partner die hier al woont. In Enschede leeft 57% van de bevraagde migranten niet van een uitkering, maar van een inkomen uit arbeid (meestal het inkomen van de partner). 7% van de migranten kreeg een kleine aanvullende uitkering en 36% van de onderzochte nieuwkomers was geheel afhankelijk van de bijstand. Bij de laatste groep ging het vaak om alleenstaande personen. In Münster was slechts 3% van de projectdeelnemers geheel onafhankelijk van de bijstand, terwijl 24% 2 van de bevraagde projectdeelnemers uit een gezin komt dat zowel leeft van werk als van een uitkering. Daarmee leven in de projectgroep bijna 75% van de bevraagde personen helemaal van een uitkering. In de wetenschappelijke controlegroep beschikt ten tijde van het onderzoek geen enkel gezin over een onafhankelijke verzorging, 15% leeft van een uitkering en werk en 85% zijn helemaal afhankelijk van overheidshulp. Onderwijsniveau bij aankomst (indicator 5) De vergelijking tussen Münster (loodsengroep en controlegroep) en Enschede toont aan dat de personen van de controlegroep verreweg beschikken over de hoogste opleiding. In de Münsterse controlegroep heeft b.v. maar 24% de school niet langer dan 11 jaar bezocht, terwijl dit onder de bevraagde personen van de loodsengroep 63% en de in Enschede onderzochte groep 50% zijn. In totaal vertoonde de in Enschede onderzochte groep de breedste spreiding: 11% van de onderzochte personen waren minder dan 6 jaar op school (loodsengroep en controlegroep in Münster ieder 2%), anderzijds hebben 27% van de onderzochte personen tenminste 1 2 De actuele cijfers van de Stadt Münster van decemer 2005 tonen aan dat het aantal werkende projectdeelnemers inmiddels 16% is. De nieuwste stand bedraagt volgens de gegevens van de Stadt Münster 34%. 3

15 jaar (hogeschool-) onderwijs genoten, terwijl dit in de loodsengroep 9% en in de controlegroep 18% zijn. Woont niet in gesegregeerde stadsbuurt (indicator 6) Het wonen in een niet etnisch geconcentreerde woonbuurt is een centraal bestanddeel van het Münsterse loodsenproject. Bij het bemiddelen van nieuwkomers naar niet etnisch geconcentreerde stadswijken heeft het loodsenproject dan ook succes. 93% van de projectdeelnemers woont in een niet-etnisch geconcentreerde stadswijk tegenover 40% van de personen uit de controlegroep. In Enschede kan worden vastgesteld dat ca. 72% van nieuwkomers in stadswijken leven waarin de etnische concentratie hoger ligt dan het gemiddelde van de stad Enschede. Lid of actief in vereniging of organisatie (indicator 7) De organisatiegraad van de migranten in Enschede (waaronder veel huwelijksmigranten) is duidelijk hoger dan bij de naar Münster gekomen Spätaussiedler. In Enschede bezoekt 28% van de migranten soms of vaak een sportvereniging, terwijl in Münster slechts 6% van de bevraagde personen dit doet. Ook bezoeken 57% van de nieuwkomers in Enschede soms of regelmatig een kerk, moskee of tempel, terwijl maar 4% van de Spätaussiedler uit de voormalige Sovjetunie dit doen. Steeds ca. 15% van de bevraagde personen in Enschede is actief in buurtverenigingen en in migrantenorganisaties, in Münster zien we dit niet. Wel beginnen ten tijde van de tweede onderzoeksfase meerdere Spätaussiedler belangstelling te tonen voor het verenigingsleven van een Münsterse vereniging voor volkstuiniers of de activiteiten van een Russisch-Duitse cultuurvereniging. Informeel contact met allochtonen (indicator 8) Voor veel nieuwkomers, die niet naar een reeds hier wonende huwelijkspartner verhuizen, is de medewerker van de afdeling inburgering of de cursusleider van de taalcursus in eerste instantie de enige allochtoon die zij persoonlijk kennen. Pas na enige tijd ontstaan meer mogelijkheden kennis te maken met allochtonen. In Enschede geven 96% van de bevraagde nieuwkomers aan soms of vaak contact met allochtone Nederlandse buren te hebben. Dit aantal valt zeer hoog uit en kan zeker gedeeltelijk worden herleid tot het feit dat huwelijks- en gezinsmigranten betrokken worden bij reeds bestaande contacten van hun huwelijkspartner. In Münster geven ten tijde van de enquête 61% van de projectdeelnemers aan soms of ook vaker contact te hebben met allochtone Duitse directe buren. In de controlegroep geven zelfs 67% dit aan. Slechts 30% geven echter aan behalve met de buren in de vrije tijd de gelegenheid aan te grijpen allochtone Duitsers te ontmoeten, terwijl 50% van de projectdeelnemers reeds ten tijde van de enquête de mogelijkheid hiertoe had. 3 Het aantal personen dat tenminste één allochtone Nederlander/Duitser tot hun drie beste vrienden telt wijkt met 38% in Enschede en tot dusver slechts 2% in Münster sterk van elkaar af, wat gelet op de bovengenoemde redenen niet verwonderlijk is. Etnische herkomst van de partner (indicator 9) Terwijl er in de in Münster onderzochte groep Spätaussiedler niemand is die in het kleine aantal maanden sinds aankomst met een allochtone Duitse partner getrouwd is, bevinden zich in de in Enschede onderzochte groep vrij veel huwelijks- en gezinsmigranten. Hier is van de in totaal 88 getrouwde personen de helft met een 3 Door het loodsenwerk werd volgens de Stadt Münster inmiddels door alle projectdeelnemers een eerste contact gelegd. 4

partner met de Nederlandse nationaliteit getrouwd (daarvan is steeds een kwart ingeburgerd of een allochtone Nederlander). Etnische zelfidentificatie (indicator 10) Onder de de indicator van de zelfidentificatie vallen subjectieve elementen van het zelfbeeld, zoals gevoel van eigenwaarde, de inschatting van de eigen kansen en mogelijkheden in de maatschappij of de gevoelde nabijheid van de samenleving. In Enschede kan een statistisch significant, negatief verband worden vastgesteld tussen de gedachte aan terugkeer naar het land van herkomst en de mate waarin een persoon zich als Nederlander voelt. Ook in Münster voelen zich van de in totaal 17 Spätaussiedler die aan remigratie denken, 15 personen slechts zeer zwak als Duitser. Er moet bovendien worden opgemerkt dat het aantal mensen dat terug wil in de Münsterse controlegroep met ca. 15% iets hoger ligt dan in de loodsengroep (10%). Onderschrijven moderne waarden en opvattingen (indicator 11) De culturele integratie van nieuwkomers is moeilijk te meten, dit wordt hier echter geoperationaliseerd door de mate waarin de nieuwkomer bepaalde uitspraken onderschrijft, die worden gezien als typisch voor de huidige moderne maatschappij. Daarbij gaat het om opvattingen over de rol van de religie in het leven van alledag, de man-vrouw-verhoudingen en de autonomie van kinderen. Aan de hand van deze vragen werd een schaal van 1 tot 5 (van traditioneel tot modern) samengesteld. De in Enschede onderzochte migranten bereikten een gemiddelde van 2,2, terwijl de deelnemers van het Münsterse project gemiddeld 3,1 en de controlegroep 3,3 scoorden. Spätaussiedler in Duitsland onderschrijven daarmee duidelijk modernere opvattingen dan nieuwkomers in Enschede, hetgeen niet verwonderlijk is omdat de migranten in Münster uit Europese landen komen, wat in Enschede maar bij een minderheid het geval is. III. Hoe kunnen deze resultaten worden geïnterpreteerd? Wat betreft de interpretatie van de in de twee steden gewonnen resultaten kan in eerste instantie worden vastgesteld dat men niet altijd kan vergelijken omdat in meerdere gevallen verschillende soorten gegevens voor de daarnaast ook nog afwijkende migrantengroepen beschikbaar waren. De Nederlandse echtgenoot speelt b.v. voor de integratie van de nieuwkomer in Enschede een grote rol, terwijl in Münster tot dusver niemand getrouwd is met een allochtone Duitser, omdat complete gezinnen Spätaussiedler migreren. Münster zet zich voor een betere sociale integratie van nieuwkomers in door deze te netwerken in etnisch niet geconcentreerde stadswijken (buurthypothese). Ondanks sommige sceptische geluiden is deze verdeling van nieuwkomers op vrijwillige basis geslaagd. Ook bij het doelgerichte aankoppelen met ondersteuning van het stedelijke loodsenwerk kunnen reeds eerste successen worden vastgesteld, b.v. bij informele contacten met allochtone Duitsers in de vrije tijd of ook op de arbeidsmarkt. Zowel het projectwerk alsook de wetenschappelijke begeleiding worden echter geconfronteerd met nauwe tijdslimieten. Op het tijdstip van de tweede onderzoeksfase woonden per groep nog 6 personen uit de loodsen- en controlegroep in het opvanghuis en onder diegenen die reeds naar een echte woning verhuisd waren, woonde men gemiddeld pas een half jaar in de nieuwe woning, in de controlegroep lag het gemiddelde zelfs bij slechts 4 maanden. Maar 5

pas als men verhuisd is kan het aankoppelen in de stadswijk en het langzame aanknopen van nieuwe contacten beginnen. Ook voor Enschede kan worden vastgesteld dat de -taalcursus (van maximaal 400-800 uur) in het bijzonder bij laag geschoolde migranten onvoldoende is om het aan het begin in het inburgeringsprogramma geformuleerde taalniveau te bereiken. Toch slaagt ca. 40% van de programmadeelnemers erin tenminste taalniveau 2 te bereiken, dat voldoende is voor alledaagse interacties. 14% van de nieuwkomers hebben ten tijde van de tweede onderzoeksfase al werk. De taalhypothese van de gemeente Enschede wordt daarnaast door het vrij grote aantal gezins- en huwelijksmigranten versneld, die naar al langere tijd in Nederland verblijvende migranten of Nederlanders verhuizen. Op grond daarvan zijn de sociale contacten van de nieuwkomers via verenigingen en organisaties, maar ook in de woonbuurt vrij sterk. Zowel in Enschede alsook in Münster gaven de migranten overigens aan dat zij de inburgeringscursus nuttig vonden, omdat deze hun leven in Nederland c.q. Duitsland vergemakkelijkt had. Tenslotte kan voor de twee steden worden vastgesteld dat bij de voortzetting van het project in 2006 en een herhaalde meting onder de migrantengroepen in de twee steden de uitspraken over het verband en de weging van de afzonderlijke indicators (b.v. taal, werk, wonen en informele contacten met allochtonen) nog veel duidelijker en betrouwbaarder kunnen worden. Daarnaast kan worden verwacht dat er grotere verschillen zijn, b.v. tussen de projectgroep en de controlegroep in Münster, maar misschien ook tussen de twee steden, want het integratieproces in de twee steden zet zich voort en is op de keper beschouwd ook nog maar net van start gegaan. 6