EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË



Vergelijkbare documenten
EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE. Toestand op 31 december 2009

EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE. Toestand op 31 december 2010

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIE

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIE

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

HIV-infecties en AIDS in België

Tuberculose in Vlaanderen 2002

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV-INFECTIE IN BELGIË

APRIL Pagina 1 van 9

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV-INFECTIE IN BELGIË

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

nr. 126 van JORIS POSCHET datum: 17 november 2014 aan JO VANDEURZEN Preventiebeleid hiv en soa s - Stand van zaken

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vijfde registratieperiode Oktober 2004 Maart 2005

FR 7,2 / Tuberculose kan eender wie treffen maar komt vaker voor bij mensen uit landen met een hoge incidentie. Incidentie /100.

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Inleiding. Bespreking pagina 1

Figuren en Tabellen. Tuberculose in Nederland 2010 surveillance rapport. behorend bij. Incidentie 0-2 >2-4 >4-6 >6-10 >10-20 >20

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Hiv in België, hiv-tests, HelpCenter Eerste bilan nieuwe hiv-patiënt

in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2).

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vierde registratieperiode Oktober 2003 Maart 2004

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIË

Transgender personen in België die officieel van geslacht veranderden 2014

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Monitoring asiel: profiel asielzoekers in het opvangnetwerk van Fedasil op 31 maart 2016

Definitieve resultaten eindejaarscontroles

Profiel van de asielzoekers in opvang op 31 december 2015

Streptococcus pneumoniae

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Streptococcus pneumoniae

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

Gezondheidsindicatoren 2005 Vlaams Gewest. Algemene sterftecijfers

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

De honden en katten van de Belgen

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

RIVM rapport /2003. ELM Op de Coul, IGM van Valkengoed 1, AI van Sighem 1, F de Wolf 1, MJW van de Laar

Sectorfoto PSC

Samenvatting. Samenvatting

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

SURVEILLANCE VAN DE METICILLINE-RESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015

TekenNet.be. Resultaten januari-december Inleiding

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Figuren en Tabellen. Tuberculose in Nederland 2011 surveillance rapport. behorend bij. Incidentie 0-2 >2-4 >4-6 >6-10 >10-20 >20-35

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

SOA-SURVEILLANCE IN AIDS REFERENTIECENTRA IN BELGIË

HOOFDSTUK 5. Verwerving en toekenning van de Belgische nationaliteit aan vreemdelingen

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

TUBERCULOSE IN VLAANDEREN IN 2017

Sectorfoto Elektriciens: Installatie & distributie PSC

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Controlling the HIV epidemic in the Netherlands. Ard van Sighem Stichting HIV Monitoring WEON, Nijmegen, 11 juni 2010

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j.

30 3 DE TRIMESTER 2016

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Transcriptie:

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Ministerie van Welzijn, Gezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap College van de AIDS-Referentielaboratoria Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie i EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË TOESTAND OP 31 DECEMBER 2005 SASSE A. DEFRAYE A.

SASSE A., DEFRAYE A. Epidemiologie van AIDS en HIV-infectie in België. Toestand op 31 december 2005 Afdeling Epidemiologie, december 2006, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS N 2006-034 Wettelijk depotnummer: D/2006/2505/51 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Dienst Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat, 14 B-1050 Brussel België Tel.: +32.(0)2.642.50.39 Fax: +32.(0)2.642.54.10 E-mail: a.sasse@iph.fgov.be Website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids

OPVOLGING VAN HIV/AIDS IN BELGIE SAMENVATTING...5 1. ALLE HIV-GEÏNFECTEERDEN...5 2. AIDS-PATIËNTEN...6 INLEIDING...7 I. DE HIV-GEÏNFECTEERDEN...9 I.1. METHODEN...9 I.2.RESULTATEN...9 I.2.1. HIV-infecties (gecumuleerd totaal en evolutie)...9 I.2.1.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd...11 I.2.1.2. Geografische spreiding 13 I.2.1.3. Overdrachtswijzen...15 I.2.1.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose...17 I.2.2. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit...18 I.2.2.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd...18 I.2.2.2. Geografische spreiding... 20 I.2.2.3. Overdrachtswijzen...22 I.2.2.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose...24 I.2.3. HIV-geïnfecteerden van niet-belgische nationaliteit...25 I.2.3.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd...25 I.2.3.2. Verdeling per nationaliteit...25 I.2.3.3. Overdrachtswijzen...27 I.2.3.4. Geografische spreiding...27 I.2.3.5. Vroegdetectie van HIV...28 II. AIDS-PATIËNTEN...29 II.1. METHODEN...29 II.2. RESULTATEN...29 II.2.1. Alle AIDS-patiënten...29 II.2.1.1. Verdeling volgens residentie en nationaliteit (gecumuleerd totaal)...29 II.2.1.2. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten...30 II.2.2. AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit...31 II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS- patiënten...31 II.2.2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd...31 II.2.2.3. Geografische spreiding...32 II.2.2.4. Overdrachtswijzen...33 II.2.2.5. Tijdsverloop tussen HIV- en AIDS-diagnose...35 II.2.2.6. Geassocieerde klinische syndromen...36 II.2.2.7. Mortaliteit...37 II.2.3. AIDS-patienten van niet-belgische nationaliteit...38 II.2.3.1.Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten...38 II.2.3.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd...38 II.2.3.3. Verdeling volgens nationaliteit...38 II.2.3.4. Geografische verspreiding...39 II.2.3.5. Overdrachtswijzen...39 II.2.3.6. Geassocieerde klinische syndromen...40 II.2.3.7. Mortaliteit....40 II.2.4. HIV/AIDS in Europa: trends en prioriteiten voor Europa...42 BIJLAGEN...45 REFERENTIES...51

Samenvatting SAMENVATTING 1. Alle HIV-geïnfecteerden Sinds het begin van de HIV-epidemie tot en met 31 december 2005 werd bij 19.070 personen de diagnose van HIV-infectie gesteld. In de loop van de laatste twintig jaar (1986-2005) is het aantal nieuwe HIVdiagnoses geëvolueerd van gemiddeld ongeveer 1,8 à 2,9 gevallen per dag. Tussen 1997 en 2005 ziet men een stijging in het aantal gediagnosticeerde HIV-infecties van 53%. We komen van 700 gevallen in 1997 en zien 1072 gevallen in 2005. Deze stijging was vooral uitgesproken tussen 1997 en 2000 (+36%); daarna is de stijging meer gematigd. Wat de verdeling betreft naargelang leeftijdsgroep en geslacht, is er nauwelijks verandering vastgesteld in 2005 in vergelijking met 2004; de proportie vrouwen onder de gevallen gediagnosticeerd in 2005 bedraagt 41,5%. In de evolutie naar leeftijd over twintig jaar zijn de recent gediagnosticeerde personen iets ouder in vergelijking met de personen gediagnosticeerd in het begin van de epidemie. Als we zowel mannen als vrouwen bekijken zien we dat de meest voorkomende overdrachtswijze de heteroseksuele weg is; hun aandeel is 60,2% van de in 2005 gediagnosticeerde HIV-infecties tegenover 40 à 45% bij het begin van de epidemie. De recente evolutie toont eveneens een belangrijke stijging van de gediagnosticeerde infecties in de mannelijke homo - en biseksuele populatie. Het aantal infecties in deze groep is meer dan verdubbeld tussen 1997 en 2005. In termen van proporties werd deze overdrachtswijze vermeld in 23,1% van de gediagnosticeerde infecties in 2002 en in 32,9% van de gediagnosticeerde infecties in 2005. De andere overdrachtswijzen vertonen een dalende trend, hoewel ze nog steeds aanwezig zijn. Intraveneus druggebruik wordt gerapporteerd door 1,7% van de personen die recent werden gediagnosticeerd; deze proportie lag rond de 8% in het begin van de epidemie. Overdracht van moeder op kind wordt gerapporteerd in ongeveer 1 % van de gevallen. Eén enkel geval van overdracht via transfusie werd gedocumenteerd in België in de loop van de laatste vijftien jaar; de seroconversie van de donor vond plaats na de transfusie. Bij de Belgische HIV-geïnfecteerden vinden we gemiddeld vier maal meer mannen dan vrouwen. Bij de Belgische mannen gediagnosticeerd sinds 2000 blijken de homo-en biseksuele contacten de meest waarschijnlijke overdrachtswijze te zijn (67,5%). Bij de Belgische vrouwen zijn het overwegend de heteroseksuele contacten die als overdrachtswijze vermeld worden (82,7%). Ongeveer 4,3% van de patiënten zijn intraveneuze druggebruikers. Deze groep is relatief belangrijker in Wallonië dan in Brussel en Vlaanderen. In dalende volgorde tellen het Gewest Brussel, de provincies Antwerpen, Luik, Waals-Brabant, Vlaams- Brabant en Henegouwen de meeste geïnfecteerden per inwoners. Bij de niet-belgische HIV-geïnfecteerden is 76% afkomstig uit Subsaharisch Afrika en 3% uit Noord-Afrika. Bijna één geïnfecteerde op zes van niet-belgische origine is Europeaan. De ratio man/vrouw bij de niet- Belgen ligt veel dichter bij één dan dat dit het geval is bij de Belgen. De verklaring hiervoor is dat de virusoverdracht bij de niet-belgische populatie vooral via heteroseksuele weg gebeurt. Deze gegevens tonen aan dat de HIV-infectie in ons land aanhoudt en dat het profiel van de epidemie evolueert in de loop van de tijd. Het is van essentieel belang dat informatie en preventiecampagnes worden vervolgd, versterkt en aangepast aan de meest getroffen populaties, zonder dat de inspanningen worden afgezwakt die gericht zijn op de groepen waarvoor een daling werd geobserveerd. 5

2. AIDS-patiënten Van de 19.070 personen die als HIV-seropositief werden aangegeven sinds het begin van de epidemie hebben er 3.537 klinisch AIDS ontwikkeld op 31 december 2005. Hiervan zijn 1811 patiënten overleden, 1205 zijn nog steeds in leven en 521 werden uit het oog verloren. Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 255 gevallen per jaar gediagnosticeerd. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1997; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2004 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor de vijf laatste jaren bedraagt respectievelijk 140, 138, 134, 130 en 133 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2005 werden tot op dit moment 133 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 163 gevallen. De stabilisatie van de AIDS-incidentie sinds 1997 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 23% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 40% tussen 2004 en 2005. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van de ziekte is gedaald. Gedurende de periode 1992-1995 werden jaarlijks gemiddeld 176 gevallen gerapporteerd. In 2003, 2004 en 2005, werden respectievelijk 30, 42 en 40 sterfgevallen vermeld. Deze belangrijke daling moet men in relatie brengen met het gebruik van de nieuwe therapeutische strategieën bij seropositieven sinds 1996. Het samengaan van de huidige daling van de mortaliteit en de incidentie van AIDS brengt een versnelde toename van de prevalentie met zich mee. Dit wil zeggen dat het aantal personen dat nog in leven is met de ziekte toeneemt. 6

INLEIDING Inleiding De gegevens over de situatie van AIDS- en HIV-infectie in België komen uit twee bronnen: enerzijds de registratie van de AIDS-patiënten door de clinici, anderzijds de registratie van de HIV-seropositieven door de referentielaboratoria die de confirmatietests uitvoeren. In feite gaat het hier om dezelfde patiënten, maar in verschillende fasen van de ziekte. De AIDS-patiënten zijn allen seropositief, de seropositieven zijn niet allen AIDS-patiënt. Het eerste deel van het rapport beschrijft de kenmerken van alle HIV-geïnfecteerden op het moment dat ze als dusdanig werden gediagnosticeerd. Het tweede deel van het rapport beschrijft de kenmerken van de AIDS-patiënten. Er zijn verschillende redenen waarom deze apart beschreven worden : In de meeste landen is alleen maar informatie over AIDS-patiënten voorhanden en niet over de seropositieven. Om vergelijkingen tussen landen te kunnen maken worden deze patiënten afzonderlijk beschreven. Omdat AIDS een zeer ernstige aandoening is, is het weinig waarschijnlijk dat er een grote tijdspanne verloopt tussen het verschijnen van de ziekte en de diagnose. Indien de samenwerking tussen de clinici goed is (en dat schijnt zo te zijn), geeft het door hen aangegeven aantal AIDS-gevallen een reëel beeld van het aantal gevallen in België. Dit is in tegenstelling tot het aantal gediagnosticeerde seropositieven dat slechts bij benadering een beeld geeft van het werkelijk aantal seropositieven in het land. De beschikbare informatie is in het algemeen vollediger voor AIDS-patiënten dan voor seropositieven, bijvoorbeeld voor de informatie over de waarschijnlijke overdrachtswijze. Jaarlijks worden er inlichtingen ingezameld aangaande de individuele follow-up van de AIDS-patiënten. Het is dus mogelijk om voor hen de evolutie en prognose te volgen. Deze informatie is niet voorhanden voor de seropositieve niet AIDS -patiënten. N.B. : De gegevens uit dit rapport mogen overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. 7

8

I. DE HIV-GEÏNFECTEERDEN I.1. METHODEN In België zijn er zeven door de F.O.D. Volksgezondheid erkende AIDS-referentielaboratoria (zie bijlage). Tot hun taken behoort het uitvoeren van confirmatietests van de sera die positief bevonden werden bij een opsporingstest. Aangezien alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieven een volledig beeld van het totaal aantal gekende seropositieven in België. Daar de registratie anoniem gebeurt, en er in veel gevallen meerdere keren een confirmatietest wordt gedaan, is er veel kans op dubbeltellingen. De analyses worden enkel uitgevoerd op een bestand van seropositieven waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn om dubbeltelling te vermijden. Naast de registratie van het aantal nieuwe seropositieven trachten de laboratoria ook epidemiologische basisgegevens te verzamelen. Hiertoe wordt aan iedere arts die een HIV-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. De AIDS-patiënten worden op onafhankelijke wijze aangegeven door de behandelende artsen. Ook hier wordt de anonimiteit van de patiënten gewaarborgd. Aangezien dezelfde registratiecode wordt gebruikt als voor de HIV-seropositieve patiënten aangegeven door de laboratoria, is het mogelijk beide bestanden samen te voegen zodat er een completer beeld van de epidemiologische situatie van HIV/AIDS in dit land kan worden gegeven. I.2. RESULTATEN I.2.1. HIV-infecties (gecumuleerd totaal en evolutie) Het gaat hier om personen die zich hebben laten testen. Over de HIV-seropositieven die nog niet getest zijn, hebben we geen informatie. Op 31 december 2005 waren er in België in totaal 19070 personen gediagnosticeerd met een HIV-infectie. Van 1119 onder hen hebben we geen gegevens om dubbeltelling uit te sluiten; zij werden in dit rapport uit de verdere analyses geweerd. In feite zijn er dus tussen 17951 en 19070 gekende HIV-geïnfecteerden. Hiervan hadden er 3537 AIDS ontwikkeld. Van deze AIDS-patiënten waren er op 31 december 2005 nog 1205 in leven, 1811 waren overleden en 521 patiënten konden er niet meer opgevolgd worden. In de loop van de laatste twintig jaar zijn de nieuwe HIV-infecties in België geëvolueerd van gemiddeld 1,8 naar 2,9 per dag gerapporteerde gevallen. Zoals uit de cijfers blijkt is er slechts een kleine marge in de schommelingen. De hoogste piek ziet men in 2005 met 1072 nieuw gediagnosticeerde gevallen en de laagste in 1997 met 700 genotificeerde infecties. Vanaf 1997 ziet men een licht opgaande trend in de incidentie van HIV-infecties. In 2000, 2001, 2002, 2003 en 2004 heeft men respectievelijk 950, 964, 991, 1049 en 1001 gevallen geregistreerd. Met 1072 nieuw gediagnosticeerde gevallen in 2005 komt het gemiddelde per dag op 2,9. Ten opzichte van 1997 is dit een verhoging van de incidentie met 53%. 9

De nationaliteit is gekend voor 13204 personen (73,6%), waarvan 5236 de Belgische nationaliteit hebben (39,7%). Tussen 1990 en 1993 was er een daling van het aantal nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties bij personen van Belgische nationaliteit. Vervolgens was er eerder sprake van een stabilisatie in deze groep. Het aantal gediagnosticeerde HIV-seropositieve patiënten onder personen van niet-belgische nationaliteit bereikte zijn maximum in het jaar 1992. Daarna neemt hun aantal sinds 1993 eerder af om vanaf 1997 terug licht te stijgen. Door het grote aantal patiënten met een onbekende nationaliteit is het echter moeilijk correcte interpretatie te doen. Tussen 2001 en 2003 doet de stijging zich zowel voor bij personen van Belgische als van niet-belgische nationaliteit. Tussen 2002 en 2005 manifesteert de stijging zich eerder bij personen van Belgische nationaliteit. Figuur 1 geeft de evolutie van het aantal nieuwe HIV-diagnoses weer: Figuur 1 : Aantal nieuwe HIV-seropositieve personen per nationaliteit en per jaar van diagnose 1500 België Subsaharisch Afrika Noord-Afrika ISP/GJ AIDS05 aantal nieuwe bevestigde HIV-geïnfecteerden 1250 1000 750 500 250 Europa Andere: Azië, Amerika Onbekende nationaliteit 0 <1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 10

I.2.1.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Figuur 2 stelt de verdeling voor naar geslacht en leeftijdscategorie van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen 3 jaar (2003-2005). De man/vrouw-ratio bedraagt 1,4. De zwaarst getroffen leeftijdsklassen zijn in dalende volgorde bij mannen 35-39 jaar, 30-34 jaar en 40-44 jaar en bij vrouwen 25-29 jaar, 30-34 jaar en 35-39 jaar. Figuur 2 : Geslacht en leeftijd van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2003-2005 N=1767 leeftijdsgroep > 60 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 N=1278 5-9 ISP/GJ 0-4 AIDS05 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0 50 100 150 200 250 300 350 400 aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden In tabel 1 wordt de evolutie van de man/vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIVinfecties. Tabel 1: verdeling per geslacht bij alle HIV-geïnfecteerden Jaar van diagnose Mannen Vrouwen Niet gekend M/V verhouding < 1985 496 158 4 3,1 1986 528 170 41 3,1 1987 658 234 37 2,8 1988 507 230 15 2,2 1989 500 246 9 2,0 1990 527 275 11 1,9 1991 519 277 6 1,9 1992 584 378 15 1,5 1993 592 342 15 1,7 1994 476 320 10 1,5 1995 441 322 5 1,4 1996 429 285 6 1,5 1997 411 284 3 1,4 1998 415 333 1 1,2 1999 406 383 2 1,1 2000 546 388 0 1,4 2001 545 410 1 1,3 2002 529 445 6 1,2 2003 589 450 8 1,3 2004 585 412 4 1,4 2005 622 441 9 1,4 Totaal 10905 6783 208 1,6 11

De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt lichtjes in de tijd (tabel 2). Tabel 2: Gemiddelde en mediane leeftijd bij alle volwassen seropositieve patiënten Jaar van diagnose Aantal personen Gemiddelde leeftijd (jaar) Mediane leeftijd (jaar) < 1985 627 33,9 31,8 1986 708 34,0 31,8 1987 896 34,7 32,5 1988 711 33,8 31,2 1989 721 34,6 31,8 1990 781 35,3 32,6 1991 767 34,4 32,1 1992 924 33,9 31,9 1993 923 33,3 31,7 1994 777 34,2 32,3 1995 748 35,1 33,4 1996 690 35,3 33,6 1997 685 35,8 34,0 1998 729 35,5 33,9 1999 761 35,3 34,2 2000 920 35,7 34,4 2001 926 36,0 34,7 2002 970 35,9 34,6 2003 1021 35,9 34,7 2004 988 36,3 34,4 2005 1056 36,6 34,7 12

I.2.1.2. Geografische spreiding De volgende figuur geeft het cumulatief aantal HIV-geïnfecteerden per provincie of regio. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de woonplaats gekend zijn, opgenomen werden in de analyse. De cijfers geven dus enkel een idee over de spreiding. Informatie over de woonplaats is beschikbaar voor 10991 (61,2%). Meer dan één derde van alle HIV-geïnfecteerden (38,0%) van wie de woonplaats gekend is, woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De provincies met het grootst aantal HIV-geïnfecteerden zijn Antwerpen (15,0% van de gevallen) en Luik (11,5% van de gevallen). Figuur 3: Aantal gecumuleerde gevallen van alle HIV-geïnfecteerden per provincie of gewest en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners rate/100.000 inw. 98,0 1644 42,2 481 56,5 780 69,7 723 33,1 267 N 96,5 351 121,9 1260 414,7 59,0 759 73,7 336 4175 171,8 17951 84,1 215 ISP/GJ AIDS05 13

De gegevens wat betreft geografische verdeling moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien er heel wat gegevens ontbreken in verband met de woonplaats. In de loop van de laatste 8 jaar is de toename duidelijker in Vlaanderen dan in Brussel en Wallonië. Tabel 3: evolutie van de verdeling van alle HIV-geïnfecteerden per regio Jaar Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal N % N % N % N < 1985 197 60,4 56 17,2 73 22,4 326 1986 221 60,2 76 20,7 70 19,1 367 1987 229 51,7 108 24,4 106 23,9 443 1988 189 56,3 71 21,1 76 22,6 336 1989 257 48,1 148 27,7 129 24,2 534 1990 244 42,2 177 30,6 157 27,2 578 1991 206 36,0 179 31,2 188 32,8 573 1992 238 31,2 286 37,4 240 31,4 764 1993 189 30,7 194 31,5 232 37,7 615 1994 183 32,7 199 35,5 178 31,8 560 1995 167 34,6 175 36,2 141 29,2 483 1996 157 39,5 140 35,3 100 25,2 397 1997 135 32,8 160 38,9 116 28,2 411 1998 162 37,9 176 41,2 89 20,8 427 1999 163 35,4 198 43,0 100 21,7 461 2000 243 40,8 225 37,8 128 21,5 596 2001 156 29,5 220 41,6 153 28,9 529 2002 221 34,9 223 35,2 190 30,0 634 2003 243 35,0 277 39,9 175 25,2 695 2004 215 32,8 276 42,1 164 25,0 655 2005 191 351 351 49,9 162 23,0 704 Totaal 4206 37,9 3915 35,3 2967 26,8 11088 14

I.2.1.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 65,6% van de patiënten gediagnosticeerd tussen 1999 en 2005. Bijna de helft van de mannen gediagnosticeerd in de periode 1999-2004 vermeldt heteroseksuele contacten (48%). Voor de mannen gediagnosticeerd in 2005 ligt de proportie homo/biseksuele overdrachtswijze hoger (54,4%). Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld (89% tot 92%). Tabel 4: verdeling van de HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 1999-2001, 2002-2004 en het jaar 2005 Mogelijk overdrachtswijze Mannen Vrouwen 1999-2001 2002-2004 2005 1999-2001 2002-2004 2005 (N=950) (N=1201) (N=436) (N=710) (N=887) (N=285) Homo-/biseksuele contacten 42,2 44,3 54,4 - - - i.v.-druggebruik 4,4 4,3 2,3 2,0 2,0 0,7 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,6 0,6 0,2 - - - Hemofilie - - 0,5 - - - Transfusie* 1,9 2,2 2,3 5,1 5,4 6,3 Heteroseksuele contacten 48,0 47,6 39,4 88,9 90,2 91,9 Moeder/Kind 2,8 1,0 0,9 4,1 2,4 1,1 Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % *Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. Voor 2 gedocumenteerde gevallen werd er een besmetting via transfusie in België gemeld (in 1986 en 1998). De seroconversie van de donor werd pas vastgesteld na de transfusie. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend. In Vlaanderen worden homo/biseksuele contacten voor de periodes 1999-2001 en 2002-2004 vaker vermeld dan in de andere regio s (38% tegenover 18% à 25%). In 2005 ligt dit aandeel hoger in de regio Brussel (42,4% tegenover 40,9% in Vlaanderen). In de regio Brussel, en in mindere mate in Vlaanderen, is de proportie intraveneus druggebruik gedaald tussen de periode 1999-2001 en de periode 2002-2004. Dit is niet het geval voor Wallonië; een stijging van de proportie intraveneus druggebruik is vastgesteld tussen dezelfde periodes. De proportie homo/biseksuele contacten is gestegen tussen de periode 1999-2001 en de periode 2002-2004 in de regio s Vlaanderen en Brussel. Tabel 5: verdeling van de HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 1999-2001, 2002-2004 en het jaar 2005 Overdrachtswijze Brussel Vlaanderen Wallonië 1998-2000 (N=494) 2001-2003 (N=640) 2004 (N=179) 1998-2000 (N=543) 2001-2003 (N=714) 2004 (N=320) 1998-2000 (N=336) 2001-2003 (N=491) 2004 (N=151) Homo-/biseksuele contacten 18,4 25,3 42,4 38,9 37,8 40,9 18,8 19,2 15,2 i.v.-druggebruik 3,2 2,8 1,7 3,5 2,7 1,3 3,0 5,3 2,6 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,2 0,2-0,6 0,7-0,3 0,6 0,7 Hemofilie - - - - - 0,3 0,3-0,7 Transfusie 3,0 3,6 3,9 2,8 2,2 2,2 4,8 5,1 6,0 Heteroseksuele contacten 74,1 67,8 52,0 52,3 54,9 54,1 66,4 66,8 73,5 Moeder/Kind 1,0 0,3-2,0 1,7 1,3 6,5 3,1 1,3 Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend. 15

Tabel 6 toont de verdeling naar leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze van alle personen gediagnosticeerd met HIV tussen 2003 en 2005. Het percentage van de personen besmet via intraveneus druggebruik neemt af met de leeftijd. Het percentage mannen besmet via homo/biseksueel contact ligt het hoogst in de leeftijdscategorie 15-24 jaar. Dergelijke trend ziet men in tabel 6. Tabel 6 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij alle HIV-geïnfecteerden (2003-2005) Leeftijdscategorie Contacten i.v.-druggebruik Andere Homo-/biseks. heteroseksuele Risico s N % % % % 15-24 jaar M 110 57,3 32,7 7,3 2,7 V 141-91,5 2,1 6,4 M+V 251 25,1 65,7 4,4 4,8 25-34 jaar M 447 52,1 40,0 6,3 1,6 V 417-92,6 1,9 5,5 M+V 864 27,0 65,4 4,2 3,5 35-49 jaar M 616 46,9 47,1 3,2 2,8 V 275-92,4 1,5 6,2 M+V 891 32,4 61,1 2,7 3,8 > 50 jaar M 154 39,0 58,4 0,6 1,9 V 77-87,0 1,3 11,7 M+V 231 26,0 68,0 0,9 5,2 In tabel 7 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven. In de meerderheid van de gevallen worden heteroseksuele contacten vermeld. Tussen 2002 en 2005 is deze proportie gedaald van 67,6% naar 60,2%. In dezelfde periode (2002-2005) is de proportie gevallen geïnfecteerd via homo/biseksueel contact gestegen van 23,1% naar 32,9%. Tabel 7 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van alle HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze (n) Homo- /biseks.contacten i.v.- Homo-/biseks.+i.v.- druggebruik drug Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind Diagnosejaar <1985 543 36,8 9,6 1,3 1,7 4,4 41,8 4,4 1986 478 39,5 8,4 1,0 2,1 2,9 43,7 2,3 1987 588 39,5 7,1 1,2 1,4 4,8 42,7 3,4 1988 485 33,4 13,0 0,8 0,2 5,4 42,9 4,3 1989 576 30,7 9,0 0,7 0,2 5,4 50,5 3,5 1990 590 30,2 7,3 0,7 0,2 5,6 52,7 3,4 1991 554 33,0 7,0 0,2 0,4 3,1 53,4 2,9 1992 629 24,6 5,6 0,3 0,2 3,0 60,9 5,4 1993 600 22,3 4,3 1,0 0,3 4,2 63,8 4,0 1994 564 23,2 6,2 0,5 0,0 3,0 64,0 3,0 1995 472 28,0 3,6 0,4 0,0 3,4 61,4 3,2 1996 398 30,2 3,8 0,0 0,0 3,0 58,8 4,3 1997 388 26,0 4,6 0,5 0,0 3,1 62,4 3,4 1998 417 23,5 3,4 0,5 0,0 4,3 66,4 1,9 1999 439 22,8 3,4 0,5 0,0 3,2 66,3 3,9 2000 621 25,0 4,0 0,3 0,0 3,2 64,9 2,6 2001 603 24,2 2,7 0,3 0,0 3,3 65,7 3,8 2002 661 23,1 2,9 0,5 0,0 4,1 67,6 1,8 2003 719 25,3 3,8 0,4 0,0 2,8 66,1 1,7 2004 712 27,8 3,4 0,1 0,0 3,8 63,6 1,3 2005 724 32,9 1,7 0,1 0,3 3,9 60,2 1,0 16

I.2.1.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 4807 patiënten (38,4%), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen veertien jaren. Het aantal T4-lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm 3 bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200/mm 3 bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDS-stadium. Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-infectie stadium gevorderd is. Het gemiddelde en de mediaan van het totaal aantal T4-lymfocyten is weinig geëvolueerd in de loop der jaren. Behalve voor de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4 = 665) is er geen significant verschil tussen het gemiddelde aantal T4-lymfocyten en de risicogroepen. Tabel 8: aantal T4-lymfocyten (/mm 3 ) op het ogenblik van de HIV-diagnose Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 228 420 360 194 549 1993 262 387 337 192 511 1994 256 401 322 159 545 1995 204 375 331 200 500 1996 207 388 365 112 572 1997 209 382 319 140 531 1998 307 343 292 117 492 1999 328 371 308 127 518 2000 411 378 330 170 547 2001 382 382 331 175 513 2002 475 355 308 155 482 2003 549 369 335 171 516 2004 549 357 326 142 514 2005 440 401 352 204 571 Total 4807 376 330 160 520 17

I.2.2. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit Het gecumuleerde totaal aantal Belgische seropositieven is 5236. I.2.2.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd De man/vrouw-verhouding bij Belgische personen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar is 5,7. De zwaarst getroffen leeftijdsklassen zijn in dalende volgorde bij mannen 35-39 jaar, 40-44 jaar en 30-34 jaar en bij vrouwen 30-34 jaar, 35-39 jaar en 25-29 jaar. Figuur 4 : Geslacht en leeftijd van de Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2003-2005 N=658 leeftijdsgroep > 60 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 N=115 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 ISP/GJ AIDS05 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0 50 100 150 200 250 300 350 400 aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit In tabel 9 wordt de evolutie van de man/ vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIVinfecties. De verhouding man/vrouw in 2005 is 5,2. Tabel 9: verdeling per geslacht bij Belgische HIV-geïnfecteerden Jaar van diagnose Mannen Vrouwen M/V verhouding < 1985 239 36 6,6 1986 252 27 9,3 1987 283 56 5,1 1988 215 67 3,2 1989 240 66 3,6 1990 248 70 3,5 1991 240 62 3,9 1992 212 58 3,7 1993 192 40 4,8 1994 186 42 4,4 1995 183 54 3,4 1996 154 48 3,2 1997 165 49 3,4 1998 144 35 4,1 1999 126 46 2,7 2000 198 44 4,5 2001 157 30 5,2 2002 159 37 4,3 2003 221 37 6,1 2004 204 33 6,2 2005 234 45 5,2 Totaal 4252 982 4,3 18

De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt lichtjes in de tijd. Tijdens de periode 1992-1996 was het gemiddelde 37,0, de laatste vier jaar is dit gemiddeld 38,7 (tabel 2). Tabel 10: Gemiddelde en mediane leeftijd bij volwassen Belgische seropositieve patiënten Jaar van diagnose Aantal personen Gemiddelde leeftijd (jaar) Mediane leeftijd (jaar) < 1985 271 34,9 33,8 1986 274 35,5 33,8 1987 333 36,6 33,8 1988 278 35,5 33,2 1989 298 36,3 33,9 1990 309 37,9 36,3 1991 287 37,3 34,7 1992 260 35,7 33,4 1993 226 36,3 34,6 1994 224 37,7 36,6 1995 234 37,5 35,3 1996 199 37,9 36,1 1997 209 38,2 35,5 1998 178 38,8 37,6 1999 166 38,2 36,4 2000 240 39,6 37,5 2001 182 39,7 38,2 2002 197 39,5 37,8 2003 258 39,0 38,2 2004 236 37,6 35,8 2005 278 38,5 37,7 19

I.2.2.2. Geografische spreiding De volgende figuur geeft het cumulatief aantal Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of regio. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de nationaliteit en de woonplaats gekend zijn, opgenomen werden in de analyse. De cijfers geven dus enkel een idee over de spreiding. Informatie over de woonplaats is beschikbaar voor 4619 Belgen (88,2%). Bijna één derde van de Belgische HIV-geïnfecteerden (30,0%) van wie de woonplaats gekend is, woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De provincies met het grootst aantal HIV-geïnfecteerden zijn Antwerpen (18,2% van de gevallen) en Luik (10,5% van de gevallen). Figuur 5 : Aantal gecumuleerde gevallen van Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of gewest en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners rate/100.000 inw. 53,7 842 27,3 305 30,5 409 33,9 21,2 158 N 330 32,1 367 42,9 143 52,1 485 186,9 30,9 135 1386 24,2 54,7 59 5236 ISP/GJ AIDS05 20

De gegevens wat betreft geografische verdeling moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien er heel wat gegevens ontbreken in verband met de woonplaats. Tabel 11: evolutie van de verdeling van Belgische HIV-geïnfecteerden per regio Jaar Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal N % N % N % N < 1985 110 50,2 49 22,4 60 27,4 219 1986 125 54,6 58 25,3 46 20,1 229 1987 125 43,6 81 28,2 81 28,2 287 1988 85 43,1 58 29,4 54 27,4 197 1989 109 39,8 94 34,3 71 25,9 274 1990 90 31,6 115 40,4 80 28,1 285 1991 69 25,5 105 38,7 97 35,8 271 1992 73 28,4 115 44,7 69 26,8 257 1993 54 25,6 83 39,3 74 35,1 211 1994 50 23,7 97 46,0 64 30,3 211 1995 51 23,4 97 44,5 70 32,1 218 1996 50 27,6 84 46,4 47 26,0 181 1997 40 22,1 98 54,1 43 23,8 181 1998 37 23,0 91 56,5 33 20,5 161 1999 30 18,5 100 61,7 32 19,8 162 2000 55 24,1 122 53,5 51 22,4 228 2001 35 20,2 94 54,3 44 25,4 173 2002 45 24,5 102 55,4 37 20,1 184 2003 49 19,8 136 55,1 62 25,1 247 2004 59 25,8 119 52,0 51 22,3 229 2005 60 23,3 156 60,5 42 16,3 258 Totaal 1401 30,0 2054 44,0 1208 25,9 4663 21

I.2.2.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 94,1% van de Belgische patiënten gediagnosticeerd tussen 1999 en 2005. Twee op drie mannen vermelden homo/biseksuele contacten. Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld (83% tot 90%). Intraveneus druggebruik is verhoudingsgewijs belangrijker bij de vrouwen (tabel 12). In absolute cijfers daarentegen is de groep intraveneuze druggebruikers talrijker bij de mannen dan bij de vrouwen. Wat betreft de evolutie in de tijd, wordt er een stijging waargenomen voor de homo/biseksuele overdrachtswijze sinds 1999. Tabel 12: verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 1999-2001, 2002-2004 en het jaar 2005 Mogelijk overdrachtswijze Mannen Vrouwen 1999-2001 2002-2004 2005 1999-2001 2002-2004 2005 (N=444) (N=557) (N=225) (N=109) (N=103) (N=41) Homo-/biseksuele contacten 64,2 67,7 73,3 - - - i.v.-druggebruik 3,8 3,8 1,3 7,3 9,7 2,4 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,5 0,7 - - - - Hemofilie - - - - - - Transfusie* 0,9 0,9-3,7 2,9 7,3 Heteroseksuele contacten 29,5 26,9 24,9 82,6 86,4 90,2 Moeder/Kind 1,1-0,4 6,4 1,0 - Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % *Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. Voor 2 gedocumenteerde gevallen werd er een besmetting via transfusie in België gemeld (in 1986 en1998). De seroconversie van de donor werd pas vastgesteld na de transfusie. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend. In de regio Brussel is er een belangrijke stijging van de proportie infecties via homo/biseksuele contacten. In Wallonië is deze proportie het laagst. Intraveneus druggebruik blijkt minder vaak de oorzaak van infectie te zijn in Vlaanderen dan in de andere regio s (tabel 13). In de regio Brussel, en in mindere mate in Vlaanderen, is de proportie intraveneus druggebruik gedaald tussen de periode 1999-2001 en de periode 2002-2004. Dit is niet het geval voor Wallonië; waar een stijging van de proportie intraveneus druggebruik is vastgesteld tussen dezelfde periodes. Tabel 13: verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 1999-2001, 2002-2004 en het jaar 2005 (** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend.) Overdrachtswijze Brussel Vlaanderen Wallonië 1999-2001 (N=113) 2002-2004 (N=144) 2005 (N=59) 1999-2001 (N=286) 2002-2004 (N=343) 2005 (N=149) 1999-2001 (N=108) 2002-2004 (N=139) 2005 (N=49) Homo-/biseksuele contacten 45,1 58,4 72,9 59,8 63,8 63,1 39,7 43,1 41,0 i.v.-druggebruik 5,3 2,8-2,4 2,0 0,7 5,8 13,0 7,7 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs - 0,7 - - 0,6-0,8 0,7 - Hemofilie - - - - - - - - - Transfusie 0,9 0,8 3,4 2,1 1,5-0,8 2,1 2,6 Heteroseksuele contacten 47,8 38,2 23,7 34,6 32,1 35,6 47,1 40,4 48,7 Moeder/Kind 0,9 - - 1,0-0,7 5,8 0,7 - Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 22

Het percentage van de geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2003-2005) en besmet via heteroseksuele weg stijgt met de leeftijd, terwijl het percentage i.v.-druggebruikers afneemt met de leeftijd. Dergelijke trend ziet men in tabel 14. Tabel 14 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2003-2005 Leeftijdscategorie Contacten i.v.-druggebruik Andere Homo-/biseks. heteroseksuele Risico s N % % % % 15-24 jaar M 49 77,6 14,3 8,2 - V 12-91,7 8,3 - M+V 61 62,3 29,5 8,2-25 - 34 jaar M 198 74,7 18,2 7,1 - V 44-90,9 9,1 - M+V 242 61,2 31,4 7,4 0,6 35-49 jaar M 321 70,1 27,7 1,6 0,6 V 43-83,7 7,0 9,3 M+V 364 61,8 34,3 2,2 1,6 > 50 jaar M 88 50,0 50,0 - - V 17-100,0 - - M+V 105 41,9 58,1 - - In tabel 15 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven. In de meerderheid van de gevallen worden homo/biseksuele contacten vermeld en deze proportie is gevoelig veranderd in de afgelopen vijf jaar (50%-62%.) De proportie heteroseksuele contacten daalde tijdens dezelfde periode. Na 1990 werden geen HIV-infecties meer gediagnosticeerd bij hemofiliepatiënten. De meeste HIV-geïnfecteerden die een transfusie vermeldden, werden buiten België of in België getransfuseerd maar vóór augustus 1985, toen de systematische opsporing van bloedgevers begon. Tabel 15 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van Belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze (n) Homo- /biseks.contacten i.v.- Homo-/biseks.+i.v.- druggebruik drug Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind Diagnosejaar <1985 259 64,5 6,6 1,5 2,7 4,6 18,9 1,2 1986 248 61,3 6,5 0,4 3,2 3,2 25,0 0,4 1987 306 54,6 4,9 1,6 2,3 4,9 30,4 1,3 1988 240 52,9 9,6 1,3 0,4 6,7 27,9 1,3 1989 265 49,1 7,2 0,8 0,4 3,8 36,2 2,6 1990 261 50,6 5,7 1,1 0,4 5,4 34,5 2,3 1991 243 56,8 4,5 0,0 0,0 2,9 30,5 5,3 1992 206 56,3 3,9 0,0 0,0 1,5 34,0 4,4 1993 195 47,7 3,1 1,5 0,0 1,5 43,1 3,1 1994 201 48,3 7,0 1,0 0,0 1,0 40,8 2,0 1995 197 52,8 3,0 0,0 0,0 2,0 40,6 1,5 1996 162 53,7 4,9 0,0 0,0 0,6 38,9 1,9 1997 166 51,8 4,2 0,6 0,0 1,8 38,6 3,0 1998 141 51,1 4,3 0,0 0,0 0,7 43,3 0,7 1999 152 50,0 4,6 1,3 0,0 2,0 38,2 3,9 2000 223 50,7 6,7 0,0 0,0 0,4 41,3 0,9 2001 178 53,9 1,7 0,0 0,0 2,2 39,9 2,2 2002 189 55,6 4,2 0,5 0,0 2,6 37,0 0,0 2003 241 53,5 5,8 1,2 0,0 0,4 39,0 0,0 2004 231 62,3 3,9 0,0 0,0 0,9 32,5 0,4 2005 266 62,0 1,5 0,0 0,0 1,1 35,0 0,4 23

I.2.2.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 1649 Belgische patiënten (52,6%), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen veertien jaren. Het aantal T4-lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm 3 bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200/mm 3 bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDS-stadium. Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-infectie stadium gevorderd is. Het gemiddelde en de mediaan van het totaal aantal T4-lymfocyten is weinig geëvolueerd in de loop der jaren. De daling die men heeft opmerkt in 1998 en 1999 zet zich niet meer door vanaf 2000. Behalve voor de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4 = 787) is er geen significant verschil tussen het gemiddelde aantal T4-lymfocyten en de risicogroepen. Tabel 16: aantal T4-lymfocyten (/mm 3 ) op het ogenblik van de HIV-diagnose bij Belgische patiënten Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 89 492 423 250 630 1993 88 466 415 225 573 1994 90 432 404 177 590 1995 97 421 361 230 591 1996 85 492 486 215 791 1997 93 439 375 176 596 1998 92 333 300 110 477 1999 91 408 389 160 584 2000 132 454 428 248 626 2001 112 443 394 237 579 2002 138 415 392 194 576 2003 188 449 421 254 593 2004 177 437 452 231 588 2005 177 463 419 240 643 Total 1649 440 405 220 600 24

I.2.3. HIV-geïnfecteerden van niet-belgische nationaliteit De patiënten met een andere nationaliteit dan de Belgische worden hier apart besproken daar een deel van hen nog maar kort in het land verblijft en waarschijnlijk niet in België besmet werd. Het epidemiologisch profiel van deze groep, hoewel niet homogeen, verschilt van de patiënten met een Belgische nationaliteit. I.2.3.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Bij de mannen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2003-2005) vindt men de meeste HIVgeïnfecteerden terug in de leeftijdsgroep 30-34 jaar (20,4%), bij de vrouwen in de categorie 25-29 jaar (23,5%). De verhouding man/ vrouw bedraagt 0,8 wat aanzienlijk lager is dan bij Belgen (5,7). Figuur 6 : Geslacht en leeftijd van niet-belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2003-2005 N=670 leeftijdsgroep > 60 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 N=802 ISP/GJ AIDS05 200 175 150 125 100 75 50 25 0 0 25 50 75 100 125 150 175 200 aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van niet-belgische nationaliteit I.2.3.2. Verdeling per nationaliteit Driekwart (76,5%) van de 1491 niet-belgische geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2003-2005) komt uit Subsaharisch Afrika, 12,7% is Europeaan en 2,2% is van Noord-Afrikaanse origine. Voor 1442 (96,7%) van de niet-belgische patiënten gediagnosticeerd tijdens deze periode werd het land van afkomst gespecificeerd. Tabel 17 toont de verdeling van deze patiënten volgens regio en land van oorsprong. 25

Tabel 17 : Verdeling van de niet-belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2003-2005, volgens regio en land van oorsprong Regio Land van oorsprong N % Man/Vrouw - verhouding Europa Portugal Nederland Italië Russische federatie Andere 27 24 22 20 91 14,7 13,0 12,1 10,9 49,5 Totaal 184 100 2,8 Subsaharisch Afrika Congo* Kameroen Rwanda Andere 266 189 159 486 24,2 17,2 14,5 44,2 Totaal 1100 100 0,6 Noord-Afrika Marokko Andere 26 5 83,9 16,1 Totaal 31 100 1,8 Andere: Azië, Amerika Thaïland Ecuador Brazilië Andere 23 13 11 75 18,9 10,7 9,0 61,5 Totaal 122 100 2,1 * waarschijnlijk RDC (onprecieze codering) 26

I.2.3.3. Overdrachtswijzen In tabel 18 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen beschreven. De heteroseksuele overdrachtswijze wordt het meest frequent gerapporteerd. De verdeling van de overdrachtswijzen is gevoelig gewijzigd in de loop der tijd. Sinds het begin van de epidemie zien we een dalende trend in de overdrachtswijze via intraveneus druggebruik terwijl het aandeel van de overdrachtwijze via heteroseksuele contacten weinig evolueerde. Tabel 18: verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van niet-belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze N Homo- /biseks.contacten i.v.- Homo-/biseks.+i.v.- druggebruik drug0 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind Diagnosejaar <1985 263 9,1 11,4 1,1 0.8 4.6 65,8 7,2 1986 208 13,9 9,6 1,4-2,9 68,3 3,8 1987 224 20,1 10,3 0,4-3,6 62,9 2,7 1988 196 13,3 15,3 0,5-4,6 61,2 5,1 1989 285 13,0 10,9 0,7-6,7 64,9 3,9 1990 307 12,4 8,5 0,3-6,2 68,4 4,2 1991 287 12,2 8,0 0,3 0,7 3,1 74,9 0,7 1992 407 9,1 6,6 0,5 0,2 3,7 75,2 4,7 1993 388 8,8 5,2 0,8 0,3 5,7 75,3 4,1 1994 353 9,1 5,7 0,3-4,2 77,3 3,4 1995 263 9,1 4,2 0,8-4,6 77,2 4,2 1996 226 13,7 3,1 - - 4,9 73,0 5,3 1997 207 5,8 5,3 0,5-4,3 80,7 3,4 1998 264 9,1 2,7 0,8-6,1 79,2 2,3 1999 266 8,3 2,6 - - 3,8 82,3 3,0 2000 383 10,2 2,3 0,5-5,0 78,6 3,4 2001 409 11,0 3,2 0,5-3,9 78,2 3,2 2002 458 10,3 2,4 0,2-4,8 79,7 2,6 2003 466 10,5 2,6 - - 4,1 80,3 2,6 2004 468 10,7 3,2 0,2-5,3 79,1 1,5 2005 440 14,8 1,8 0,2 0,5 5,7 75,9 1,1 I.2.3.4. Geografische spreiding Bijna één derde van de personen van niet-belgische nationaliteit gediagnosticeerd met HIV in 2005 en waarvan de woonplaats is gekend woont in Brussel (30,6%). Het aandeel van de infecties via homo/biseksuele overdracht is verhoudingsgewijs belangrijker in Brussel en in Vlaanderen dan in Wallonië (tabel 19). Dit aandeel nam toe in deze regio s tussen 1999 en 2005, in tegenstelling tot in Wallonië waar er een daling werd geobserveerd van de proportie infecties via homo/biseksuele overdracht in deze periode. Tabel 19: verdeling van de niet-belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 1999-2001, 2002-2004 en het jaar 2005 Overdrachtswijze Brussel Vlaanderen Wallonië 1999-2001 (N=371) 2002-2004 (N=483) 2005 (N=118) 1999-2001 (N=243) 2002-2004 (N=359) 2005 (N=162) 1999-2001 (N=204) 2002-2004 (N=340) 2005 (N=108) Homo-/biseksuele contacten 9,2 14,1 24,6 12,8 10,6 16,0 5,9 6,2 3,7 i.v.-druggebruik 2,7 2,7 2,5 5,3 3,3 1,9 1,0 2,6 0,9 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,3 - - 0,8 0,6 - - - 0,9 Hemofilie - - - - - 0,6 - - 0,9 Transfusie 3,8 4,8 4,2 3,7 3,1 4,3 6,9 6,5 7,4 Heteroseksuele contacten 83,3 78,1 68,6 74,1 79,1 75,3 79,4 80,6 85,2 Moeder/Kind 0,8 0,4-3,3 3,3 1,9 6,9 4,1 0,9 Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend 27

I.2.3.5. Vroegdetectie van HIV Gedurende de veertien laatste jaren is het gemiddelde aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIVdiagnose 344 T4/mm 3. Men ziet geen grote verschuivingen van het gemiddelde noch van de mediaan en dit in de loop de laatste jaren. Er zijn geen significante verschillen van het gemiddelde aantal T4-lymfocyten in functie van de risicogroepen behalve in de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4= 638). Tabel 20: aantal T4-lymfocyten (/mm 3 ) op het ogenblik van de HIV-diagnose bij niet-belgische patiënten Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 135 372 338 150 519 1993 167 348 300 169 490 1994 159 381 300 157 500 1995 104 319 290 108 433 1996 112 320 257 89 466 1997 105 335 280 128 469 1998 186 350 309 116 514 1999 219 354 290 129 480 2000 270 341 289 132 484 2001 260 359 300 163 501 2002 324 330 278 149 448 2003 355 329 303 143 475 2004 343 331 286 140 458 2005 252 358 309 167 489 Totaal 2991 344 297 145 480 28

II. AIDS-PATIËNTEN II.1. METHODEN De in september 1982 door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) voorgestelde AIDS-definitie 1 wordt in België gebruikt sedert de epidemiologische surveillance aanving in maart 1983. De CDC vulden deze eerste definitie aan in augustus 1987 2 met richtlijnen voor AIDS-diagnose bij patiënten met onbekende of negatieve HIV-serologie en met nieuwe aandoeningen die op AIDS wijzen (HIV-encefalitis, HIV-wasting syndroom). Deze gewijzigde definitie wordt sedert begin 1988 in België toegepast. Sinds januari 1993 3 is er een nieuwe wijziging met toevoeging van drie bijkomende pathologieën (longtuberculose, recidiverende pneumonie en baarmoederhalskanker) aan de lijst van de AIDS-definiërende aandoeningen. De AIDS-patiënten worden anoniem geregistreerd via een gestandaardiseerd formulier (bijlage). Zesmaandelijks worden de aangegeven gevallen gevalideerd overeenkomstig de CDC-definitie. De dienst Epidemiologie van het WIV verwerkt de gegevens nadat dubbele aangiften werden uitgesloten. De volgende gegevens worden geregistreerd: datum van aangifte en diagnose, leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, nationaliteit, etnische oorsprong, verblijfplaats, waarschijnlijke overdrachtswijze, HIV1- en/of HIV2- serologie, ziekte(n) kenmerkend voor AIDS. Een follow-up betreffende eventueel overlijden of nieuwe aandoeningen wordt jaarlijks georganiseerd. II.2. RESULTATEN II.2.1. Alle AIDS-patiënten. Op 31 december 2005 waren in totaal 3537 AIDS-gevallen bij de AIDS-Commissie aangeven wat een cumulatieve incidentie geeft van 339 gevallen per miljoen inwoners. Van hen zijn 1811 patiënten overleden, werden er 521 uit het zicht verloren, en waren er nog 1205 in leven op 31 december 2005. In de loop van 2005 werden er maandelijks gemiddeld 14 nieuwe gevallen gediagnosticeerd (gecorrigeerd voor laattijdige aangifte). In hetzelfde jaar zijn er gemiddeld 3,3 personen per maand overleden aan AIDS. II.2.1.1. Verdeling volgens residentie en nationaliteit (gecumuleerd totaal) Tabel 21 toont de verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit. Resident wordt gedefinieerd als een patiënt die op het moment van de diagnose minstens vijf jaar in België woonde. Dit criterium van vijf jaar wordt gebruikt en dateert van 1983 toen het gemiddelde tijdsverloop tussen infectie en AIDS vijf jaar bedroeg. Tabel 21: verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit (cumulatieve gegevens) Residenten Niet residenten Onbekende verblijfsduur Totaal Belgen 1434 114 141 1689 Andere nationaliteiten 512 962 353 1827 Onbekende nationaliteit 2 3 16 21 Totaal 1948 1079 510 3537 29

II.2.1.2. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten De eerste AIDS-patiënten werden in het begin van de jaren tachtig geregistreerd. In figuur 7 wordt de evolutie van het aantal nieuw aangegeven patiënten per jaar weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de nationaliteit van de patiënten. Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 255 gevallen per jaar gediagnosticeerd. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1998; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2004 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor de vijf laatste jaren bedraagt respectievelijk 140, 138, 134, 130 en 133 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2005 werden tot op dit moment 133 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 163 gevallen. Het feit dat we een vertraging zien in de daling van het aantal AIDS-gevallen sinds 1997 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 23% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 40% tussen 2004 en 2005. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Figuur 7: nieuwe AIDS-patiënten per jaarlijkse aangifte en volgens nationaliteit aantal nieuwe zieken 300 250 200 150 100 Belgen (N=1689) Niet-Belgen (N=1827) Onbekend (N=21) Correctie voor laattijdige aangift (N=51) ISP/GJ AIDS05 50 0 <1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 Naast het geheel van de nieuwe AIDS-patiënten worden de resultaten die betrekking hebben op AIDSpatiënten van Belgische nationaliteit en AIDS-patiënten van niet Belgische nationaliteit in figuur 7 voorgesteld. 30

II.2.2. AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit Deze groep bestaat uit 1689 personen, waarvan 1434 residenten, dit wil zeggen dat zij op het moment van de AIDS-diagnose minstens 5 jaar in België verbleven, 114 niet-residenten en 141 met onbekende woonplaats. II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS- patiënten De evolutie van de verschillende etappes AIDS-patiënten werd reeds beschreven in figuur 7. II.2.2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Zoals blijkt uit onderstaande tabel, zijn er bij de AIDS-patiënten 5 maal meer mannen dan vrouwen. Tabel 22: verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens geslacht en diagnosejaar Jaar van diagnose Mannen (n) Vrouwen (n) Man/Vrouw verhouding < 1985 37 11 3,4 1986 38 5 7,6 1987 57 10 5,7 1988 73 13 5,6 1989 80 15 5,3 1990 114 17 6,7 1991 125 24 5,2 1992 128 15 8,5 1993 113 18 6,3 1994 115 18 6,4 1995 119 21 5,7 1996 96 22 4,4 1997 47 13 3,6 1998 51 4 12,8 1999 36 6 6,0 2000 40 9 4,4 2001 30 9 3,3 2002 28 14 2,0 2003 25 7 3,6 2004 35 8 4,4 2005 40 3 13,3 Totaal 1427 262 5,4 Twee derden van de AIDS-patiënten (63.0%), zowel bij mannen als bij vrouwen, situeren zich in de leeftijdscategorie 25 tot 44 jaar op het moment van hun AIDS-diagnose (figuur 8). Figuur 8: geslacht en leeftijd van de Belgische AIDS-patiënten in België (1985-2005) leeftijdsgroep N=1427 > 60 55-59 50-54 N=262 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 ISP/GJ AIDS05 300 250 200 150 100 50 0 0 50 100 150 200 250 300 aantal zieken van Belgische nationaliteit 31

De gemiddelde leeftijd van volwassen mannen op het ogenblik van de diagnose is 42 jaar (mediane leeftijd: 40,4 jaar) en voor volwassen vrouwen 39,6 jaar (mediane leeftijd : 36,7 jaar). De gemiddelde leeftijd op het moment van de AIDS-diagnose is doorheen de jaren licht, maar significant gestegen, en dit zowel bij de mannen als bij de vrouwen (p<0,05). II.2.2.3. Geografische spreiding De provincie of het gewest van verblijf is gekend voor 1499 Belgische patiënten (figuur 9). Twee op vijf woont in de regio Brussel. Per inwoner wonen er meer AIDS-patiënten in de provincies Antwerpen, vervolgens Luik, Waals Brabant en Henegouwen. De geografische spreiding wordt weergegeven in figuur 9. Figuur 9: aantal gevallen en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners per provincie of gewest van de in België verblijvende AIDS-patiënten, aangegeven aan de AIDS-Commissie sinds 1983 rate/100.000 inw. 15,7 247 6,0 67 4,5 60 10,4 7,1 52 N 101 12,8 146 14,4 48 15,3 142 80,4 10,8 47 596 17,6 5,7 14 1689 ISP/GJ AIDS05 32