Schadewijzer. Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw

Vergelijkbare documenten
Bemonsteren op aaltjes Doe het met regelmaat!

Aaltjeswijzer Herkenning en beheersing

Sebastiaan ten Napel Wimjan Brasser Klaske Frietema

Aaltjes in de bollenteelt

Groenbemesterkeuze bij schadelijke aaltjes in aardbei, prei, Chinese kool, peen, sla en asperge

Beheersing wortelknobbelaaltjes Hoe knobbelvrij te telen in de akkerbouw, vollegrondsgroententeelt, vaste plantenteelt en de bloembollenteelt?

AALTJES BEHEERSING 2016 ÉN VERDER.. Wat zijn Nematoden (aaltjes) Wat zijn Nematoden (aaltjes) Het zijn er veel!!!!

Groenbemesters Akkerbouw. Bodem verbeteren is resultaat oogsten

RELEVANTE ONTWIKKELINGEN

Trichodoriden: maatregelen om schade te. Elma Raaijmakers. Diverse soorten aaltjes

Groenbemesters Akkerbouw Bodem verbeteren is resultaat oogsten 2018

Groenbemesters en Pratylenchus in een bouwplan met zetmeelaardappelen

Trichodorideaaltje: beheersbaar?

Effect van hennep op de populatiedichtheid van Pratylenchus penetrans

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Meloidogyne spp. Biologie en aanpak binnen NemaDecide2. Aaltjesgroepen. Wortelknobbelaaltjes

Groenbemesters Bodem verbeteren is resultaat oogsten

Koepelproject Plantgezondheid bomen & vaste planten. Naar een toekomstbestendige boomkwekerij

(On)mogelijkheden van stikstofvanggewassen na maïs op akkerbouwbedrijven. W. van Dijk & E. Brommer & G. Korthals

Aaltjesbestrijding (Nematodenbeheersing)

Groenbemesters: zaaitijden en opbrengst

Interactie tussen diverse aaltjessoorten en. verticillium in suikerbieten 12P03

Aaltjes. in de aardappelteelt

Project Ervarings Cijfers Aaltjes Limburg (PECAL)

Bedrijfsbegeleiding bij M. chitwoodi besmetting in Noord-Holland

Mengsels van groenbemesters vereisen verstand van zaken

Tabaksratelvirus (TRV) in aardappel. Hans Hoek, PPO AGV Lelystad

GROENBEMESTERS: VRIEND OF VIJAND? Masterplan Mineralenmanagement

Nematoden in de boomkwekerij: moeten we ons zorgen maken?

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen

Inventarisatie van aaltjeskennis in de teelt van prei

Foto1. Dahlia s zijn ook waardplant voor M. chitwoodi.

Een aaltje is nooit alleen PPO AGV 23 januari 2014

Project Ervarings Cijfers Aaltjes Limburg (PECAL)

Waardplantgeschiktheid van vlinderbloemige groenbemesters voor aaltjes.

Aardappelteelt. Docent: Muhtezan Brkić

Workshop Voorjaarsproblemen

Actieplan Aaltjesbeheersing

Beheersing Paratrichodorus en Trichodorus spp. en de overdracht van Tabaksratelvirus op dekzandgronden

Vergelijking van luzerne en gras klaver, inclusief effect op aanwezige aaltjes en de volgteelt prei

Groenbemesters en ziekten en plagen

Project ErvaringsCijfers Aaltjes Limburg

Schadelijke nematoden in de boomkwekerij

Monitoring Nulsituatie Rapport Resultaten meetronde

GROENBEMESTERS. iperen.com

Ontwikkeling biotoets voor de detectie van het quarantaineaaltje Meloidogyne chitwoodi

Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie

NIEUW Moderne aaltjesbestrijding

Aaltjes in de biologische akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt. Ambitie. Nieuw onderzoek. Akkerbouw en Vollegrondsgroente.

Perspectieven van verschillende gewassen als stikstofvanggewas ná de oogst van maïs

Resistentie toets van aardappel tegen Meloidogyne Chitwoodi

Het nut van groenbemesters:

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING. Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit er één is.

Onderzoek naar bestrijding van het quarantaine aaltje Meloidogyne chitwoodi binnen de pootgoedteelt in de Wieringermeer

Aaltjesmanagement in de akkerbouw. actieplan aaltjesbeheersing

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

HLB onderzoek voor Stichting ROL 2017

Aaltjesmanagement in de akkerbouw

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Warmwaterbehandeling tegen M. chitwoodi in gladiolen

Biologische grondontsmetting

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Onderzoek naar schade bij aspergeplanten door de aaltjes P. penetrans en H. betae

Groenbemesters GLB vergroeningsmengsels Tussen- en nagewassen Vanggewassen

Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen

VITAL EARTH GLB-PROOF. Groenbemesters voor een gezondere bodem NU MET GROENBEMESTERS

Groenbemesters i.h.k.v de PPS groen Van GLB plicht naar bodemkans!

Groenbemesters Een vruchtbare investering

Bodemweerbaarheid, hoe krijgen we er grip op?

WIJZER MET MINERALEN GRONDMONSTERS: DE JUISTE AANPAK GEEFT EEN BETROUWBAAR RESULTAAT

BROCHURE STENGEL AALTJES

Een fundament onder de bodem. T.H. Been, C.H. Schomaker & L.P.G. Molendijk

Inventarisatie van aaltjeskennis in de teelt van sla

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

Beheersing Meloidogyne minor in bouwplanverband

BROCHURE STENGEL AALTJES

Evenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant

Vestiging en verspreiding van het maïswortelknobbelaaltje binnen een perceel. een onderzoek in opdracht van Productschap Akkerbouw

ORGANISCHE STOF: WAT LEVERT HET OP? KOSTEN EN BATEN VAN ORGANISCHE STOF VOOR DE AKKERBOUWER

In de Pers.. Gewasbeschermingsmiddelen

Teelthandleiding. 10 ziekten en plagen

5.2.4 Rhizoctonia De ziekte. In deze paragraaf wordt verwezen naar foto s. Deze kunt u vinden op de website als bijlage bij

2018 WURKS: NemaDecide Geo plus

Keuze. Keuze. Groenbemesters Wageningen University & Research. Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch Natuurlijk

bladrammenas Facelia Incarnaatklaver onkruid Structuur

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN.

Protectie Akkerbouw. Mocap 15G is de beste remedie tegen ritnaalden en aaltjes. Mocap. Technische productinformatie voor effectieve gewasbescherming

De bodem vraagt om aandacht!!

Oprukkende nematodesoorten: van identificatie naar beheersingsstrategie

Groenbedekkers en bodemvruchtbaarheid. Bart Debussche Dept. Landbouw en Visserij dienst Voorlichting

CDM-advies Groenbemesters CDM-Advies Groenbemesters. Samenvatting

Bodembiologie: praktische handvaten voor het behoud van een productieve bodem

PROJECTVERSLAG. Invloed aaltjes op de groei van Campanula glomerata

De nematodencheck Nematoden zijn onzichtbare sluipmoordenaars. Janny Peltjes Managing director HLB BV

Dieptewerking van natte grondontsmetting op kleigrond

Nematologische aspecten van kruidenteelten

Weerbare bodem en bodembalans BK. Leune te Benthuizen Ondertitel: onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

AVEVE - Groenbedekkers. Dé verzekering voor uw bodemvruchtbaarheid

Biologische grondontsmetting met groenbemesters onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Omzendbrief met betrekking tot de bestrijdingsmaatregelen tegen de wortelknobbelaaltjes Meloidogyne chitwoodi en M. fallax in de aardappelteelt

Transcriptie:

Schadewijzer Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw

Inhoudsopgave: 1. Inleiding schadedrempels... 2 2. Verschillende vormen van schade... 2 3. Factoren die van invloed zijn op schade... 3 4. Monstertijdstippen en aaltjesbesmettingen... 4 5. Hoeveel aaltjes worden er gevonden?... 5 6. Aantallen aaltjes en begin van schade... 5 7. Te verwachten schade... 6 8. Monstername is de basis... 6 1. Inleiding schadedrempels. Als akkerbouwer wilt u weten bij welke aantallen van de verschillende aaltjessoorten u schade kunt verwachten in allerlei gewassen. Daar zijn echter geen algemene en vaststaande tabellen voor. Exacte schadedrempels zijn namelijk niet te geven. Naast aantallen van een schadelijke aaltjessoort zijn veel andere factoren van invloed op de schade die kan ontstaan. Verder is bijvoorbeeld het bemonsteringstijdstip van belang. Na de bemonstering kan de populatiedichtheid namelijk behoorlijk veranderen. Onderzoek en praktijkervaringen hebben echter wel richtlijnen opgeleverd. Met behulp hiervan zijn de schaderisico s redelijk in te schatten. Deze brochure geeft u de meest recente informatie. 2. Verschillende vormen van schade. De schade door aaltjes kan behoorlijk in de papieren lopen. Denk aan zaken zoals: opbrengstschade. Voorbeelden zijn valplekken in aardappelen en in suikerbieten (lagere suikeropbrengst); kwaliteitsschade. Bijvoorbeeld kringerigheid in aardappelen en vergroeiingen van wortels of planten; afkeuringen vanwege slechte kwaliteit. Voorbeelden zijn vertakte peen of witlofpennen en knobbels op aardappelen of schorseneren. Deze schade is funest 2

3. Factoren die van invloed zijn op schade. Naast de aantallen waarin de verschillende aaltjessoorten voorkomen, zijn andere factoren minstens zo belangrijk bij de uiteindelijke schade. Een aantal van deze factoren zijn bekend en voorbeelden hiervan worden in willekeurige volgorde weergegeven in onderstaande tabel: Factor ph (m.n. zandgrond) Organische stof Effect Bij enkele aaltjessoorten is bekend dat aaltjesschade toeneemt bij een niet optimale ph. Bijvoorbeeld: bij een lage ph ontstaat meer schade door Trichodoriden in suikerbieten. Waarschijnlijk speelt de ph bij meer aaltje-gewascombinaties een belangrijke rol, maar dit is niet exact bekend. Bij een hoger organische stof gehalte is de opbrengstschade minder. Vocht In het algemeen is de opbrengstschade door aaltjes groter onder droge omstandigheden (droge jaren, droogtegevoelige percelen). In een nat en koud voorjaar is de kans op Trichodoriden-schade echter groter. Gewas Ras Meerdere aaltjessoorten Niet alle gewassen zijn even gevoelig voor schade door een bepaalde aaltjessoort. Bijvoorbeeld: aardappel is gevoelig voor schade door Pratylenchus penetrans (Wortellesieaaltje). Suikerbiet is hier niet gevoelig voor. Peen is gevoeliger voor schade door Meloidogyne hapla (Noordelijk wortelknobbelaaltje) dan suikerbiet. Wel kan in suikerbieten enige schade ontstaan. Er bestaan rasverschillen in gevoeligheid voor schade door bepaalde aaltjessoorten. Bijvoorbeeld: bij aardappelen bestaan rasverschillen in gevoeligheid voor: Pratylenchus penetrans, Trichodoriden (TRV) en Meloidogyne chitwoodi (Maïswortelknobbelaaltje) In veel gevallen zijn er meerdere aaltjessoorten in het perceel aanwezig. Hierdoor kan de schade in het gewas extra toenemen. Effect voorvrucht Zaaitijdstip Korte teelten Er is verschil in vitaliteit van aaltjes na de teelt van verschillende gewassen. Een aaltjesdichtheid gemeten na een gewas dat aaltjes vermeerdert, is vitaler dan eenzelfde dichtheid na een gewas dat aaltjes niet vermeerdert. Voorbeeld: 300 P. penetrans na suikerbieten is minder schadelijk dan 300 P. penetrans na maïs. Bij sommige aaltje-gewascombinaties heeft het zaaitijdstip een effect op de schade. Bij wortelknobbelaaltjes kan schade worden beperkt door laat te zaaien. Bij stijgende bodemtemperaturen in het voorjaar worden wortelknobbelaaltjes actief en sterven gedeeltelijk uit zolang er geen gewas groeit. In het algemeen is de aaltjesvermeerdering geringer bij kortere teelten. Soms komt er een generatie minder tot ontwikkeling. Zeker als na de korte teelt de grond zwart blijft liggen, kan de vermeerdering beperkt blijven. Overig Schade door aaltjes kan toenemen bij de aanwezigheid van bijvoorbeeld schimmels en virussen. Dit geldt ook bij een niet-optimale bemestingstoestand of een slechte bodemstructuur. 3

4. Monstertijdstippen en aaltjesbesmettingen. Monstername is een momentopname. Dit geldt vooral voor de aantallen die in het monster worden aangetroffen en niet zo zeer voor de verschillende soorten die worden gevonden. Een aaltjessoort verdwijnt niet zomaar uit een perceel, terwijl het besmettingsniveau sterk kan fluctueren. Het doel van een monstername kan tweeledig zijn: vaststellen of een bepaalde soort aanwezig is; vaststellen van de aantallen van één of meer aaltjessoorten om teeltrisico s in te schatten. Om vast te stellen welke aaltjessoorten aanwezig zijn, kan het beste kort na de oogst van het gewas (maximaal 6 weken) worden bemonsterd. De pakkans is namelijk het beste na een gewas dat aaltjes daadwerkelijk vermeerdert. Als het doel is om vooral te weten hoeveel aaltjes van bepaalde soorten aanwezig zijn, is het beter om in het voorjaar te bemonsteren (februari). Altijd door een analyse met incubatie. Met incubatie worden ook de aaltjes uit organisch materiaal meegenomen. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de uitslag groter. Bij analyses zonder incubatie zijn de gevonden aantallen waarbij schade optreedt in het algemeen lager. In de brochure Bemonsteren op aaltjes, doe het met regelmaat (zie: www.kennisakker.nl) staan diverse aspecten die van belang zijn rondom het juist bemonsteren. Diagnosemonster in achterblijvende plek in het gewas: wat kun je ermee? Het is belangrijk om in een achterblijvende plek in het gewas te gaan bemonsteren en ook in een niet aangetaste plek. Dit liefst bij het begin van de teelt. Het verdient de voorkeur om zowel de grond als de wortels te laten analyseren. Belangrijk is om te weten of en welke aaltjes de boosdoeners zijn. Het monster moet daarvoor op incubatie worden gezet, met name voor Meloidogyne spp. en Pratylenchus spp.. De gevonden aantallen zeggen niets over eventuele schade in een volgende teelt. Het is in deze situatie goed om in de winterperiode nogmaals het perceel te bemonsteren en zodoende meer inzicht te krijgen in het besmettingsniveau. Bemonsterde oppervlakte: Eén monster uit 10 hectare wat kun je ermee? Aaltjesbesmettingen zijn nooit egaal verdeeld over een perceel. Eén monster van bijvoorbeeld 10 hectare geeft geen goed beeld van het besmettingsniveau in een perceel. Hoe meer monsters worden genomen hoe beter de besmetting in beeld komt. De oppervlakte per monster is dus bepalend voor de betrouwbaarheid van de gevonden aantallen. Om gerichte maatregelen tegen aaltjes te kunnen nemen is het raadzaam om bij teelten waar het risico op schade erg groot is per hectare minimaal één monster te laten nemen. Afbraak of vermeerdering na monstername (invloed groenbemesters/zwarte braak) per aaltjessoort. Na het nemen van een monster kunnen de aantallen aaltjes toenemen of afnemen. Dit is o.a. afhankelijk van de aaltjessoort, wel of geen groenbemester, onkruid en de weersomstandigheden gedurende de winterperiode. In het algemeen neemt de aaltjesbesmetting van Pratylenchus spp., Meloidogyne spp. en Trichodoriden het meeste af in een relatief lange periode waarin het land zwart ligt met warme, vochtige weersomstandigheden. Voorbeeld: Het monster is genomen in augustus. De uitkomst van het aaltjesonderzoek met incubatie is: 500 P. penetrans/100 ml grond. Er wordt een groenbemester geteeld die geen waardplant is van P. penetrans. De afname van dit aaltje in de winter is 50%. Dat betekent dat het aantal in februari/maart is: 250 P. penetrans/100 ml grond. Verloop van het aantal aaltjes in de winterperiode ( - = afname, += toename) Aaltjessoort Pratylenchus penetrans Meloidogyne hapla Meloidogyne chitwoodi Trichodoriden Omstandigheden na oogst Monstertijdstip aug/sept nov/dec feb/mrt Zwarte braak, resistente groenbemester of groenbemester die geen waardplant is. -50% -30% -10% Niet resistente groenbemester, die waardplant is. +50% +20% 0% Zwarte braak, resistente groenbemester of groenbemester die geen waardplant is. -80% -40% -10% Niet resistente groenbemester, die waardplant is. +25% +10% 0% Zwarte braak, resistente groenbemester of groenbemester die geen waardplant is. -80% -40% -10% Niet resistente groenbemester, die waardplant is. +40% +10% 0% Na oogst zwarte braak. - 25% - 10% 0% Inzaai van groenbemester. +25% 0% 0% N.B. De genoemde aantallen zijn niet absoluut, ze geven een richting aan. Analyse op basis van incubatie. 4

Aaltjes in beeld 5. Hoeveel aaltjes worden er gevonden? Het besmettingsniveau waarbij schade op kan treden, ligt per aaltjessoort verschillend. Om meer inzicht te krijgen in de aantallen die in een monster zijn aangetroffen, vindt u hieronder de range waarin de verschillende aaltjessoorten kunnen voorkomen. Range waarin aaltjes veelal voorkomen Aaltjessoort Aantal per 100 ml grond Pratylenchus penetrans 1-2500 Meloidogyne hapla 1-2000 Meloidogyne chitwoodi 1-3000 Meloidogyne fallax (Bedrieglijk maïswortelknobbelaaltje) 1-3000 Paratrichodorus teres 1-150 Paratrichodorus pachydermus 1-300 Trichodorus primitivus 1-2000 Trichodorus similis 1-300 6. Aantallen aaltjes en begin van schade. Exacte schadedrempels per aaltjessoort en per gewas zijn niet aan te geven. Voor telers is het echter van groot belang om aan de hand van de monsteranalyses de juiste maatregelen te nemen. In onderstaande tabel is weergegeven vanaf welke aantallen schade mogelijk is (gebaseerd op monstername in het voorjaar). De tabel is gebaseerd op analyses met incubatie. Aantallen per 100 ml grond, waar vanaf schade kan optreden (gebaseerd op monstername in het voorjaar). P. penetrans M. hapla M. chitwoodi Trichodoriden Consumptieaardappelen 100 100 10 10 Pootaardappelen 100 100 1 10 Zetmeelaardappelen 100 100 - * 50 Suikerbieten - * 100 500 150 Waspeen 75 5 5 50 Schorseneer 75 5 1 25 Witlof - * 50 150 10 Erwt 100 75 10 25 * geen schade ondanks aanwezigheid aaltjes N.B. De genoemde aantallen zijn niet absoluut, ze geven een richting aan. 5

7. Te verwachten schade. In onderstaande tabel zijn de schadepercentages genoemd die kunnen optreden in een gewas. Percentage te verwachten schade per gewas en aaltjessoort P. penetrans M. hapla M. chitwoodi Trichodoriden Consumptieaardappelen 30-50 30-50 100 20 Pootaardaardappelen 30-50 30-50 100 30 Zetmeelaardappelen 30-50 30-50 5 20 Suikerbieten 0 30-50 10 20 Waspeen 100 100 100 100 Schorseneer 100 100 100 15-33 Witlof 0 30-50 15-30 30-50 Erwt 15-30 30-50 30-50 15-30 N.B. De genoemde aantallen zijn niet absoluut, ze geven een richting aan. 8. Monstername is de basis. Een overzicht van de aantallen waarin aaltjes kunnen voorkomen in monsters geeft u meer inzicht in het besmettingsniveau op uw perceel. Alle in deze brochure genoemde factoren hebben een eigen invloed op schade en moeten in samenhang worden gezien. Monstername is en blijft echter de basis voor de juiste inschatting van de te verwachten schade. Vraag uw adviseur voor een op uw situatie gerichte aanpak. Daarnaast is meer informatie te vinden op www.kennisakker.nl of www.aaltjesschema.nl. Colofon 2008, Actieplan Aaltjesbeheersing Deze brochure is een uitgave van het Actieplan Aaltjesbeheersing en is mede tot stand gekomen met subsidie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Europese Unie. Redactie: DLV Plant en HLB in samenwerking met Blgg, De Groene Vlieg, NAK AGRO, Nemacontrol en Roba Laboratorium. Foto s: DLV Plant Het Actieplan is een initiatief van het Productschap Akkerbouw (PA) en LTO Nederland. Informatie over het Actieplan Aaltjesbeheersing: PA, Arjan Kuijstermans, Postbus 29739, 2502 LS Den Haag Telefoon: 070 370 84 26 E-mail: Internet: aaltjesbeheersing@hpa.agro.nl www.kennisakker.nl www.productschapakkerbouw.nl Deze folder is met de uiterste zorg samengesteld op basis van de meest actuele en betrouwbare informatie. PA, DLV Plant en HLB aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van deze informatie. 6