Beeldenspelen opdracht 2. Beeldenspelen. Tableau bij een situatie. Tableau uitleg. Beeldenspelen opdracht 1. Beeldenspelen opdracht 3



Vergelijkbare documenten
De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

Handleiding Werkvormen Overtuigend presenteren

Cultuureducatie met Kwaliteit

Groep "Nog 100 nachtjes slapen" (prentenboek)

Ik geef mijn grenzen aan (lessenserie Omgaan met pesten)

Drama 10 minuten spelletjes

onderwerp: Ik ruik mensenvlees ( drama- beweging)

Lesbrief bij Niemand mag het weten. Trudy van Harten

Ik kom voor mezelf op (lessenserie Omgaan met pesten)

Lestips. Tekst Emy Geyskens Kolet Janssen Illustraties Jessica Raes

Het misdrijf. Inleiding. Warming-up klassikaal. Introductie Het misdrijf. Val dood

- Elkaar leren kennen: warming-ups en spelletjes om het ijs te breken - 5 minuten zelfbewustzijn begrijpen anderen respecteren om de beurt iets doen

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

De golf spoelt op het strand. 1. golf 2. strand

Educatief materiaal bij de voorstelling Buurman en Buurvrouw, groep 3 en 4

Mongens en Jeisjes De Stilte (Nederland)

Rollenspel Groep 1-2

Coöperatief leren Verschillende werkvormen:

Tuin van Heden 1 Werken met kunst in de kerstperiode

In de rij. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Moet Je Doen Drama - Lessen per groep

Moet Je Doen Drama Lessen per spelvorm

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

Les 9a Gevoelens in een doos

BLIJ MET EEN EI. Blij met een ei, april 2011 Speel-o-theek De Dobbelsteen

datum: 7 november 2013 aantal leerlingen: 22 tijd: 13:00-15:05 groep: 3

Hoe gaat het in groep 1/2 b

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

bijlagen groep 5 en 6

Lichtbende TUTU projectietheater (Nederland)

Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de kerstperiode

LESMATERIAAL ONDERBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 1-

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Spot 2+ La Baracca (Italië)

Activiteit 8. Taal Kringgesprek Ik ben bang... Doelen. Materiaal. Voortaak

Belangrijk dichtwerkboekje van

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Spelregels IK BOX spel (3 of 4 personen)

Lesbrief De Kleine Zeemeermin

joepla 1 De hoogte van je stemming

KERSTKLOKKEN 1 GROEP 3

Les 1 Kikker en de Vreemdeling

Hier ben ik (lessenserie Omgaan met pesten)

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

Accent op verhaal. Aan al deze doelen wordt gewerkt, toch duidt u best aan welke u in de verf wil zetten.

Drama: verdeling vakinhoud leerlijn groep 1-8

Buurman in de Winter Plan D / Andreas Denk (Nederland)

Lesbrief bij de voorstelling PING

VLIEG OP! Laura van Hal & STIP Producties

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

profielvak zorg en welzijn CSPE GL 2017 onderdeel C

DADA EN POMPIDOM GROEP 1-2

Een voorstellingsbezoek oefenen.

Lees hieronder de spelregels, het is ongetwijfeld een feest der herkenning. Alleen nu spelen jullie de hoofdrollen. Maak er wat moois van!

Thema-opdracht: Arbeiten im Tourismus

Schaken op de basisschool Werkboek 1, les 1: de beginstelling, de Toren en de Loper

Sociaal op social media

Lesbrief Robotje. Opdracht 1: voorkant opdrachtkaart

PLEINGEIN SPELENDERWIJS IN GESPREK OVER HET SCHOOLPLEIN

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

Workshop Handleiding. Theaterspelletjes. wat is jouw talent?

Kanjertekening van groep 1/2a

Accent op improvisatie

A Mano 6+ El Patio Teatro (Spanje)

Steek zo snel mogelijk 10 kaarsjes aan (de andere groep moet dat ook doen).

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.

De wakkere wekker. Benodigdheden: - Een luid tikkende wekker

All content dramamethode dramaland copyright:

lezen veilig leren Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Zinnen maken met woorden én beeldtaal zijn Les 1

Reflectie #Zo dus! Hieronder vind je een aantal oefeningen om te leren reflecteren waar je zelf mee aan de slag kunt.

Door middel van opdrachten letters verdienen. Met deze letters een woord of zin maken met zoveel mogelijk punten.

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Kennismakingsspelletjes

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

Breuknotatie, breuken in verschillende verschijningsvormen

Shadow Games T42 (Zwitserland)

KUNSTLES Suzan Overmeer Jazz4kids

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Leeftijd: 9-12 Thema: God, heilige Geest, identiteit, Normen en waarden, Pinksteren Tijdsduur: 60+ min.

Project 'positief opvoeden' Maandag: complimentendag! Aangezien we werken rond positief opvoeden, starten we de projectweek met een positieve dag.

Voorbereiding op je bezoek bij het muzieum

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Lesbrief voor de voorstelling Cyrano de Bergerac door Joris Lehr

Vang de zon en maak er stroom van

Docent HET HOUTEN HUIS

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Inhoudsopgave. Inleiding. Legenda. Les 1 Gezonde voeding Les 2 Schijf van Vijf Les 3 Kcal en Bewegen. Onderdeel van FetFit 2

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Studio de Bakkerij Bergweg EM Rotterdam LESBRIEF. LIEVE ASSEPOESTER.

aartenbak tekenen Tekenlessen met: Kleurpotlood Ideeën verzameld door Demy van der Ham

Lessuggesties. Basisonderwijs gr

Workshop Persoonlijk Leiderschap

Lesbrief SPRIETSELS Improvisatietheater

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen

KIJK! KLEUTERS. Vind je de natuur mooi? Kijk je in de verte of zoek je een mooie bloem of tak dichtbij?

Een muziekles in aansluiting op het dagproject Een beestenboel op school.

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Lesbrief bij de voorstelling Aardblij

KERST 1 GROEP 6. Vorm Klankhoogte. Cavalry. Bron De cavalry met lesidee: Onbekend Alma ten Bruin

Transcriptie:

Beeldenspelen Tableau uitleg De leerlingen gaan als standbeelden fungeren. Standbeelden bewegen niet, praten niet en hebben een sterke emotie. Het is dan ook aan te raden om te starten met een warming up waar emoties aan te pas komen (bijvoorbeeld: de emotiebus of standbeeld springen). Als je een voorstelling gaat doen kun je op de volgende evaluatiepunten letten: - Een tip en een top. - Kon je het verhaal volgen / herkende je het standbeeld?? - Stond het standbeeld echt stil? Let op: vermijd pietje stond niet stil, beter is de fotograaf stond mooi stil en de meester ook. Evalueer op de rol, niet op de persoon. Beeldenspelen opdracht 2 Tableau bij een situatie Groepjes: 3 groepjes van 4 en 2 van 5 Opstelling: Verdeeld over de ruimte Nodig: Kaartjes met uit te beelden situatie (strand, sportschool, circus etc.) Bedoeling: De groepjes krijgen allemaal een kaartje met een situatie, bijvoorbeeld het strand. De leerlingen gaan een tableau verzinnen. Als iedereen klaar is gaat iedereen in de theater opstelling zitten. De groepen laten één voor één hun tableau zien, het publiek raadt waar het zich afspeelt. Variatie: Laat de groep die het tableau verzonnen heeft, een andere groep in de houdingen zetten die zij verzonnen hebben. Nu ben je echt aan het beeldhouwen. Bij dit proces wordt niet gepraat! Weten de mensen in het tableau wat zij uitbeelden? En als het zou bewegen? Welke bewegingen zouden zij dan maken? Beeldenspelen opdracht 1 Tableau beeldhouwen Uit te voeren in groepjes van twee: de een is de beeldhouwer, de ander de boetseerklei. De beeldhouwer vormt van de klei een beeld met een bepaalde uitdrukking. De persoon die geboetseerd wordt, probeert zich zoveel mogelijk te ontspannen en zich in houdingen te laten zetten. Zodra de beeldhouwers klaar zijn bekijken ze elkaars beelden. Ze vertellen elkaar waar het beeld hen aan doet denken. Beeldenspelen opdracht 3 Tableau n.a.v een verhaal Het verhaal wordt klassikaal gelezen. Elke leerling leest een stukje in een bepaalde emotie. Blij, boos, ziek, verlegen, belgisch, plat etc. Groepjes: Opstelling: Nodig: 4 á 5 personen Groepjes verdeeld door de ruimte, ze hebben wel speelruimte nodig Het verhaal van Guus Kuyer De fotograaf (of een ander verhaal) Bedoeling: De groepjes nemen het verhaal mee naar een stuk van de klas. Zij gaan het verhaal in zes tableaus uitbeelden. Het is de bedoeling dat je dan nog wel het verhaal eruit kunt halen. De leerlingen moeten wel kunnen samenvatten. Afhankelijk van je groep het aantal tableaus aanpassen.

Objectentheater organisatie Groepen: Groepen van 3 á 4 personen (afhankelijk van de grote van het zwarte doek. Hier moeten alle kinderen achter kunnen zitten) Opstelling: Liefst gymzaal + kleedkamers (kleine ruimtes en spiegels aanwezig). Anders vrij grote ruimte dat de groepen rustig kunnen oefenen / experimenteren Nodig: Zwart doek, twee palen (om het doek aan te bevestigen), touw, waar het doek aanhangt. Objecten wat je rondziet slingeren (dit kunnen de leerlingen ook zelf meenemen) bijvoorbeeld, Eierdoppen, tangen, fluit, koptelefoon, hamer, spons, wasknijpers, zakliniaal, wc borstel e.d. Lappen stof in verschillende kleuren / maten, handschoenen (keukenhandschoenen / winterwanten), stickers klein / rond / gekleurd (voor evt. ogen), cd s met verschillende soorten muziek, cd speler Liefst erbij: spiegels en een spot Objectentheater opdracht Bedoeling: Het doel is dat de leerlingen anders naar objecten gaan kijken, deze komen tot leven. Bijvoorbeeld als je een spons hebt, je drukt er een wasknijper in en je plakt er twee stickertjes op kan het een poppetje / dier worden. De leerlingen maken een klein toneelstukje en spelen deze achter het doek aan het eind van de activiteit. Manier 1: Tamtam heeft een leskist gemaakt van objecttheater (theatergroeptamtam.nl) deze zou je kunnen lenen en deze opent met een dvd met inspiratie en instructie. Manier 2: Laat een simpel voorbeeldstukje zien achter het doek met objecten die tot leven komen. Laat alle leerlingen een object pakken en afhankelijk van de groep gaan ze zelfstandig / in groepjes aan het werk. Volg hierbij de stappen van de bijlage objectentheater. Objectentheater tips 1 Als de leerlingen het object meer tot leven willen Laten komen kunnen ze stickers plakken om ogen te creëren. De lappen stof en de handschoenen zijn om de handen / armen te bedekken voor degene die het object vasthoud. Tips: - Is je hand niet zichtbaar? - Zie je geen hoofd? - Maak je geluiden, dus geen toneel stuk met lappen tekst? - Beweeg je niet te snel? - Wat ziet het publiek? - Je kunt boven het doek spelen - Heb je ruzie kan het achter het doek plaatsvinden - Je kunt verschillend opkomen, van links, rechts, onder, schuin onder e.d. Objectentheater tips 2 De uitvoering van het toneelstukje De uitvoering is het leukste in een ruimte waar het donker is. De spot kan dan op het zwarte doek gericht worden en dan zie je echt de objecten. Het is handig als het publiek erg dicht bij het doek zit waar de voorstelling zich afspeelt. Anders zijn de objecten te klein om goed te kunnen zien De rolverdeling - Goede en slechte - Domme en slimme - Rijk en arm - Groot en klein - Verliefd en jaloers

Improvisatie - 8 Objectentheater met je handen Inleiding: een boze hand. De leerlingen steken allemaal hun hand in de lucht. Ze maken er een boze hand van. Er mogen ook bewegingen mee gemaakt worden die er bij passen. Daarna mogen er ook geluiden en een stem bij gemaakt worden. Na deze hand komen ook vrolijke, verdrietige, bange, luie en gehaaste handen aan de beurt. De handen worden ook bij elkaar bekeken en besproken. Kern: een boze hand achter de kast. De kinderen bewegen één voor één hun hand van links naar rechts achter de kast. Ze proberen die hand een bepaald gevoel mee te geven. Er mag geluid bij gemaakt worden. ( dit wordt eerst droog geoefend) Daarna doe de leerlingen hetzelfde maar dan gebeurt er in het midden van de kast iets waardoor het gevoel verandert. Let er op dat de hand hoog genoeg gehouden wordt. Deze oefening wordt telkens nabesproken met ( en door) de groep. Afsluiting: twee handen achter de kast. De leerlingen oefenen in tweetallen een situatie waarin twee handen spelen. Ø Boze hand wordt opgevrolijkt door vrolijke hand Ø Stoere hand neemt bange hand mee Ø Verdrietige hand wordt getroost Ø Luie hand wandelt samen met haastige hand Ø Twee vrolijke handen ontmoeten elkaar en maken een dansje Ze voeren dit uit achter de kast. De rest van de groep kijkt en bespreekt na. Improvisatie - 1 Hints Benodigdheden: Rode kaartjes voor elke leerling een stoel. Geschikt voor 26 leerlingen. Verdeel de klas in twee teams en zet ze op een stoel. Team 1 zit op een rij en team 2 komt hier met de ruggen van de stoelen tegenaan zitten. Aan het uiteinde staat een stoel (team 1 links, team 2 rechts) hierop liggen de kaartjes die uitgebeeld gaan worden. De teams spelen tegen elkaar. Je beeldt uit voor je eigen team. Als het goed geraden is sluit jij achteraan op een stoel en schuift iedereen dus één stoel op. Het team dat het snelste alle kaartjes heeft uitgebeeld en goed geraden heeft, heeft gewonnen - Je kunt het spel nog een keer spelen door de kaartjes om te ruilen. Zo krijgen ze revanche - Laat de leerlingen als ze allemaal rond zijn geweest met hun mond dicht op de stoel gaan zitten. Zo heb je duidelijk wie er als eerste klaar is. Improvisatie - 2 De voorwerpendoos / avonturen koffer Voorwerpendoos: De klas wordt in groepen verdeeld van ongeveer 4 personen. Elke groep krijgt een doos met daarin een aantal voorwerpen. Avondurenkoffer: Een koffer met allemaal voorwerpen in zakjes. Elke leerling pakt er een voorwerp uit. In hun groepje pakken ze het pas uit en met die voorwerpen maken ze een toneelstukje van ongeveer 5 minuten. Opdracht: Verzin een toneelstukje waarbij alle voorwerpen uit de doos gebruikt worden. Het toneelstukje mag ongeveer minuten duren (afhankelijk van de groep) Ze krijgen ongeveer 10 minuten om te oefenen en de rest van de tijd kijken ze naar elkaars voorstelling. Improvisatie - 3 Het doorgeefspel Elke leerling schrijft een persoon aan de bovenkant van een stuk papier. Dan vouw je deze naam naar achteren, zodat hij niet meer te lezen is, en je geeft het papier door. De volgende schrijft dan een plaats op, vouwt het naar achteren en weer wordt het doorgegeven. Op die manier komen ook een voorwerp en een uitspraak (b.v. "Zo, nu eerst een Bavaria!") op het blaadje. Als dat er dan allemaal op staat, en je vouwt het papier open, krijg je een heel gekke (grappige) combinatie. Dit spel is het uitgangspunt voor een toneelstukje. Verdeel de klas in groepen van 4 of 5 kinderen. Elk groepje kiest één van de blaadjes en maakt met de vier dingen op het blaadje een toneelstukje, waarin álle vier de elementen zitten. Dat klinkt moeilijk, maar de resultaten zijn altijd erg leuk. Belangrijk: Maak duidelijk dat de persoon niet Jantje of Pietje moet zijn, maar echt een rol die je kunt spelen. Het liefst met bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord (een boze heks, een gekke dokter etc.) Hetzelfde geldt voor de plaats: niet Amsterdam of Maastricht, maar bijvoorbeeld de Noordpool, het gekkenhuis, de schoenenkast... iets speelbaars!

Improvisatie - 7 Djabbertaal Gedachtesprong op woorden: Start met één woord, de kinderen associëren steeds verder op het laatstgenoemde woord. Bv. Stoel-tafel; tafeleten; eten-honger; honger-buikpijn; buikpijn-ziek; ziek-ziekenhuis; etc. Associatie op gevoelens: Met een zin reageren op een emotie. Daarop verder associëren. Zo ontstaat een verhaal. Bijvoorbeeld: ik ben toch zo moe- Ja ik heb hard gerend- Nu heb ik ook nog pijn aan mijn enkel- Die heb ik verstuikt- Toen moest ik verder kruipen- Dus mijn knieën doen ook nog pijn- etc. Je kunt hier diverse gevoelens en emoties voor gebruiken. 1. Djabberen: Onzintaal. Na elkaar wat in djabbertaal zeggen. 2. Djabberen op een lied: Je kiest een lied dat de kinderen goed kennen. Je gaat nu met de kinderen het lied in djabbertalk zingen. 3. De tolk: Er wordt in drietallen gespeeld. De interviewer, de tolk en de geïnterviewde. De tolk is degene die de vragen en antwoorden in djabbertalk vertaalt. De geïnterviewde djabbert, de tolk vertaalt in Nederlands, de interviewer stelt een vraag, de tolk vertaalt in djabbertalk, de geïnterviewde antwoord in djabbertalk, etc. Improvisatie - 4 Het cadeau Spelers geven elkaar een cadeau, of gooien het naar elkaar over. Zodra iemand het aanpakt maakt de ontvanger zichtbaar wat hij heeft gekregen. Dit kan in een hoog tempo. Bijvoorbeeld: Speler A houdt de armen gespreid en de handen gebald. Speler B pakt met gespreide armen het cadeau aan dat A hem geeft. Speler B laat zien dat hij zojuist een parachute gekregen heeft. Hij speelt dat hij met gespreide armen aan de touwen hangt en naar beneden zweeft. De spelers kunnen elkaar ook een foto geven. Speler A noemt een plaats en speler B vertelt onmiddellijk wat hij op die plek ziet gebeuren Improvisatie - 5 Gebruik een voorwerp anders De kinderen zoeken een voorwerp en gebruiken de voorwerpen in een klein verhaal. De voorwerpen mogen niet gebruikt worden voor de dingen waarvoor ze normaal dienen. Hebben ze bijvoorbeeld een telefoon en een stoffer, dan kan de stoffer als baby dienst doen en de telefoon als stofzuiger of halssieraad. Variatie: Leg een voorwerp in de kring. De leerlingen die er iets mee weten te verzinnen stappen naar voren. Deze variant kan alleen in een veilige leeromgeving gespeeld worden. Improvisatie - 6 Praten d.m.v cijfers, letters en djabbertalk In de kring geef ik een klank gekoppeld aan een beweging ( stap naar voren). De kinderen doen de klank en de beweging na. Ik gebruik als klanken cijfers, letters en djabbertalk. Twee spelers gaan op een bankje zitten en krijgen de opdracht met elkaar een dialoog te voeren in djabbertalk, cijfers of letters. Ik geef de kinderen als opdracht een gevoel mee. De andere kinderen raden nadien om welk gevoel het ging. De eerste keer speel ik met een kind een dialoogspel als voorbeeld.

Inspringspel activiteit 1 Zoek dezelfde Benodigdheden: Groene kaartjes - voor elke leerling een stoel. Geschikt voor 26 leerlingen. Je vraagt / wijst één leerling aan en die gaat spelen wat er op zijn kaartje staat. Als iemand denkt dat hij daarbij hoort dan gaat hij / zij meespelen. De overige leerlingen mogen daarna raden wat er uitgebeeld werd. Inspringspel activiteit 2 Overtuig elkaar, maar Benodigdheden: De gele kaartjes De a-tjes komen aan de deur om iets te verkopen of te verkondigen. De gewone, de nummers, zijn thuis en doen de deur open als er gebeld wordt. Improviseer naar aanleiding van de tekst die op je kaartje staat. Je mag elkaars kaartje niet zien! Na het toneelstuk mag je het kaartje wel aan elkaar laten zien Voorbeeld: Laat de leerlingen zo min mogelijk geluiden maken, dat maakt de activiteit uitdagender Visser Vis die aan de haak zit 1. Jij bent een student die voor metselaar studeert, en je wil je lesboeken graag verkopen 1a. Jij bent een jongen aan de deur en wil absoluut geen boeken van de student kopen Uitbeelden Zie jij wat ik wat ik uitbeeld? Benodigdheden: de kaartjes in vier kleuren Elke kleur staat voor een manier waarop je iets uit mag beelden. Je beeldt uit zonder gebruik te maken van woorden. rood groen geel blauw = met je gezicht = met je handen = alleen = met z n tweeën Verdeel de kaartjes over de leerlingen. Er zijn 4 x 30 = 120 kaartjes. Bij 20 leerlingen betekent dat dus 6 kaartjes per leerling. De leerling kiest een kaartje uit zijn collectie uit. De zin die hierop staat wordt uitgebeeld. Wanneer andere kinderen denken dat zij deze zin ook hebben, leggen ze het kaartje voor zich neer. Wanneer het goed is wordt het kaartje opgehaald, als het verkeerd is, houden ze het kaartje nog even bij zich. Variatie: je kunt doen wie het eerste zijn kaartjes op heeft zo verwerk je er een wedstrijd element in.