VERDIEPINGSPROGRAMMA VAN DE MARITIEME TOEGANGSWEG TOT DE HAVEN VAN ANTWERPEN



Vergelijkbare documenten
Verdiepingsprogramma van de. maritieme toegangsweg naar de haven van Antwerpen,

De verdieping van de maritieme toegangsweg tot de haven het programma 48'/43'

S C H E L D E C O M M I S S I E

STROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS

Tijpoort in relatie tot het toelatingsbeleid. Voor een veilige en vlotte op- en afvaart in het Scheldegebied. Infobrochure

DE VERDIEPING VAN DE WESTERSCHELDE

1. opvaart over Drempel van Hansweert 2. afvaart door het Zuidergat 3. stilliggen nabij het sproeiponton 4. afvaart langs Schaar van Waarde.

1. Samenvatting rapport 'Nautisch beheer' (MARIN)

Op- en afvaartregeling voor 8000 en meer TEU containerschepen. tot de haven van Antwerpen bij een. maximale diepgang van 145 dm

WESTERSCHELDE EN ZEESCHELDE BAGGERWERKEN 1982

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

WESTERSCHELDE EN ZEESCHELDE BAGGERWERKEN 1981

Berichten aan Zeevarenden OOSTENDE 7 JULI 2011 NR. 14

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Directie Zeeland. cc1. Nummer; Bibliotheek, Koestr. 30, tel; , postbus 5014,4330 KA Middelburg

Gezamenlijke Bekendmaking

VERBETERLIJST. Kanaal Gent - Terneuzen Editie / december 2017

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

> 14/162 BELGISCHE KUST - OMGEVING SCHEUR WIELINGEN VERPLAATSEN GOLFMEETBOEI EN WAAKTON

Verbeterpunten nautische toegankelijkheid haven van Gent

Berichten aan Zeevarenden OOSTENDE 21 JULI 2011 NR. 15

VTS Procedures Scheldemond.

1/16B VESSEL TRAFFIC SERVICES SCHELDE EN HAAR MONDINGEN

Gezamenlijke Bekendmaking

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1/17 SCHELDE SLEPEN VAN MOEILIJK HANDELBARE SCHEPEN EN/OF VARENDE TUIGEN

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Schepen met bestemming Scheldekaaien Antwerpen rede, GNB beheersgebied

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

S C H E L D E C O M M IS S I E. Studierapport

WAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN

Toelatingsbeleid (tussenfase) vaarweg Eemshaven - Noordzee

wadkanovaren.nl pdf versie

wadkanovaren.nl waterdiepten a.h.v. de kaartdiepten

KOSTENINDICATIES BIJ DE LANGETERMIJNVISIE SCHELDE-ESTUARIUM

Gezamenlijke Bekendmaking

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

WATERPROEF. Het geactualiseerde SIGMAPLAN en de Antwerpse Scheldekaaien. Naar een klimaatbestendig Antwerpen

Berichten aan Zeevarenden NR. 25

Uitgangspunten depositieberekeningen

I) Scheepvaartsignalisatie aan de bruggen. 2 - Bruggen (behalve de Noordkasteel- en Lillobruggen)

SCHEEPVAART OP DE WESTERSCHELDE. 23 Maart 2016

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Hoofdingenieur-Directeur van Bruggen en Vf egen, Directeur van het Waterbouwkundig Laboratorium.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gezamenlijke bekendmaking op- en afvaartregeling naar/van Antwerpen

Rapport Nr /4 NAUTISCHE TOEGANKELIJKHEID EN VEILIGHEID VAN HET SCHELDE ESTUARIUM IN HET KADER VAN DE LANGETERMIJNVISIE

Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam D 0338

Berichten aan Zeevarenden

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T

GEZAMENLIJKE BEKENDMAKING van de Belgische en Nederlandse Scheldedirecteuren. Kennisgeving nr. 1/96 dd

Geldig per juli 2017 LAAGWATER. een belangrijk thema voor Contargo en zijn klanten. Hier vindt u belangrijke informatie.

Traject Toegelaten afmetingen Verplicht lengte breedte diepgang varen uit de oever op minstens. Albertkanaal

Berichten aan Zeevarenden

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1966 Nr. 161

HAVENTARIEVEN HAVENTARIEVEN

Duitse en Nederlandse wad Woudschoten 30 januari 2011 Holten 5 feb 2011

Scheepvaartbaten verruiming van de vaarweg van de Schelde

Geschiedenis en context van de dynamische kielspeling

Gemeentelijke Havenpolitieverordening Slepen

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam T.A.W.

rijkswaterstaat notitie WWKZ -81.V276 adviesdienst Vlissingen Leden Projectgroep VWG Verdiepen Westerschelde

Berichten aan Zeevarenden

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)

APICS - Loket wijzigingen n.a.v de opvaartregeling. toelichting voor de scheepsagenten

VERBETERLIJST. kaart: Westerschelde. INT 1478 (Belg. kaart 106) editie november 2015

Overgang van GLLWS naar LAT

Berichten aan Zeevarenden. OOSTENDE 02 augustus 2012 NR. 16

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. - Jonathan Devos -

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam T.A.W.

1. Bij welk type behoren de afmetingen van 67 meter lang en 8.20 meter breed?

LAAGWATER. een belangrijk thema voor Contargo en zijn klanten. Hier vindt u belangrijke informatie.

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Z12-c41. + CU f. + Cl) 1 + CU. > + CT e. c c. x: u o -*: <+- +-> -o c rs. Ol O <-> D) O. CU r CU O (/) CD S- +J DIE O. Itt ^ oio.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Op- en afvaartregeling Antwerpen, GNB beheersgebied

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. Algemene inhoud 27/09/2012. Topografie, kennis van zee & strand. Getijdenleer.

Berichten aan Zeevarenden. OOSTENDE 31 januari 2013 Nr. 03

Squatmeting Terneuzen

Oesterlarventest op sedimenten uit de Zeeschelde en Westersehelde

Momenteel bevinden zich langs de Westerschelde de volgende stations: R R L L

Getijtafels. Voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T

Gezamenlijke Bekendmaking

nota -WWK2-83. VOO1 De bevaarbaarheid van de Westerschelde in 1982.

Van 4 tot 400 m Het ene model is het andere niet

Cijfers over de haven + verschillende functies en jobs in een haven

Gevolgen van beperkt getij op het Volker-Zoommeer voor de waterdiepten van daaromliggende jachthavens. Datum 16 november 2010 Status Definitief

BEKENDMAKING AAN DE SCHEEPVAART IJmond Noordzeekanaalgebied Centraal Nautisch Beheer

Ministerie van Openbare Werken, Antwerpse Zeediensten N.V. Dredging International.

Vlaanderen is maritiem. Berichten aan Zeevarenden OOSTENDE 2 FEBRUARI 2017 NR. 03.

Vlaanderen is maritiem. Berichten aan Zeevarenden OOSTENDE 2 MAART 2017 NR

C OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING

Deurganckdoksluis. Vlaamse Overheid - TOD AMS

Ministerieel besluit houdende vaststelling van de loodscoëff iciënten voor de berekening van de loodstoelage van de operationele loodsen

wrakken Introductie Scheepvaartroutes op de Noordzee

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hoe is verbetering van het systeem mogelijk?

Transcriptie:

VERDEPNGSPROGRAMMA VAN DE MARTEME TOEGANGSWEG TOT DE HAVEN VAN ANTWERPEN ir. P. ROOVERS, nspecteur-generaal van Bruggen en Wegen, Administrateur van de Antwerpse Zeediensten Ministerie van Openbare Werken The deepening of the maritime access to the port of Antwerp. The paper discribes the actual and the proposed possibilities of the navigation on the river Scheldt, the maritime access to the port of Antwerp. The depth of the bars in the access channels in the North Sea and the Western Scheldt limit the navigation with deep draughted vessels. These vessels try as much as possible to take advantage of the tidal height on their passage to Antwerp or to the sea. The developments in the maritime sector during the last decades have led to the construction of very large vessels which can not navigate in the Scheldt fully /oaded. Therefore deepening of the Scheldt and its access channels is proposed. These scheme consists in a deepening through dredging of the Scheur, the access of the Scheldt in the North Sea, and the Western Scheldt between Flushing and Zandvliet. Th is deepening programme would mean that under all tidal conditfans the aseent of the channel in one tide becomes possible tor a bulk carrier with a draught of 48 feet and with a tidal window of one hour and in two tides tor a bulk carrier with 50 feet draught with a tidal window of 112 hour. At the same time the descent of the Scheldt to the open sea would become possible in one tide tor bulk carriers with a draught of 41 feet with a tidal window of 1 hour. For containers with a draught of 41 feet respectively 43 feet, a tidal window of 3 respectively 1 hour would become reality. Finally the maximum draught of vessels sailing independently of the tide would be increased trom 34 to 38 feet. Comprehensive studies have showed that the implementation of this scheme wilt not affect the regime of the Western Scheldt and its environment but wil/ imprave the safety of navigation in the maritime access to the port of Antwerp. Finally this deepening will not only strenghten the competitive position of Antwerp but wilt also positively effect the Belgfan economy. 1. BESCHRJVNG VAN DE MARTEME TOEGANGSWEG De Westersehelde met haar mondingsgebied in de Noordzee en de Beneden-Zeeschelde vormen de maritieme toegangsweg naar de haven van Antwerpen die via zeesluizen in verbinding staat met de Beneden Zeeschelde (figuur 1). n het mondingsgebied leiden drie geulen naar de monding van de Westersehelde te Vlissingen. Scheur en Wielingen vormen de westelijke toegangsgeulen, Oostgat de noordelijke toegangsgeul Tot het begin van de jaren '60 was de Wielingen de enige westelijke toegangsgeul tot de Westersehelde die door de scheepvaart werd gebruikt. n de jaren '60 werd echter het Scheur, noordelijk gelegen van de Wielingen door baggerwerken verdiept en deze laatste vormt vanaf 1963 de toegangsweg voor de diepliggende schepen. Ter hoogte van de Belgisch-Nederlandse grens sluit het Scheur terug aan op de Wielingen. Vanaf Vlissingen vormt de Westersehelde de maritieme toegangsweg en vanaf de Belgisch-Nederlandse grens de Beneden-Zeeschelde. De Zandvlietsluis gelegen langs de rechteroever en in de nabije toekomst ook de Berendrechtsluis zijn de meest afwaarts gelegen sluizen en worden gebruikt door de diepliggende schepen. De afstand van de Zandvlietsluis naar volle zee, nabij de boei A-1 of de loodskruispost, bedraagt ± 66 zm of ± 123 km. De overige zeesluizen: Van Cauwelaert-, Boudewijn-, Royers- en Kallosluis zijn meer opwaarts gelegen. Met uitzondering van de Kallosluis geven ze alle aan sluiting op het havenareaal van de rechteroever. De Kallosluis is voorlopig de enige verbinding van de Beneden-Zeeschelde met de havenexpansie op de linkeroever. n de toekomst beoogt men de haven op de linkeroever via het Baal- hoekkanaal en de Baalhoeksluis met de Westersehelde te verbinden. 2. DE HUDGE VAARMOGELJKHEDEN VAN EN NAAR DE HAVEN VAN ANT WERPEN De toelaatbare diepgangen naar een haven gelegen aan een tijrivier zijn afhankelijk van verschillende factoren o.m. de waterstand, de drempeldiepte, de kielspeling, de vaarsnelheid, enz.. De waterstand op een tijrivier hangt af van de plaats, van het ogenblik, van de aard van het getij en van meteorologische omstandigheden. Een schip zou maximaal van het getij kunnen gebruik maken, wanneer het de ondiepten op de drempels zou overvaren bij plaatselijk hoogwater. Dit houdt in dat het schip met dezelfde snelheid zou varen als de voortplantingssnelheid van de top van de tijgolf; echter de snelheid waarmee de tijgolf zich voortplant in het estuarium maakt dit fysisch onmogelijk. Een compromis wordt nagestreefd afhankelijk van bepaalde randvoorwaarden zoals bv. de snelheid van het schip, de tijdstippen van aankomst van het schip aan de loodskruisposten Vlissingen en Zandvliet en de lengte van de verschillende deeltrajekten. Derhalve wordt een onderscheid gemaakt of we te doen hebben met de op- of afvaart in één getij of in twee getijen. n het laatste geval gaan de schepen ten anker op de Rede te Vlissingen en wachten tot de getijstand toelaat hun reis verder te zetten. De geadviseerde maximum diepgangen in zout-water welke thans worden gehanteerd voor de opvaart door het Scheur (omstreeks hoogwater) zijn de volgende : - bij gemiddeld doodtij48'6 " (14,80m) - bij gemiddeld getij 49' 11 " (15,20m) - bij gemiddeld springtij51 '00" (15,55m). Voor de opvaart op de Westersehelde gel den volgende geadviseerde maximum zoetwater-diepgangen : - bij gemiddeld doodtij45'5 " (13,85m) - bij gemiddeld getij 47' (14,30m) - bij gemiddeld springtij48'2 " (14,?Om). De reden waarom diepgangen in het Scheur uitgedrukt zijn in zoutwater is dat het zoutgehalte hier praktisch gelijk is aan dat van het zeewater, op de Westersehelde daarentegen is een afname van het zoutgehalte naar opwaarts toe waar te nemen. Praktisch betekent dit dat voor de opvaart het Scheur een vaarmogelijkheid biedt dewelke ca 4 voet groter is dan de Westersehelde en dat schepen die met dergelijke diepgangen het Scheur opvaren een deel van hun lading nabij Vlissingen zullen moeten overslaan in binnenschepen, alvorens naar Zandvliet bij het volgende getij door te varen. Opvaart in één getij van de loodskruispost aan de A 1 boei naar de Zandvlietsluis is thans mogelijk met schepen van 45 ' à 48' diepgang afhankelijk van het getij en het ogenblik van aankomst te Vlissingen. Het rekord in de haven van Antwerpen werd echter op 14.11.1 985 gevestigd met de opvaart in één getij van het massagoedschip 'Permeke' (foto 1) met een diepgang van 48'11 " (14,95m). Verder dient er aangestipt te worden dat kortelings de Berendrechtsluis zal worden in bedrijf gesteld en dat alsdan de haven van Antwerpen schepen met een breedte van 55m en een lengte van ca. 330 à 340m zal kunnen ontvangen. Dit zal beteken dat nagenoeg alle bestaande bulkcarriers gedeeltelijk afgeladen de haven van Antwerpen zullen kunnen bereiken. Voor de afvaart wordt op de Westersehelde met vertrek uit de Zandvlietsluis een maximum diepgang van 41 ' (12,50m) gehanteerd. Of een schip met een dergelijke diepgang in één getij naar de loodskruispost kan afvaren is afhankelijk van het tijdstip van 176 Water nr. 43 november/december 1988

Fig. 1. Maritieme toef{,angsweg tot haven van Anterpen A - Antwerpen 1., VlAKTE VAN DE RAAN NDERLAtD EUROPESE COOR04NATEN SCHAAL 1) - w 1 ---- --:--- ---_. - -- -- --:-:::._- -+- LJ!ft..... ---.. :... :. BELGE. - -- ----- ---- ---+1-..." EDERLAHD..-... -....... : -.. Bron : Studierapport verdieping Westersehelde programma 48'/43'. :::;.. -- - -- BELGE Water nr. 43 - november/december 1988 177

Foto 1: Het massagoedschip «Permeke». vertrek te Zandvliet en aankomst te Vlissingen. Schepen met vertrek of bestemming Zandvlietsluis kunnen thans met een maximale diepgang van 34' (10,40m) onafhankelijk van het getij de Westersehelde bevaren. De toelaatbare maximum diepgangen van schepen van en naar het sluizencomplex Boudewijn en Van Cauwelaert is uiteraard minder dan deze met bestemming Zandvlietsluis gezien de drempelpeilen van de sluizen en de geringere bodemdiepte van de drempels Frederik en Lillo gelegen opwaarts van de Zandvlietsluis. Deze diepgangen zijn dan ook voor de Boudewijnsluis ca 7 voet kleiner en voor de Van Cauwelaertsluis ca 8'06" kleiner dan deze voor het traject Vlissingen-Zandvlietsluis. Voor de opvaart op het traject Vlissingen-Kallosluis, gelegen opwaarts de Drempel van de Parel dienen de toelaatbare maximum diepgangen t.o.v. deze, die op het traject Vlissingen Zandvlietsluis gelden, met 8'6" te worden verminderd overeenkomend met 36'8" (11.20m) bij gemiddeld doodtij en 39'5" (12.00m) bij gemiddeld springtij. De geadviseerde maximum diepgang voor de tijongebonden vaart op het traject Vlissingen-Kallosluis of omgekeerd bedraagt 24' (7.30m) bij een waterstand van G.L.L.W.S. Al de hogervermelde geadviseerde maximum diepgangen gelden voor normale getijomstandigheden en voor zover er zich geen wijzigingen voordoen van de waterdiepte. Anderzijds kan het voorkomen dat bij verhoging van de voorspelde waterstand ten gevolge van aanhoudende westen- of noordwestenwinden de geadviseerde diepgangen op de Westersehelde kunnen worden verhoogd. 3. AANLEDNG, DOEL EN BESCHRJ VNG VAN DE TE BEREKEN VAARMO GELJKHED. 3.1 Aanleiding n de laatste decennia zijn de afmetingen van de massagoedschepen toegenomen en hebben nieuwe vervoer- en behandelingstechnieken hun intrede gedaan. De vergro- ting van de scheepsafmetingen is vooral het gevolg van de toename van het goederenverkeer ter zee en van de wenselijkheid tot verlaging van de transportkosten. Voor de aanvoer van ertsen en kolen, in mindere mate voor graan, wordt nu overwegend gebruik gemaakt van schepen met een draagvermogen van 100.000 TDW en meer; tabel 1 licht dit verder toe. n het bijzonder in 100-150.000 TDW klasse bedraagt de gemiddelde diepgang 16,75 m (55'). De haven van Antwerpen kan deze schepen die het grootste deel van deze stortgoederen vervoeren in afgeladen toestand wegens hun te grote diepgang niet ontvangen. De aanvoer geschiedt met ge- Tabel 1 deeltelijk afgeladen schepen, die eventueel een gedeelte van hun lading in een vreemde aanvoerhaven hebben gelost. De nieuwe vervoertechnieken. zoals de eenheidsladingen, het container-, lash- en ra-ra-vervoer hebben nieuwe typen van schepen in het leven geroepen. Wegens de grote exploitatiekosten van deze schepen dient de aanlooptijd en de verblijftijd in een haven zo kort mogelijk te worden gehouden. Ook worden meer en meer grotere schepen ingezet op de lange vaart. De diepgangen van bestaande en nieuwe bestelde grote volcontainerschepen (Foto 2) schommelen tussen 34' (10,40 m) en 42' (12,83 m). Deze schepen kunnen nu de haven aanlopen maar zijn sterk getijgebonden. De gemiddelde diepgang van de nieuwe diepzee ro-roschepen situeert zich eveneens tussen 33' (10,10 m) en 36' (11,00 m). Verder worden de Antwerpse raffinaderijen meer en meer bevoorraad met ruwe olie uit de Noordzee rechtstreeks vanaf de olieplatforms naar de haven met tankers van het Panamaxtype. De diepgang van deze schepen schommelt tussen 12.00 en 14.00 m. De schepen kunnen de haven aanlopen maar zijn sterk tijgebonden en dienen binnen nauwe vaarvensters te varen. 3.2 Doel van de verdieping. n de periode, waarin het stukgoed nog hoofdzakelijk met conventionele stukgoedschepen werd aangevoerd, hadden de massagoedschepen en tankers wegens hun diepgang en de aard van hun lading prioriteit voor de vaart naar de haven. Deze prioriteit dient te worden behouden daar deze schepen wegens hun diepgang aan een nauw getijvenster gebonden zijn. Met de Verscheping naar Europa van de voornaamste stortgoederen (1986). Procentueel aandeel dat met een gegeven scheepstype geschiedt. (Bron World Bulk Trades 1986 - Fearnleys - Oslo) Scheepsgrootte 1000 TDW Massagoed -40 40-60 60-80 80-100 100 + jzererts 6 1 18 9 66 Kolen 12 7 24 3 54 Graan 18 26 30 4 22 De diepgang van deze massagoedschepen wordt weergegeven in tabel 2. Tabel2 Aantal massagoedschepen boven de 40.000 TDW in functie van afmeting-diepgang. (World Bulk Fleet- Fearnleys- Oslo - January 1988) Afmeting 1000 TDW Diepgang-groepen in meters 10-1 1 11-12 12-14 14-16 16-40 - 50 79 267 74 1-50 - 60 2 23 168 1-60 - 80-10 471 41. 80-100 - - 15 30-100 - 150 - - 1 53 143 + 150 - - - - 94 178 Water nr. 43 - november/december 1988

Foto 2: Volcontainerschip «Evergreen». ontwikkeling van de nieuwe goederenbehandelingstechnieken en het zeevervoer wordt het steeds noodzakelijker dat de lijnvaart, zij het in container, ro-ro of bepaalde gespecialiseerde trafieken op vaste tijdstippen moet kunnen varen. Zulke schepen vertrekken op een duidelijk op voorhand vastgesteld uur en deze timing staat rechtstreeks in verband zowel met het begin als met het beëindigen van de werkzaamheden in de aan te lopen haven. Er ontstaat dus een dubbele evenwaardige prioriteit van, enerzijds de wegens exploitatieredenen uurgebonden schepen en, anderzijds de wegens diepgang tijgebonden trafieken. Het gevolg van dit alles is dat er heel wat meer piekverkeer ontstaat op de Schelde op wel bepaalde vaste tijdstippen. Ten einde het aanloopschema van de verschillende havens te kunnen aanhouden voor deze trafieken dient de vaart binnen een zo ruim mogelijk getijvenster te gebeuren of bij voorkeur onafhankelijk te zijn van het getij. Het doel van de verdieping van de Westerschelde is bijgevolg het lichten van grote massagoedschepen onder alle gemiddelde getijomstandigheden zoveel mogelijk te vermijden en de nauwe vaarvensters van olietankers te vergroten zodoende dat enerzijds de concurrentiële positie van de haven in de massagoedsector en de veiligheid op de rivier wordt verbeterd en anderzijds de mogelijkheid geboden wordt dat moderne stukgoed-, container- en ro-ro-schepen praktisch onafhankelijk van het getij de haven kunnen aanlopen. 3.3 Beschrijving van de gewenste vaarmogelijkheid na verdieping van de maritieme toegangsweg. De verdieping van de maritieme toegangsweg dient zodanig te zijn dat : 3.3.1 De volgende vaarmogelijkheden van en naar de Zandvliet- of Berendrechtsluis onder alle gemiddelde getijomstandigheden (gemiddeld doodtij, gemiddeld getij, gemiddeld springtij) worden bekomen. 1. Opvaart in één getij van een massagoedschip met diepgang 48' (14,65 m) binnen een getijvenster van 1 uur per getij. 2. Opvaart in twee getijen van een massagoedschip met diepgang 50' (15,25 m) binnen een getijvenster van 1/2 uur per getij. 3. Afvaart in één getij van een containerschip met een diepgang van 41 ' (12,50 m) binnen een getijvenster van minstens 2 3/4 uur per getij. 4. Afvaart in één getij van een containerschip met diepgang van 42'8" (13 m) binnen een getijvenster van minstens 1 uur per getij. 5. Afvaart in één getij van een massagoedschip van het type Panamax met een diepgang van 41' (12,50 m) binnen een getijvenster van minstens 1 uur per getij. 6. Getij-ongebonden vaart met een diepgang van 38' (11,60 m) bij een waterstand van GLLWS (gemiddeld-laag-laagwater-spring). Dat verdiepingsvoorstel wordt het 50'/48'/43' programma genoemd. 3.3.2 Voor de vaart van en naar de Kallosluis onder alle gemiddelde getijomstandigheden volgende mogelijkheid wordt bekomen: 1. Opvaart met een diepgang van 42'8" (13 m 02) bij aankomst ca 1 uur na het pl aatselik hoogwater te Kallosluis. 2.Afvaart met een diepgang van 36' (1 0 m 98) binnen een tijvenster van 1 uur per getij en met vertrek tussen 3 uur en 1 uur vóór het plaatselijk hoogwater te Kallosluis. Dit verdiepingsvoorstel wordt het 42'08"/36' programma genoemd. 3.3.3 De maximale diepgang naar het complex Boudewijn-Van Cauwelaertsluis in het programma 42'08"/36' wordt bepaald door de drempelpeilen van deze sluizen. De maximum toelaatbare diepgang voor opvaart onder alle gemiddelde tijomstandigheden bedraagt 41 '04" voor de Boudewijnsluis en 39'08" voor de Van Cauwelaertsluis. Voor afvaart bedragen deze diepgangen respectievelijk 35'04" en 33'08". 4. BEPALNG VAN DE VAARGEULAFME TNGEN Voor het ontwerp van de scheepvaartgeul afwaarts de Zandvlietsluis werd uitgegaan van volgende standaardschepen : - een massagoedschip met l.o.a. van 300m en een breedte van 50 m. Bij afvaart heeft dit schip een diepgang van 35' (1 0,67 m). - een derde-generatie containerschip met l.o.a. van 290 m en een breedte van 33m. - een massagoedschip van het type Panamax met.a.a. van 260m en een breedte van 32m. - een niet-getijgebonden schip met.a.a. van 190m en een breedte van 24m. Voor het ontwerp van de scheepvaartgeul op het traject Zandvliet-Kallosluis, wordt een standaardschip met een l.o.a. van 260m en een breedte van 32,00m als uitgangspunt aangehouden. Voor het bepalen van de waterdiepten van de vaarweg werden vervolgens volgende brutokielspelingen gehanteerd zijnde de berekende vertikale afstand tussen het diepst gelegen punt van een stilliggend schip bij een vlak wateroppervlak en het interventiepeil voor baggeren (d.i. gelijk aan de te onderhouden waterdiepte). - in het mondingsgebied : 20% van de diepgang van het schip - in de Westersehelde: 15% van de diepgang van het schip - op de drempels van Zandvliet en de Parel : 10% van de diepgang van het schip wegens de kleine snelheid waarmee deze drempels worden overvaren. Deze brutokielspeling werd bepaald t.o.v. de zoetwaterdiepgang. 4.1 Vaargeuldiepte De aanlegdiepte en de te onderhouden waterdiepten werden bepaald uitgaande van verschillende mogelijke vaarschema's en getijvensters. Deze vaarschema's worden bij opvaart begrensd door de beschikbare waterdiepte boven de drempels van de Zandvliet- en Berendrechtsluis en door de stroomsnelheden die bij de invaart van de voorhaven niet te hoog mogen zijn. Als 'kriteria' worden een kleinste bruto-kielspeling van 10% boven de sluisdrempel en een maximale dwarsstroom van ca. 0,5 mis gehanteerd. Vanuit het hierdoor bepaalde laatste aankomsttijdstip voor de 15,25m (50') resp. 14,65m (48') diepstekende massagoedschepen worden de 'optimale' vaarschema's tot Vlissingen bepaald door invoeren van de vaarsnelheid 'over de grond'. Water nr. 43- november/december 1988 179

Voor de vaarschema's tussen Vlissingen en de Overloop van Valkenisse is rekening gehouden met een gemiddelde snelheid van 6m/s (11,5 kn) 'over de grond'. Tussen de Overloop van Valkenisse en de Zandvlietsluis worden de vaarschema's mede bepaald door het vaart minderen i.v.m. het vastmaken van de sleepboten en het afstoppen voor het aanlopen van de Zandvlietsluis. Op de Rede van Vlissingen wordt van loods verwisseld. Daartoe moet al vroegtijdig vaart worden verminderd. Bij een goede planning kan het totale tijdverlies t.g.v. het wisselen van loods worden beperkt tot 20 minuten. Daarmee is in de vaarschema's rekening gehouden. De opvaart van de standaardschepen door Scheur en Wielingen wordt voornamelijk beperkt door de fysisch haalbare snelheid van de schepen boven de lange drempels. Dat beperkt de snelheid t.o.v. het water bij schepen, die in één getij opvaren, daar deze weinig effekt ondervinden van de langsstroom. Bij de opvaart in twee getijden hebben deze tussen de loodskruispost en Vlissingen stroom mee, daardoor ligt de gemiddelde snelheid tussen de Akkaert-Bank en de boei Wielingen 2 volgens het vaarschema van de opvaart in 2 getijden op 6,7m/s, terwijl die voor de opvaart in 1 getij op 6,0m/s ligt. De in 2 getijden opvarende schepen komen kort vóór of tijdens de stroomkentering op de Rede van Vlissingen aan, zodat ze veelal tegensirooms kunnen ankeren. De 'optimale' vaarschema's voor de opvaart zijn afgebeeld op fig. 2. De getijvensters volgen nu uit deze vaarsnelheden en uit de voorwaarde, dat de standaardschepen overal op de vaarweg naar Antwerpen gedurende 1 h (opvaart in 1 getij) resp. 1/2 h (opvaart in 2 getijden) veilig moeten kunnen varen. De getijvensters voor de afvaart zijn op vergelijkbare wijze opgesteld. Schepen met een kleinere diepgang kunnen van een ruimer getijvenster gebruik maken. Wel dient dan bij het opstellen van de Fig. 2 Vaarschema's van getijgebonden schepen, schematisch overzicht :r: "' c 6 5 c 3 :5 '() '() > c :5 5 :::D m.a.sugo d.so'p T l 5m n0 1 ''" 2 g el 'Jd n ) ===== rn.asugudsctup 1. u. u".,., 6 +--or---,,.-. 120 110 100 90 80 70 60 (km) c Cl ;;!: = =: Coi'U conta n r sth p 1 12 Om hl') l lojpoor t, u rl HafSC'P la i S OOM Ul' l l H J POort U\l f o:::::l p a n amax 2\0m C.t.l'l 50 40 30 20 10 0 c <; J:. "' ::: c > "' c "' u 0 ;; "' " c. 1/1 > D :J: D N ---- --! L-. L- - J Bron : Studierapport verdieping Westersehelde programma 48'/43' > "' c a. E ' -a HW_;_ N vaarschema's er op gelet te worden dat de snelheid t.o.v. het water niet beduidend hoger wordt dan die van de maatgevende schepen. Met behulp van de vaarschema's van de verschillende maatgevende schepen, de getijkrommen en de brutokielspelingspercentages, werden de drempelpeilen bepaald. Deze diepten, vermeld op tabel alsmede op fig. 3, komen overeen met het interventiepeil voor het starten van onderhoudsbaggerwerk. Kortstondige plaatselijke onderschrijding van deze drempelpeilen met 0,3 m op de Westersehelde en 0,6 m in het mondingsgebied brengen echter de vaarmogelijkheden niet in het gedrang. Er dient te worden aangestipt dat voor de bodemligging van de westelijke Scheurpas het vaarschema van het massagoedschip met een diepgang van 48' met opvaart in één getij maatgevend is; het massagoedschip met 50' diepgang, met opvaart in twee getijen naar Antwerpen, is maatgevend voor de bodemligging in het oostelijk gedeelte van de Scheurpas, Wielingen oost, Rede van Vlissingen en de Drempel van Borssele. Op de drempels van de Westersehelde is de tijongebonden vaart van 38' diepgang maatgevend voor de bodemligging. Hogervermelde bodemliggingen laten daarenboven toe, met in achtname van de reeds vermelde kielspelingen, met massagoedschepen op te varen met een zoetwaterdiepgang van 51'02" vanaf gemiddeld getij en van 52'04" vanaf gemiddeld springtij. Voor het programma 42'08"/36' voor de Kallosluis dient daarenboven op de drempels van Frederik, Lillo en de Parel een waterdiepte van 10m50 t.o.v. G.L.L.W.S. te worden gerealiseerd. Bij de aan leg en het onderhoud van de verdiepte geul zal t.o.v. de interventiepeilen enige overdiepte worden gemaakt met het oog op de frequentie van het onderhoudsbaggerwerk en de baggertolerantie. 4.2 Vaargeulbreedte Ten einde nu de vaargeulbreedte te kunnen bepalen, is per vaargeultrajekt uitgegaan van een aangenomen verkeerssituatie. Voor deze verkeerssituatie is rekening gehouden met een te verwachten verkeersaanbod en met de getijvensters voor de standaardschepen. Voor het verkeersaanbod is voor het jaar 2000 een scenario opgesteld dat rekening houdt met een gematigde groei van het scheepvaartverkeer op Antwerpen. Op grond van een uitgebreide literatuurstudie, aangevuld met maneuvreersimulatie-onderzoek en praktijkmetingen op de Westersehelde zijn een ontwerpregels opgesteld voor het ontwerpen van de breedte van de vaargeul. Hierbij is rekening gehouden met de maatgevende verkeerssituatie, bochtstralen, dwarsstromen, brutokielspeling en nauwkeurigheid van plaatsbepaling. De berekende te onderhouden bodembreedten van de vaargeul zijn gegeven in de volgende tabel. Tevens is de breedte tussen de boeien gegeven om rekening te houden met de verschillen in diepgang van de schepen betrokken bij een verkeerssituatie. 180 Water nr. 43 - november/december 1988

Fig. 3 Trace en lengte profiel van de vaargeul tussen de Akkaert-Bank en Zandvlietsluis.. '..u!).j w al ' 1 ' 'l ll"l'l;,)l 't' / i:ll\ Qt.l't' l 1 )d"ltf0 [j),"8 :1 J<;<;L., lill,y?trlo- ' il1 l.':j [lj) UllJ 'ioh't',. lllil otii))""'s "''t'n.,00\t) 'ltl 0 z <t.j a:: w Q w z r '"" w 17"' 1'" ' :i ',.,, ' r lilil :r::l'll"'>fjoi ' ' \ V \.. y.. J., "\] l.,,c.,.,l u: ' "' J'>o ' l < '",.", Bil,.; '.J.J 0 > 0 &' ---- '!; :2 E Bron: Studierapport verdieping Westersehelde programma 48ï 43" Water nr. 43 - november/december 1988 181

Drempel Drempeldiepte t.o.v. GLLWS' Akkaert-Bank - 15,6 m Scheur-West, boei Scheur 3-15,4 m Scheur Oost, boei Wielingen 2-14,9 m Rede van Vlissingen -14,7 m Borssele - 13,9 m Terneuzen - 13,4 m Overloop van Hansweert, Zuidergat, Valke- - 13,3 m nisse en Bath Zandvliet - 12,8 m (*) Gemiddeld laag laagwaterspring (GLLWS) is het meerjarig gemiddelde van het laagste laagwater bij springtij van elke maanmaand. Plaats Bodembreedte in m Breedte tussen de boeien in m Akkaert-Bank 620 800 Scheur-West 530 690 Scheur-Oost 450 570 Vlissingen 520 660 Westersehelde - ten W. v. Terneuzen 520 580 - t.h.v. Borssele 330 420 - tussen Terneuzen en 370 500 Hansweert ten 0. v. Hansweert - in de bochten 290 360 - in de rechte delen 370 410 Op het Scheldetraject tussen de Zandvliet- en de Kallosluis wordt een bodembreedte van 250m00 aangehouden. 4.3. Keerplaatsen, anker- en wachtgebieden Aan beide zijden van het trajekt door het mondingsgebied werden anker- of wachtgebieden voorzien waar de schepen kunnen verblijven, die i.v.m. een stopzetting van de loodsdienst, hevige golfbeweging enz. moeten wachten. Op de Rede van Vlissingen is ook een ankerplaats nodig voor in 2 getijden opvarende schepen. Verder zijn op de Westersehelde enige plaatsen gewenst waar schepen kunnen worden gelicht alvorens hun tocht naar Antwerpen, Terneuzen of Gent te kunnen voortzetten. Daarnaast zal langs de gehele route een patroon van keerplaatsen, noodanker- en wachtgebieden worden gekreëerd, waar de diepstekende schepen een getij ku nnen overliggen indien ze door een ongewenste gebeurtenis buiten hun getijvenster geraken. 5. BEOORDELNG VAN HET VOORGE STELDE ONTWERP T.O.V. HUDGE TOESTAND Bij de studie van het verdiepingsprogramma is getracht de toekomstige morfologische ontwikkeling van de Westersehelde in te schatten. Deze geschatte geulligging '1990' is vervolgens geschematiseerd en in één- en tweedimensionale wiskundige modellen van het mondingsgebied en de Westersehelde ingebracht ten einde de invloed van de verdieping te kunnen nagaan op de getij- en stormvloedstanden. Uit de berekeningen volgt dat de verdieping van het Scheur en de Wielingen tot op de Rede van Vlissingen ter verwezenlijking van het programma geen wezenlijke invloed heeft op de waterstanden en de getijstromingen in het mondingsgebied. Op de Westersehelde verwacht men ook geen significante wijziging van de totale eb- en vloedvol u mes. Men stelt wel vast dat de tendensen, die zich hebben afgetekend in een eerste verdieping in de periode 1970-1975, versterkt naar voren komen. Zo zal de verdeling van het totale volume over hoofdgeul en vloedschaar verder wijzigen. Ten oosten van Terneuzen wordt verwacht dat de hoofdgeulen 5 à 15% van het totale eb- en vloedvolume meer zullen afvoeren en de scharen even zoveel minder. De getijverschillen zullen in stroomopwaartse richting toenemen van circa 0 cm bij Vlissingen tot 10 à 15 cm bij Bath, voornamelijk door verlaging van het laagwater met circa 10 cm. De gemiddelde hoogwaters stijgen slechts met enkele centimers. Bij stormvloedomstandigheden wordt geen extra verhoging van de hoogwaterstand verwacht en is er bijgevolg geen aanleiding om de thans geldende adviezen m.b.t. de kruinhoogten van de dijken langs de Westerschelde aan te passen. Op basis van berekeningen is tevens gevonden dat door de verdiepingswerken slechts een geringe verhoging van het chloridegehalte in het oostelijk gedeelte van de Westersehelde (400 mgr/1 bij de Belgisch-Nederlandse grens) zal ontstaan. De uitvoering van het verdiepingsprogramma zal in een toename van het onderhoudsbaggerwerk in het mondinggebied en op de Westersehelde resulteren. Hierbij zullen niet alleen de bestaande stortplaatsen verder gebruikt worden maar kan eveneens een verdere uitbreiding van de bestaande en het opnemen van nieuwe stortplaatsen meer bepaald in het westelijk deel van de Westersehelde noodzakelijk zijn. De uitschurende werking van de rivier in de buitenbochten van de vaargeul kan door de versterking van het horizontaal getij toenemen als gevolg van de aanpassing van de geulen en de herverdeling van de eb- en vloedvolumes. Wanneer deze vooroever naar de hoogwaterkering toekomt, zodat deze niet meer aan de gestelde eisen voldoet, zal de vooroever uit oogpunt van dijkbeheer dienen vastgelegd te worden. Ook is het mogelijk, uit oogpunt van vaargeulbeheer, bepaalde oevers te verdedigen tegen verdere inscharing. Men voorziet alzo dat vóór en tijdens het verdiepingsprogramma vooroevers dienen vastgelegd te worden nabij het Gat van Ossenisse, Hansweert, Walsoorden, Baalhoek en Bath. Op deze laatste plaats zijn ondertussen deze werken reeds uitgevoerd geworden. 6. UT TE VOEREN WERKEN De aanleg van de verdiepte en verbrede vaargeul Scheur-Wielingen vergt nu nog een baggervolume welk geschat wordt op circa 15 miljoen m 3 gemeten in profiel, dit is nog circa 20% van de oorspronkelijke hoeveelheid van 85 miljoen m 3 in 1979 aangezien de verdieping in het Scheur op Belgisch grondgebied reeds grotendeels is uitgevoerd. n de Westersehelde wordt het volume aanlegbaggerwerk geraamd op 4 à 8 miljoen m 3 gemeten in profiel. n de te verdiepen vaargeul in het mondingsgebied en in de ankergebieden op de Rede van Vlissingen zijn ca 20 hindernissen of wrakken onderkend. De hindernissen en wrakken dienen zo mogelijk volledig worden opgeruimd of minstens tot 1 m onder de berekende bodempeilen. Het vastleggen van de vooroevers dient in eerste instantie te gebeuren over een lengte van 3 km, in een latere fase zullen bijkomende oververdedigingen noodzakelijk zijn over een lengte van ca 6 km. Verder dient nog rekening gehouden met een bijkomende bescherming van schorren t.p.v. het Verdronken Land van Saeftinge. Teneinde voorspellingen te kunnen doen over de te verwachte waterstanden langs de vaarweg en over de laag-frequentedeining in het mondingsgebied, dient tijdens de verdieping reeds een hydrameteosysteem operationeel te zijn. 7. GEVOLGEN VAN DE VERDEPNG VOOR HET HUDGE EN TOEKOMST GE SCHEEPSVERKEER VAN EN NAAR ANTWERPEN n de computerlisting van het scheepsaanbod te Antwerpen van 1984 werden de schepen geselecteerd die voor de Zandvlietsluis tijgebonden waren (meer dan 34' of 10,40 m) met een indeling in scheepstypes (tankers, massagoedschepen, volcainterschepen, overige schepen), tabellen 3 en 4. 182 Water nr. 43- november/december 1988

Tabe/3 ANTWERPEN - De diepliggende zeeschepen bij opvaart in 1987 Tankers Bulk Carriers Volcontainerschepen Totaal Diepgang (1) (2) (3) 34'(4) 27 35' 10 36' 28 37' 27 38' 26 39' 35 40' 34 41' 22 42' 3 43' 2 44' 1 45' 2 46' - 47' - 48' - Totaal 217 (1) incl. OBO en LPG carriers (2) incl. conbulkers (3) incl. RORO en autocarriers (4) vanaf 34' minder dan 35' Bron : Stedelijk Havenbedrijf. Tabe/4 35 20 82 29 8 47 26 15 69 12 1 40 18 3 47 17 5 57 27-61 13-35 26-29 18-20 15-16 33-35 16-16 10-10 9-9 304 52 573 ANTWERPEN - De diepliggende zeeschepen bij afvaart in 1987 Tankers Bulk Carriers Volcontainerschepen Totaal Diepgang (1) (2) (3) 34'(4) 15 35' 13 36' 20 37' 11 38' 4 39' 6 40' 3 41 ' 5 Totaal 77 (1) incl. OBO en LPG carriers (2) incl. conbulkers (3) incl. RORO en autocarriers (4) vanaf 34' tot minder dan 35' Bron: Stedelijk Havenbedrijf. 53 39 46 32 13 10 1 3 197 44 112 26 78 11 77 6 49 3 20 1 17-4 - 8 91 365 van het getij de haven kunnen aandoen. Wat de vaart met diepliggende tijgebonden schepen (massagoedschepen) betreft, deze zal: - over een ruimer tijvenster bij aankomst beschikken; - met dieper stekende schepen kunnen geschieden. Op basis van de gegevens van de bulkvloot van het jaar 1988 zou de haven van Antwerpen met dit verdiepingsprogramma voor ogen en bij optimale omstandigheden ongeveer 95% van het schepen van de bulkvloot goed voor ruim 82% van de tonnage volgeladen kunnen ontvangen. De getijvensters voor deze diepstekende massagoedschepen zullen weliswaar beperkt zijn; echter wanneer de vaart met deze schepen nauwgezet gepland en gevolgd wordt, zal de kans klein zijn dat ze zodanig vertraging oplopen dat ze niet binnen de getijvensters opvaren. De in uitvoering zijnde uitbreiding van de walradarketen met zijn informatieverwerkend systeem zal in belangrijke mate bijdragen aan deze planning en de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer ten goede komen. Verder zal een afname van het tijgebonden schepen en de grotere tijvensters voor de schepen die de haven nu reeds aandoen het pieksituaties nabij de sluizen doen verminderen, hetgeen een vlottere afwikkeling van het scheepvaartverkeer zal betekenen. Het kortelings in bedrijf stellen van de Berendrechtsluis, waardoor de sluizencapaciteit voor diepliggende schepen theoretisch meer dan verdubbelt, en het opvoeren van de bereikbaarheid van de Boudewijnsluis door baggerwerken ten behoeve van de Kallosluis zullen daarenboven insgelijks een grote bijdrage leveren om het scheepvaartverkeer vlotter en veiliger te laten verlopen. BESLUT De verdieping van de maritieme toegangsweg tot de haven van Antwerpen volgens het voorgestelde programma, kan worden uitgevoerd zonder gevoelige wijziging van het regime van de Westerschelde, zonder de veiligheid van het scheepvaartverkeer te verminderen en de risico's voor bevolking en natuur te vergroten. De verdieping zal de haven van Antwerpen in de mogelijkheid stellen haar concurrentiepositie in de wereldhandel niet alleen te verstevigen maar ook verder uit te bouwen. r. P. ROOVERS, Ministerie van Openbare Werken Loodsgebouw Tavernierkaai, 2000 Antwerpen Uitgaande van de veronderstelling dat de inen uitvaart langs de Zandvlietsluis gebeurde, blijkt hieruit dat in 1987 er 573 zeeschepen binnenliepen en 365 uitgaande waren, die van het verdiepingsprogramma voordeel zouden ondervonden hebben. Niettegenstaande het zeer beperkt tijgebonden schepen, ± 4% van het totale scheepsaanbod in 1987, vervoerden deze schepen toch ongeveer 50% van de totale zeegoederentrafiek naar en van Antwerpen. Uit beide tabellen blijkt dat de verlegging van de niet getijgebonden vaart van 34' (1 0,40 m) naar 38' (11,60 m) het getijgebonden schepen met ca. 40% vermindert in opvaart en met ca. 85% in afvaart. De gehele «genera! Cargo» wereldvloot en de zeer gevoelige tijdsgebonden huidige containertrafiek op Antwerpen zou tijongebonden worden. Ook de huidige tankervaart en aanvoer (ruwe olie) vanuit de Noordzee zal in grote mate onafhankelijk REFERENTES (1) Verdieping Westersehelde- Studierapport Programma 48'/43"- Rijkswaterstaat, Ministerie van Openbare Werken; Middelburg - Antwerpen, juni 1984. (2) Statistica! Table 1984 Lloyds Register of Shipping London 1984. (3) World Bulk Fleet, Fearnleys, Oslo, Jan. 1988. (4) World Bulk Trades 1983 and 1986, Fearnleys Oslo, Nov. 1987. (5) Overzicht diepliggende schepen, Stedelijk Havenbedrijf 1987. Water nr. 43- november/december 1988 183