ALGEMEEN HAVO. Afronden Afronden bij optellen Grafieken & Tabellen

Vergelijkbare documenten
ALGEMEEN VWO. Afronden Afronden bij optellen Grafieken & Tabellen Verbanden

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Werkblad havo 4 natuurkunde Basisvaardigheden

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

Meetfouten, afronding, voorvoegsels en eenheden

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Significante cijfers en meetonzekerheid

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 1

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

1. De afstand van onweer in kilometer bereken je door de tijd tussen bliksemflits en donder te delen door 3.

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Foutenberekeningen Allround-laboranten

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Exact periode 2: Dichtheid

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

FYSICA. voor 4 ST & 4 TW. Deze cursus fysica vind je op en op pmi.smartschool.be

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

Inhoud. Eenheden... 2 Omrekenen van eenheden I... 4 Omrekenen van eenheden II... 9 Omrekenen van eenheden III... 10

EXACT- Periode 1. Hoofdstuk Grootheden. 1.2 Eenheden.

Wiskundige vaardigheden

Inleiding tot de natuurkunde

Werken met eenheden. Introductie 275. Leerkern 275

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Exact periode 2: Dichtheid

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Trillingen en geluid wiskundig

klas "Eenheden"

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Inleiding tot de natuurkunde

Exact periode = 1. h = 0, Js. h= 6, Js 12 * 12 = 1,4.10 2

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

Mooie opgaven met mooie contexten. Maar je moet het wel snappen. Standaard aanpak van bekende opgaven werkt hier niet. Je moet de aanpak wel zien.

Nee, ik heb de cijfers nog niet. Ja, ik ga zo tijdens de les verder met nakijken REKENEN. Les Grootheden en Eenheden.

Significante cijfers en meetonzekerheid

Werkstuk Natuurkunde Schakeling

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

KENMERKENDE CIJFERS EN BENADERINGSREGELS

Afmetingen werden vroeger vergeleken met het menselijke lichaam (el, duim, voet)

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Eindexamen vwo natuurkunde pilot I

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Experimenteel onderzoek

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grootheden, eenheden, voorvoegsels, symbolen

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Eindexamen vwo natuurkunde pilot 2014-II

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Newton havo deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 1 Onderzoeken 13

Experiment: Meet de lengte, de breedte en de dikte van je schoolagenda en noteer de resultaten in onderstaande tabel:

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1 de jaar 2 de graad (2uur) Naam:... Klas:...

H1 Werken met hoeveelheden. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-I

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Examen HAVO. natuurkunde 1

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-I

Uitwerking examen e tijdvak

natuurkunde vwo 2018-II

CIRKELBEWEGING & GRAVITATIE VWO

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Practicum Joule meter Afsluitend practicum elektra voor mavo 3

Uitwerking examen e tijdvak

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht Soorten krachten

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

Eindexamen natuurkunde vwo II

Rekenkunde, eenheden en formules voor HAREC. 10 april 2015 presentator : ON5PDV, Paul

natuurkunde oud programma havo 2015-I

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt.

Samenvatting door Flore colnelis 714 woorden 11 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Fysica examen 1. Si-eenhedenstelsel

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

6,1. 1.3: Tabellen en diagrammen. 1.4: Meetonzekerheid. Samenvatting door een scholier 906 woorden 13 januari keer beoordeeld.

VWO Module E1 Elektrische schakelingen

Inleiding in de natuurkunde. 1 Wat is natuurkunde? 2 Grootheden en eenheden 3 Voorvoegsels van eenheden 4 Afronden na vermenigvuldigen en delen

5 Weerstand. 5.1 Introductie

Krachten Hoofdstuk 1. Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Transcriptie:

ALGEMEEN HAVO Foton is een opgavenverzameling voor het nieuwe eindexamenprogramma natuurkunde. Foton is gratis te downloaden via natuurkundeuitgelegd.nl/foton. Uitwerkingen van alle opgaven staan op natuurkundeuitgelegd.nl/uitwerkingen Videolessen over de theorie zijn te vinden op natuurkundeuitgelegd.nl/videolessen Theorie bij dit hoofdstuk wordt behandeld in onderstaande videolessen: Grootheden & eenheden Wetenschappelijke notatie Meetonzekerheid Voorvoegsels Afronden Afronden bij optellen Grafieken & Tabellen Verbanden Toepassen verbanden BINAS 1 Meter De meter is afgeleid van de grootte van de aarde. Oorspronkelijk is de meter gelijk aan één tienmiljoenste van de afstand van de noordpool tot de evenaar, gemeten over Parijs. Eind 18 e eeuw is deze afstand in opdracht van Napoleon gemeten en is er een standaardmeter gemaakt van platina. Deze standaardmeter wordt nog steeds in Parijs bewaard. a Van welke grootheid is de meter de eenheid? b Wat zou de omtrek van de aarde zijn als de aarde een perfecte bol zou zijn? c In werkelijkheid is de omtrek van de aarde gemeten langs de evenaar meer dan 50 km groter dan je zou verwachten. Waarom wijkt dit af van je antwoord op de vorige vraag. 2 Kilogram Liter is een ander woord voor dm 3. a Van welke grootheid is liter een eenheid? b Hoeveel liter gaan er in een kubieke meter? c Een liter water weegt een kilogram. Dit is geen toeval maar heeft te maken met de oorspronkelijk definitie van de kilogram. Wat is de definitie van de kilogram? c Van welke grootheid is de kilogram de eenheid? 3 SI eenheden Hieronder staan de symbolen, SI eenheden en afkortingen van een aantal natuurkundige

grootheden. Vul de lege plaatsen in de tabel in. Gebruik BINAS tabel 4. Symbool Symbool Grootheid SI eenheid grootheid eenheid Weerstand Ohm Ω T Kelvin kg Kracht U Volt Frequentie Hz Energie Watt Druk 4 Paardenkrachten Gebruik bij de volgende opgave BINAS tabel 5 Soms worden er eenheden gebruikt die niet bij het SI-stelsel horen, zoals de paardenkracht (pk) voor vermogen. Meestal moeten deze eenheden worden omgerekend naar SI eenheden voordat ze gebruikt kunnen worden bij berekeningen. Reken de volgende waarden om. Je hoeft je antwoord niet af te ronden. Tip: Maak er een gewoonte van jezelf te controleren. Aan het eind van elk hoofdstuk staan de uitkomsten van alle rekenopgaven. a 10 pk (hp) =.. W b 1000 calorie = J c 7 dagen = s d 12 inch = m 5 Basiseenheden Gebruik bij de volgende opgave BINAS tabel 4 Zoek van onderstaande eenheden hoe ze worden geschreven in basiseenheden. a De eenheid van kracht (N) b De eenheid van energie (J) c De eenheid van vermogen (W) 6 Zelfde eenheid Gebruik bij de volgende opgave BINAS tabel 4 Hieronder staan een aantal verschillende eenheden. Twee van deze eenheden zijn hetzelfde. Zoek uit welke twee dit zijn. Aanwijzing: schrijf alle eenheden eerst in basiseenheden. N m -1 J s -1 V A N m A s

7 Kloppende formule Karlijn en Daan bedenken wat er gebeurt als er gedurende een korte tijd een kracht op een stilliggend voorwerp wordt uitgeoefend. Ze zijn het erover eens dat de snelheid die het voorwerp krijgt afhankelijk is van de grootte van de kracht en van de tijd dat deze kracht werkt. Ze stellen de volgende formule op voor deze snelheid: v = F t F = kracht (N) t = tijdsduur (s) v = snelheid (ms -1 ) a Schrijf aan de linkerkant en aan de rechterkant alle eenheden uit. b Waaraan zie je dat deze formule niet kan kloppen? c Karlijn bedenkt dat ook de massa van het voorwerp een rol speelt. Ze verwacht dat als de massa groter is de snelheid kleiner zal zijn en past de formule aan (zie onder) Laat zien dat deze formule wél klopt op basis van de eenheden. d Dat de eenheden kloppen wil niet automatisch ook zeggen dat de formule ook goed is. Leg uit wat Karlijn en Daan zouden moeten doen om de formule te testen v = F t m F = kracht (N) t = tijdsduur (s) v = snelheid (ms -1 ) m = massa (kg) 8 Groter of kleiner Gebruik bij deze opgave BINAS tabel 2 Omcirkel telkens het goede antwoord. a 50 dm is langer/korter dan 3 meter. b 2 GHz is grotere/kleinere frequentie dan 800 MHz c 25 μg is een kleiner/grotere massa dan 4000 mg d 30000 s is een langere/kortere tijd dan 1 week 9 Voorvoegsels Gebruik bij deze opgave BINAS tabel 2 Reken om a 125 g = kg b 3443 nm = μm c 720,550 kn = N d 25,227 GHz =. MHz

10 Exponent Bepaal telkens welk getal er op de plaats van de x moet komen te staan. a 1733 km = 1,733 10 x m b 12 10 4 Hz = 1,2 10 x Hz c 0,34 ms = 3,4 10 x s d 7,1 g = 7,1 10 x kg 11 Schatten Soms moet je voor het oplossen van een opgave iets schatten. Schatten kan ook handig zijn om te snel te zien of het resultaat van een berekening enigszins klopt of niet. Stel bijvoorbeeld dat je de hoogte van een gebouw moet uitrekenen en je komt op een hoogte van 23 cm dan weet je, ook zonder in het antwoordboek te kijken, dat je fout zit. Het gaat bij schatten niet om, om zo nauwkeurig mogelijk te zijn. Je mag er met je antwoord een factor 2 naast zitten. Bepaal met een schatting a De lengte van je pen b De massa van je rekenmachine c De hoogte van je schooltafel d De massa van de planeet Venus (gebruik BINAS tabel 6) 12 Aflezen In elk van onderstaande situatie kun je een meetwaarde aflezen. Schrijf de meetwaarden op in de standaard SI eenheid voor de betreffende grootheid zónder voorvoegsel. Let ook op dat je het goede aantal significante cijfers opschrijft. Dit betekent dat je alleen cijfers opschrijft waarvan je zeker bent. 13 Weerstand Guus meet met een spanningsmeter de elektrische spanning over een voorwerp. Tegelijk meet hij met een stroommeter de stroomsterkte door het voorwerp. Hij herhaalt dezelfde metingen een aantal keer met onderstaande resultaten. Geef je antwoord op onderstaande

vragen met de juiste nauwkeurigheid. Dat wil zeggen: schrijf alleen cijfers op waarvan je zeker bent. a Hoe groot is de spanning over het voorwerp? b Hoe groot is de stroomsterkte door het voorwerp? c Hoe groot is de weerstand van het voorwerp (gebruik onderstaande formule). Meting U(V) I(A) 1 3,098 0,11 2 3,134 0,10 3 3,127 0,11 4 3,149 0,09 5 3,109 0,10 R = U I R = weerstand (Ω) U = spanning (V) I = stroom (A) 14 Binas Zoek onderstaande waarden op in BINAS. Gebruik hierbij de inhoudsopgave of de index achterin om snel te vinden wat je zoekt. Let goed op de eenheid en het aantal cijfers waarmee de waarden in BINAS staan. a De voortplantingssnelheid van geluid in zeewater. b De frequentie van de muzieknoot c1. c De halveringsdikte van water voor een energie van 2,0 MeV. d De brekingsindex van diamant voor geel licht. 15 Significante cijfers Hieronder staat een afstand van drie meter steeds op een andere manier opgeschreven. Uit hoeveel significante cijfers bestaat iedere notatie? a 3,0 m b 30 10-1 m c 0,003 km d 300 cm 16 Spanning Suzanne heeft bij een meting een spanning van 3,2 kv afgelezen. Ze moet haar antwoord geven in Volt en ze schrijft op U = 3200 V. a Welke fout maakt Suzanne hierbij? b Hoe zou Suzanne haar antwoord op moeten schrijven? 17 Precisie Zoek in BINAS tabel 7A de constanten g en a 0. a Met hoeveel significante cijfers staat g in BINAS?

b Met hoeveel significante cijfers staat a 0 in BINAS? c In BINAS kun je de constante g ook in tabel 30B vinden. Hoe nauwkeurig kun je g schatten voor jouw woonplaats. (Roodeschool ligt helemaal in het noorden van NL, Vaals ligt in het zuiden van NL) 18 Afronden Rond de volgende waarden af op het aangegeven aantal significante cijfers. Geef je antwoord steeds in standaardnotatie zonder voorvoegsels. a 250 km afgerond op 2 significante cijfers b 35,455 s afgerond op 2 significante cijfers. c 3000 N afgerond op 3 significante cijfers. d 546 nm afgerond op 1 significant cijfer. 19 Berekeningen Bereken en rond af op het goede aantal significante cijfers. Geef je antwoord in standaardnotatie en denk ook aan de eenheid van het antwoord. a 7,0 m / 34 s b 5,1 m 3 1,03 kg m -3 c 351 N / 5,00 10-4 m 2 d 9,2 s + 2,66 s 20 Cilinder Gebruik bij deze opgave de formules van BINAS tabel 36B. Geef je antwoord telkens in m, m 2, of m 3. Denk aan het afronden op het juiste aantal cijfers. Een cirkel heeft een diameter van 30 cm. a Bereken de omtrek van de cirkel. b Bereken het oppervlak van de cirkel. c De cirkel vormt samen met een andere identieke cirkel de afsluiting van een cilinder met een hoogte van 40 cm. Bereken het totale buitenoppervlak van de cilinder d Bereken de inhoud van de cilinder. 21 Sinaasappels Gebruik bij deze opgave de formules van BINAS tabel 36B. Denk aan het afronden op het juiste aantal cijfers. Een (bolvormige) sinaasappel heeft een diameter van 8,0 cm. a Bereken de oppervlakte van de sinaasappel. Bepaal hiervoor eerst de straal (r). b Bereken de inhoud van de sinaasappel. c Een tweede sinaasappel is een stuk groter en heeft een diameter van 12 cm. Hoeveel keer zo groot is de diameter van deze sinaasappel vergeleken met de andere?

d Beredeneer aan de hand van de formule hoeveel keer groter het oppervlak en de inhoud zijn van deze sinaasappel. e Bereken met je antwoord op vraag d het oppervlak en het volume van de grote sinaasappel 22 Omschrijven Schrijf de volgende formules om: a F veer = C u u =. b E kin = ½ mv 2 v =. c F x = F sin α F =. d F = f q Q / r 2 r =.. 23 Magneetveld Voor de sterkte van een magneetveld binnen een spoel geldt onderstaande formule. Ook zonder dat je de precieze betekenis kent van alle begrippen kun je de formule gebruiken. Lees goed de aanwijzingen in de tekst en gebruik de uitleg van de symbolen bij de formule. a Door een spoel met 240 windingen en een lengte van 20 cm loopt een stroom van 7,0 A Bereken met de formule de sterkte van het magneetveld. b Hoe groot moet de stroomsterkte worden om in deze spoel een magneetveld met een sterkte van 0,020 T op te wekken? N I B = μ l B = sterkte magneetveld (T) μ = 1,25664 10-6 Hm -1 N = aantal windingen I = stroomsterkte (A) l = lengte spoel (m) 24 Gravitatieformule Gravitatiekracht is de kracht die ervoor zorgt dat massa s elkaar aantrekken. Deze kracht hangt af van de twee massa s en van de onderlinge afstand. a Zoek de formule voor de gravitatiekracht op in BINAS tabel 35-A5. b In de formule komen naast de gravitatiekracht (F g ) en een constante G, ook de symbolen r, m en M voor. Bedenk voor elk van deze symbolen wat ze zouden kunnen betekenen. c Bereken de gravitatiekracht tussen de aarde en de maan. Gebruik hierbij BINAS tabel 31 voor de gegevens. De constante G kun je vinden in BINAS tabel 7. Geef je antwoord in standaardnotatie en rond af op het goede aantal significante cijfers. 25 Interpoleren In een waterkoker wordt de watertemperatuur gemeten nadat de waterkoker is aangezet.

De resultaten zijn in onderstaande tabel gezet. a Met hoeveel C stijgt de temperatuur per seconde? b Bepaal door interpolatie de temperatuur op t = 50 s. c Bepaal door extrapolatie de temperatuur op t = 120 s. Tijd (s) Temperatuur ( C) 0,00 20,5 30,0 39,3 90,0 76,9 26 Grafiek Van verschillende hoeveelheden van een bepaalde vloeistof is steeds de massa gemeten. De meetwaarden zijn uitgezet in onderstaande grafiek. a Welke grootheid is de onafhankelijk grootheid? b Aan deze grafiek valt nogal wat te verbeteren. Noem minstens 3 verbeterpunten. 27 Onbekende vloeistof Loubna en Vera willen aan de hand van de dichtheid van een onbekende vloeistof bepalen om welke stof het gaat. Ze meten hiervoor eerst een hoeveelheid vloeistof af en wegen de vloeistof daarna op een nauwkeurige weegschaal. Hun meetresultaten staat hieronder. De massa s zijn steeds gecorrigeerd voor de massa van de lege maatcilinder. a Wat is de onafhankelijk grootheid en wat de afhankelijke? b Maak in het diagram hieronder een grafiek van de meetresultaten. c Trek een rechte lijn die zo goed mogelijk bij de meetpunten past. d Zoek de formule voor dichtheid op in BINAS tabel 35-C1. e Volgens Loubna kunnen ze voor de berekening van de dichtheid het beste de grootste

meetwaarde gebruiken omdat hier de fout relatief het kleinst is. Volgens Vera kunnen ze de dichtheid het beste bepalen door de lijn in de grafiek af te lezen. Leg uit wie er gelijk heeft en bepaal zo nauwkeurig mogelijk de dichtheid van de vloeistof. f De vloeistof die Loubna en Vera hebben gemeten is water, alcohol, aceton, glycerol of spiritus. Bepaal aan de hand van BINAS tabel 11 welke vloeistof ze gemeten hebben. Volume (ml) Massa (g) 10 7,7 25 21,7 40 29,3 60 46,5 100 83,7 150 117,2 200 157,4 250 193,2 28 Verbanden Het verband tussen twee grootheden kun je vaak ook door logisch nadenken bepalen. Bepaal voor van onderstaande verbanden of ze recht evenredig of omgekeerd evenredig zijn. a Het aantal moleculen in een hoeveelheid stof en de massa. b De snelheid waarmee je rijdt en de tijd die je nodig hebt voor het afleggen van 1,0 km. c Het volume dat je in een waterkoker doet en de tijd die nodig is voordat het kookt. d De massa van een voorwerp en de snelheidstoename als je er een kracht op uitoefent. 29 Kinetische energie Van een metalen bal is bij verschillende snelheden de kinetische energie gemeten. De resultaten zijn uitgezet in onderstaande grafiek. a Zoek de formule voor kinetische energie op in BINAS (tabel 35-A4). Wat voor soort verband bestaat er tussen kinetische energie (E k ) en snelheid (v)? b Er is een parabool getekend die zo goed mogelijk met de meetpunten overeenkomt. Leg uit waarom een parabool in dit geval een goede keus is. c De meeste meetpunten liggen niet precies op de parabool, maar bij het trekken van de parabool is ervoor gezorgd dat het punt (0,0) wél precies op de parabool ligt. Leg uit waarom.

d Bepaal aan de hand van de grafiek de massa van de metalen bal. 30 Lichtintensiteit Marieke meet op twee afstanden met een lichtmeter de intensiteit van een lamp. De resultaten hiervan staan in de grafiek hieronder. Marieke vermoedt dat er tussen de afstand en de intensiteit een omgekeerd kwadratisch verband bestaat. a Voor een omgekeerd kwadratisch verband geldt: als de ene grootheid n keer zo groot wordt, wordt de andere grootheid n 2 keer zo klein. Laat met een berekening zien dit inderdaad ook geldt voor de meetwaarden van Marieke. b Bepaal de intensiteit op een afstand van 8,0 cm en op een afstand van 3,0 cm. c Bereken bij welke afstand de intensiteit 50 μwcm -2 is. d Complementeer de grafiek met behulp van de resultaten van vraag b en c.

ANTWOORDEN VAN DE REKENOPGAVEN Uitwerkingen en uitleg van alle opgaven zijn te vinden op natuurkundeuitgelegd.nl/uitwerkingen 1 Meter b 40000 km 2 Kilogram b 1000 4 Paardekrachten a 7457 W b 4184 J c 604800 s d 0,3048 m 5 Basiseenheden a kg m s -2 b kg m 2 s -2 c kg m 2 s -3 8 Groter of kleiner a langer b grotere c kleinere d kortere 9 Voorvoegsels a 0,125 kg b 3,443 μm c 720550 N d 25227 MHz 10 Exponent a 3 b 5 c -4 d -3 13 Weerstand a 3,1 V b 0,1 A c 3 10 1 Ω 14 Binas a 1,51 10 3 ms -1 b 2,6163 10 2 Hz c 1,41 10-1 m d 2,417 15 Significante cijfers a 2 b 2 c 1 d 3 16 Spanning b 3,2 10 3 V 17 Precisie a 3 b 11 18 Afronden a 2,5 10 5 m b 3,5 10 1 s

c 3,00 10 3 N d 5 10-7 m 19 Berekeningen a 2,1 10-1 ms -1 b 5,3 kg c 7,02 10 5 Nm -2 d 1,19 10 1 s 20 Cilinder a 9,4 10-1 m b 7,1 10-2 m 2 c 5,2 10-1 m 2 d 2,8 10-2 m 3 21 Sinaasappels a 2,0 10-2 m 2 b 2,7 10-4 m 3 c 1,5 keer d 2,25 en 3,375 keer e 4,5 10-2 m 2 / 9,0 10-4 m 3 23 Magneetveld a 1,1 10-2 T b 13 A 24 Gravitatieformule c 1,98 10 20 N 25 Interpoleren a 0,63 Cs -1 b 52 C c 96 C 27 Dichtheid d 0,78 10 3 kg m -3 29 Kinetische energie d 1,6 kg 30 Lichtintensiteit b 1,7 Wm -2 en 12 Wm -2 c 1,5