6-8 jaar Wetenschappelijke inhoud: Biowetenschap Beoogde concepten/vaardigheden: Levende organismen, mieren Beoogde leeftijdsgroep: 6-8 jaar oud Duur van de activiteit: 3 uur Samenvatting: De leerlingen vertellen wat ze weten over mieren als een voorbeeld van een levend organisme. In de vorm van vragen formuleren ze wat ze nog zouden willen uitzoeken over mieren. Daarna observeren ze echte mieren op het schoolplein en gaan ze na of hun vragen werden beantwoord. De kinderen stellen dan tijdens een klasactiviteit een poster over mieren en hun kenmerken samen of maken er individuele tekeningen over. Voor vragen die tijdens de observatie niet werden beantwoord, krijgen de leerlingen de kans om over het mogelijke antwoord te discussiëren en om experimenten uit te voeren, bijvoorbeeld met betrekking tot wat mieren eten. Tot slot vergelijken de kinderen hun voorspellingen met hun effectieve observaties. Doelstelling: Op het einde van de activiteit moeten de kinderen tot het volgende in staat zijn: Informatie verzamelen over mieren door ze Informatie verzamelen over de mieren door ze in hun natuurlijke habitat te observeren Vragen stellen die kunnen worden beantwoord door middel van een onderzoek Een onderzoek uitvoeren door gegevens te noteren, tot een conclusie komen en die met anderen delen Materiaal: De fabel van Aesopus over de krekel en de mier Werkblad voor de leerlingen 1 Uitvergrote foto van een mier Vijf of zes verschillende etenswaren en dranken, zelf voorgesteld door de leerlingen, bv. sinaasappelsap, melk, koekje, cake, marmelade etc. Keukenpapier of een stuk papier, of nog andere materialen om voedsel voor de mieren op te leggen Werkblad voor de leerlingen 2 Mieren Auteurs: Marianna Kalaitsidaki & Valia Mazonaki, Universiteit van Kreta The content of the present document only reflects the author s views and the European Union is not liable for any use that may be made of the information therein.
Lesplan Beschrijving van de activiteit (met inbegrip van notities van de leerkracht) Activiteit 1 (10 min.) TEKENING VAN EEN MIER. De leerkracht leest de fabel van Aesopus over de krekel en de mier voor. Als alternatief kan hij/zij de kinderen ook vragen wat ze weten over mieren. Laat de kinderen tonen wat ze weten door hen een mier te laten tekenen. Vraag dan aan de leerlingen hoe we kunnen weten of de tekening correct is. De leerlingen zullen verschillende antwoorden geven, zoals we kunnen kijken in een boek, we kunnen het opzoeken op internet of zelfs we kunnen een mier zoeken en die observeren. Activiteit 2 (20 min.) VERGELIJKING VAN DE TEKENING MET EEN ECHTE MIER of MET EEN UITVERGROTE FOTO VAN EEN MIER. Maak de leerlingen vertrouwd met de regels voor het omgaan met levende organismen (doe ze nooit kwaad, trap er niet op, raak ze nooit aan maar observeer ze gewoon van op afstand). Neem de leerlingen mee naar het schoolplein. Laat ze rondkijken en op zoek gaan naar mieren. Zorg ervoor dat ze de mieren in groepjes observeren en bespreken hoe de mieren eruitzien. Ga terug naar de klas en vraag de kinderen om hun tekeningen per twee te bespreken. De kinderen kunnen hun tekeningen per twee ook vergelijken met een foto van een mier, afgedrukt van een vrij raadpleegbare internetbron. Activiteit 3 (50 min.) PLANNING VAN EEN EXPERIMENT. Stel een vraag over de mieren en plan een experiment om die vraag te beantwoorden. Wat eten mieren? Houden mieren van zoet of hartig voedsel? Sommige leerlingen zullen vertellen wat ze mieren al hebben zien eten of wat mieren volgens hen graag eten. Maak een lijst met 5 verschillende etenswaren. Verdeel de kinderen in groepjes van 4-5. Leg kleine hoeveelheden van elk type voedsel op een velletje papier en vraag aan elk groepje om die etenswaren op het schoolplein te leggen. Wacht een kwartier. De leerlingen kunnen een pauze nemen, spelen of rusten. Daarna noteren de kinderen hoeveel mieren werden aangetrokken door de verschillende types voedsel. Activiteit 4 (30 minuten) NOTEREN VAN GEGEVENS EN VOORSTELLING AAN DE KLAS. Welke etenswaren vonden de mieren lekker? Noteer de gegevens op het werkblad voor de leerlingen 2. Neem de leerlingen weer mee naar binnen. Elk groepje bespreekt zijn bevindingen en brengt er verslag over uit aan de rest van de klas. Activiteit 5 (10 min.) Vraag de leerlingen om te reflecteren over wat ze vandaag hebben gedaan en geleerd. Vertel de leerlingen dat dit een van de manieren is waarop wetenschappers in het echte leven te werk gaan. Ze verzamelen informatie over levende organismen, die wij dan later kunnen lezen in boeken of op het internet. 1. Aanzet (Hypotheses vormen) Beslis wat er precies onderzocht moet worden (= de uitdaging) Wat weten de kinderen al? Wat zijn hun ideeën? De leerkracht leest de kinderen de fabel van Aesopus over de krekel en de mier voor. Hierdoor wordt de aandacht van de kinderen op mieren gevestigd. Vraag daarna aan de leerlingen wat ze weten over mieren. Geef hun de opdracht zo precies mogelijk een mier te tekenen.
2. Onderzoek Laat de kinderen echte mieren observeren (op het schoolplein) en vergelijk hun tekeningen met de echte mieren of een uitvergrote foto van een mier van op het internet. Vertel hun dat een manier om informatie over levende organismen te krijgen is om ze te observeren in hun natuurlijke habitat. Verzoek de leerlingen daarna om na te denken over wat ze graag zouden willen weten over mieren of vraag hen wat mieren bijvoorbeeld graag eten. Laat ze nadenken over hoe ze deze vraag zullen beantwoorden. De leerlingen kiezen verschillende soorten etenswaren of dranken. Ze leggen kleine hoeveelheden daarvan op afzonderlijke stukjes papier, die ze in groepjes van 4-5 verspreid op het schoolplein achterlaten. Na 15 minuten gaan de leerlingen terug naar de stukjes papier die ze hebben achtergelaten en noteren wat de mieren hebben opgegeten en wat niet. Ze keren terug naar de klas en vullen werkblad 2 in. Daarna brengt elk groepje aan de rest van de klas verslag uit over hun bevindingen. 3. Evaluatie (Bewijsmateriaal evalueren) Conclusie : informatie gebruiken om kennis te construeren en bewijsmateriaal te genereren Laat de leerlingen reflecteren over wat ze vandaag hebben gedaan en geleerd. Wijs hen erop dat in veel gevallen het resultaat niet absoluut is en dat je iets niet met 100% zekerheid kunt weten. Meestal zijn het voorkeuren of tendensen die naar boven komen. Notities van de leerkracht Insecten vormen niet alleen de grootste diergroep ter wereld, maar zijn met hun 750.000 verschillende soorten ook de meest uitgebreide categorie van levende organismen tot op heden (ter vergelijking: de categorie van de zoogdieren telt slechts 4.000 verschillende soorten). Insecten hebben ingewikkelde levenscycli die al door verschillende biologen zijn onderzocht. Bij afbeeldingen in schoolboeken wordt echter meestal gekozen voor landzoogdieren met 4 poten. Er blijft weinig ruimte over voor de leerlingen om andere types levende organismen te leren kennen. Daarenboven schrijven de populaire cultuur (kinderliteratuur, Hollywoodfilms, animaties) en de godsdienst vaak antropomorfe en zelfs afschuwwekkende eigenschappen toe aan insecten. Hoewel sommige insecten de mens schade kunnen toebrengen (denk maar aan de landbouw, allergische reacties, giftige beten etc.) spelen ze een cruciale rol in het ecosysteem van onze planeet. Het is van zeer groot belang dat leerlingen op jonge leeftijd de levende organismen in hun nabije omgeving gaan verkennen, zoals bijvoorbeeld op het schoolplein, niet alleen om biologische basiskennis te verwerven maar ook om de diversiteit en de harmonie van het leven te leren waarderen. Mieren zijn sociale insecten met ten minste 22.000 gekende soorten. Ze leven overal ter wereld, behalve op Antarctica. Informatie over mieren is te vinden op het internet, bijvoorbeeld op de website en.wikipedia.org/wiki/ant. Het internet ondersteunt educatieve doelen doordat het toegang tot foto s van mieren verleent. Die foto s kunnen worden vergeleken met de tekeningen van de leerlingen. De onderstaande foto is een voorbeeld en mag zo vaak als nodig worden afgeprint.
Materiaal: Het verhaal van de krekel en de mier: Er was eens een krekel en een mier. De mier werkte de hele zomer lang hard in de hete zon. Hij bouwde ijverig een huisje en legde wintervoorraden aan. De krekel daarentegen amuseerde zich de ganse zomer kostelijk. Hij lachte, danste en speelde de hele tijd door. Waarom kom je niet even een praatje met me maken, vroeg de krekel aan de mier, in plaats van zo te zwoegen? Ik leg een voorraad voor de winter aan, zei de mier, en ik zou je aanraden hetzelfde te doen. Waarom zou ik me zorgen maken over de winter? zei de krekel. We hebben nu toch genoeg voedsel? De mier schudde zijn hoofd en ging verder met zijn werk. Toen kwam de winter. De mier had het warm en knus in zijn huisje, en was goed doorvoed. De krekel had geen voedsel of onderdak, en bestierf het van de honger en de kou. Toen besefte de krekel dat het best is om je voor te bereiden op dagen in nood. Opmerkingen Voordat de activiteit plaatsvindt, moet de leerkracht het schoolplein verkennen en kijken waar er mieren zitten, zodat hij/zij de leerlingen in de goede richting kan sturen. De beste manier om een levende mier te observeren zonder hem schade toe te brengen is om hem in een kleine plastic petrischaal te zetten of in een ander potje dat vaak in biologielabs vaak wordt gebruikt voor weefselkweek. De leerkracht dient van de kans gebruik te maken om de leerlingen te wijzen op de regels voor het omgaan met levende organismen (raak ze niet aan, doe ze geen kwaad, observeer ze van op afstand). De leerkracht moet voor de activiteiten opzoeken op het internet of de miersoorten in zijn/haar land onschadelijk zijn voor het geval dat een leerling er per ongeluk eentje aanraakt. Sommige kinderen hebben negatieve gevoelens over bepaalde types levende organismen. Help deze kinderen om hun angst of vrees voor mieren te overwinnen. Stel ze op hun gemak tijdens het experiment. Bij deze activiteit is het niet nodig dat de kinderen de mieren aanraken. Als het op de dag van de activiteit erg winderig is zullen de etenswaren wegwaaien en zullen de leerlingen geen gegevens kunnen noteren, laat staan de activiteit tot een goed einde brengen. De leerkracht dient voorbereid te zijn om op vragen van de leerlingen te antwoorden. Waarom verdelgt hun moeder de mieren bij hun thuis bijvoorbeeld? Foto s van de etenswaren op blaadjes papier en vloeistoffen in papieren bekertjes op het schoolplein: Als het op de dag van de activiteit erg winderig is zullen de etenswaren wegwaaien en zullen de leerlingen geen gegevens kunnen noteren, laat staan de activiteit tot een goed einde brengen.
Werkblad voor de leerlingen 1 Activiteit: Mieren Naam van de leerling: Klas: Teken een mier in het onderstaande kader.
Werkblad voor de leerlingen 1 Activiteit: Mieren Naam van de leerling: Klas : Laat etenswaren achter op bepaalde plekken op het schoolplein. Wacht 15 minuten en ga dan terug naar de etenswaren. Kijk wat er is gebeurd. Wat eten mieren? Welk voedsel eten ze graag? Zet een X in het kader indien van toepassing: Soort voedsel Vinden mieren het lekker? Sinaasappel Koekje Cake Marmalade Andere