Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk. 5.1.1 Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:... ... ...



Vergelijkbare documenten
1 e jaar 2 e graad (2uur) Waarneming: een gewicht doet een ontstaan Merk op : Een gewicht is een = Besluit:

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

MAAK JE NIET DRUK! PROEFVERSIE DRUK

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam.

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Opgave 1 Omdat het oppervlak onder Jokes schoenen kleiner is. De kracht per vierkante centimeter is onder Jokes schoenen dus groter.

5 Druk in een vloeistof onder invloed van de zwaartekracht

2.5 Druk in een vloeistof onder invloed van de zwaartekracht

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht Soorten krachten

Hoofdstuk 5: Gaswetten

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA

De kracht op de grond door de stapel is keer groter dan de kracht van één doos.

Phydrostatisch = gh (6)

Lesvoorbereiding Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

FYSICA. voor 4 ST & 4 TW. Deze cursus fysica vind je op en op pmi.smartschool.be

Wet van Bernoulli. 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen 2 Druk in stromende vloeistoffen en gassen 3 Wet van Bernoulli

Examen mechanica: oefeningen

Druk. 1 Druk 2 Druk van de dampkring 3 Druk in vloeistoffen 4 Wet van Pascal; hydraulische pers 5 Andere eenheden van druk

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering

De kracht van Archimedes

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Naam:... Studentnr:...

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat Gent Herhalingsvragen fysica 1 e jaar 2 e graad - tweede periode : juni e jaar 1uur

werken met water - waterbladen

3HV H1 Krachten.notebook September 22, krachten. Krachten Hoofdstuk 1

Een vloeistof bevat te veel deeltjes om er het massamiddelpunt van te bepalen. Oplossing: we definiëren een stromingsveld: (,p,v) aan.

Exact periode 2: Dichtheid

Kracht en Beweging. Intro. Newton. Theorie even denken. Lesbrief 4

Exact periode 2: Dichtheid

Afmetingen werden vroeger vergeleken met het menselijke lichaam (el, duim, voet)

Aventuri met Bernoulli De wet van Bernoulli toegepast

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Naam: Klas: Practicum veerconstante

krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Wiskundige vaardigheden

Proef 1: - Leg een fiche op een drinkglas - Plaats een geldstuk op de fische - Schiet met je wijsvinger de fiche horizontaal weg

11de Vlaams Congres van Leraars Wetenschappen zaterdag 12 november Jacky Hellemans - Koen Paes

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Instructies voor de overgang naar tubeless

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Colafontein. Onderzoeksvraag Welke invloed heeft mentos op cola? Voorbereiding Begrippen als achtergrond voor experiment - Druk - Koolstofdioxide

m =76 13,6 = 1033,6 g = 1,0336 kg F = 1,0336 9,81 = 10,13 N 10,13 N/cm.

Intermoleculaire krachten. Waterdruppels kleven aan de kraan of aan een bloemblad. Kwik vormt gemakkelijk grote druppels die niet aan het glas kleven.

De vergelijking van Antoine

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. reader periode 2 leerjaar 1. J. Kuiper. Transfer Database

Exact 3. Natuurkunde Algemene Operationele Techniek Leerjaar 1 Juli K.Bakker (2014) - GROUP. NL

Als l groter wordt zal T. Als A groter wordt zal T

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden.

Handleiding voor leerkracht:

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

Ze wordt aangeduid met het woordje uitbreiding in de titelbalk. De moeilijkheidsgraad van de opgaven is aangeduid met een kleurgradatie:

Fysica hoofdstuk 1 : Mechanica. 1 e jaar 2 e graad (1uur)

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Sterke staaltjes. Proef Laat het kleine flesje voorzichtig in de grote pot vol koud water zakken.

Proef 1 krachtversterking voelen (1)

Er zijn 3 soorten hefbomen. Alles hangt af van de positie van het steunpunt, de last en de inspanning ten opzichte van elkaar.

eenvoudig rekenen met een krachtenschaal.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

Ook het lichaam van de schaatsenrijder heeft zo n waterafstotend waslaagje.

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Begripsvragen: Elektrisch veld

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Spanningscoëfficiënt water. 1 Doel 1. 2 Theorie 1

Aan de slag met de nieuwe leerplannen fysica 2 de graad ASO

Deel 3: Krachten. 3.1 De grootheid kracht Soorten krachten

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

p V T Een ruimte van 24 ºC heeft een dauwpuntstemperatuur van 19 ºC. Bereken de absolute vochtigheid.

Proef Scheikunde Het suikergehalte in Cola en Cola Light bepalen

SPA+ MET VOORBEELDEN UIT DE NATUURKUNDE

oa. ( )gh ob. 2 oc. 2 gh od.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

5. Krachtenkoppels Moment van krachten

SPA+ MET VOORBEELDEN UIT DE NATUURKUNDE

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

STC-GROUP. Exact 4. Natuurkunde Algemene Operationele Techniek Leerjaar 1 Juli K.Bakker (2014) - GROUP. NL

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor?

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

1

Transcriptie:

Deel 5: Druk 5.1 Het begrip druk 5.1.1 Druk in het dagelijks leven We kennen druk uit het dagelijks leven:............................................................. Deel 5: Druk 5-1

5.1.2 Proef a) Werkwijze: leg een baksteen horizontaal op een spons. De baksteen oefent op de spons een................ uit. De uitwerking van de kracht wordt verspreid over de................... b) Werkwijze: leg een tweede baksteen bovenop de eerste. c) Werkwijze: zet een baksteen verticaal op de spons. De kracht die de baksteen uitoefent in horizontale en verticale stand is dezelfde, namelijk....................................... De uitwerking van de kracht wordt verspreid over........................................ Besluit: de vervorming van een voorwerp neemt toe wanneer....................................... 5.1.3 Definitie druk De druk p op een oppervlak is de verhouding van de grootte van de kracht tot de grootte van het oppervlak waarop die kracht werkt. Met symbolen: Deel 5: Druk 5-2

5.1.4 Eenheid van druk Uit de definitie van druk volgt dat de eenheid van druk........................................... is. Deze eenheid kort men af als.............................. (........). Oefening: Bereken de druk die een pak suiker van 1,0 kg uitoefent op je hand als de bodem 5,0 cm op 10,0 cm meet: Gegeven: A = m = Gevraagd: p Oplossing: F = p = Een druk van 1 Pa is dus naar mensenmaat een kleine waarde. Daarom gebruikt men naast de Pascal de........... =.............. Pa Dus: 1 mbar =........... bar =........... Pa =........... hpa Om een idee te krijgen van de grootte van deze eenheid: Gasleiding Bloeddruk Snelkookpan Centrale verwarming Autoband Waterleiding Zuurstoffles Binnenste van de aarde 1.03 bar 1.16 bar 1.6 bar 1.5 tot 2 bar 2 tot 3 bar 4 tot 6 bar 150 bar 4000000 bar De druk wordt gemeten met een drukmeter of............................. 5.1.5 Oefeningen a) Bereken de druk die een fles van 1,3 kg uitoefent op de tafel als de bodem 70 cm² meet. b) Een vierkante stoeptegel met zijde 25,0 cm oefent een druk uit van 1,50 kpa op de ondergrond. Bereken de massa van de tegel. c) Bij een vrachtwagen van 6,0 ton is het contactoppervlak van elke band met de weg 0,10 m². Hoeveel wielen met de vrachtwagen hebben als de maximaal toegelaten druk per wiel 1100 hpa is. Deel 5: Druk 5-3

5.2 Druk bij vaste stoffen Soms wil men de druk zo klein mogelijk houden, om de vervorming van het oppervlak te vermijden. In dit geval moet het oppervlak.................................................................. In andere gevallen wil men de druk zo groot mogelijk maken, om het oppervlak zo veel mogelijk te vervormen. Dan moet het oppervlak.......................................................... Oefening: geef uitleg bij volgende figuren: Deel 5: Druk 5-4

5.3 Druk bij vloeistoffen 5.3.1 Druk in een vloeistof Op elk oppervlak in een vloeistof wordt een druk uitgeoefend die toeneemt met de diepte; we noemen dat de....... 5.3.2 Hydrostatische kracht De kracht die een stilstaande vloeistof uitoefent op de wanden van een vat of van een ondergedompeld voorwerp noemen wij de................................................................... 5.3.3 Proef Doel: We onderzoeken de richting van de hydrostatische kracht. Opstelling: Waarneming: Welk verband bestaat er tussen de richting waarin het water uit de gaatjes spuit en de stand van het vlak waarin het gaatje gemaakt is?.................................................... De richting waarin het water uit het gaatje spuit is ook de richting van de hydrostatische kracht op het vlak rond het gaatje. Besluit: De hydrostatische kracht staat loodrecht op elk deel van de wand van het vat of elk vlak van het ondergedompeld voorwerp. Deel 5: Druk 5-5

5.3.4 Hydrostatische druk of vloeistofdruk Uit wetenschappelijke proeven blijkt dat de hydrostatische druk recht evenredig is met de diepte en met de dichtheid van de vloeistof. Met symbolen: In welke eenheid staat deze grootheid?....................................................... 5.3.5 Oefeningen a) Bereken de druk van het water in de verwarmingsketel in de kelder van de school. De radiatoren op de bovenverdieping bevinden zich 15 meter hoger dan de ketel. b) Hoeveel bedraagt de druk uitgeoefend door een 76,0 cm hoge kolom kwik (ρ kwik = 13,6 kg/l) in een rechtopstaande buis? c) Een duikbuit is gebouwd om een druk van 2,00.10 6 Pa te kunnen weerstaan. Hoe diep mag de boot maximaal duiken? ((ρ zeewater = 1,10 kg/l) 5.3.6 Verbonden vaten Proefopstelling: Dat is het principe van de verbonden vaten. We bewijzen dat principe voor een U-vormige buis: Deel 5: Druk 5-6

We beschouwen onderaan in de buis een fictief oppervlak A. De vloeistof in de linkerbuis oefent op de linkerkant van oppervlak A een druk p 1 uit:....... De vloeistof in de rechterbuis oefent op de rechterkant van oppervlak A een druk p 2 uit:....... Als het oppervlak in evenwicht is, zijn de twee drukken gelijk:....... en dus:....... Als met elkaar verbonden vaten gevuld zijn met een vloeistof en als de druk boven elk vat hetzelfde is, staat de vloeistof bij evenwicht in elk vat............................................... 5.3.7 Toepassingen van verbonden vaten 5.3.8 Hydrostatische paradox Proefopstelling: we nemen een cilindervormig recipiënt met een losse bodem die water doorlaat als de kracht op de bodemgroot genoeg is. We doen water in het recipiënt en noteren vanaf welk waterniveau de bodem loslaat. Daarna herhalen we de proef met andere recipiënten waarvan de wanden naar elkaar toe lopen of zich daarentegen van elkaar verwijderen. Deel 5: Druk 5-7

Verklaring: de druk op de bodem van elk recipiënt is de druk van het water + de luchtdruk die boven op het wateroppervlak werkt. p = p hydr + p atm Op de onderzijde van de bodem werkt enkel de luchtdruk. Het lossen van de bodem wordt dus enkel veroorzaakt door de hydrostatische druk. Vervang je het cilindervormige recipiënt door een recipiënt met een andere vorm en vul je dat met water tot op dezelfde hoogte, dan lost de bodem vanaf hetzelfde waterniveau. Dat lijkt paradoxaal, want in het vat bevindt zich een andere hoeveelheid water. Dat fenomeen noemt men de hydrostatische paradox. Besluit: de druk op de bodem hangt af van de verticale hoogte van de vloeistof h en niet van de vorm van het recipiënt! Dit komt overeen met wat we eerder zagen: de druk hangt af van de diepte: p = ρ.g.h 5.3.9 Voortplanting van druk in vloeistoffen Blaise Pascal (1623-1662) vulde een stevige ton en een lange smalle buis die er naar boven uitsteekt volledig met water. Tot ieders verbazing barstte de ton. De grote druk die de hoge vloeistofkolom uitoefent op het water in de ton, had zich verspreid in de vloeistof tot op de binnenwand van de ton. Proef Proefopstelling: vul een fles met twee openingen volledig met water en sluit ze af met twee stoppen. Wat gebeurt er als je krachtig op één van de stoppen slaat? Verklaring: een vloeistof bestaat uit een verzameling materiedeeltjes die voortdurend in beweging zijn. Ze rollen over elkaar en drukken op elkaar. Een goed model van een vloeistof vormen knikkers in een vat dat geschud wordt. Een vloeistof is vrijwel niet..................................... omdat de deeltjes dicht bij elkaar zitten. In een vat liggen knikkers tegen elkaar zodat die verzameling knikkers niet kan samengedrukt worden. Als je een kracht uitoefent op één knikker dan duwt deze meteen op alle andere knikkers die hem omringen. De kracht die op één knikker wordt uitgeoefend wordt uiteindelijk in alle richtingen doorgegeven. Een kracht en een druk op een deel van de vloeistof wordt dus onmiddellijk doorgegeven in de ganse vloeistof. Deel 5: Druk 5-8