Les 1 Hola! Hola! Mi nombre es Sofie. Vivo en Amsterdam. Soy Holandesa. Nombre: Apellido: Ciudad: País: Nacionalidad: Sofie van Brinkhoven Amsterdam Holanda Holandesa En nu jij: Hola! Mi nombre es.. (Hallo! Mijn naam is) Vivo en. (Ik woon in) Soy.. (Ik ben) Jullie namen worden opgeschreven en er wordt jullie verteld hoe je je naam uitspreekt in het Spaans. Noem een paar Spaanse woordjes die jullie kennen. Schrijf ze op: 1
Alfabet - Alfabeto Uitspraak: Vertaling: Aa Kort uitspreken. Lange aa s kennen ze niet! abrigo Bb Cc Als bel aan het begin van een woord. Iets zachter in het midden. Als het Engels think voor e/i. Overig: k-klank bolso cepillo CHch Als tja, beetje chupete Dd Ee Ff Als dek aan het begin van een woord, iets zachter in het midden. Kort uitspreken als è. Lange ee's kennen ze niet! Als in film. De dubbele f bestaat niet in het Spaans. dedo estrella fresa Gg Als gek voor e/i, als het Engels go voor overige letters. gato Hh De h wordt niet uitgesproken in het Spaans! hoja Ii Altijd uitspreken als in piep, ongeacht waar de i staat. isla Jj Als de de Nederlands g van goed. jirafa Kk Als kat. De k wordt alleen in leenwoorden gebruikt. koala Ll Als lak. luna LLll Als een langgerekte of dubbele jj. llave 2
Mm Als mag. mano Nn Als nooit (wel iets meer met je tongpunt tegen je voortanden). nido Ññ Als banjo, of franje. ñandú Oo Als dol. Langgerekte oo's kennen ze niet! oso Pp Als pak. pato Qq Als kat. queso Rr Als bord.: ratón RRrr Als karren. De dubbele r moet je flink laten rollen. perro Ss Als sap aan het begin van een woord. In het midden zachter. silla Tt Als trog. Met je tongpunt tegen je voortanden. tortuga Uu Als boek. uvas Vv Als bok aan het begin van een woord. In het midden zachter. vaca Ww Als het Engelse well. Komt alleen in leenwoorden voor. webcam Xx Als sfinx voor een klinker, als vest voor een medeklinker. xilófono Yy Als yoghurt. Als ie als hij alleen staat. yoyo Zz Als het Engelse think. zapato 3
Het vraagteken op z'n kop In het Spaans gebruikt men vraagtekens en uitroeptekens op z'n kop waar een vraag of uitroep begint. Dat kan ook midden in een zin zijn! Hoe? Waar? Cómo? Dónde? Hoe vraag je iemand naar zijn of haar naam en waar hij of zij woont? Dat doe je zo: o o o Cómo te llamas? (Hoe heet je?) Me llamo... (noem je voornaam) (Ik heet) Dónde vives? (Waar woon je?) Vivo en... (noem je woonplaats of land) (Ik woon in) De dónde eres? (Waar kom je vandaan?) Soy de (noem het land waar je vandaan komt) (Ik kom uit) Probeer nu bovenstaande vragen te beantwoorden met onderstaande antwoorden: Reina (koningin) Máxima Holanda Argentina Cristiano Ronaldo España - Portugal Shakira Bahamas Colombia Luis Suarez España Uruguay Gloria Estefán Los Estados Unidos Cuba Lionel Messi España - Argentina Neymar España - Brasil 4
Begroetingen C a r l o s : Hola Mayela! Qué tal? Hallo Mayela! Hoe gaat het? M a y e l a : Hola Carlos! Muy bien! Hallo Carlos! Erg goed! S e ñ o r C o r t é s : Buenos días señora, mucho gusto conocerle! Cómo está usted? Goedendag mevrouw, aangenaam kennismaken. Hoe gaat het met u? S e ñ o r a G o m e z : Buenos días señor, encantada! Muy bien, gracias. Goedendag meneer, aangenaam! Erg goed, dank u. S e ñ o r C o r t é s : Hasta mañana! Tot morgen! S e ñ o r a G o m e z : Adiós! Dag! O s c a r : Buenas tardes Marisol, cómo le va? Goedemiddag Marisol, hoe gaat het met je? M a r i s o l : Bien Oscar! Hasta luego! Goed Oscar! Tot later! O s c a r : Hasta pronto! Nos vemos! Tot gauw! We zien elkaar weer! S e ñ o r a V a r g a s : Buenas noches. Encantada! Cómo estás? Goedenavond. Aangenaam! Hoe gaat het met je? J u a n C a r l o s : Buenas noches. Encantado! Todo va bien, gracias. Goedenavond. Aangenaam! Alles gaat goed, dank u. S e ñ o r a V a r g a s : Hasta la vista! Tot weerziens! J u a n C a r l o s : Ciao! Dag! Encantado of encantada? Een man zegt encantado, een vrouw zegt encantada. 5
Wist je dat... Spaans een officiële taal is in 21 landen? País Land Capital Hoofdstad Mannelijke nationaliteitsaanduiding Vrouwelijke nationaliteitsaanduiding 1 Argentina Buenos Aires Argentino Argentina 2 Bolivia Sucre Boliviano Boliviana 3 Chile Santiago (de Chile) Chileno Chilena 4 Colombia Bogotá Colombiano Colombiana 5 Costa Rica San José Costaricense Costaricense 6 Cuba Havana Cubano Cubana 7 Ecuador Santo Domingo Ecuatoriano Ecuatoriana 8 Ecuatorial Guinea Malabo Ecuatorial Guineano Ecuatorial Guineana 9 El Salvador San Salvador Salvadoreño Salvadoreña 10 España Madrid Español Española 11 Guatemala Ciudad de Guatemala Guatemalteco Guatemalteca 12 Honduras Tegucigalpa Hondureño Hondureña 13 México Ciudad de México Mexicano Mexicana 14 Nicaragua Managua Nicaragüense Nicaragüense 15 Panamá Ciudad de Panamá Panameño Panameña 16 Paraguay Asunción Paraguayo Paraguaya 17 Perú Lima Peruano Peruana 18 Puerto Rico San Juan Puertoriqueño Puertoriqueña 19 República Dominicana Santo Domingo Dominicano Dominicana 20 Uruguay Montevideo Uruguayo Uruguaya 21 Venezuela Caracas Venezolano Venezolana Spaans is een officiële taal in bovenstaande 21 landen, waarvan 19 landen in Middenen Zuid-Amerika liggen, 1 land in Europa (Spanje) en 1 land in Afrika (Equatoriaal Guinea, dat vroeger een kolonie van Spanje was). Puerto Rico is ook in deze lijst opgenomen omdat het een onafhankelijke staat van de Verenigde Staten is met een eigen grondwet. 6
Er wordt ook Spaans gesproken in Brazilië, Belize, Guyana, de Filipijnen, Marokko, de Westelijke Sahara, de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten. Hier is Spaans echter geen officiële taal. Waarom wordt er in zoveel landen Spaans gesproken? Ontkenning, het woordje 'no' No betekent: NEE, NIET of GEEN. Wil je iets ontkennen in het Spaans, dan zet je no voor het werkwoord. Omdat je 'nee' ook vertaalt als no, kan het daarom voorkomen dat no twee keer achter elkaar komt te staan: Kom je uit Cuba? - Eres de Cuba? Nee, ik kom niet uit Cuba - No, no soy de Cuba Ik ben geen Cubaan No soy cubano En nu jij, vertaal: Kom je uit Spanje? Nee, ik kom niet uit Spanje. Ik ben geen Spanjaard. 7
Werkwoorden We bekijken de bijlage werkwoorden. In het Spaans gebruik je de woordjes ik, jij, hij, zij etc. vaak niet voor een werkwoord omdat je dat al aan de vervoeging van het werkwoord kunt zien. Het Spaans kent drie groepen werkwoorden: werkwoorden eindigend op -ar (grootste groep) werkwoorden eindigend op -er werkwoorden eindigend op ir Oefenen met werkwoorden in de ik-vorm trabajar hablar comer vivir ser ir = werken = praten/spreken = eten = wonen = zijn = gaan Probeer nu onderstaande zinnetjes te vertalen: Trabajo en Buenos Aires Hablo Español Como paella No vivo en Madrid Soy Cubano Voy a Ecuador Yo? Conversatie-oefening: Kennismaking We weten inmiddels elkaars naam en uit welke plaats we komen. We gaan het kennismaken nu uitbreiden. We gebruiken hiervoor de 21 Spaanstalige landen en hun hoofdsteden. Spreker 1 Buenos días. Es de Cuba? Goedendag. Komt u uit Cuba? 8
Spreker 2 No, no soy de Cuba. Nee, ik kom niet uit Cuba. Spreker 1 De dónde es? Waar komt u vandaan? Spreker 2 Soy de... (noem Spaanstalig land uit de lijst) Ik kom uit... Spreker 1 Vale! Es... (noem de nationaliteit van het genoemde land) Oke! U bent... Spreker 2 Sí, soy... Ja, ik ben... Spreker 1 Dónde vive en...? (noem het land dat spreker 2 genoemd heeft) Waar woont u in...? Spreker 2 Vivo en... (noem de hoofdstad van het genoemde land) Ik woon in... Mannelijk of vrouwelijk? In het Spaans is een woord of mannelijk, of vrouwelijk (in het Nederlands is dat ook zo, maar daar doet het er niet meer zo toe want dat heeft zijn functie verloren). Maar hoe weet je of een woord mannelijk of vrouwelijk is? Ezelsbruggetje: - Woorden eindigend op -a en ción zijn (meestal) vrouwelijk - Woorden eindigend op een o zijn (meestal) mannelijk Bekijk de lijst familie en aanverwanten maar eens, daar zie je dat heel duidelijk! 9
Familie en aanverwanten Uitspraak: broer/zus hermano/hermana [ermanno/ermanna] buurman/buurvrouw vecino/vecina [besieno/besiena] echtgenoot/echtgenote marido/mujer [mariedo/moegèr] jongen/meisje muchacho/muchacha, chico/chica [moetsjatsjo/moetsjatsja, tsjieko/tsjieka] kind niño/niña [nienjo/nienja] kleinkind nieto/nieta [njetto/njetta] man hombre [ombre] meneer/mevrouw señor/señora [senjor/senjorra] moeder madre [madre] neef/nicht primo/prima [priemo/priema] oom/tante tío/tía [tiejo/tieja] opa/oma abuelo/abuela [abwello/abwella] vader padre [padre] verkering novio/novia [nobio/nobia] vriend/vriendin amigo/amiga [amiego/amiega, g als 'go'] vrouw mujer [moegèr] zoon/dochter hijo/hija [iego/iega] Señorito of señorita wordt in het Spaans vrijwel niet meer gebruikt. La familia 10
De en het De lidwoorden 'de' en 'het' vertaal je in het Spaans als volgt: el voor mannelijk woord enkelvoud el primo (de neef), el niño (het kind) la voor vrouwelijk woord enkelvoud la prima (de nicht), la chica (het meisje) los voor mannelijk woord meervoud los primos (de neven) las voor vrouwelijk woord meervoud las primas (de nichten) Is er in het Spaans sprake van zowel een man als een vrouw in het meervoud, zoals bij ouders, oom en tante, opa en oma, dan wordt de mannelijke vorm van het lidwoord aangehouden: los padres (de ouders), los tíos (de oom en tante), los abuelos (de opa en oma), etc. Conversatie-oefening Noem het juiste lidwoord voor de Spaanse woorden in de tabel 'Familie en aanverwanten' Bekijk de tabel 'Familie en aanverwanten'. Zoek een familielid uit en probeer met behulp van onderstaand voorbeeld de andere leerlingen uit te leggen over welk familielid je het hebt: o El hijo de mis tíos es mi primo - De zoon van mijn oom en tante is mijn neef Meervoud De meervoudsvorm is heel eenvoudig in het Spaans. Eindigt het woord op een klinker, dan voeg je een -s toe Eindigt het woord op een medeklinker, dan voeg je -es toe klinker (a, e, o, u, i) + s medeklinker (overige letters) + es hermano - broer hermanos - broers mujer - vrouw mujeres - vrouwen Noem de woordjes van het alfabet op in het meervoud. 11
Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, zijn, etc. Mijn mi voor een zelfstandig naamwoord enkelvoud mi amigo (mijn vriend) mis voor een zelfstandig naamwoord meervoud mis amigos (mijn vrienden) Jouw tu voor een zelfstandig naamwoord enkelvoud tu primo (jouw neef) tus voor een zelfstandig naamwoord meervoud tus primos (jouw neven) Zijn/haar/uw/hun su voor een zelfstandig naamwoord enkelvoud su tío (zijn/haar/uw/hun oom) sus voor een zelfstandig naamwoord meervoud sus tíos (zijn/haar/uw/hun ooms) Noem nu de personen uit de lijst Familie en aanverwanten in het meervoud en zet er het woordje mijn in het Spaans voor. Tot tien tellen 1 un, uno, una 6 seis 2 dos 7 siete 3 tres 8 ocho 4 cuatro 9 nueve 5 cinco 10 diez Het getal 1: wanneer gebruik je un, uno of una? Dat is afhankelijk voor welk woord je dit getal zet: - Zet je het voor een mannelijk woord dan wordt het un : tengo un hermano (ik heb één broer); - Zet je het voor een vrouwelijk woord dan wordt het una : tengo una hermana (ik heb één zus); - Gebruik je het zelfstandig, dan wordt het uno. 12
Conversatie-oefening Spreker 1 Hola! eres... (naam klasgenoot) verdad? Hallo, jij bent... nietwaar? Spreker 2 Sí, soy.. Ja, ik ben... Spreker 1 A dónde vas de vacaciones? Waar ga je naartoe met vakantie? Spreker 2 Voy a... Ik ga naar... Spreker 1 Con quién vas? Met wie ga je? Spreker 2 Voy con mi(s)... Ik ga met mijn... Spreker 1 Vale, buen viaje! Oké, goede reis! Spreker 2 Muchas gracias! Veel dank! Luisteroefeningen De oefeningen worden voorgelezen door de docent. Luister eerst zonder mee te lezen. Daarna worden de oefeningen nog een keer voorgelezen en mag je meelezen. 13
1. Un encuentro - een ontmoeting C a r l o s : Hola! Eres Mayela verdad? Hallo! Jij bent Mayela, nietwaar? M a y e l a : Hola! Sí, soy Mayela. Y tú, quién eres? Hallo! Ja, ik ben Mayela. En jij, wie ben jij? C a r l o s : Me llamo Carlos. Soy amigo de Emilio. Ik heet Carlos. Ik ben een vriend van Emilio. M a y e l a : Ah, qué bien! Vives por aquí? Ah, wat goed! Woon je hier? C a r l o s : No, no vivo por aquí. Vivo en Valencia. Nee, ik woon hier niet. Ik woon in Valencia. M a y e l a : Qué casualidad! Yo también soy de Valencia. Wat toevallig! Ik kom ook uit Valencia. 2. Parientes - Familieleden C a r l o s : Hola Horacio! Hallo Horacio! H o r a c i o : Hola Carlos, qué tal? Hallo Carlos! Hoe gaat het? C a r l o s : Muy bien, gracias. Mira, te presento a mi novia Ana. Erg goed, dank je. Kijk, ik stel je voor aan mijn vriendin Ana. H o r a c i o : Mucho gusto Ana. Yo soy el primo de Carlos. Aangenaam Ana. Ik ben de neef van Carlos. A n a : Mucho gusto conocerle Horacio. Aangenaam met je kennis te maken Horacio. H o r a c i o : Oye Carlos, dónde están tus padres? Hoor eens Carlos, waar zijn je ouders? C a r l o s : Están en casa de la abuela. Ze zijn bij oma thuis. H o r a c i o : Vale, vamos a visitarlos! Oke, we gaan ze bezoeken! Liedje Het is nu tijd voor een Spaans liedje met Nederlandse vertaling! 14
CRISTÓBAL COLÓN Cristóbal Colón, bij ons beter bekend als Christoffel Columbus, geboren in 1451 te Genua in Italië, staat alom bekend als de ontdekker van Amerika. Vóór zijn grote ontdekking voer hij als koopman langs kusten om zijn koopwaar te slijten in een tijd dat men nog grote twijfels had of de wereld nu wel of niet plat was. Wetenschappers beweerden dat de wereld rond was, maar het er op wagen was een ander verhaal en weinigen durfden de stoute schoenen aan te trekken. Columbus had er echter wel oren naar want dat zou betekenen dat er dan een kortere route zou zijn naar het verre Azië. In plaats van helemaal om Afrika heen te varen zou je recht over kunnen steken en zo flink wat tijd besparen. Na veel gelobbyd te hebben voor zijn Er zijn geen afbeeldingen van Columbus idee kreeg hij uiteindelijk gehoor bij de koning en koningin van bekend die bij zijn leven gemaakt Spanje, Ferdinand en Isabella, die dit avontuur wel zagen zitten. zijn. Dit portret, dat in de zestiende eeuw door Met een vloot van drie schepen en 90 bemanningsleden mocht hij Sebastiano del Piombo werd geschilderd, de gok wagen en op 3 augustus 1492 zette hij koers richting Azië wordt beschouwd als waarschijnlijk het best via de verkorte route. gelijkende. Op 12 oktober 1492 kwam er land in zicht. Columbus en zijn bemanning waren er stellig van overtuigd dat het Indië was, maar in werkelijkheid was het één van de Bahama-eilanden. De lokale bevolking noemden zij dan ook nietsvermoedend indianen en deze naam wordt nog steeds gebruikt voor de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Overigens was Columbus niet de eerste Europeaan die voet aan wal zette op Amerikaanse bodem, de Vikingen waren hem voor. Als dank voor het vinden van de korte route naar Azië kreeg hij van het Spaanse hof een adellijke titel toebedeeld. Echter al snel bereikten dit hof berichten dat Columbus zich behoorlijk misdroeg in dat verre Indië. Berichten als machtsmisbruik, het toe-eigenen van levensmiddelen en loon van zijn medewerkers, razzia's op inboorlingen en de klacht van de rooms-katholieke geestelijken die vertelden dat Columbus stelselmatig het dopen van inboorlingen door missionarissen verbood. De doop zou namelijk de lucratieve slavenhandel die Columbus dreef onmogelijk maken. Naar aanleiding van deze berichten werd Columbus als gevangene naar Spanje teruggehaald waar hij uiteindelijk wel werd vrijgelaten, maar al zijn bezittingen had verloren. Zelf heeft Columbus nooit geweten dat hij een tot dan toe onbekend werelddeel had ontdekt. Een jaar na zijn dood verscheen de naam Amerika voor het eerst op de kaart, genoemd naar de ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci. Columbus wordt zowel de witte legende als de zwarte legende genoemd. Witte legende door hen die hem zien als held, ontdekker van Amerika en degene die het katholicisme daar geïntroduceerd heeft, zwarte legende door hen die hem zien als een roofzuchtige conquistador (veroveraar) en hem verantwoordelijk houden voor de genocide op de oorspronkelijke bevolking van Amerika en voor het aanzettten van de slavenhandel. Hoe het ook zij, het is vanwege Columbus dat men in het grootste gedeelte van Zuid- en Midden Amerika de Spaanse taal spreekt. 15
HUISWERK LES 1 Dit huiswerk, inclusief de antwoorden, is ook te maken via de website www.talencentrumtalkandtravel.nl, met het password dat je hebt gekregen. 1 Kies het juiste Spaanse woord voor de getallen: één twee drie vier vijf uno diez diez cinco cuatro ocho dos tres nueve ocho cuatro tres dos cuatro cinco zes zeven acht negen tien siete seis ocho ocho diez seis siete cuatro siete dos cinco cinco cinco nueve seis 2 Vertaal: Ik ben Spanjaard... Ik ben Peruaan... Ik ben Hollandse... Ik ben Cubaan... Ik ben Argentijnse... 3 Zet de vraagtekens op z n kop op de juiste plek in de Spaanse zin: 1. Hola cómo está? Hallo, hoe gaat het met u? 2. Amigo qué tal? Vriend hoe gaat het? 3. Dónde vive señor? Waar woont u meneer? 4. Es de Cuba? Kom u uit Cuba? 5. Bienvenido cómo le va? Welkom hoe gaat het? 4 Zet de vrouwelijke vorm achter de volgende woorden: señor... holandés hombre marido hermano Español Colombiano abuelo 16
5 Meervoud: zet onderstaande woorden in het meervoud: hotel ciudad señor noche día holandés hija abuela hermano mujer español país 6 De lidwoorden de en het. Zet el, la, los of las voor de volgende woorden... hermano.... mexicanos.. madres.... abuela.. tardes.... padres.. tarde... hijas.. nieto.... señores. 7 Vertaal onderstaande werkwoorden Hablo Soy Vivo Voy Hablar Trabajo Vivir Vas = ik praat. =. =. = =. =. =. =. 8 Kruis het juiste antwoord aan: Nederlands Spaans Spaans Nederlands 1. goedenavond a buenos días b buenas noches c buenas tardes d hasta luego 1. siete a zeven b negen c zes d vier 17
2. aangenaam a bienvenido b encantado c hermano d abuelo 2. hasta a hoe b later c tot d erg 3. Hoe gaat het met u? a Cómo estás? b Qué tal? c Cómo está? d Cómo le va? 3. día a avond b middag c dag d morgen 4. Ik kom uit. a Soy de b Estoy de c Es de d Eres de 4. muy a tot b erg c later d goed 5. man a señor b hombre c muchacho d amigo 5. gracias a goed b dank u c welkom d aangenaam 6. oma a esposa b nieta c tía d abuela 6. hermano a broer b neef c oom d opa 7. dochter a prima b novia c hija d hermana 7. bienvenido a aangenaam b welkom c dank u d goedemiddag 18
8. vriend a hermano b vecino c muchacho d amigo 8. luego a gauw b tot c erg d later 9. Ik ga met a Voy con b Soy de c Voy a d Soy con 9. cómo? a wat? b hoe? c wie? d waar? 10. Wie? a Quién? b Dónde? c Aquí? d Cómo? 10. buenas tardes a goedenavond b goedemiddag c goedendag d goedemorgen 11. ik woon a soy b voy c veo d vivo 11. nos vemos a tot later b tot gauw c tot ziens d tot straks 12. ik heb a tengo b tío c vivo d nieto 12. buenos días a goedemiddag b goedemorgen c goedendag d goedenavond 13. Hoeveel? a Dónde? b Quién? c Cuánto? d Cómo? 13. con a met b en c naar d is 19
14. broer a hijo b hermano c primo d tío 14. A dónde? a waar? b waarheen? c hoeveel? d wie? 15. morgen a tarde b día c mañana d noche 15. amigo a broer b neef c vriend d vader 16. mijn a mi b tú c se d nos 16. ciudad a stad b land c hoofdstad d nationaliteit 17. dank u a gracias b bienvenido c muy bien d encantado 17. capital a land b hoofdstad c nationaliteit d stad 20