MICROSCOPISCHE IDENTIFICATIE VAN BESTANDDELEN VAN



Vergelijkbare documenten
Versie 05 Datum van toepassing

Publicatieblad van de Europese Unie L 20/33

BEPALING VAN RUW VET IN DIERENVOEDERS

BEPALING VAN VOCHT IN DIERENVOEDERS (GRAVIMETRIE)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2012 (OR. en) 14313/12 AGRILEG 142 VETER 64

Versie 03 Datum van toepassing

BEPALING VAN LASALOCID-NATRIUM IN DIERENVOEDERS (HPLC)

Gearchiveerde versie

BEPALING VAN DOXYCYCLINE, TETRACYCLINE, OXYTETRACYCLINE EN CHLOORTETRACYCLINE IN

I-MET-FLVVT-031. Versie 03 Datum van toepassing

BEPALING VAN VITAMINE E (DL- -TOCOFEROLACETAAT) IN

KWANTITATIEVE BEPALING VAN CHOLINE IN SPECIFIEKE

BEPALING VAN NICARBAZINE IN DIERENVOEDERS (HPLC)

Gearchiveerde versie

KWANTITATIEVE BEPALING VAN UBIQUINONE IN

VALIDATIERAPPORT RAPPORT DE VALIDATION

KWANTITATIEVE BEPALING VAN VITAMINE B12 (CYANOCOBALAMINE) IN LEVENSMIDDELEN (HPLC)

BEPALING VAN AVILAMYCINE IN DIERENVOEDERS (AGARDIFFUSIE)

BEPALING VAN TYLOSINE IN DIERENVOEDERS (AGARDIFFUSIE)

BEPALING VAN CARBADOX IN DIERENVOEDERS (HPLC)

BEPALING VAN ZINKBACITRACINE IN DIERENVOEDERS (AGARDIFFUSIE)

I-MET-FLVVT-125. Versie 04 Datum van toepassing

BEPALING VAN RESIDU S VAN COCCIDIOSTATICA IN

BEPALING VAN RESIDU S VAN BENZIMIDAZOLEN IN LEVENSMIDDELEN MET LC-MS-MS

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Droge stof gehalte

Max. 10 % in relatieve waarde van de bepaalde waarde of 0,5 g per 100 g monster in absolute waarde indien dit groter is -

Minimum bepaalbaarheidsgrens

I-MET-FLVVT-016. Versie 05 Datum van toepassing

Veevoeder Vochtgehalte

Versie 03 Datum van toepassing

Waterbodem. Ministerieel besluit van 06 februari Belgisch Staatsblad van 08 maart 2018

BEPALING VAN FLAVOFOSFOLIPOL IN DIERENVOEDERS (AGARDIFFUSIE)

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Vaste mest en vaste behandelde mest Monstervoorbehandeling

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Versie 05 Datum van toepassing

WATERBODEM. Indien er een VOC bepaling dient te gebeuren, moet er een afzonderlijk monster voorzien worden.

I-MET-FLVVT-087. Versie 05 Datum van toepassing

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

WATERBODEM. Ministerieel besluit van 12 januari Belgisch Staatsblad van 25 januari DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

I-MET-FLVVT-011. Versie 05 Datum van toepassing

Waterbodem. Ministerieel besluit van 10 maart Belgisch Staatsblad van 3 april 2014

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

BEPALING VAN VITAMINE A (RETINOL) IN DIERENVOEDERS (CHROMABOND -HPLC)

Bepaling van petroleumether extraheerbare stoffen in water

Bepaling van petroleumetherextraheerbare stoffen in water

NOOIT SPATELS OF ANDER GEREEDSCHAP OP DE ZEEF GEBRUIKEN, DIT BESCHADIGT DE MAASGROOTTE VAN DE ZEEF EN MAAKT DE WERKING VAN DE BOTVANGER

Druivensuiker in zetmeel

Stenen en bodemvreemde materialen in uitgegraven bodem

Een stof heeft altijd stofeigenschappen. Door hier gebruik van te maken, kun je stoffen makkelijk scheiden.

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

VALIDATIERAPPORT RAPPORT DE VALIDATION

De TOA heeft een aantal potjes klaargezet. In sommige potjes zit een oplossing, in andere potjes zit een vaste stof.

INSTALLATIESTAPPEN NB: ClayStone is niet geschikt voor een douche en andere vochtige zone. (Voor deze toepassing, zie Creatina).

Diervoeders Kwantitatieve bepaling van fluor na behandeling met HCl met een ion-selectieve elektrode methode (ISE)

Bepaling van ammoniakale stikstof door destillatie en titratie

Opsporen van Globodera spp. in grond

Bodem. Ministerieel besluit van 10 januari Belgisch Staatsblad van 28 februari 2017

Maken van siliconen uit zand

Gearchiveerde versie

Tekst Inhoudstafel Begin

Claystone instructies 2017

Shredder. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

Granulaten/as en slakken

KLEIGEHALTE (PIPETMETHODE VAN ROBINSON-KÖHN)

Versie 02 Datum van toepassing

I-MET-FLVVT-083 BEPALING VAN AFLATOXINE B 1, B 2, G 1, G 2 IN DIERENVOEDERS EN LEVENSMIDDELEN 2015/I-MET-083/LAB/FLVVT. Versie 06

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Werkboek: Excursie Sonac Vuren. Docent: R. van Hemert

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2009 (23.11) (OR. fr) 16333/09 AGRILEG 220 DENLEG 120

Docentenhandleiding 6x5 Daderprofiel DNA kit

Bepaling van de elektrische geleidbaarheid

FOTOMETRISCHE BEPALING VAN FLUORIDE MBV EEN DOORSTROOMANALYSESYSTEEM (CFA)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op fijnkorrelig granulaire materialen

Monsterneming van zoet oppervlaktewater ten behoeve van de bepaling van chlorofyl, fytoplankton en zoöplankton

ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER GELEIDBAARHEID

Bepaling van totaal kiemgetal

Bodem. Ministerieel besluit van 14 februari Belgisch Staatsblad van 11 april 2019

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op granulaire materialen

Vloeibare mest en vloeibare behandelde mest Monstervoorbehandeling

Bioplastic uit zetmeel

Onderzoekscompetenties. 3 de jaar. Hoe verlopen chemische reacties? A Tekst leerlingen: leerwerkboek

Docentenhandleiding 2x15 Daderprofiel DNA kit

INSTALLATIESTAPPEN. Installatie van Claystone (op elke voorbereide ondergrond)... 4 Beschermingen Claystone... 5 Wanden... 5 Vloeren...

Deel 1: traditionele kalkwater met koolstofdioxide test.

Verslag Scheikunde scheidingsmethoden

Fluoride na hydropyrolyse

Veevoeder Ruw eiwit ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE ONTWERPMETHODE

: Kobaltcomplexen. 1. Onderzoeksvraag Welke complexen kan je met kobaltionen vormen?

Fotometrische bepaling van fluoride mbv een doorstroomanalysesysteem (CFA)

Bepaling van ammoniakale stikstof door destillatie en titratie

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een indicatordoekje op drie manieren van kleur doen veranderen? Dit van rood naar blauw en weer naar rood?

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op sorteer- en brekerzeefzand

Bepaling van Totaal Organische Koolstof (TOC) en/of Opgeloste Organische Koolstof (DOC) in water

CHIPS. light versus naturel

ParvoTM Ptc-Parvo.indd 1 07/10/15 10:24

Zelf kaarsen maken: Basisbenodigdheden

Transcriptie:

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Bestuur Laboratoria 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT MICROSCOPISCHE IDENTIFICATIE VAN BESTANDDELEN VAN DIERLIJKE Versie 08 In toepassing vanaf 15/09/2015 Verantwoordelijke administratie Verantwoordelijke dienst Bestemmelingen FLVVT FLVVT Medewerkers FLVVT Naam functie / dienst Datum 1 Opmaak / revisie door: Jeroen Vancutsem, Sectieverantwoordelijke 31/08/2015 Nazicht door: Sophie De Volder, Kwaliteitsverantwoordelijke 07/09/2015 Goedkeuring door: Mandy Lekens, Laboratoriummanager 09/09/2015 1 Elektronische goedkeuring

Overzicht van de revisies Revisie Van toepassing vanaf Reden en omvang van de revisie Versie 01 Versie 01 Versie 01 Versie 02 Versie 03 Versie 04 Versie 05 Versie 06 Versie 07 Versie 08 11/2005 Opsteller initiële versie: I-MET229 11/2007 Update documentbeheer nav herziening QS Opnieuw versie 01; Revisie volledige tekst 15/03/2009 Interne audit 2008/03 dd 20/10/2008 Bij overschakelen van de methodes naar de nummering volgens FoodLIMS werd beslist voor de versienummers opnieuw te starten bij 01 ; Revisie volledige tekst 15/10/2010 Aanpassingen n.a.v. kleine wijzigingen in uitvoering; Revisie volledige tekst 01/02/2011 Aanpassingen n.a.v. interne audit FLVVT 2010/05 van 17/12/2010; Revisie volledige tekst 22/08/2011 Aanpassingen n.a.v. externe audit 014-T; Revisie H1, 10, 12.4 20/09/2012 Aanpassingen n.a.v. interne audit DG LABO-2012-010; Revisie H8, 10, 11, 12 10/02/2015 Aanpassingen n.a.v. publicatie van Verordening 51/2013 tot wijziging van Verordening 152/2009 Omwille van de omvang van de wijzigingen, wordt de tekst door gebruik van markering van wijzigingen niet meer bruikbaar. Vandaar is besloten om de markering van wijzigingen weg te laten in versie 06. Revisie volledige tekst 18/05/2015 Aanpassingen n.a.v. Belac audit dd 03/2015 (AO-15-00512) + update documentbeheer door in voege gaan van 2014/818/LAB versie 01; Revisie H11 15/09/2015 Gebruik permanent gegraveerde proefbuizen n.a.v. Belac audit dd 03/2015 (AO-15-00511); Revisie H10.4.1 Trefwoorden: Microscopie 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 2/17

INHOUDSTABEL 1 DOEL... 4 2 TOEPASSINGSGEBIED... 4 3 WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN... 4 4 DEFINITIES EN AFKORTINGEN... 4 5 PRINCIPE... 4 6 PRESTATIEKENMERKEN... 4 7 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN... 5 8 REAGENTIA EN HULPSTOFFEN... 5 9 TOESTELLEN... 6 10 WERKWIJZE... 7 11 KWALITEITSCONTROLE...15 12 BEREKENING EN RAPPORTERING...16 13 BIJLAGEN EN AANVERWANTE DOCUMENTEN...17 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 3/17

1 Doel Het aantonen van bestanddelen van dierlijke oorsprong met behulp van lichtmicroscopie. 2 Toepassingsgebied Met deze methode kunnen bestanddelen van dierlijke oorsprong in voedermiddelen en mengvoeders worden aangetoond. De methode heeft een aantoonbaarheidsgrens van minder dan 0,1% (m/m). Het gehalte aan die bestanddelen in voedermiddelen en mengvoeders kan met deze methode echter niet worden berekend. 3 Wettelijke en normatieve documenten Een overzicht van de wettelijke en normatieve documenten wordt gegeven in 2015/L18/LAB/FLVVT/OVERZICHT WETGEVING. 4 Definities en afkortingen NOA TMB Norland Optical Ahesive 3,3',5,5'-tetramethylbenzidine 5 Principe De bestanddelen van dierlijke oorsprong die kunnen worden aangetroffen in voedermiddelen en mengvoeders, worden geïdentificeerd op basis van typische microscopisch identificeerbare kenmerken zoals bijvoorbeeld spierweefsel en andere vleesdeeltjes, kraakbeen, bot, hoorn, haar, bloed, veren, eierschalen, visgraten en schubben. 6 Prestatiekenmerken De relevante meetonzekerheden zijn terug te vinden in LAB 25- L22 Overzicht Meetonzekerheden FLVVT De waarden voor de reproduceerbaaheid (RSDR%) zijn terug te vinden in M:\DOCUMENTEN\QAM\Tweedelijn\Beoordeling tweedelijn.xlsx 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 4/17

7 Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen De scheikundige producten die bij deze analysemethode gebruikt worden, zijn ondergebracht bij de potentieel giftige en kankerverwekkende stoffen. Dit maakt het noodzakelijk de voorziene maatregelen in het laboratorium toe te passen om blootstelling aan of contact met deze producten tot een minimum te herleiden. 8 Reagentia en hulpstoffen 8.1 Reagentia 8.1.1 Sedimentatievloeistof Tetrachloorethyleen (dichtheid 1,62) (R0262) 8.1.2 Kleurstof Alizarineroodoplossing (W0070) 1,25 ml HCl (2mol/l) (R0303) toevoegen aan 100 ml water (R1004). Hierin 0,20 g (± 0,05 g) alizarinerood (R0002) oplossen in een Schottfles. De houdbaarheid bedraagt 6 maanden. 8.1.3 Insluitmiddelen Glycerol (R0020) Norland Optical Adhesive (NOA) 65 (R2039) 8.1.4 Als insluitmiddel te gebruiken kleurstoffen Fehlingsreagens (W0904) Bereid vóór gebruik uit gelijke delen (1:1) van twee voorraadoplossingen A en B. Oplossing A (W0221) Los 6,9 g (± 0,7 g) koper(ii)sulfaat-pentahydraat (R0171) op in 100 ml water (R1004) in een Schottfles Oplossing B (W0223) Los 34,6 g (± 1,0 g) kaliumnatriumtartraat-tetrahydraat (R0779) en 12 g (± 1,0 g) natriumhydroxide (R0206) op in 100 ml water (R1004) in een Schottfles Tetramethylbenzidine/waterstofperoxide (W0224) Los 1 g (± 0,1g) 3,3',5,5'-tetramethylbenzidine (TMB) (R0179) op in 100 ml ijsazijn (R0403) en 150 ml water (W0222). Meng voor gebruik 4 delen van deze TMBoplossing met één deel 3%-ige waterstofperoxide (W0722) 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 5/17

3%-ige waterstofperoxide (W0722) Verdun 10 ml waterstofperoxide 30% (R0182) met 90 ml water. Deze oplossing is 1 maand houdbaar. Bewaar deze oplossing in de koelkast bij 4±4 C Cystinereagens (W1307) Los 2,0 g (± 0,2 g) loodacetaat (R0833) en 10 g (± 1 g) natriumhydroxide (R0206) op in 100 ml water (R1004) in een Schottfles. De houdbaarheid bedraagt 6 maanden. Lugoloplossing (W0225) Los 2,0 g (± 0,2 g) kaliumjodide (R0788) op in 100 ml water en voeg onder geregeld schudden 1g jood (R0819) toe in een Schottfles. De houdbaarheid bedraagt 6 maanden. 8.1.5 Wasvloeistoffen Spuitfles ethanol ( R0125 ) Spuitfles aceton ( R0024 ) Spuitfles gedemineraliseerd water (R1004) 8.1.6 Bleekmiddel Spuitfles natriumhypochloriet 47-50 (R0640) Om kruisverontreiniging in het laboratorium te vermijden moet alle herbruikbare uitrusting vóór gebruik zorgvuldig gereinigd worden. De scheitrechter moet voor het reinigen uit elkaar worden genomen. De onderdelen van de scheitrechter en het glaswerk worden eerst met de hand en vervolgens machinaal gewassen. De zeven moeten worden gereinigd met een borstel met harde, synthetische haren. Na het zeven van vettig materiaal zoals vismeel wordt aangeraden de zeven tot slot nog met aceton en perslucht te reinigen. De monsternummers worden genoteerd op LAB 25-F 26 ONDERHOUDSFICHE ZEVEN. 9 Toestellen Een overzicht van gebruikte apparatuur wordt gegeven in 2015/L21/LAB/FLVVT/APPARATUUR GEBRUIKT VOOR ANALYSEN. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 6/17

10 Werkwijze Een schematisch overzicht van de werkwijze wordt gegeven in LAB 25-D 39 WERKWIJZE DIERLIJK MEEL (MICROSCOPIE) I-MET-FLVVT-090. 10.1 Drogen Monsters met een hoger vochtgehalte dan 14% worden vóór behandeling gedroogd. 10.2 Voorzeven (optioneel) Diervoeder in pellets en pitten kan voorgezeefd worden met een zeef van 1 mm maaswijdte. Beide fracties worden dan als afzonderlijke monsters geanalyseerd. 10.3 Nemen van deelmonsters en malen Van het monster wordt een deelmonster voor analyse genomen van ten minste 50g, dat wordt gemalen. Om eventuele contaminatie door het malen te kunnen achterhalen, wordt aan de bereiders het formulier LAB 25 F 71 VOLGORDE MALEN MONSTERS meegegeven waarop zij opschrijven in welke volgorde zij de stalen malen. 10.4 Afscheiding en bereiding van het sediment 10.4.1 Afscheiding van het sediment Breng 10g van het gemalen deelmonster (tot op 0,01g nauwkeurig afgewogen) in de scheitrechter. In het geval van vismeel of andere puur dierlijke producten, minerale ingrediënten of voormengsels die meer dan 10% sediment opleveren, wordt maximaal 3g in de scheitrechter gebracht. Het gewicht wordt genoteerd op LAB 25-F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. Voeg 50 ml tetrachloorethyleen toe. Sluit de scheitrechter af met een stop en schud krachtig gedurende ongeveer 30 seconden met de scheitrechter in horizontale positie tot homogene verdeling Voeg daarna voorzichtig ten minste 50 ml tetrachloorethyleen toe langs de binnenwand van de trechter om de aangehechte deeltjes weg te spoelen. Bevestig een darm met klem aan de uitloop van de scheitrechter en open de scheitrechter Laat het resulterende mengsel 20 minuten staan Er worden twee fracties bekomen : - één met een dichtheid kleiner dan 1,62 aan het oppervlak van het tetrachloorethyleen (hoofdzakelijk plantaardig materiaal) - één met een dichtheid groter dan 1,62 onderaan de darm (aangerijkt in eventuele botfragmenten) 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 7/17

Sedimentatieschema zie figuur Omsluit het sediment met een klem Verwijder de bovenstaande vloeistof door de scheitrechter met open kraan om te keren en sluit de scheitrechterkraan na leegloop Neem een vooraf afgewogen permanent gegraveerde proefbuis (tot op 0,001 g nauwkeurig) Breng het ingeklemde sediment kwantitatief over in de proefbuis en spoel na met ethanol tot geen resten sediment meer aanwezig zijn in de darm 10.4.2 Kleuring van het sediment met alizarineroodoplossing Leng het mengsel tot ongeveer 10 ml aan met ethanol. Vortex gedurende ongeveer 30 seconden, laat 2-3 minuten bezinken en schenk de bovenstaande vloeistof af. Was het sediment nogmaals op deze manier met ongeveer 10 ml ethanol. Bleek het sediment met 2-5 ml natriumhypochloriet (bedoeling: plantaardig materiaal afbreken) Vortex gedurende ongeveer 30 seconden en plaats proefbuis ± 10 minuten in water op 55 C. Leng het mengsel tot ongeveer 20 ml aan met water. Vortex gedurende ongeveer 30 seconden, laat 2-3 minuten bezinken en giet de bovenstaande suspensie af (bevat het afgebroken plantaardig materiaal) Was het sediment nog tweemaal op deze manier met ongeveer 20 ml water. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 8/17

Voeg 2 tot 20 druppels (naargelang de hoeveelheid residu) alizarineroodoplossing (W0070) toe. Hierdoor worden botfragmenten, visgraten en schubben rood gekleurd Vortex en laat ongeveer 2 minuten reageren Was de overtollige kleurstof weg met ongeveer 10 ml ethanol Vortex gedurende ongeveer 30 seconden, laat 1-2 minuten bezinken en giet af Herhaal deze wassing 1 x met ongeveer 5 ml aceton Plaats de proefbuis in een droogoven (85 C) voor een half uur of langer indien nodig. Laat de proefbuis afkoelen en weeg ze (tot op 0,001 g nauwkeurig). Het gewicht wordt genoteerd op LAB 25-F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. 10.5 Afscheiding en bereiding van het flotaat (optioneel) Na afscheiding van het sediment zoals hierboven beschreven moeten in de scheitrechter 2 fasen achtergebleven zijn: een vloeibare fase bestaande uit tetrachloorethyleen en een vaste fase van drijvend materiaal. Deze vaste fase is het flotaat en wordt verkregen door de kraan van de scheitrechter te openen en het tetrachloorethyleen volledig te laten uitlopen. Vervolgens wordt de scheitrechter omgekeerd, waarna het flotaat in een grote petrischaal wordt gebracht en in een trekkast wordt gedroogd. 10.6 Bereiding van het ruwe materiaal Er wordt ten minste 5g van het gemalen deelmonster bereid. Het materiaal wordt het gezeefd met een maaswijdte van 0,25 mm en beide fracties worden onderzocht. 10.7 Voorbereiding van monsters van oliën en vetten Het volgende protocol moet worden gevolgd voor de voorbereiding van monsters van oliën en vetten: Verwarm vast vet in een oven tot het gesmolten is. Pipetteer 40 ml vet of olie van het onderste gedeelte van het monster in een centrifugebuis. Centrifugeer gedurende tien minuten bij 4 000 omwentelingen per minuut. Als het vet na het centrifugeren gestold is, verwarm het dan in een oven tot het gesmolten is. Centrifugeer nogmaals gedurende vijf minuten bij 4 000 omwentelingen per minuut. Breng de helft van de gedecanteerde onzuiverheden met een lepel of spatel over op een objectglaasje voor microscopisch onderzoek. Als insluitmiddel wordt glycerol aanbevolen. De resterende onzuiverheden worden gebruikt voor sedimentatie zoals beschreven in punt 10.4. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 9/17

10.8 Voorbereiding van vloeibare monsters (NB) Het volgende protocol moet worden gevolgd voor de voorbereiding van vloeibare monsters: 40 ml van het monster wordt over een zeefdoek van +/- 100 µm gebracht De zeef wordt gespoeld met water. Spoel de zeef na met aceton en droog (bij voorkeur onder de trekkast). Recupereer het materiaal dat achterblijft op de zeef. Voer een alizarineroodkleuring uit op het materiaal zoals eerder beschreven. 10.9 Microscopisch onderzoek 10.9.1 Bereiding van de preparaten Er worden microscopische preparaten vervaardigd van het sediment, het ruwe materiaal en optioneel het flotaat. Indien het monster voorgezeefd (10.2) is, worden beide fracties gebruikt. Gebruik de klassieke draagglaasjes voor de fractie < 0,25 mm en holle draagglaasjes voor de fractie > 0,25 mm. De op de objectglaasjes aangebrachte analysemonsters moeten representatief zijn voor de hele fractie. 10.9.1.1 Bereiding van niet-permanente preparaten Breng een aantal druppels van het gewenste insluitmiddel op een schoon draagglaasje Breng wat testmateriaal (bv ~ 10 mg sediment ruw materiaal of optioneel flotaat) op het insluitmiddel Verdeel dit homogeen met een spatel, Bedek het preparaat met een draagglaasje Om niet-permanente preparaten gedurende langere tijd (enkele dagen) observeerbaar te houden, kunnen de randen van het dekglaasje toegemaakt worden met nagellak of valap (mengsel van vaseline, lanoline en paraffine was) 10.9.1.2 Bereiding van permanente preparaten Indien men het preparaat wenst te bewaren, brengt men enkele druppels NOA 65 op een draagglaasje (5 druppels voor gewone draagglaasjes, 7 druppels voor holle draagglaasjes), Breng wat testmateriaal (bv ~ 10 mg sediment ruw materiaal of optioneel flotaat) op het NOA 65 reagens Verdeel dit homogeen met een spatel Bedek het preparaat met een dekglaasje 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 10/17

zorg ervoor dat het materiaal verspreid is onder het hele dekglaasje (bij holle draagglaasjes mag voorzichtig op het dekglas gedrukt worden zodat het materiaal sneller verspreidt) Leg het draagglaasje onder een UV-lamp (op ongeveer 3 cm van de lamp) Laat het gedurende ten minste 2 minuten polymeriseren. Een langere tijd wordt aanbevolen, wetende dat volledige polymerisatie ongeveer 20 minuten duurt. Niettemin wordt bevredigende uitharding reeds na 30 seconden bekomen. 10.9.2 Gebruik van kleurstoffen Om de bestanddelen van dierlijke oorsprong gemakkelijker correct te kunnen identificeren worden bij de voorbereiding van de monsters kleurstoffen gebruikt volgens de richtsnoeren van het EURL-AP. De microscopische waarnemingen worden genoteerd op LAB 25-F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. 10.9.2.1 Onderzoek van de zeeffractie/flotaat Fehlingreagens (W904): - Voor de zeeffractie < 0,25 mm - Maak een prepraat in Fehling's reagens - Onderzoek het preparaat op rechthoekige, licht roze/violet gekleurde spiervezels. De spiervezels kunnen bovendien onderscheiden worden door een typische lengte- of dwarsstreping. Cystinereagens (W1307) - Voor de zeeffractie > 0,25 mm, maak gebruik van holle draagglaasjes - Maak een preparaat in cystinereagens (zonder dekglaasje) - Cystine bevattende bestanddelen (haar, veren) kleuren na een tijdje zwartbruin. De kleuring kan versneld worden door te verwarmen onder een vlam. Vermijd het koken van het reagens: de dampen zijn giftig Optioneel : De onderstaande reagentia kunnen gebruikt worden indien er onduidelijkheid is over de identiteit van de waargenomen bestanddelen Lugol (W0225) - Maak een preparaat in lugol. - Lugol wordt gebruikt als insluitmiddel voor de differentiatie van zetmeel en eiwit. Zetmeel zal diep violetblauw kleuren terwijl proteïnen geeloranje gekleurd worden. Indien nodig kan de oplossing verdund worden. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 11/17

Tetramehtylbenzidine /waterstofperoxide (W0224) - Het insluitmiddel wordt gebruikt voor de detectie van bloed. Bloed kleurt onmiddellijk blauwgroen (turkoois) en zet O 2 -vrij. Het onmiddellijke karakter van de reactie is relevant voor de mogelijke aanwezigheid van bloed en plasmapoeders. Na 20 minuten kleurt het mengsel ook blauwgroen in afwezigheid van afgeleide bloedproducten. Plantaardig materiaal met peroxidase reageert positief (bv radijs, look, wortel, maïs, kool), maar de interfererende kleuring gebeurt niet onmiddellijk. 10.9.2.2 Onderzoek van het sediment Sediment na alizarinekleuring - Maak een preparaat in glycerol of NOA 65. - Alizarinerood kleurt beenderen en visgraten en schubben helder roodroze. De kleuring is niet specifiek voor bot maar kleurt het belangrijkste bestanddeel van bot, nl hydroxyapatiet. Daarom moeten structurele eigenschappen typisch voor bot (lacunae, canaliculae) ook in beschouwing genomen worden om een gekleurd partikel als bot te identificeren. De alizarineroodkleuring vergemakkelijkt de screening van botfragmenten in een sediment. 10.9.3 Protocollen voor microscopische detectie van deeltjes van dierlijke oorsprong in mengvoeders en voedermiddelen De microscopische preparaten worden bekeken volgens het protocol in figuur 1 voor mengvoeders en voedermiddelen met uitzondering van puur vismeel of volgens het protocol in figuur 2 voor puur vismeel. Het sediment wordt echter niet gezeefd, het ruw materiaal wel. Vismeel en andere producten die de zeef kunnen contamineren, worden niet gezeefd indien ze zodanig fijn zijn dat er een microscopisch preparaat van kan gemaakt worden. Het microscopisch onderzoek wordt uitgevoerd met de samengestelde microscoop op het sediment, het ruwe materiaal en optioneel het flotaat. Voor de grove fracties kan optioneel behalve de samengestelde microscoop ook de stereomicroscoop worden gebruikt. Elk preparaat wordt in zijn geheel bij diverse vergrotingen onderzocht. Het minimumaantal preparaten dat in elke stap van het protocol moet worden onderzocht, moet strikt worden aangehouden, tenzij de fractie te klein is om het voorgeschreven aantal preparaten te maken. Maximaal worden zes preparaten per bepaling onderzocht. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 12/17

Om de aard en de oorsprong van de deeltjes gemakkelijker te kunnen vaststellen mag de analist gebruik maken van hulpmiddelen als beslissingsondersteunende systemen, beeldbanken en referentiemonsters. Uitslag monster als in punt 12.1.3. voor vissen Analyse herhalen Uitslag monster als in punt 12.1.3. voor landdieren Analyse herhalen Uitslag monster als in punt 12.1.1. Figuur 1: Protocol voor microscopische detectie van deeltjes van dierlijke oorsprong in mengvoeders en voedermiddelen met uitzondering van vismeel 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 13/17

Uitslag monster als in punt 12.1.3. voor landdieren Analyse herhalen Uitslag monster als in punt 12.1.1. Figuur 2: Protocol voor microscopische detectie van deeltjes van dierlijke oorsprong in vismeel 10.9.4 Aantal bepalingen Als in een eerste bepaling overeenkomstig het protocol van figuur 1 of figuur 2, al naar het geval, geen deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type (landdier of vis) worden aangetoond, is geen verdere bepaling nodig en wordt het analyseresultaat uitgedrukt zoals aangegeven in 12.1.1. Als in een eerste bepaling overeenkomstig het protocol van figuur 1 of figuur 2, al naar het geval, het totale aantal aangetoonde deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type (landdier of vis) minimaal 1 en maximaal 5 is, wordt een tweede bepaling uitgevoerd met een nieuw deelmonster van 50 g. Als bij deze tweede bepaling het aantal aangetoonde deeltjes van dierlijke oorsprong van dit type maximaal 5 is, wordt het analyseresultaat uitgedrukt zoals aangegeven in punt 12.1.2; is dit niet het geval, dan wordt een derde bepaling uitgevoerd met een nieuw deelmonster van 50 g. Als echter na de eerste twee bepalingen de som van het aantal deeltjes van een bepaald type dat in beide bepalingen is aangetoond, groter is dan 15, is geen verdere bepaling nodig en wordt het analyseresultaat direct uitgedrukt zoals aangegeven in punt 12.1.3. Als na de derde bepaling het totale aantal deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type die in de drie bepalingen samen zijn aangetoond, groter is 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 14/17

dan 15, wordt het analyseresultaat uitgedrukt zoals aangegeven in punt 12.1.3. Is dit niet het geval, dan wordt het analyseresultaat uitgedrukt zoals aangegeven in punt 12.1.2. Als in een eerste bepaling overeenkomstig het protocol van figuur 1 of figuur 2, al naar het geval, meer dan 5 deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type (landdier of vis) worden aangetoond, wordt het analyseresultaat uitgedrukt zoals aangegeven in punt 12.1.3. Schematisch: Bepaling Resultaat (vis/landdier) Actie/rapportering Bepaling 1 0 partikels rapportering 12.1.1 1-5 partikels 2 de bepaling > 5 partikels rapportering 12.1.3 Bepaling 2 0-5 partikels rapportering 12.1.2 Σ (# partikels bepaling 1 + 2) > 15 rapportering 12.1.3 anders 3 de bepaling Bepaling 3 Σ (# partikels bepaling 1 + 2 + 3) > 15 rapportering 12.1.3 anders rapportering 12.1.2 10.10 Beeldanalyse Zowel van de zeeffractie als van het sediment wordt ten minste 1 representatief beeld vastgelegd en opgeslagen via het beeldverwerkingsprogramma ANALYSIS 3.1. 11 Kwaliteitscontrole De juiste uitvoering van de methode wordt gecontroleerd op een praktijkvoeder, bijvoorbeeld rundveekorrel. Het sedimentgewicht van het monster wordt genoteerd op een controlekaart (LAB 25-F 62 REGISTRATIE KOLOMMEN & CONTROLEKAART) waarbij voldaan moet zijn aan LAB 25-I 22 CONTROLEKAARTEN. Indien niet voldaan is, wordt getracht een verklaring te vinden voor de storing. Gezien de analyse kwalitatief is (aanwezig/afwezig) kunnen de analyseresultaten wel doorgegeven worden indien afwezigheid in de monsters vastgesteld wordt en indien voldoende sediment beschikbaar is om 2 preparaten te maken. In de andere gevallen wordt de reeks verworpen. Het analyseresultaat van het controlemonster (zeeffractie + sedimentatie) wordt genoteerd op LAB 25-F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. De proef wordt bij elke analysereeks uitgevoerd en geldt als controle op de uitvoering van de sedimentatie en controle op contaminatie. Tevens wordt als training dagelijks een monster 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 15/17

met aanwezigheid van bestanddelen van dierlijke oorsprong (sediment) onder de microscoop bekeken (lijst LAB 25-F 31 REFERENTIESTALEN MICROSCOPIE). Dit wordt genoteerd op LAB 25- F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. 12 Berekening en rapportering De microscopische waarnemingen worden genoteerd op LAB 25-F 29 REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090. De optionele en specifieke werkwijzen worden hierop ook aangeduid, namelijk indien volgende handelingen op het monster worden uitgevoerd: - drogen - voorzeven - onderzoek van het flotaat - onderzoek van de grove fracties met de stereomicroscoop - indien het gaat om oliën en vetten - optionele kleuring: lugol, TMB De analyseresultaten worden weergegeven op het uitvoeringsverslag. 12.1.1 Geen deeltjes van dierlijke oorsprong aangetoond: Voor zover met een lichtmicroscoop kon worden waargenomen, zijn in het onderzochte monster geen deeltjes afkomstig van landdieren en vissen aangetoond. 12.1.2 Gemiddeld minimaal 1 en maximaal 5 deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type aangetoond: Voor zover met een lichtmicroscoop kon worden waargenomen, zijn in het onderzochte monster gemiddeld per bepaling niet meer dan 5 deeltjes afkomstig van landdieren aangetoond. De deeltjes werden geïdentificeerd als [bot, kraakbeen, spier, haar, hoorn ]. Deze geringe aanwezigheid, die onder de aantoonbaarheidsgrens van de microscopische methode ligt, betekent dat het risico op een fout-positief resultaat niet kan worden uitgesloten; dan wel, al naar het geval: Voor zover met een lichtmicroscoop kon worden waargenomen, zijn in het onderzochte monster gemiddeld per bepaling niet meer dan 5 deeltjes afkomstig van vissen aangetoond. De deeltjes werden geïdentificeerd als [graat, schub, kraakbeen, spier, otoliet, kieuw ]. Deze geringe aanwezigheid, die onder de aantoonbaarheidsgrens van de microscopische methode ligt, betekent dat het risico op een fout-positief resultaat niet kan worden uitgesloten. 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 16/17

Als het monster voorgezeefd is, wordt in het laboratoriumverslag vermeld in welke fractie (gezeefde fractie, pellets of pitten) de deeltjes van dierlijke oorsprong zijn aangetoond; worden alleen in de gezeefde fractie deeltjes van dierlijke oorsprong aangetoond, dan kan dat duiden op milieuverontreiniging. 12.1.3 Gemiddeld meer dan 5 deeltjes van dierlijke oorsprong van een bepaald type aangetoond: Voor zover met een lichtmicroscoop kon worden waargenomen, zijn in het onderzochte monster gemiddeld per bepaling meer dan 5 deeltjes afkomstig van landdieren aangetoond. De deeltjes werden geïdentificeerd als [bot, kraakbeen, spier, haar, hoorn ]; dan wel, al naar het geval: Voor zover met een lichtmicroscoop kon worden waargenomen, zijn in het onderzochte monster gemiddeld per bepaling meer dan 5 deeltjes afkomstig van vissen aangetoond. De deeltjes werden geïdentificeerd als [graat, schub, kraakbeen, spier, otoliet, kieuw ]. Als het monster voorgezeefd is, wordt in het laboratoriumverslag vermeld in welke fractie (gezeefde fractie, pellets of pitten) de deeltjes van dierlijke oorsprong zijn aangetoond; worden alleen in de gezeefde fractie deeltjes van dierlijke oorsprong aangetoond, dan kan dat duiden op milieuverontreiniging. 13 Bijlagen en aanverwante documenten LAB 25-I 22 LAB 25-D 39 LAB 25-F 26 LAB 25-F 29 LAB 25-F 31 LAB 25-F 62 LAB 25-F 71 CONTROLEKAARTEN WERKWIJZE DIERLIJK MEEL (MICROSCOPIE) I-MET-FLVVT-090 ONDERHOUDSFICHE ZEVEN REGISTRATIEGEGEVENS MET-FLVVT-090 REFERENTIESTALEN MICROSCOPIE REGISTRATIE KOLOMMEN & CONTROLEKAART VOLGORDE MALEN MONSTERS 2015/L18/LAB/FLVVT/OVERZICHT WETGEVING 2015/L21/LAB/FLVVT/APPARATUUR GEBRUIKT VOOR ANALYSEN 2015/I-MET-090/LAB/FLVVT versie 08 Van toepassing vanaf: 15-09-2015 17/17