Opties om de voedselverspilling terug te dringen



Vergelijkbare documenten
De voedselketenles LES 1 VRAAG: Waarom denk jij dat het erg is dat er soms eten weggegooid wordt?

Algemene informatie over de respondent

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

Factsheet voedselverspilling bij de consument

Hoeveel gooit de consument weg, uitgedrukt in euro s?

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Verminderen van voedselverspilling

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Gecoördineerde handhavingsmaatregelen voor betere naleving consumentenrechten op reiswebsites

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2017 (OR. en)

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Voedselverlies in ketenperspectief. Willy Sarlee OVAM Dienst beleidsinnovatie 15/10/2012

Tarieven Europa: staffel 1

KLIMAATVERANDERING. N.B. : Voor de algemene analyse zie de analytische synthese.

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Emissiehandel: Commissie geeft groen licht voor nog eens 8 plannen zodat de handel zoals gepland van start kan gaan

kennis en economie 2013 statistische bijlage

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Beperken Voedsel verspilling, Waarden van Voedsel in de Keten

Voedselverspilling LEI Wageningen UR. Anima Ruissen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Arbeidsmarkt allochtonen

Krachten bundelen. Verspilling in Nederland

Federaal Agentschap voor de Veiligheid. van de Voedselketen

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005

2020 dan in 2013 (Alliantie Verduurzaming Voedsel, 2013). In de werkgroep Optimalisatie Reststromen en Voedselverspilling van de Alliantie werken

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

Onderzoek gunstige prijsligging.

Scorebord van de interne markt

Duurzaamheidk. Consument zoekt manieren om minder voedsel te verspillen Duurzaamheidkompas meting #13 December 2014

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

Studienamiddag: Duurzaamheid in de Grootkeuken

Tarieven Europa: staffel 1

ECC-Net: Travel app. Een nieuwe mobiele applicatie voor de Europese consument bij zijn reizen in het buitenland. Informatieblad app - ECC-Net: Travel

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

Scorebord van de interne markt

Verkeersveiligheid: aantal verkeersdoden in de EU nog nooit zo laag - Europa maakt nu ook werk van een strategie voor gewonden in het verkeer

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Factsheet voedselverspilling bij de consument

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERD BESLUIT (EU).../... VAN DE COMMISSIE

Vragen en antwoorden over het burgerinitiatief

Het Verdrag van Den Haag van 13 januari 2000 over de internationale bescherming van volwassenen

Geachte meneer, mevrouw,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

ZA6284. Flash Eurobarometer 413 (Companies Engaged in Online Activities) Country Questionnaire Belgium (Flemish)

ENERGIEPRIORITEITEN VOOR EUROPA

MACRO-ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET COHESIEBELEID

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Begeleidend document bij het voorstel voor een

FEDERATION EUROPEENNE DE LA MANUTENTION Productgroep. industriële trucks. Een leidraad voor identificatie van nietconforme

A8-0249/139. Door de Commissie voorgestelde tekst

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Gezondheid & Voeding

DE HERSCHIKTE EOR RICHTLIJN

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN?

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Betalingsachterstand bij handelstransacties

Kies uw taal a.u.b. English

the state of renewable energies in europe

Verspilling: De houdbaarheidsdatum nabij

VOEDSELVERSPILLING FENOMEEN, IMPACT EN BELEID

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Hoofdstuk 4 De marktontwikkeling van biologische producten

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1613 VAN DE COMMISSIE

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers

Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen Science and Technology Options Assessment Opties om de voedselverspilling terug te dringen Samenvatting NL Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties Directoraat-generaal voor parlementaire onderzoeksdiensten Europees Parlement Oktober 2013 PE 513.515

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen Opties om de voedselverspilling terug te dringen Samenvatting IP/A/STOA/FWC/2008-096/Lot7/C1/SC2 - SC4 Oktober 2013 PE 513.515

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties Het STOA-project "Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen Opties om de voedselverspilling terug te dringen" werd uitgevoerd door het Institute for Technology Assessment and Systems Analysis, Karlsruhe Institute of Technology, als lid van de ETAG. AUTEURS Carmen Priefer, projectleider (ITAS) Juliane Jörissen (ITAS) Klaus-Rainer Bräutigam (ITAS) STOA-ONDERZOEKSCOÖRDINATOR Lieve Van Woensel Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties (STOA) Directoraat voor effectbeoordeling en Europese Meerwaarde Directoraat-generaal intern beleid van het Europees Parlement Wiertzstraat 60 - RMD 00J012 B-1047 Brussel E-mail: lieve.vanwoensel@ep.europa.eu TAALVERSIE Origineel: EN OVER DE UITGEVER U kunt contact opnemen met STOA door te schrijven naar STOA@ep.europa.eu Dit document is op internet beschikbaar op: http://www.europarl.europa.eu/stoa/ Manuscript voltooid in augustus 2013. Brussel, Europese Unie, 2013. BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID De meningen die in dit document worden geuit, vallen uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de auteurs en geven niet noodzakelijkerwijs het officiële standpunt van het Europees Parlement weer. Nadruk en vertaling met bronvermelding voor niet-commerciële doeleinden toegestaan, mits de uitgever daarvan vooraf op de hoogte wordt gesteld en een exemplaar krijgt toegestuurd. PE 513.515 CAT BA-03-13-508-NL-N ISBN 978-92-823-5117-8 DOI 10.2861/43115

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen Dit document is de publiekssamenvatting van de STOA-studie "Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen Opties om de voedselverspilling terug te dringen". De volledige studie en een beknopte uiteenzetting zijn beschikbaar op de website van STOA. Abstract van de studie Het terugdringen van voedselverspilling wordt beschouwd als een belangrijke hefboom om te komen tot wereldwijde voedselzekerheid, waardoor eindige hulpbronnen voor andere vormen van gebruik worden vrijgemaakt, de milieurisico's worden verminderd en financiële verliezen worden voorkomen. In haar stappenplan voor een hulpbronnenefficiënt Europa heeft de Europese Commissie als doelstelling geformuleerd dat de voedselverspilling tegen 2020 gehalveerd moet zijn. Deze studie behandelt verschillende benaderingen om voedselverspilling te voorkomen op basis van een diepgaande analyse van de omvang, oorzaken en patronen van voedselverspilling in de EU-27. De klemtoon ligt op maatregelen en instrumenten die in de literatuur of in het huidige debat bijzonder nuttig worden geacht, die eenvoudig uit te voeren zijn en/of die hun doeltreffendheid reeds hebben bewezen in de praktijk. Het gaat onder meer om de verbetering en harmonisatie van de gegevensbasis, het vastleggen van reductiedoelstellingen op nationaal en regionaal niveau, de herziening van bestaande voorschriften betreffende de datumetikettering van voeding, het verplicht opzetten van bewustmakingscampagnes, de invoering van economische stimuleringsmaatregelen, de verbetering van werkstromen evenals de toepassing van ketenintegratie in de industrie en de groot-/kleinhandel met inbegrip van technologische innovaties die de voedselverspilling kunnen beperken.

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen INHOUD 1. ACHTERGROND EN DOEL VAN DE STUDIE... 1 2. DEFINITIE VAN DE TERMEN "VOEDSELVERLIES" EN "VOEDSELVERSPILLING". 2 3. DE HUIDIGE STAND VAN HET ONDERZOEK... 2 4. OORZAKEN EN REDENEN VAN VOEDSELVERLIEZEN LANGS DE VOEDSELKETEN... 3 4.1 VERLIEZEN IN DE PRIMAIRE PRODUCTIE... 4 4.2 VERLIEZEN TIJDENS DE VERWERKING EN VERPAKKING... 4 4.3 VERLIEZEN IN DISTRIBUTIE, GROOT- EN KLEINHANDEL... 5 4.4 VERLIEZEN IN DE HORECA... 6 4.5 VERLIEZEN IN DE GEZINNEN... 6 5. BESCHIKBARE GEGEVENS EN HUN BETROUWBAARHEID... 9 5.1 BEREKENINGEN OP BASIS VAN FAOSTAT-GEGEVENS EN SIK-METHODOLOGIE... 9 5.2 RESULTATEN VAN DE BEREKENINGEN VERGELEKEN MET DE BEVINDINGEN VAN BIOIS... 10 6. VERSPILGEDRAG VAN GEZINNEN... 12 7. GEVOLGEN VAN VOEDSELVERSPILLING... 15 7.1 VERBRUIK VAN HULPBRONNEN... 15 7.2 STEEDS MEER BIOAFVAL... 16 7.3 ECONOMISCHE GEVOLGEN... 18 8. OPTIES OM DE VOEDSELVERSPILLING TERUG TE DRINGEN... 18 LITERATUURLIJST... 23

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties LIJST VAN TABELLEN TABEL 1: OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE FACTOREN DIE BIJDRAGEN TOT DE VERSPILLING VAN VOEDSEL IN DE VERSCHILLENDE SCHAKELS VAN DE VOEDSELKETEN IN DE GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN... 7 TABEL 2: SAMENSTELLING VAN HUISHOUDELIJK VOEDSELAFVAL IN ZEVEN EUROPESE LANDEN IN %... 13 LIJST VAN AFBEELDINGEN FIGUUR 1: AANDEEL VAN DE VERSCHILLENDE SCHAKELS VAN DE VOEDSELKETEN OP DE TOTALE VOEDSELVERSPILLING IN DE EU-27 (ITAS-BEREKENINGEN)... 10 FIGUUR 2: HOEVEELHEID TOTAAL VOEDSEL PER HOOFD VAN DE BEVOLKING, UITGEZONDERD LANDBOUW EN BEHANDELING NA DE OOGST - VERGELIJKING VAN ITAS-BEREKENINGEN MET BIOIS-RESULTATEN VOOR DE EU-27 IN 2006... 11 FIGUUR 3: PER HOOFD VAN DE BEVOLKING VERSPILD VOEDSEL IN DE GEZINNEN - VERGELIJKING VAN ITAS- BEREKENINGEN MET BIOIS-RESULTATEN VOOR DE EU-27 IN 2006... 12 FIGUUR 4: PERCENTAGES VAN DE VERSCHILLENDE VOEDSELGROEPEN IN DE TOTALE VOEDSELVERSPILLING BIJ HUISHOUDENS IN DE EU-27 IN 2006 (ITAS-BEREKENINGEN)... 14 FIGUUR 5: MATERIAAL- EN KOOLSTOFVOETAFDRUK VAN VOEDSELVERSPILLING IN DUITSLAND PER HOOFD VAN DE BEVOLKING EN PER JAAR, MET INBEGRIP VAN DE BOVENSTROOMSE SCHAKELS VAN DE KETEN EN OPGESPLITST VOLGENS PRODUCTGROEP... 16 FIGUUR 6: BEHANDELING VAN MSW IN VERSCHILLENDE EUROPESE LANDEN IN 2010... 17

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen PUBLIEKSSAMENVATTING 1. ACHTERGROND EN DOEL VAN DE STUDIE Hoeveel voedsel er wereldwijd in de toeleveringsketen verloren gaat is vooralsnog onduidelijk, maar vaststaat dat het om enorme hoeveelheden gaat. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schat dat in de hele wereld ruwweg een derde van het voor menselijke consumptie geproduceerde voedsel verloren gaat of verspild wordt, wat neerkomt op ongeveer 1,3 miljard ton per jaar. Voedsel gaat verloren of wordt verspild in de gehele toeleveringsketen, van begin tot einde, van bij de landbouwproductie tot aan de consumptie door de gezinnen. Volgens de FAO bedraagt de voedselverspilling door consumenten in Europa en Noord-Amerika per hoofd van de bevolking ongeveer 95 tot 115 kg per jaar (Gustavsson et al. 2011). Het Europees Parlement schat dat de voedselverspilling tegen 2020 zal stijgen met 40% tenzij er aanvullende preventieve acties of maatregelen worden genomen (Europees Parlement 2012). Gezien het feit dat meer dan één miljard mensen aan ondervoeding lijden, is de verspilling van voedsel vooral een kwestie van ethiek. De vraag hoe het gedrag van de consumenten in de geïndustrialiseerde landen van invloed is op de honger en armoede op het platteland in de ontwikkelingslanden is een twistpunt. Toch kan worden verondersteld dat de achteloze omgang met voedsel in de rijke landen de wereldwijde vraag naar voedsel zal doen stijgen. Een wereldwijd groeiende vraag zal leiden tot hogere prijzen op de wereldmarkt, die dan de koopkracht van arme mensen in de ontwikkelingslanden verder kan doen verzwakken. Volgens de prognose van de Verenigde Naties betreffende de wereldwijde bevolkingsaangroei voor de middellange termijn zou de wereldbevolking tegen 2050 tot 9,3 miljard mensen aangroeien. Die bevolkingsaanwas zal de wereldwijde voedselvoorziening steeds sterker onder druk zetten. De voedselproductie, ongeacht of dat voedsel wordt geconsumeerd of verspild, is gekoppeld aan negatieve milieueffecten. Voedselverspilling betekent niet alleen dat levensbelangrijke nutriënten verloren gaan maar ook dat schaarse hulpbronnen worden verkwist zoals grond, water en energie die tijdens de productie, verwerking en distributie van voedsel zijn gebruikt. Deze verliezen worden nog verergerd doordat zich een belangrijke verschuiving voordoet van een voornamelijk op granen gebaseerde voeding naar een hoge consumptie van dierlijke producten. Door de stijgende welvaart in de ontwikkelingslanden zal de calorieëninname uit vleesconsumptie per hoofd van de bevolking tegen 2050 stijgen met 40% (IMECHE 2013). De vervaardiging van dierlijke producten vergt veel meer hulpbronnen dan die van op granen gebaseerde voeding. Naast negatieve milieueffecten heeft voedselverspilling ook forse financiële verliezen tot gevolg, zowel voor de individuele consument als voor de nationale economie. Net zoals bij de milieueffecten stapelen de economische verliezen zich op langs de toeleveringsketen zodat één ton voedselverspilling in de gezinnen (d.i. de laatste schakel in de keten) een veel hogere kostprijs voor milieu en economie inhoudt dan één ton voedselverspilling in de industrie. In dit licht gezien biedt een beperking van de huidige omvang van de voedselverspilling een grote kans om te komen tot wereldwijde voedselzekerheid, waardoor de milieurisico's worden verminderd, eindige hulpbronnen voor andere vormen van gebruik worden vrijgemaakt en financiële verliezen worden voorkomen. De uitvoering van preventiemaatregelen om voedselverspilling tegen te gaan vereist echter een diepgaande analyse van de omvang, patronen en effecten van voedselverspilling. Dit was een van de onderwerpen van dit onderzoek. De belangrijkste doelstelling was een bespreking van de maatregelen en instrumenten die voedselverspilling kunnen helpen voorkomen, rekening houdend met de ervaringen die reeds in verschillende landen zijn opgedaan. De klemtoon lag op benaderingen die in de literatuur of in het huidige debat bijzonder nuttig worden geacht, die eenvoudig uit te voeren zijn en/of die duurzame resultaten kunnen boeken. Op grond van deze bespreking werden keuzemogelijkheden 1

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties voor actie ontwikkeld die zowel gericht zijn aan de Europese als aan de nationale overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. 2. DEFINITIE VAN DE TERMEN "VOEDSELVERLIES" EN "VOEDSELVERSPILLING" Tot dusver bestaat er noch in de Europese en nationale rechtskaders, noch in de wetenschappelijke literatuur een algemeen aanvaarde definitie van de termen "voedselverlies" en "voedselverspilling". In overeenstemming met andere relevante auteurs stellen wij hier voor om een onderscheid te maken tussen "voedselverlies" en "voedselverspilling". Voedselverlies is de hoeveelheid voedsel die voor menselijke consumptie wordt geproduceerd maar die om allerlei redenen uit de toeleveringsketen verdwijnt. Voedselverspilling is een subcategorie van voedselverlies en verwijst naar de hoeveelheid voedsel die nog geschikt is voor consumptie maar die wordt weggegooid als gevolg van een menselijk ingrijpen of juist niet ingrijpen. We moeten dit onderscheid maken omdat in de eerste schakels van de voedselketen verwijderde resten en weggesorteerde producten achteraf opnieuw kunnen worden gebruikt in het productieproces. Dit betekent dat niet alle voedselverlies uitmondt in verspilling. Anderzijds wordt voedsel dat oorspronkelijk voor menselijke consumptie was bedoeld maar dat uit de toeleveringsketen verwijderd is, als voedselverspilling beschouwd, ook al wordt het daarna nog voor andere doeleinden aangewend. Producten die niet langer kunnen worden verkocht maar voor menselijke consumptie worden herwonnen en op die manier in de voedselketen blijven, worden niet beschouwd als voedselverlies of voedselverspilling (bijvoorbeeld de verdere verwerking van onverkochte bakkerijproducten tot paneermeel). Naast het verschil tussen voedselverspilling en voedselverlies maakt de wetenschappelijke wereld een verder onderscheid tussen "vermijdbare" en "onvermijdbare" voedselverspilling. Vermijdbare voedselverspilling verwijst naar producten die worden weggegooid terwijl ze op dat ogenblik nog geschikt zijn voor menselijke consumptie of naar producten die eetbaar geweest zouden zijn als ze op tijd waren opgegeten. Onvermijdbare voedselverspilling verwijst naar producten of ingrediënten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Het gaat hier dan om oneetbare bestanddelen (bijv. bananenschillen, botten en graten, eierschaal) en producten die zo zijn toegetakeld door het weer, ziekten of ongedierte dat ze niet kunnen worden geconsumeerd. De derde categorie die in het huidige debat wordt gehanteerd, namelijk "mogelijk/gedeeltelijk vermijdbare voedselverspilling" verwijst naar producten of ingrediënten die niet worden geconsumeerd omdat de consument andere voorkeuren heeft (bijv. broodkorsten, appelschillen) of die kunnen worden gegeten wanneer het voedsel op een bepaalde manier wordt klaargemaakt en anders niet (het vel van gebakken gevogelte wordt doorgaans opgegeten, het vel van gekookt gevogelte doorgaans niet). We moeten deze categorie laten varen omdat de respectieve hoeveelheden slechts een kleine rol spelen in vergelijking met de totale hoeveelheid verspild voedsel. 3. DE HUIDIGE STAND VAN HET ONDERZOEK In januari 2012 nam het Europees Parlement de volgende resolutie aan: "Het voorkomen van voedselverspilling: strategieën voor een doelmatiger voedselvoorzieningsketen in de EU", waarin de Commissie wordt verzocht om praktische maatregelen te treffen en op die manier de voedselverspilling tegen 2025 te halveren. De Commissie wordt voorts verzocht om een analyse te maken van de gehele voedingsketen, van boerderij tot bord, om na te gaan in welke sectoren voedselverspilling het vaakst voorkomt. Op basis van deze analyse dienen er voor de lidstaten specifieke streefcijfers voor de preventie van voedselverspilling te worden vastgesteld, als onderdeel van de streefcijfers voor het voorkomen van afval die elke lidstaat tegen 2014 moet behalen (Kaderrichtlijn afval 2008). Met verwijzing naar deze initiatieven heeft de Europese Commissie in haar "Stappenplan voor een hulpbronnenefficiënt Europa" als doelstelling geformuleerd dat de verspilling van eetbaar voedsel in de EU tegen 2020 gehalveerd moet zijn (Europese Commissie 2011). 2

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen Op Europees niveau is er een groot aantal studies verricht over de omvang, oorzaken en effecten van voedselverspilling. Er zijn nationale onderzoeken beschikbaar voor het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Denemarken, Zweden, Finland en Noorwegen, Frankrijk, Italië, Portugal, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. De onderzoeksactiviteiten en beleidsinitiatieven zijn voornamelijk afkomstig uit West-, Midden- en Noord-Europa; slechts enkele komen uit Zuid-Europese landen. Sommige Zuid-Europese en de meeste Oost-Europese landen zijn nauwelijks vertegenwoordigd in het huidige debat. Studies over voedselverspilling zijn door heel uiteenlopende instellingen gepubliceerd, onder meer door universiteiten, onderzoeksinstellingen, ngo's, industriële bedrijven, nationale ministeries, internationale en Europese organisaties. Op te merken valt dat de bevindingen van de afzonderlijke studies moeilijk kunnen worden vergeleken, ook al handelen ze over hetzelfde onderwerp. Dat komt omdat ze verschillende uitgangspunten hanteren betreffende de definitie van de termen "voedselverlies" en "voedselverspilling", de vaststelling van systeemgrenzen, de opzet en reikwijdte van het onderzoek en de methoden die worden gebruikt voor de verzameling en analyse van gegevens. Tot dusver is er slechts één belangrijke pan-europese studie verricht: "Preparatory study on food waste across EU-27" (Monier et al. 2010). De auteurs beoordelen de omvang van voedselverliezen in Europa op basis van gegevens van EUROSTAT en van nationale onderzoeken. Ook bestaan er verschillende wereldwijde overzichtsstudies van het WWF en de FAO (Grethe et al. 2011; Gustavsson et al. 2011) en Amerikaanse studies (Buzby & Hyman 2012; Gunders 2012; Hall et al. 2009). Momenteel zijn er twee EU-projecten die handelen over voedselverspilling: in het project "Green Cook" werken verschillende landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, België en Duitsland samen aan de ontwikkeling van een Noord-Europees model voor duurzaam voedselbeheer. Dit omvat de vaststelling van een eenvormige definitie van de term "voedselverspilling" en de uitvoering van een evaluatiekader voor voedselverspilling. Bij het Europese FP7-project FUSIONS, dat staat voor Food Use for Social Innovation by Optimising Waste Prevention Strategies (Voedselgebruik voor sociale innovatie dankzij de optimalisering van strategieën ter voorkoming van verspilling) zijn 21 instellingen uit 13 EUlidstaten betrokken. Het project zal bijdragen tot de harmonisering van monitoring inzake voedselverspilling, de maatschappelijke haalbaarheid van innoverende maatregelen voor geoptimaliseerd voedselgebruik in de voedselketen en de ontwikkeling van richtsnoeren voor een gemeenschappelijk beleid betreffende voedselverspilling in de EU-27. In Europa vervult het Verenigd Koninkrijk een voortrekkersrol dankzij het programma WRAP (Waste & Resource Action Programme, actieprogramma afval & hulpbronnen) dat in 2000 werd opgezet. Het is een door de overheid gesponsord initiatief dat alle vormen van afval in de particuliere en industriële sector wil verminderen. Het vraagstuk "voedselverspilling" neemt in WRAP een belangrijke plaats in en staat al verschillende jaren op de agenda. De belangrijkste doelstelling is nagaan hoeveel voedsel er in het Verenigd Koninkrijk verloren gaat, de belanghebbenden bij elkaar brengen en de aandacht van de consument op deze kwestie vestigen door middel van campagnes als "Love Food Hate Waste". 4. OORZAKEN EN REDENEN VAN VOEDSELVERLIEZEN LANGS DE VOEDSELKETEN De voorbije decennia is de voedselketen langer en steeds ingewikkelder geworden door de mondialisering van de markten, hogere verwachtingen van de consument betreffende de variatie aan keuzes en een groeiende vraag naar vlees, fruit, groenten en andere producten die gemakkelijk bederven. De toenemende migratie van de plattelandsbevolking naar stedelijke gebieden vergroot de afstand tussen de plaats van productie en die van consumptie. Dit betekent dat het vervoer langer duurt, dat de koudeketen langer in stand moet worden gehouden en dat er meer tussenpersonen zijn. Bovendien verschilt het gedrag van stedelingen ten opzichte van de omgang met voedsel sterk van dat van plattelandsbewoners. Op grond van afvalanalyses kwam een Oostenrijkse studie tot de vaststelling 3

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties dat de hoeveelheid voedsel in de vuilnisbak van stedelingen veel hoger is dan in plattelandsgebieden (Obersteiner & Schneider 2006). 4.1 Verliezen in de primaire productie In de geïndustrialiseerde landen zijn de verliezen op het vlak van primaire productie (landbouw, behandeling na de oogst en opslag) betrekkelijk laag in vergelijking met de ontwikkelings- en groeilanden. In de geïndustrialiseerde landen kan een mogelijke oorzaak van verliezen worden geweten aan het feit dat de productie gericht is op de marktbehoeften, wat kan leiden tot een aanbod dat hoger is dan de vraag. Ook kunnen strenge contractvoorwaarden en rigoureuze kwaliteitsnormen vanwege grootschalige distributiebedrijven tot overproductie leiden. Hoewel gewasveredeling het gebruik van gewassen met de gewenste kenmerken mogelijk maakt, kunnen landbouwers niet precies voorspellen hoe groot hun oogst zal zijn, niet in het minst omdat de weersomstandigheden kunnen variëren. Aan de andere kant moet een landbouwer de overeengekomen hoeveelheid in perfecte staat leveren om de overeengekomen prijs te ontvangen. Dit heeft op zijn beurt tot gevolg dat een grote hoeveelheid gewassen op de velden blijft liggen. Het moet echter worden vermeld dat landbouwers en verwerkende bedrijven doorgaans op zoek gaan naar alternatieve kanalen om hun overschotten op de markt te brengen. Een ander belangrijk aspect in de analyse van voedselverliezen zijn de voorwaarden van de rechtskaders. De maatschappelijke doelstelling om risico's voor het leven en de gezondheid van de consument te voorkomen, die in diverse verordeningen en richtlijnen van de EU is verankerd, kan botsen met het streven om voedselverspilling te vermijden. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verontreiniging van voedsel tijdens de productie, resten van bestrijdingsmiddelen in gewassen en resten van diergeneesmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Voor al deze vormen van verontreiniging zijn er op Europees niveau concentratiegrenzen vastgesteld. Een studie van Wageningen UR (Waarts et al. 2011) is tot de conclusie gekomen dat deze door de Europese wetgeving vastgestelde wettelijke limieten een belangrijke stuwmotor zijn voor de voedselverspilling in de primaire productie. 4.2 Verliezen tijdens de verwerking en verpakking Het probleem van de overproductie bestaat voor een stuk ook in de verwerkingsindustrie. Hoewel er tal van productiebedrijven zijn die grote voorraden proberen te vermijden door "net op tijd" te leveren, kan overproductie niet worden uitgesloten. De voedingssector eist specifieke afmetingen en normen voor de verwerking van producten. Tijdens de verschillende verwerkingsfasen worden diverse selecties doorgevoerd die leiden tot hoge afvalpercentages. Groenten en fruit, vaak in verpakkingen verkocht, worden tijdens de verwerking geselecteerd op de maat van de verpakkingen zodat die allemaal dezelfde afmetingen en hetzelfde gewicht hebben. Verkoop in verpakkingen leidt ook tot verliezen in de kleinhandel omdat het te duur is een verpakking met beschadigde producten te openen en de resterende onbeschadigde producten te verkopen. Voedselverwerking mondt uit in resten die nog altijd bruikbaar zijn voor menselijke consumptie. Deze resten worden soms in andere domeinen gebruikt, maar doorgaans worden ze weggegooid omdat dit de minste inspanningen vergt en de laagste kosten met zich meebrengt. De productie van verschillende merken en bepaalde handelsmerken van een product kan ook tot verliezen leiden. Zuivelproducten, bijvoorbeeld, worden op de markt gebracht onder een heleboel verschillende merken en behoren tot de bederfelijke waren. Omdat de merken verschillende recepten hanteren, moet bij de productiewissel voor een ander merk ook van partij worden gewisseld. Daarbij wordt er in de vulmachine een gemengde fase geproduceerd die doorgaans wordt weggegooid op grond van allergenenbeheersing. Wanneer vaak van partij wordt gewisseld, kan dit ook leiden tot hogere hoeveelheden schoonmaakresten. Daarnaast kunnen producenten van huismerkproducten van supermarkten hun eigen overproductie niet elders verkopen. 4

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen De omgang met dierlijke producten zoals melk, zuivelproducten, vlees en worsten wordt geregeld door een hele reeks EU-verordeningen die een strikt stelsel van hygiëneregels opleggen. De EUverordeningen bepalen ook dat de voedselketen duidelijk gedocumenteerd moet zijn en dat deze via een identificatiemerk op de verpakking traceerbaar moet zijn. Vlees en worsten zijn zeer bederfelijke waren omdat ze gevoelig zijn voor bacteriën. Voor de verwerking van rauwe voedingsmiddelen moet de koudeketen absoluut in stand worden gehouden. In supermarkten en discountzaken, die altijd grote hoeveelheden en een ruime keuze aan rauwe vleesproducten aanbieden, is het risico dat deze producten worden weggegooid uitzonderlijk hoog door de korte omlooptijden. Onderbrekingen van de koudeketen, overschrijdingen van de temperatuur en verontreinigingen hebben meestal tot gevolg dat de producten worden weggegooid. 4.3 Verliezen in distributie, groot- en kleinhandel De handel bepaalt de kwaliteitsnormen voor landbouwproducten en heeft daardoor een sterke invloed op de primaire productie waarbij de geweigerde goederen bij de producent achterblijven. Voedsel gaat verloren omdat de vaste normen op het vlak van grootte, vorm, kleur en uiterlijk van de producten vereisen dat er een selectie plaatsvindt. Hoewel het aantal specifieke Europese marketingnormen voor verse groenten en fruit in 2009 van 36 tot 10 is teruggebracht, eist de handel nog altijd gestandaardiseerde producten omdat in de logistieke processen tijdens de opslag, verpakking en distributie niet kan worden omgegaan met goederen die onregelmatig zijn van grootte en vorm. Bovendien heeft de handel er belang bij dat de normen worden gehandhaafd omdat daardoor een objectieve maatstaf wordt geboden die de zakelijke relaties tussen de producenten, fabrikanten en winkeliers vergemakkelijkt. Zo worden de originele wettelijke normen door verschillende voedingsbedrijven verder gebruikt in de vorm van particuliere normen. Voordat voedingsmiddelen in de handel worden gebracht, moeten ze worden vervoerd en verdeeld. Voedsel gaat soms verloren wanneer vervoersondernemingen zich niet houden aan het geplande tijdsbestek voor het leveren en lossen van de goederen. Bovendien kunnen de goederen of de verpakking verloren gaan of beschadigd geraken tijdens het transport omdat dit niet gebeurt zoals het hoort. Ook tijdens het laden en lossen van goederen of tijdens het stapelen ervan kunnen ze schade oplopen. Een ander probleem in de logistiek is de opslag waarbij een te grote voorraad tot gevolg kan hebben dat de datum van minimale houdbaarheid niet langer voldoet aan de verkoopeisen of zelfs dat de goederen bederven. Voedselverspilling in de groot- en kleinhandel is ook het gevolg van het feit dat voeding de vervaldatum bereikt. Het is niet verboden om producten met een vervallen THT-datum opnieuw te etiketteren en te verkopen zolang daar gegarandeerd geen gezondheidsrisico mee gemoeid is. Vanwege de aansprakelijkheid is dit echter geen gebruikelijke praktijk. Waarts et al. (2011) stelden vast dat producenten de THT-datums zeer voorzichtig bepalen om hun risico op het vlak van productaansprakelijkheid en mogelijke schade aan hun reputatie te beperken. Om dezelfde reden beslissen kleinhandelaars producten waarvan de THT-datum verstreken is niet opnieuw te etiketteren. Ook marketingstrategieën zoals "twee voor de prijs van één" leiden onvermijdelijk tot voedselverspilling in de gezinnen omdat ze de consumenten ertoe aansporen onnodige producten te kopen. Hoewel er een aantal redenen worden gegeven waarom voedsel verloren gaat bij de distributie, grooten kleinhandel, blijkt het hier om relatief kleine hoeveelheden te gaan. Volgens de ramingen van BIOIS en andere onderzoeken is de handel slechts verantwoordelijk voor 5% van de totale voedselverspilling in de EU. Deze sector vertegenwoordigt echter ook een domein waarop bijzonder weinig empirische gegevens beschikbaar zijn. Daarom is er dringend uitvoeriger onderzoek nodig om de voedselverspilling en de oorzaken ervan op een steviger basis te peilen. 5

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties 4.4 Verliezen in de horeca Wat restaurants en andere verleners van voedingsdiensten betreft wordt de hoeveelheid voedselverspilling in aanzienlijke mate bepaald door de porties die zij aanbieden. Door grotere porties te serveren een trend die de voorbije jaren in Amerika en in Europa de kop opsteekt stijgt ook het aantal klanten die hun maaltijd niet helemaal op krijgen. In restaurants die buffetten aanbieden is de verspilling vooral het gevolg van het feit dat ze te veel voedsel klaarmaken dat achteraf niet kan worden bewaard en ook niet kan worden verwerkt tot een ander gerecht. Een reden daarvoor is dat de klanten vaak verwachten dat er niets zal opraken, vooral in het duurdere segment, zodat de uitbaters veel meer voedsel klaarmaken dan er uiteindelijk zal worden geconsumeerd. Er zijn ook logistieke problemen die de voedselverspilling in de horeca bevorderen. Doordat het aantal gasten voortdurend wisselt, kan de directie niet nauwkeurig inschatten hoeveel voedsel zij precies moet aankopen. Reserveringen maken die ramingen wel iets gemakkelijker maar zijn niet gebruikelijk in bepaalde soorten restaurants, bijvoorbeeld in cafetaria's. Als er met buffetten gewerkt wordt, kan de vraag alleen in zekere mate via de reserveringen worden voorspeld. Wie overschotten opnieuw gaat gebruiken of aanbieden, moet beschikken over voldoende ruimte om ze gekoeld te bewaren. In stressrijke situaties is het echter vaak gemakkelijker om voedsel weg te gooien dan om het te verpakken en in te vriezen. Daarnaast is het hergebruik van restjes lastig omdat veel uitbaters hun dagelijkse aanbod vooraf bereiden en dus niet erg soepel zijn in de aanpassing van hun menu. In de meeste gelegenheden wordt het verspilde voedsel niet afzonderlijk verzameld en gewogen. Zo komt het dat de hoeveelheid verspild voedsel onzichtbaar blijft: er wordt niets gemeten en er wordt niet nagedacht over mogelijke verbeteringen van de gebruikelijke interne procedures waardoor het voedsel efficiënter zou kunnen worden gebruikt. Ook wettelijke voorschriften spelen in de horeca een belangrijke rol. De hygiënevoorschriften bepalen dat restanten wettelijk gezien alleen mogen worden doorgegeven als het voedsel de keuken niet heeft verlaten. De twee-uursgarantie op niet-gekoelde producten (een onderdeel van het "voedselhygiënepakket" van de EU) leidt tot voedselverspilling omdat de cateraars producten die normaal gezien in de koelkast moeten worden bewaard, moeten weggooien als ze langer dan twee uur te koop zijn aangeboden. Bovendien stelden Waarts et al. (2011) vast dat cateraars, kleinhandelaars en verwerkers van restanten vaak normen toepassen die strenger zijn dan de wet om aansprakelijkheid en reputatieschade te voorkomen. 4.5 Verliezen in de gezinnen Verschillende studies laten zien dat de verspilling van voedsel toeneemt met de welvaart. Zelfs in landen met een laag tot middelmatig gemiddeld inkomen is de bovenklasse geneigd om voedsel te verspillen. Bovendien is de prijs voor voedsel op de wereldmarkt de voorbije eeuw blijven dalen en is deze prijs slechts lichtjes gestegen sinds het eerste decennium van deze eeuw. Bijgevolg vormt het bedrag dat gezinnen aan voeding uitgeven een steeds kleiner aandeel van het gezinsinkomen. In de vroege 20e eeuw moest een gemiddeld gezin nog meer dan de helft van zijn beschikbare inkomen aan voedsel uitgeven; nu ligt dat aandeel tussen minder dan 10% en maximaal 20% in de hele EU-27. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat voedsel over het algemeen minder wordt geapprecieerd (Gerstberger & Yaneva 2013). Ook de demografische evolutie is van invloed op de voedselverspilling. Het groeiende aantal eenpersoonshuishoudens in de geïndustrialiseerde landen doet de omvang van de voedselverspilling toenemen. In eenpersoonshuishoudens ligt het percentage verspilling per hoofd hoger dan in grotere huishoudens omdat ze geen voedsel kunnen delen. Een derde trend die gevolgen heeft voor de omgang met voedsel is het stijgende percentage werkende vrouwen. De combinatie van buitenshuis werken en zorgen voor het gezin beperkt de tijd die beschikbaar is om boodschappen te doen en maakt het moeilijk om alle dagen eten in huis te halen. Daarom worden er grotere hoeveelheden aangekocht die een hele 6

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen week moeten meegaan, waarbij het waarschijnlijker is dat bepaalde voedingsmiddelen ongebruikt worden weggegooid. Er zijn empirische bewijzen dat mensen met een voltijdse baan meer voedsel weggooien. Het gedrag van de gezinnen speelt ook een belangrijke rol in de toename van de voedselverspilling. De consumenten plannen hun dagelijkse boodschappen slecht en kopen meer dan ze nodig hebben. Het grote aanbod aan etenswaren en gemaksproducten brengt de consumenten ertoe nieuwe en onbekende producten te proberen. Een bepaalde hoeveelheid voedsel wordt weggegooid omdat de consumenten het voor de eerste keer hebben gekocht en het niet lusten. Grote producteenheden verminderen de behoefte aan verpakkingsmateriaal en de hoeveelheid verpakkingsafval. Maar ze kunnen niet volledig worden geconsumeerd terwijl het eten nog vers is. Kleinere verpakkingen zijn veel duurder dan grote. Bovendien zijn de consumenten vaak niet op de hoogte van de correcte omgang met voeding op het vlak van opslag en bewaring. Volgens de verordeningen van de EU in verband met de etikettering van voedsel moet de minimale houdbaarheid van voorverpakte producten op de verpakking worden vermeld. Er zijn twee belangrijke etiketten die verwijzen naar vervaldatums: de THT-datum ("ten minste houdbaar tot") en de uiterste consumptiedatum. De uiterste consumptiedatum is de laatste datum waarop het gebruik van een product wordt aanbevolen vanuit het standpunt van de voedselveiligheid (bijv. voor gehakt, rauwe vis), terwijl de THT-datum niet naar de voedselveiligheid verwijst. De THT-datum betekent dat het nog veilig is om etenswaren na die datum te verbruiken; die datum is veeleer te beschouwen als een aansprakelijkheidsgarantie van de producent. Er bestaat echter grote verwarring over de betekenis van deze etiketten, wat leidt tot grotere voedselverspilling. Verschillende empirische onderzoeken naar het gedrag van gezinnen in de EU hebben vastgesteld dat vervallen THT-datums een belangrijke reden zijn waarom gezinnen voedsel weggooien omdat de consumenten deze datums onterecht koppelen aan bederf en oneetbaarheid van de producten. Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste factoren die bijdragen tot de verspilling van voedsel in de verschillende schakels van de voedselketen. Tabel 1: overzicht van de belangrijkste factoren die bijdragen tot de verspilling van voedsel in de verschillende schakels van de voedselketen in de geïndustrialiseerde landen Schakels Landbouwproductie Factoren die bijdragen tot voedselverspilling Het sorteren van producten op de boerderij op grond van strikte kwaliteitsnormen qua gewicht, grootte, vorm en uiterlijk, opgelegd door grootdistributeurs Marktprijzen die geen recht doen aan de kosten van het oogsten Overproductie te wijten aan leveringsovereenkomsten met winkelketens Schade aan de gewassen tijdens de oogst 7

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties Fabricage Distributie en groot- /kleinhandel Horeca en catering Huishoudens Producten met onregelmatige vorm worden bijgesneden zodat ze passen of worden helemaal afgekeurd Afwijkingen in fabricageprocessen resulteren in misvormde producten of productschade Besmetting in productieproces leidt tot kwaliteitsverlies Voedsel bederft wegens verpakkingsproblemen Overtollige productie van huismerken van supermarkten die elders niet kan worden verkocht Overschotten wegens "terugnamesystemen" en de annulering van bestellingen Onvoldoende koude opslagruimte/onderbreking van de koudeketen Verpakkingsfouten die leiden tot schade aan de producten Te grote voorraden door foutief bestellen en onnauwkeurig inschatten van de vraag Winkeliers verplichten om een breed assortiment producten en merken te bestellen bij dezelfde producent om gunstige prijzen te krijgen De minimumeisen voor de voedselveiligheid niet naleven (bijv. microbiële besmetting, resten van bestrijdingsmiddelen) Marketingstrategieën zoals "twee voor de prijs van één" Te grote borden Buffetten aanbieden voor een vaste prijs, waardoor mensen meer eten op hun bord laden dan ze op kunnen Scheiding uit verpakkingen voor grootverbruikers in hotels en catering (bijv. jam, ontbijtgranen, sap en melk) of gebruik van individueel verpakte porties die niet voldoen aan de behoeften van de consument Moeilijkheden bij het beoordelen van de vraag (aantal klanten) Hygiënevoorschriften van de EU, bijv. twee-uursgarantie op niet gekoelde producten Gebrek aan planning/kennis van voedselaankoop en -bewaring Impulsieve aankopen (zaken kopen die men niet echt nodig heeft) Aankopen van nieuwe producten die de consument achteraf gebleken niet lust Verpakkingen van verkeerde grootte (bijv. te grote kant-enklaarmaaltijden) Slecht opslagbeheer (bijv. verkeerd inpakken) Verwarring over de datumetiketten (THT-datum en uiterste consumptiedatum) Gebrek aan technieken en vaardigheden voor voedselbereiding Weinig ervaring met het plannen van maaltijden Te grote maaltijden bereiden Gebrek aan vaardigheden om van kliekjes nieuwe maaltijden te maken Bronnen: Parfitt et al. (2010); Monier et al. (2010); Gustavsson et al. (2011); BFCN (2012); IMECHE (2013) 8

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen 5. BESCHIKBARE GEGEVENS EN HUN BETROUWBAARHEID Twee belangrijke studies bespreken pan-europese gegevens over de oorzaken van voedselverspilling: een onderzoek verricht door de Bio Intelligence Service (BIOIS) in opdracht van de Europese Commissie (Monier et al. 2010) en een onderzoek verricht door het Zweedse Instituut voor voeding en biotechnologie (SIK) in opdracht van de FAO (Gustavsson et al. 2011, 2013). Beide studies hebben sterke en zwakke punten. De BIOIS-studie onderzoekt de oorzaken van voedselverspilling in alle schakels van de voedselketen in de hele EU-27. De landbouwproductie wordt echter uitgesloten en ook de verschillende productgroepen worden niet bekeken. De SIK-studie onderzoekt de oorzaken van voedselverspilling in alle schakels van de voedselketen, met inbegrip van de landbouwproductie, en analyseert bovendien de verschillende producttypes. In tegenstelling tot de BIOIS-studie strekt het SIKonderzoek zich uit over de hele wereld, die in verschillende regio's wordt opgedeeld. De groep landen met een gemiddeld/hoog inkomen omvat de EU-27, Rusland en andere Europese landen die geen lidstaten zijn van de EU. De SIK-studie gaat uit van FAOSTAT-gegevens uit 2007, terwijl de BIOIS-studie gebaseerd is op EUROSTAT-gegevens uit 2006 en op verschillende nationale bronnen. 5.1 Berekeningen op basis van FAOSTAT-gegevens en SIK-methodologie Voor het BIOIS-onderzoek werden verschillende gegevens gebruikt, afkomstig van EUROSTAT, nationaal onderzoek en extrapolaties door BIOIS. Alle door BIOIS gepresenteerde cijfers moeten worden beschouwd als schattingen op basis van de beste beschikbare gegevens. Niettemin kunnen we betwijfelen of zij een correcte weergave vormen van de echte hoeveelheid verspild voedsel in de verschillende schakels van de voedselketen. De EUROSTAT-gegevens (die vooral worden gebruikt voor de industrie) worden door de afzonderlijke lidstaten ingediend, maar er is geen gestandaardiseerde methodologie voor de verzameling en verwerking van deze gegevens. Extrapolaties van BIOIS (die vooral worden gebruikt voor de groot-/kleinhandel en de sector van de voedingsdiensten/ catering) passen gemiddelde waarden toe die gebaseerd zijn op een miniem aantal nationale onderzoeken. Bovendien worden met deze methode eventuele verschillen tussen de lidstaten onduidelijker. Nationale onderzoeken worden geacht zeer zorgvuldig te zijn uitgevoerd en degelijker gegevens te verschaffen; maar de lidstaten hanteren zeer uiteenlopende definities en methodologieën voor de berekeningen, zodat de resultaten moeilijk te vergelijken zijn. Om de resultaten van het BIOIS-onderzoek aan een aannemelijkheidscontrole te onderwerpen werden modelberekeningen uitgevoerd op basis van FAOSTAT-gegevens en de door SIK (Gustavsson et al. 2013) verstrekte methodologie. Deze berekeningen werden afzonderlijk verricht voor verschillende voedselgroepen en schakels in de toeleveringsketen in elk van de tot de EU-27 behorende landen. Om een vergelijking met de resultaten van de BIOIS-studie mogelijk te maken, werden de berekeningen verricht met FAOSTAT-gegevens voor 2006. De gebruikte methodologie maakt het mogelijk om kritieke gebieden in kaart te brengen (bijv. land, voedseltype, schakel in de toeleveringsketen) waar de voedselverspilling een hoge vlucht neemt. Gezien het feit dat alle schakels van de voedselketen op samenhangende wijze in een model kunnen worden gegoten, zijn voedselverliezen in een bepaalde schakel van de voedselketen rechtstreeks van invloed op de invoergegevens van alle daaropvolgende schakels. Dit voorkomt tegenstrijdigheden die voortkomen uit het gebruik van gegevens uit verschillende bronnen. Op te merken valt evenwel dat er ook tal van restricties bestaan die de betrouwbaarheid van de resultaten beperken. De door SIK verstrekte percentages voedselverliezen voor de afzonderlijke schakels van de toeleveringsketen zijn in de meeste gevallen gemiddelde waarden voor alle Europese landen en hierbij wordt dus geen rekening gehouden met landenspecifieke omstandigheden. De resultaten weerspiegelen voornamelijk verschillen tussen de landen op het vlak van de balans van de 9

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties beschikbaarheid van voedingsmiddelen. Niettemin biedt deze benadering een aannemelijkheidscontrole voor de resultaten van andere onderzoeken en maakt zij een betere interpretatie van de beschikbare gegevens mogelijk. 5.2 Resultaten van de berekeningen vergeleken met de bevindingen van BIOIS Figuur 1 toont de bijdragen van de afzonderlijke schakels in de toeleveringsketen tot de totale omvang van de voedselverspilling in de EU-27. Deze figuur geeft aan dat de grootste voedselverspilling in de eerste en laatste schakel van de toeleveringsketen ontstaat. De bevinding dat de landbouwproductie en behandeling en opslag na de oogst in de EU-27 de totale voedselverspilling in Europa fors doen stijgen, is in tegenspraak met de resultaten van andere studies. Volgens de heersende opvatting zijn verliezen in de primaire productie van de geïndustrialiseerde landen te verwaarlozen, in tegenstelling tot die in de ontwikkelingslanden. Figuur 1: Aandeel van de verschillende schakels van de voedselketen in de totale voedselverspilling in de EU-27 (ITAS-berekeningen) Volgens de berekeningen zijn hoge verspillingspercentages vooral te vinden in de Zuid-Europese landen Cyprus, Spanje, Griekenland en Italië evenals in Nederland, België en Polen. Al deze landen hebben een grote landbouwproductiesector, wat betekent dat een groot gedeelte van het geproduceerde voedsel wordt uitgevoerd en dus niet in het land zelf wordt geconsumeerd. Dit resultaat wijst erop dat de landbouwsector moet worden betrokken bij een Europese strategie voor de beperking van voedselverspilling. Net zoals de bevindingen van andere studies tonen ook de ITAS-berekeningen aan dat, in vergelijking met alle andere schakels van de voedselketen, de gezinnen verantwoordelijk zijn voor het grootste aandeel in de voedselverspilling. Het gedrag van de eindconsument zou dus centraal moeten staan bij de ontwikkeling van preventiemaatregelen, zonder dat de eerdere schakels van de voedselketen daarbij mogen worden vergeten. 10

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen Figuur 2 laat zien hoeveel voedsel er in 2006 per hoofd van de bevolking werd verspild, in kg, in aflopende volgorde op basis van de verrichte berekeningen. Gezien het feit dat de BIOIS-studie de eerste twee schakels van de toeleveringsketen (landbouwproductie en behandeling en opslag na de oogst) niet in beschouwing neemt en alleen verwijst naar de benedenstroomse schakels, maken de in onderhavig onderzoek verrichte berekeningen gebruik van hetzelfde referentiekader. De figuur toont aan dat de resultaten relatief goed met elkaar overeenstemmen. Uitzonderingen zijn Nederland, België en Polen waar de cijfers van BIOIS, op basis van EUROSTAT-gegevens, niet plausibel zijn omdat ze niet kunnen worden verklaard door technologische inefficiëntie of de schaal van de voedingsindustrie in die landen. Figuur 2: Hoeveelheid totaal voedsel per hoofd van de bevolking, uitgezonderd landbouw en behandeling na de oogst vergelijking van ITAS-berekeningen met BIOIS-resultaten voor de EU-27 in 2006 Er zijn ook grote verschillen voor bijvoorbeeld Griekenland, Roemenië, Slovenië, Malta en Tsjechië (de gegevens uit het BIOIS-onderzoek zijn veel lager) en voor Estland en Cyprus (de gegevens uit het BIOISonderzoek zijn veel hoger). Deze verschillen zijn mogelijk te wijten aan het feit dat de door BIOIS gebruikte gegevens zijn geëxtrapoleerd uit de resultaten van andere landen, omdat er empirisch bewijsmateriaal ontbrak. Een andere reden hiervoor kan zijn dat bij het door SIK verstrekte percentage voor de verschillende schakels van de toeleveringsketen geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende landen. Dit onderstreept hoezeer er nood is aan betere en betrouwbaarder gegevens over voedselverspilling in de verschillende lidstaten, opgesplitst volgens de verschillende schakels van de voedselketen en volgens de voedselgroepen. Tot besluit van deze vergelijking tussen de ITAS-berekeningen en de resultaten van de BIOIS-studie geeft figuur 3 aan hoeveel voedsel er wordt verspild in de gezinnen. In deze figuur zijn de landen van de EU-27 ondergebracht in groepen volgens de bronnen van de gegevens voor de gezinnen in de BIOISstudie. Voor landen in de linkerkant van de figuur (Griekenland tot Bulgarije) werd de 11

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties voedselverspilling door BIOIS berekend op basis van een "minimumscenario". Voor al deze landen ligt de door BIOIS geraamde specifieke hoeveelheid verspild voedsel (kg per hoofd van de bevolking) veel lager dan het door ITAS berekende cijfer. De reden daarvoor is wellicht dat de door BIOIS gekozen waarde voor het minimumscenario te laag is. Figuur 3: Per hoofd van de bevolking verspild voedsel in de gezinnen - vergelijking van ITASberekeningen met BIOIS-resultaten voor de EU-27 in 2006 Voor landen aan de rechterkant van figuur 3 zijn gegevens afkomstig van nationaal onderzoek of EUROSTAT gebruikt in de BIOIS-studie. De overeenstemming is in het algemeen veel beter dan voor de landen aan de linkerkant. De grootste verschillen zijn die voor Italië, Polen, Ierland en Estland, wat mogelijk toe te schrijven valt aan de onbetrouwbaarheid van de EUROSTAT-gegevens. In het BIOISonderzoek is het cijfer voor Italië, bijvoorbeeld, veel lager dan voor andere landen met een vergelijkbare levensstandaard en een soortgelijk gezinsinkomen, en dat lijkt dus niet plausibel. 6. VERSPILGEDRAG VAN GEZINNEN Er zijn grote verschillen in het weggooigedrag van gezinnen met betrekking tot afzonderlijke voedingsgroepen, die kunnen worden bestudeerd aan de hand van diverse methodologische benaderingen. De beschikbare nationale onderzoeken maakten gebruik van gezinsenquêtes, soms in combinatie met huishouddagboekjes of analyses van de samenstelling van het afval. Beide benaderingen hebben voor- en nadelen. Gezinsenquêtes kunnen methodisch eenvoudig worden uitgevoerd, maar doorgaans leveren ze uitsluitend kwalitatieve gegevens op, omdat er al gauw fouten sluipen in kwantitatieve ramingen uit het geheugen betreffende het gewicht van aangekocht en weggegooid voedsel. De ervaring leert ook dat de consumenten hun voedselverliezen fors onderschatten wanneer zij over zichzelf verslag moeten 12

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen uitbrengen. Het bijhouden van een huishoudboekje levert wel betrouwbare gegevens op, maar is tijdrovend voor de proefpersonen en kan ten gevolge van bewuste deelname leiden tot wijzigingen in hun omgang met voedsel; dit geldt des te meer omdat het onderwerp "voedselverspilling" aan emotionele en morele oordelen wordt gekoppeld. Analyses van de samenstelling van afval, die kunnen worden verricht zonder het medeweten of de actieve deelname van gezinnen, worden beschouwd als een objectievere en meer accurate methode om de omvang van de voedselverspilling bij de consument vast te stellen. Een zwak punt van deze aanpak is dat er geen internationaal gestandaardiseerde verzamelmethodiek bestaat en dat er geen samenhang is in de gebruikte definities. De overgrote meerderheid van beschikbare studies past de tweede aanpak toe en bepaalt de omvang van de verspilling als percentage van het huishoudelijk afval. Tabel 2 geeft een overzicht van de samenstelling van het huishoudelijk afval in verschillende Europese landen. Tabel 2: samenstelling van huishoudelijk voedselafval in zeven Europese landen in % Doelregio Vlees en vis Zuivel Verse groenten Vers fruit Bakkerijproducten Maaltijden Alle andere VK 1 9 8 27 16 11 10 19 Nederland 2 6 13 23 10 17 18 13 Zweden 3 10 3 38 15 27 8 Noorwegen 4 10 6 31 27 15 11 Finland 5 7 17 19 13 13 18 6 Oostenrijk 6 12 15 13 8 13 15 24 Duitsland 7 7 9 27 19 16 13 9 1(Johnson & Quested 2009), 2 (Van Westerhoven & Steenhuisen 2010), 3 (Andersson 2012), 4 (Syversen & Marthinsen 2010), 5 (Silvennoinen et al. 2012), 6 (Schneider 2008), 7 (Hafner et al. 2012) De tabel geeft aan dat in alle bestudeerde landen verse groenten en fruit de grootste groep vormen in de samenstelling van huishoudelijke voedselverspilling, gevolgd door bakkerijproducten en maaltijden. Deze resultaten worden geruggensteund door de berekeningen die in onderhavige studie zijn verricht. Figuur 4 laat de percentages van verschillende voedseltypes zien ten opzichte van de totale voedselverspilling bij de gezinnen, voor verschillende landen. Voor de meeste EU-lidstaten is de belangrijkste voedselgroep die van groenten en fruit, gevolgd door graanproducten. Het aandeel van vlees en vis in de totale voedselverspilling is vrij klein en dat van oliehoudende gewassen en peulvruchten is verwaarloosbaar. 13

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties Figuur 4: Percentages van de verschillende voedselgroepen in de totale voedselverspilling bij huishoudens in de EU-27 in 2006 (ITAS-berekeningen) Wanneer we de voedselverspilling van de gezinnen, opgesplitst per land en voedseltype, van naderbij bekijken, geven de resultaten van de in onderhavige studie verrichte berekeningen het volgende beeld: de hoogste verspillingspercentages voor groenten en fruit zijn te zien in Zuid-Europese landen als Cyprus, Italië, Griekenland, Spanje, Malta en Portugal, maar ook in Luxemburg, Frankrijk, Hongarije en Roemenië. Verspillingspercentages voor graanproducten liggen het hoogst in Oost-Europese landen als Bulgarije, Slowakije en Tsjechië. Oost-Europese landen als Polen, Estland, Letland en Litouwen, maar ook Denemarken en het Verenigd Koninkrijk vertonen de hoogste verspillingspercentages voor wortelen knolgewassen. Voor melk en eieren hebben de Noord-Europese landen Zweden, Finland en Nederland en de Midden-Europese landen Luxemburg en Duitsland, maar ook Litouwen de hoogste verspillingspercentages. De verspillingspercentages voor vlees liggen in de hele EU-27 ongeveer gelijk. De hoogste verspillingspercentages voor vis zijn te vinden in Zuid-Europese landen als Portugal en Spanje, maar ook in Noord-, Midden- en Oost-Europese landen als Zweden, Finland, Frankrijk en Litouwen. De verspilling van oliehoudende gewassen en peulvruchten is in alle lidstaten verwaarloosbaar. De resultaten van de berekeningen stroken ook met de bevindingen van onderzoeken betreffende de verschillende voedingspatronen in de EU-27. Na hun integratie in de EU hebben de zuidelijke landen (Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Cyprus) hun traditionele voedingsgewoonten langzamerhand opgegeven en zijn ze de eetgewoonten van de kernlidstaten van de EU gaan overnemen. In de voorbije 40 jaar is de vleesconsumptie in de landen rond de Middellandse Zee sterk gestegen en momenteel is de beschikbaarheid van rood vlees er blijkbaar zelfs hoger dan in de Midden- en Noord-Europese landen. Ook de grote verschillen in de consumptie van groenten en fruit tussen de landen rond de Middellandse Zee en de Midden- en Noord-Europese landen die in de jaren 1960 nog bestonden, zijn intussen uitgevlakt (Naska et al. 2006). Ondanks de harmonisatie van de eetgewoonten zijn er toch nog belangrijke verschillen. Zo worden er in de landen rond de Middellandse Zee grotere hoeveelheden rood 14

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen vlees, vis, schaal- en schelpdieren, verse groenten en fruit gegeten dan in de rest van Europa. Dit zijn allemaal zeer bederfelijke waren, vooral in de weersomstandigheden van het Zuiden, en dat houdt verband met de meer dan gemiddelde voedselverliezen in de gezinnen. 7. GEVOLGEN VAN VOEDSELVERSPILLING Voedselproductie is een van de sectoren met het hoogste verbruik van hulpbronnen en een grote uitstoot van verontreinigende stoffen. De directe uitstoot van de landbouw omvat voornamelijk methaan en distikstofoxide, stoffen met meer uitgesproken gevolgen voor de klimaatverandering dan CO 2. De voornaamste oorzaken van broeikasgasemissies uit de landbouw zijn het gebruik van kunstmeststoffen, veehouderij en de rijstteelt. Ook de omschakeling van grasland naar bouwland kan in grote mate leiden tot het vrijkomen van broeikasgassen. De geïrrigeerde landbouw verbruikt bijna 70% van de wereldwijde zoetwatervoorraden. Het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen en de bodemverdichting door het gebruik van zware machines drukken zwaar op de grond en het grondwater. De uitbreiding van de intensieve landbouw, de toename van monoculturen en het doordringen van landbouwproductie tot ecologisch kwetsbare gebieden leiden tot afname van de biodiversiteit en afbraak van de ecosysteemdiensten. De voedselverspilling wordt niet alleen in verband gebracht met druk op het milieu, maar ook met economische verliezen langs de hele voedselketen. 7.1 Verbruik van hulpbronnen Een beter verantwoord en doeltreffender gebruik van het geproduceerde voedsel zou besparingen opleveren op het vlak van hulpbronnen als grond, water, energie, uitrusting en arbeid. De vrijgekomen landbouwproductiecapaciteit zou voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Een belangrijk vraagstuk bij het nadenken over grondgebruik en voedselproductie zijn de indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC). Omdat voedsel vanuit de groei- en ontwikkelingslanden in Europa wordt geïmporteerd, worden er elders plekken in gebruik genomen voor het verbouwen van landbouwproducten. Aangezien de vraag naar landbouwproducten voortdurend toeneemt en de productiviteit van de grond maar tot op bepaalde hoogte kan worden verbeterd, worden in andere streken tropische regenwouden ontbost om de vrijgekomen grond te gebruiken als landbouwgrond, wordt natuurlijk grasland in gebruik genomen voor de teelt van gewassen en wordt er landbouwgrond ingenomen ten koste van beschermde natuurgebieden. Wijzigingen in voedselvoorkeuren zoals een grotere vleesconsumptie kunnen leiden tot grotere veranderingen in landgebruik in andere delen van de wereld. De preventie van voedselverliezen zou eveneens de "watervoetafdruk" verkleinen. De watervoetafdruk die al verschillende jaren stelselmatig wordt geregistreerd over de hele wereld, bestaat uit het directe en indirecte waterverbruik. Het directe verbruik verwijst naar de hoeveelheid water die wordt gebruikt voor huishoudelijke doeleinden zoals drinken, koken, wassen en schoonmaken. Het indirecte verbruik verwijst naar de hoeveelheid water die in eigen land en in andere landen wordt gebruikt voor de productie van goederen die in eigen land worden verbruikt. Om dit verborgen water in allerlei producten (voedsel, kleding, papier, technische producten) aan te duiden, wordt de term "virtueel water" gebruikt. In Duitsland, bijvoorbeeld, is het indirecte waterverbruik ongeveer drie keer zo hoog als het directe waterverbruik. Meer dan twee derde van het Duitse indirecte waterverbruik wordt veroorzaakt door de teelt van akkerbouwgewassen, nagenoeg een derde door de vervaardiging van dierlijke producten. De meeste akkerbouwgewassen die in Duitsland worden geconsumeerd (ongeveer 59%) worden geïmporteerd en dus ook het water dat wordt gebruikt voor de teelt en verwerking ervan; dit betekent dat binnenlandse waterbronnen worden gespaard ten koste van de producerende landen (Sonnenberg et al. 2009). Dat is bijzonder problematisch omdat een bepaald aandeel van de ingevoerde producten afkomstig is uit aride gebieden met een kwetsbare waterhuishouding. In dergelijke aride gebieden wordt 15

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties in de gewassenteelt steeds meer gebruikgemaakt van kunstmatige irrigatie. Deze praktijk zet de natuurlijke waterbronnen onder druk en doet conflicten met andere watergebruikers oplaaien. Producten met een zeer hoge watervoetafdruk zijn onder meer: cacao, koffie, rundvlees, rijst, tarwe, melk en appels. Een bewuster gebruik van die producten zou de waterbronnen minder onder druk zetten. Als aanvulling op de besparing van hulpbronnen zou een doeltreffende hantering van voedsel de landbouwemissies beperken. Verschillende studies tonen aan dat de hoogste emissies afkomstig zijn uit de levering van dierlijke producten, hoewel ze in vergelijking met fruit, groenten en bakkerijproducten in vrij kleine hoeveelheden worden weggegooid. Figuur 5 toont de materiaal- en koolstofvoetafdruk van verschillende voedingsgroepen, met verwijzing naar de jaarlijkse voedselverspilling in Duitsland. Figuur 5: Materiaal- en koolstofvoetafdruk van voedselverspilling in Duitsland per hoofd van de bevolking en per jaar, met inbegrip van de bovenstroomse schakels van de keten en opgesplitst volgens productgroep Bron: Göbel et al. 2012 De taartdiagrammen geven aan dat groenten en fruit in Duitsland het meest worden weggegooid, op enige afstand gevolgd door graanproducten. Hoewel vleesproducten het minst worden verspild, is de materiaalvoetafdruk voor hun productie en transport even hoog als die voor groenten en fruit. Ook zuivelproducten zijn gekoppeld aan een hoog verbruik van hulpbronnen. Graanproducten vertonen de laagste materiaalvoetafdruk, ook al worden er hogere percentages van verspild dan van zuivelproducten. De productie en het transport van vleesproducten veroorzaken eveneens de hoogste koolstofvoetafdruk, gevolgd door zuivelproducten en groenten en fruit. 7.2 Steeds meer bioafval Bij de milieueffecten van voedselverspilling horen ook de methaanemissies die gekoppeld zijn aan het storten van organisch afval en de noodzaak om de wereldwijde capaciteit aan afvalstortplaatsen uit te breiden. Grote massa's voedselafval afkomstig van de gezinnen impliceren hoge kosten voor het inzamelen en vervoer ervan en voor de afvalscheiding en -zuivering in afvalverwerkende bedrijven. Biologisch afbreekbaar afval heeft doorgaans een hoog watergehalte en bijgevolg lage verbrandingswaarden die de energieoutput van verbrandingsinstallaties verlagen. Zo komt het dat biogeen gemeentelijk afval wereldwijd meestal op afvalstortplaatsen terechtkomt. Buiten Europa is 16

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen slechts een klein percentage afvalstortplaatsen uitgerust met voorzieningen voor de inzameling en het gebruik van het uitgestoten methaan. In Europa wordt het storten van onbehandeld organisch afval op stortplaatsen door de wet beteugeld. Volgens de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen uit 1999 moeten de lidstaten het aandeel biologisch afbreekbaar afval dat naar stortplaatsen wordt gevoerd beperken. Volgens de wettelijk bindende quota die in de richtlijn zijn vastgesteld, moet de maximale hoeveelheid organisch afval dat op stortplaatsen wordt gestort na verloop van tijd worden teruggedrongen, tot 75% (naar gewicht) tegen 2006, tot 50% (naar gewicht) tegen 2009 en tot 35% (naar gewicht) tegen 2016, in vergelijking met 1995. Lidstaten die steeds veel gebruik hebben gemaakt van stortplaatsen krijgen een extra periode van vier jaar om te voldoen aan de streefcijfers van de richtlijn. Een recente analyse van verschillende landen, verricht door het Europees Milieuagentschap, toont aan dat slechts in elf landen de hoeveelheid gemeentelijk afval die tussen 2001 en 2010 werd voortgebracht per hoofd van de bevolking is gedaald, terwijl 21 landen in 2010 zelfs meer gemeentelijk afval produceerden dan in 2001. Er zijn echter duidelijke tekenen van een verschuiving van het gebruik van afvalstortplaatsen naar een voorkeur voor afvalbeheer, waarbij de klemtoon ligt op preventie, hergebruik, recycling en (energie-)herwinning. Het aantal landen dat meer dan 75% van zijn gemeentelijk afval op afvalstortplaatsen stort is fors gedaald, terwijl het aantal landen dat meer dan een kwart van zijn gemeentelijk afval recycleert gestegen is. Niettemin maakten de meeste landen in 2010 nog gebruik van afvalstortplaatsen voor meer dan 50% van hun gemeentelijk afval (EEA 2013). Figuur 6 geeft een overzicht van de percentages vast stedelijk afval (municipal solid waste,msw) dat in 2010 in de EU-27 naar stortplaatsen is gebracht, verbrand, gerecycled en gecomposteerd is. Figuur 6: Behandeling van MSW in verschillende Europese landen in 2010 Bron: eigen berekening op basis van EUROSTAT 1 1 http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ity_sdds/en/env_wasmun_esms.htm, 31/07/13 17

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties De vooruitgang in de betere recyclingpercentages voor vast gemeentelijk afval is voornamelijk toe te schrijven aan de recycling van materialen zoals glas, papier, metaal, plastic en textiel, terwijl de recycling van bioafval achterblijft. Volgens de Europese Commissie (2010) wordt gemiddeld 40% van het bioafval dat in de EU-27 wordt voortgebracht nog altijd gestort op afvalstortplaatsen (in sommige lidstaten is dat wel 100%). In 2009 voldeden elf landen aan het streefcijfer van 50%, terwijl zeven landen in 2010 al voldeden aan het streefcijfer van 35% dat pas in 2016 moet worden behaald (EEA 2013). 7.3 Economische gevolgen Naast negatieve milieueffecten heeft voedselverspilling ook forse financiële verliezen tot gevolg, zowel voor de individuele consument als voor de nationale economie. Net zoals bij de ecologische gevolgen stapelen ook de economische verliezen zich op langs de voedselketen; zo houdt één ton voedselverspilling in de gezinnen (d.i. de laatste schakel in de keten) een veel hogere economische kostprijs in dan één ton voedselverspilling in de landbouwsector. De over economische verliezen beschikbare gegevens verwijzen voornamelijk naar de gezinnen. Het Britse WRAP-onderzoek "Waste arisings in the supply of food and drink to households" (Lee & Willis 2010) schat dat de gezinnen in het Verenigd Koninkrijk jaarlijks ongeveer 5,3 miljoen ton voedsel weggooien, wat neerkomt op een economische waarde van 12 miljoen pond sterling. 8. OPTIES OM DE VOEDSELVERSPILLING TERUG TE DRINGEN In het huidige nationale en internationale debat zijn een hele reeks maatregelen voorgelegd, en deels al uitgevoerd, om de verschillende deelnemers aan de toeleveringsketen aan te sporen tot spaarzaam en verantwoord voedselgebruik. Het volledige onderzoek geeft een overzicht van de maatregelen en instrumenten die momenteel in behandeling zijn, rekening houdend met de ervaringen die reeds in verschillende landen zijn opgedaan. De klemtoon ligt op maatregelen en instrumenten die in de literatuur of in het huidige debat bijzonder nuttig worden geacht, die eenvoudig uit te voeren zijn en die duurzame resultaten kunnen boeken. De volgende opties die uit deze bespreking naar voren zijn gekomen dienen dringend te worden toegepast om de door de Europese Commissie vastgestelde doelstelling te behalen. Ze zijn zowel gericht aan de Europese overheid als aan de nationale overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de voorgestelde opties. Streefcijfers bepalen Uit hoofde van de Europese kaderrichtlijn afval zijn de lidstaten verplicht om tegen 2013 plannen voor de preventie van voedselverspilling vast te stellen. Als onderdeel van deze plannen dienen de lidstaten verplichte streefcijfers voor de beperking van voedselverspilling aan te geven. Regionale en lokale autoriteiten moeten de nationale streefcijfers aanpassen aan hun invloedssfeer. Om de voortgang en doeltreffendheid van de verschillende maatregelen te volgen dient er in alle 27 EU-lidstaten een regelmatige monitoring plaats te vinden van de voedselverspilling langs de gehele voedselketen. Afzonderlijke sectoren, zoals de industrie, detailhandel en horeca, dienen vrijwillige verbintenissen betreffende de beperking van de voedselverspilling overeen te komen. Verbetering van de gegevensbasis Alle beschikbare studies legden het gebrek aan betrouwbare gegevens bloot. Dit is de belangrijkste hinderpaal voor de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen ter beperking van de voedselverspilling. Om deze belemmering weg te werken dient er binnen het kader van EUROSTAT een bindende definitie te worden afgesproken van de term "voedselverspilling", waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen "vermijdbare" en "onvermijdbare" (namelijk de niet-eetbare delen van rauwe producten) voedselverspilling en bijproducten. Bovendien moeten de methoden die de lidstaten 18

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen hanteren voor het verzamelen en berekenen van gegevens inzake verspilling worden gestandaardiseerd. Om de monitoring te vergemakkelijken moet de afzonderlijke verzameling van voedselafval in alle schakels van de voedseltoeleveringsketen worden ingevoerd, op vrijwillige basis of verplicht. Herziening van de EU-wetgeving inzake voedselveiligheid De maatschappelijke doelstelling om risico's voor het leven en de gezondheid van de consument te voorkomen, die in diverse verordeningen van de EU is verankerd, kan botsen met het streven om voedselverspilling te vermijden. Strikte normen voor besmetting, maximale restniveaus van bestrijdingsmiddelen en diergeneesmiddelen in voedsel evenals de hygiënevoorschriften met betrekking tot de verpakking en opslag van voedsel moeten worden beschouwd als belangrijke stuwmotoren die het weggooien van eetbaar voedsel bevorderen. Het huidige stelsel van verordeningen in verband met de voedselveiligheid moet worden herzien om na te gaan welke bepalingen niet noodzakelijk zijn om mensenlevens te beschermen maar wel leiden tot onnodige voedselverspilling. Verder onderzoek is nodig om te kijken waar de limieten mogen worden gelegd zonder de voedselveiligheid in het gedrang te brengen. Aanpassing van Europese marketingnormen Gezien het feit dat de intrekking van bepaalde marketingnormen in 2009 niet de gewenste resultaten boekte vermindering van de voedselverspilling en uitbreiding van de keuze voor de consument dient de Europese wetgever te overwegen om het huidige systeem volledig af te schaffen. Critici vragen om een andere soort norm in te stellen, die niets te maken heeft met het uiterlijk van een product, maar wel met eigenschappen betreffende de menselijke consumptie ervan, zoals smaak, zuiverheid, voedingswaarde en teeltomstandigheden. Hoe dit nieuwe systeem eruit moet zien is nog niet duidelijk want het werpt een heleboel moeilijke vragen op die moeten worden opgelost in samenwerking met de producenten, de kleinhandel, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en wetenschappelijke deskundigen. Andere marketingkanalen openstellen voor landbouwproducten Om gemakkelijker groenten en fruit dat niet aan de Europese marketingnormen voldoet in de handel te kunnen brengen, moeten er andere marketingstrategieën worden gestimuleerd. Het omzeilen van tussenpersonen in de voedselvoorziening met behulp van direct-marketingsystemen in de vorm van bijvoorbeeld boerenmarkten, coöperatieve ondernemingen van producenten, groepen die solidariteitsaankopen organiseren en gemeenschapslandbouw, kan fors bijdragen tot de preventie van voedselverspilling in de primaire productie. Deze systemen brengen een nauwere band tussen de producenten en de consumenten tot stand, verkorten de vervoersafstand en maken de consumenten bewust van de kwetsbare omstandigheden van voedingsproductie en de natuurlijke en seizoensgebonden grenzen ervan. Verder onderzoek is nodig om de voor- en nadelen van deze benaderingen verder uit te werken, en bijvoorbeeld ook na te gaan wat de mogelijke terugslageffecten kunnen zijn. De datumetikettering van voedsel stroomlijnen Consumentenenquêtes in verschillende lidstaten hebben uitgewezen dat er onder de consumenten veel verwarring bestaat over de datumetikettering van voedsel en de verschillen tussen de THT-datum en de uiterste consumptiedatum. Daarom zou de Europese wetgever moeten overwegen om de bestaande voorschriften betreffende de datumetikettering van voedsel opnieuw te bekijken om de visuele voorstelling van de vervaldatums te verbeteren. Bovendien moet worden overwogen om nieuwe THTdatums vast te stellen op grond van de reële houdbaarheidsperiode van producten en om de vervaldatums voor minder bederfelijke voedingswaren af te schaffen. Informatiecampagnes over de etikettering moeten worden opgezet door de nationale overheden en de detailhandelaars. De 19

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties detailhandel zou in samenwerking met de voedingsindustrie moeten nadenken over de afschaffing van bijkomende etiketten zoals "uitstallen tot" en over de invoering van kortingen voor producten die dicht bij de vervaldatum komen. Werkstromen en ketenintegratie verbeteren Verbetering van de werkstromen in de voedingsindustrie is een aanpak die veel grondstoffen kan besparen. De fabrikanten moeten een productie-uitrusting gebruiken volgens de laatste stand van de techniek en deze regelmatig (laten) inspecteren. Residuen moeten worden gecontroleerd en afgekeurde goederen moeten opnieuw in het productieproces worden opgenomen. De productie moet dusdanig worden opgevat dat recipiënten zo weinig mogelijk moeten worden schoongemaakt en dat het mengen van de ingrediënten zo laat mogelijk gebeurt. Voedingsondernemingen moeten streven naar een betere coördinatie met de kleinhandel bij het opstellen van overeenkomsten betreffende het productenassortiment en de vereiste hoeveelheden. De overheid dient deze inspanningen te ondersteunen door speciale adviesprogramma's in te richten. Het doel moet zijn te komen tot een integraal ketenbeheer. Bewustmakingscampagnes Alle beschikbare studies zijn het erover eens dat voorlichting en vorming van cruciaal belang zijn om het consumentengedrag te beïnvloeden. Bewustmakingscampagnes richten de aandacht van de consument op het vraagstuk van de voedselverspilling en streven ernaar diens respect voor voedsel te vergroten. Ze geven de consumenten mee dat ze doeltreffender moeten zijn in de omgang met voedsel door informatie en tips te verstrekken over boodschappen doen, de houdbaarheidsperiode en opslag van voedsel, de bereiding en herwinning ervan. De nationale overheden moeten dergelijke campagnes opzetten, toegesneden op verschillende doelgroepen, in nauwe samenwerking met de kleinhandel en de horeca, en daarbij uiteenlopende media gebruiken. De consumentenvorming moet van jongs af aan beginnen; zo dienen alle lidstaten de spaarzame en zorgvuldige omgang met voeding als onderwerp op te nemen in de leerstof. Bestrijding van voedselverlies in de horeca De aanpassing van de porties aan de echte behoeften van de consument zou een eenvoudige maar doeltreffende aanpak zijn om voedselverspilling in de horeca terug te dringen. Er zijn verschillende manieren om dit vereiste na te leven, bijvoorbeeld een keuze tussen verschillende portiegroottes aanbieden met bijbehorende prijsverschillen of "eet-maar-raak"-buffetten vervangen door systemen waarbij de gast betaalt volgens het gewicht aan voedsel dat hij verbruikt. Restaurants en andere voedselcateraars zouden de kans moeten krijgen om gedurende een bepaalde periode verschillende mogelijkheden te testen. Als blijkt dat zij deze mogelijkheden niet vrijwillig toepassen, dienen de nationale wetgevers te overwegen om ze verplicht in te voeren. Naast de aanpassing van de portiegroottes aan de echte behoeften van de consument, zijn ook een verbetering van de interne procedures voor het aankopen, bewaren en koelen van voedsel, de opleiding van het personeel, een zorgvuldige menuplanning en de verzameling en registratie van gegevens over voedselafval van cruciaal belang voor het terugdringen van voedselverspilling in de horeca. Economische prikkels Er bestaat een brede consensus over het feit dat de onderwaardering van voedsel te wijten is aan de lage marktwaarde ervan. Tegen die achtergrond zijn tal van deskundigen van mening dat economische instrumenten bijzonder veelbelovend zijn om de waardering van de consument voor voeding te herstellen. De EU-lidstaten dienen hun belastingvoorschriften opnieuw te bekijken, en dan vooral de regelgeving in verband met de belasting over de toegevoegde waarde (btw) om alle prikkels die leiden tot voedselverspilling weg te werken. Zo dient te worden overwogen om het verlaagde btw-tarief voor 20

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen voeding af te schaffen of om andere btw-tarieven in te voeren afhankelijk van de milieueffecten van de voedingsproducten. Eventuele maatschappelijke ongemakken die door de belastingharmonisatie worden veroorzaakt, dienen te worden gecompenseerd door doelgerichte inkomenssteun vanwege de overheid, die zou kunnen worden gefinancierd uit de bijkomende belastinginkomsten. Als alternatief voor de belasting op voedselconsumptie kan ook de belasting op voedselverspilling geschikt zijn. Belastingen en heffingen op afvalverwerking Belastingen en heffingen op afvalverwerking zoals belastingen op stortplaatsen of afvalverbranding kunnen worden beschouwd als een economische stimulans voor de afvalpreventie omdat ze de totale kosten van de afvalverwerking doen stijgen. Wanneer belastingen op afvalverwerking worden gehanteerd als instrument in de preventie van voedselverspilling, moet worden voldaan aan bepaalde eisen. Eerst en vooral moet er een verplichte gescheiden inzameling van voedselafval worden ingevoerd, zowel in de gezinnen als in commerciële ondernemingen (vooral in de kleinhandel en de horeca). Ten tweede moet het belastingtarief hoog genoeg zijn om een voldoende sterke prikkel te vormen voor het beperken van afval. Ten derde moeten de bestaande voorschriften voor de bevordering en subsidiëring van het gebruik van hernieuwbare energie in Europa worden herzien om vast te stellen welke prikkels de doelstelling van voedselverspillingspreventie doorkruisen. Het kan leiden tot tegenstrijdige stimuleringsmaatregelen als de nationale wetgevers enerzijds hogere belastingen opleggen voor de behandeling van voedselafval en aan de andere kant de productie van energie uit afval subsidiëren. Bevordering van programma's voor de herverdeling van voedsel Zelfs als alle mogelijkheden voor de bestrijding van voedselverspilling worden toegepast, zou een bepaalde hoeveelheid voedseloverschot blijven bestaan. Programma's voor de herverdeling van voedsel zijn een beproefd instrument om dit overschot doeltreffend te gebruiken en wel ten gunste van economisch achtergestelde groepen. Nagegaan moet worden of in de Europese levensmiddelenwetgeving een wijziging nodig is, zoals de Amerikaanse "Good Samaritan Act", om de aansprakelijkheid te beperken van schenkers en liefdadigheidsinstellingen die voedseloverschotten herverdelen. Zonder aanpassing van de Europese levensmiddelenwetgeving worden zij er mogelijk toe gebracht onverhandelbare goederen weg te gooien om aansprakelijkheid te vermijden. Voorts moet worden onderzocht of er financiële prikkels nodig zijn om de verdere ontwikkeling van het Europese voedselbankstelsel te stimuleren. Netwerken die voedseloverschotten delen Voedseloverschotten gratis weggeven aan mensen die ze kunnen gebruiken is een logische aanpak om voedsel uit de vuilnisbak te redden en beschikbaar te maken voor de voeding van mensen, ook op particulier niveau. Door de consumenten gesteunde netwerken hebben niet alleen tot doel te zorgen voor de infrastructuur voor voedseldeling, maar ook de consumenten voorlichting te geven over de correcte omgang met voedsel. De nationale overheden dienen na te gaan of de verdere ontwikkeling van privé-initiatieven voor voedseldeling kan worden vergemakkelijkt door het verstrekken van financiële steun en het wegwerken van administratieve belemmeringen. Ter begeleiding van netwerken voor voedseldeling dienen onderzoeksprojecten te worden opgezet die de werkzaamheden van deze netwerken meten en hun doeltreffendheid verbeteren. Beoordeling van de technologische ontwikkeling Voor de verschillende stadia van de voedselketen zijn technologische innovaties beschikbaar die een beperking van de voedselverspilling tot doel hebben. Tegenwoordig worden slimme systemen voor bestelprocedures veelvuldig gebruikt in de kleinhandel en is ook de RFID-technologie die gegevens verzamelt tijdens de distributie gemeengoed geworden. Maar diverse innovaties als slimme etiketten op de verpakking, slimme koelkasten, slimme winkelwagentjes in de supermarkt of slimme vuilnisbakken 21

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties zijn zeer recente nieuwe technologieën. Ook al beloven deze technologieën tegelijkertijd verbetering en comfort, toch is het niet zeker of ze daadwerkelijk zullen bijdragen tot een beperking van de voedselverspilling. Aangezien al deze technologische innovaties nog in de kinderschoenen staan, is er een grote behoefte aan begeleidend onderzoek en een zorgvuldige beoordeling van de voor- en nadelen. Daarom zouden de Europese en nationale overheden onderzoeksprogramma's moeten opzetten die de verschillende technologieën beoordelen, rekening houdend met landspecifieke omstandigheden. Daarbij zouden ook proefonderzoeken moeten gebeuren waarbij de apparatuur proefondervindelijk wordt getest. 22

Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen - Opties om de voedselverspilling terug te dringen LITERATUURLIJST Andersson, T. (2012): Från Hage till Mage - En studie av oundvikligt och onödigt matavfall. Examensarbete, Lund University BCFN (2012): Food waste: causes, impacts and proposals. Barilla Center for Food and Nutrition Buzby, J.C.; Hyman, J. (2012): Total and per capita value of food loss in the United States. In: Food Policy 37. pp.561-570 EEA (Europees Milieuagentschap) (2013): Managing municipal solid waste - a review of achievements in 32 European countries. EE Report No 2/2013 Europese Commissie (2011): Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa, COM(2011)571, 20.9.2011. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Brussel Europees Parlement (2012): Resolutie over het voorkomen van voedselverspilling: strategieën voor een doelmatiger voedselvoorzieningsketen in de EU, 19.1.2012 Gerstberger, C.; Yaneva, D. (2013): Analysis of EU-27 household final consumption expenditure Baltic countries and Greece suffering most from the economic and financial crisis. In: EUROSTAT Statistics in focus, 2/2013, pp.1-7 Göbel, C.; Teitscheid, P.; Ritter, G.; Blumenthal, A.; Friedrich, S.; Frick, T.; Grotstollen, L.; Möllenbeck, C.; Rottstegge, L.; Pfeiffer, C.; Baumkötter, D.; Wetter, C.; Uekötter, B.; Burdick, B.; Langen, N.; Lettenmeier, M.; Rohn, H. (2012): Verringerung von Lebensmittelabfällen Identifikation von Ursachen und Handlungsoptionen in Nordrhein-Westfalen. Studie für den Runden Tisch Neue Wertschätzung von Lebensmitteln des Ministeriums für Klimaschutz, Umwelt, Landwirtschaft, Natur und Verbraucherschutz des Landes Nordrhein-Westfalen Grethe, H.; Dembélé, A.; Duman, N. (2011): How to feed the world's growing billions. Understanding FAO world food projections and their implications. Heinrich Böll Stiftung und WWF Deutschland Gunders, D. (2012): Wasted: How America is losing up to 40 percent of its food from farm to fork to landfill. NRDC Issue Paper Gustavsson, J.; Cederberg, C.; Sonesson, U. (2011): Global food losses and food waste. Extent, causes and prevention. Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO), Rome Gustavsson, J.; Cederberg, C.; Sonesson, U.; Emanuelsson, A. (2013): The methodology of the FAO study: Global Food Losses and Food Waste - extent, causes and prevention - FAO, 2011. SIK - The Swedish Institute for Food and Biotechnology Hafner, G.; Barabosz, J.; Schneider, F.; Lebersorger, S.; Scherhaufer, S.; Schuller, H.; Leverenz, D. (2012): Ermittlung der weggeworfenen Lebensmittelmengen und Vorschläge zur Verminderung der Wegwerfrate bei Lebensmitteln in Deutschland. Kurzfassung. Institut für Siedlungswasserbau, Wassergüte- und Abfallwirtschaft (ISWA), Universität Stuttgart Hall, K.; Guo, J.; Dore, M.; Chow, C. (2009): The Progressive Increase of Food waste in America and Its Environmental Impact. In. PLoS ONE, Vol. 4, Issue 11 IMECHE (2013): Global Food: Waste Not, Want Not. Institution of Mechanical Engineers, London Lee, P.; Willis, P. (2010): Final report - Waste arisings in the supply of food and drink to households in the UK. Waste & Resources Action Programme (WRAP), Banbury. Monier, V.; Mudgal, S.; Escalon, V.; O'Connor, C.; Gibon, T.; Anderson, G.; Montoux, H.; Reisinger, H.; Dolley, P.; Ogilvie, S.; Morton, G. (2010): Final report - Preparatory study on food waste 23

STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technologische opties across EU 27; European Commission [DG ENV Directorate C]. BIO Intelligence Service, Paris Naska, A.; Fouskakis, D.; Oikonomou, E.; Almeida, M.; Berg, M.; Gedrich, K.; Moreiras, O.; Nelson, M.; Trygg, K.; Turrini, A.; Remault, A.; Volatier, J.; Trichopoulou and DAFNE participants (2006): Dietary patterns and their socio-demographic determinants in 10 European countries: data from DAFNE databank. In: European Journal of Clinical Nutrition, Vol. 60, pp.181-190 Obersteiner, G.; Schneider, F. (2006): NÖ Restmüllanalysen 2005/06. Studie im Auftrag des NÖ Abfallwirtschaftsvereins. Universität für Bodenkultur, Wien Parfitt, J.; Barthel, M.; Macnaughton, S. (2010): Food waste within food supply chains: quantification and potential for change to 2050. In: Phil. Trans. R. Soc. B (2010) 365, pp.3065-3081 Quested, T.; Johnson, H. (2009): Final Report - Household Food and Drink Waste in the UK. Waste & Resources Action Programme (WRAP), Banbury Schneider, F. (2008): Lebensmittel im Abfall mehr als eine technische Herausforderung. In: Ländlicher Raum, Online-Fachzeitschrift des Bundesministeriums für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft, Jahrgang 2008, Wien Silvennoinen, K.; Katajajuuri, J.M.; Hartikainen, H.; Jalkanen, L.; Koivupuro, H.K.; Reinikainen, A. (2012): Food waste volume and composition in the Finnish supply chain: Special focus on food service sector. Proceedings, Forth International Symposium on Energy from Biomass and Waste, Cini Foundation, Venice Italy, 12-15 November 2012 Sonnenberg, A.; Chapagain, A.; Geiger, M.; August, D. (2009): Der Wasser-Fußabdruck Deutschlands: Woher stammt das Wasser, das in unseren Lebensmitteln steckt? WWF Deutschland, Frankfurt Syversen, F.; Marthinsen, J. (2010): Matavfall fra husholdninger i Norge hva oppstår og hvordan håndteres det. EMMA-prosjektet Van Westerhoven, M.; Steenhuisen, F. (2010): Bepaling voedselverliezen bij huishoudens en bedrijfscatering in Nederland. CREM BV, Amsterdam Waarts, Y.; Eppink, M.; Oosterkamp, E.; Hiller, S.; Van der Sluis, A.; Timmermans, T. (2011): Reducing food waste - Obstacles experienced in legislation and regulations. Wageningen UR, LEI report 2011-059 24

Dit is een publicatie van het Directoraat voor effectbeoordeling en Europese toegevoegde waarde Directoraat-generaal voor parlementaire onderzoeksdiensten, Europees Parlement PE 513.515 CAT BA-03-13-508-NL-N ISBN 978-92-823-5117-8 DOI 10.2861/43115