Allochtone ex-biculturele leerlingen, zelfs kansarmen, slagen te Brussel op school even goed als de leerlingen in Vlaanderen!



Vergelijkbare documenten
nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

WAT IS ER NOG VAN ONZE DROMEN?

Profiel kandidaat Examencommissie secundair onderwijs

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen

Onderwijs SAMENVATTING

Diversiteit, hoger onderwijs, interculturaliteit, kansenongelijkheid, secundair onderwijs, schoolloopbanen

STEM monitor Juni 2016

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING Gewoon secundair onderwijs

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Administratieve inschrijving SCHOOLJAAR

Modernisering Secundair Onderwijs versterken, verdiepen & verkennen

Eva Franck. Alternatieven voor zittenblijven. Onderwijsbeleid Stad Antwerpen

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Een diploma geeft je vleugels!

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Studiekeuze voor de leerlingen van 1A en 1B

Hiermee willen we de belangrijkste regels omtrent het inschrijven als leerling bij de Provinciale Kunsthumaniora Hasselt (= PIKOH) bundelen.

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

Seminarie vroege schoolverlaters 11 mei 2011

Vraag nr. 525 van 8 mei 2013 van PAUL DELVA

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

Studieaanbod binnen het studiegebied Fotografie

Stromen door het onderwijs

Resultaten enquête jongerenambassadeurs voor sociale inclusie

Referentie GLORIEUX, I., I. LAURIJSSEN & Y. VAN DORSSELAER, Zwart op wit. De intrede van allochtonen op de arbeidsmarkt. Garant, Antwerpen, 2009.

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar ): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

STEM monitor april 2015 RITA DUNON

Vroegtijdig schoolverlaten vermijden Tijdig aanpakken!

Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Actualiteitsdebat Hervorming Secundair Onderwijs. Vlaams Parlement, 18 januari 2017

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Modernisering secundair onderwijs

INFOPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS ASO KSO TSO BSO

5. Onderwijs en schoolkleur

Starten in het secundair onderwijs

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Leuvens Instituut Voor Onderwijsonderzoek (LIVO) Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen

Vraag nr. 403 van 8 maart 2013 van MARIJKE DILLEN

Cijferboek sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN. Buitengewoon lager onderwijs : Schoolbevolking naar type... 88

Vroegtijdig schoolverlaten in Vlaams onderwijs

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

Leerlingenaantallen basis- en

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

Hoofdstuk 15 VAN SCHOOL NAAR WERK: OP ZOEK NAAR EEN. Eef Stevens 1 ROUTEPLANNER. Inleiding. 1 Studie, werk of werkloos?

Administratieve inschrijving SCHOOLJAAR

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.5 - Februari

afkortingen VGO Gesubsidieerd Vrij Onderwijs

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O N D E R W I J S ( K A N S E N ) M O N I T O R Editie 2009

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.6 - Maart

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

Eerder stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr 510 van 16 juli 2015) over de eerste sessie van het toelatingsexamen in juli 2015.

De arbeidsmarkt in Vlaanderen

Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers OKAN

Verder studer e n. Zoek de zeven verschillen: bachelor en master

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

1 ste graad Industriële wetenschappen en Mechanica - elektriciteit

Papieren versie. Wie ben ik? Schematisch overzicht. Legende. Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Maximum 1 antwoord kiezen.

Antwerpse onderwijsmonitor schooljaar

Vlaanderen is onderwijs & vorming. STEM monitor. juni 2016 DEPARTEMENT ONDERWIJS & VORMING.

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Fact sheet (FS) Succesvol zijn in het onderwijs

De afgelopen jaren zijn er een aantal knelpunten in ons onderwijssysteem gedetecteerd:

Inhoud. 3.1 Een richting kiezen 3.2 Een school kiezen. 1. Huidige structuur secundair onderwijs 2. Herstructurering secundair onderwijs 3. Hoe kiezen?

Instabiele schoolloopbanen: probleemverkenning

Link met het secundair onderwijs

STEM monitor juni 2015 RITA DUNON

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Examen commissie secundair onderwijs

Vernieuwing secundair onderwijs: een facelift of meer?

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

Schoolloopbanen. Deel twee: Een verdieping naar basisschooladvies. In opdracht van: DMO. Projectnummer: Lotje Cohen MSc

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Het secundair onderwijs in cijfers

Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) Extra doelgroepen?

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

De grote stap naar het secundair onderwijs

Inhoud info-avond. 1. Huidige structuur secundair onderwijs. 4. GON 5. Schoolkeuze 6. Inschrijven 7. Vragen?

Mogen we uit het hokje alsjeblieft?

Studieaanbod binnen het studiegebied Maatschappelijke veiligheid

Het welbevinden van leerlingen Een vragenlijst

BASISONDERWIJS Leerlingen. ALGEMEEN Schoolbevolking. 1 Schoolbevolking in het Vlaams onderwijs. 2 Evolutie schoolbevolking per onderwijsniveau

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Antwerpse onderwijsmonitor Schooljaar

SAMEN TOT AAN DE MEET: Vormingsmoment

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Doorstroom niet-westers allochtone scholieren naar vervolgonderwijs

Vroegtijdige schoolverlaters Inschrijvingen en kwalificaties in tweedekansleerwegen. Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen Kiezen voor TSO, it makes Se-n-Se Provincie Antwerpen

Visie op zorg voor leerlingen in het secundair onderwijs

Diversiteitsbarometer Onderwijs. Studie-oriëntering in het secundair onderwijs

Studiedag Hink Stap Sprong Klaar voor hoger onderwijs of arbeidsmarkt?

Transcriptie:

Allochtone ex-biculturele leerlingen, zelfs kansarmen, slagen te Brussel op school even goed als de leerlingen in Vlaanderen! Wat we hier schrijven is gebaseerd op heel goed cijfermateriaal; niet op theorieën die in de lucht zweven en waarbij iedereen wel ergens een mening zal hebben. We bespreken hier achtereenvolgens, voor wat de ex-biculturele leerlingen betreft (- bemerk: het bicultureel onderwijs situeert zich op niveau lager onderwijs), en die het secundair onderwijs gevolgd hebben: - de vroegtijdige schooluitval - de behaalde diploma s - hun verdeling over de onderwijsvormen - de behaalde attesten 1. De vroegtijdige schooluitval In De Standaard van 26 oktober 2010 lezen we dat meer dan één op zeven Vlaamse jongeren het secundair onderwijs verlaat zonder diploma. In Brussel is de situatie nog erger. Daar verlaat één op vier jongeren of 25 % de school zonder diploma hoger secundair onderwijs. De populatie OETC leerlingen te Brussel bestaat voor 65% uit GOK leerlingen; concreet groeit 69,6% van hen op in een moeilijke sociaal-economische context. Dit geeft een beeld van de huidige projectkinderen maar kan doorgetrokken worden naar het de kinderen die reeds doorstroomden naar het secundair. Reeds meer dan 10 jaar nu werkt Foyer in dezelfde basisscholen en nergens was er een grote verschuiving in het publiek. Misschien is de kansarmoede nog iets toegenomen (zoals de algemene tendens is in Brussel). In het secundair moeten dus zeker 60% van de ex-biculturele leerlingen als kansarm worden beschouwd. Die leerlingen behoren dus grotendeels tot de groep die de meeste kans maakt om geen diploma te halen. We vinden het dus belangrijk om dit na te gaan. Vaststellingen: - De voorbije zes jaar verlieten 210 kinderen het zesde leerjaar OETC. Dit is de groep kinderen dit het schooljaar 2009-2010 idealiter allemaal in het secundair onderwijs zitten. Van 199 van hen weten we wat de actuele situatie is. Van deze groep kunnen we het volgende beeld geven: - 181 van hen of 86,19 % volgden in het schooljaar 2009-2010 Nederlandstalig secundair onderwijs. - 2 kinderen keerden terug naar hun herkomstland (Ecuador en Spanje). - 9 kinderen volgen Franstalig onderwijs. - 5 kinderen volgen deeltijds onderwijs - 2 kinderen verlieten het secundair zonder diploma Van 11 kinderen kennen we de actuele onderwijssituatie niet. We mogen deze groep geenszins beschouwen als een restgroep die het dan wel niet goed zal doen. Het gaat om kinderen die verhuisden en die we niet meer kunnen traceren. Bij de vorige inspectie werden dergelijke kinderen maximaal terug opgezocht en toen bleek dat ze zowel in alle niveaus en studierichtingen terug werden gevonden. We kunnen een raming maken van de kinderen die geen diploma secundair behalen. Van twee kinderen weten we het zeker. Stel dat van de kinderen die in het Franstalig onderwijs zitten of die we niet meer opvolgen ¼ vroegtijdig zou gestopt zijn (waarschijnlijk zijn het er 1 / 6

minder) en rekenen we hierbij ook de kinderen uit het deeltijds van wie we niet zeker zijn dan komen op een totale maximale groep van 9 kinderen of 4,29%. Besluit: Binnen de OETC-doelgroep is er haast geen schooluitval. Het aantal kinderen dat geen diploma secundair onderwijs haalt is lager dan 5%! Hierbij willen we onderstrepen dat deze groep voor 60% opgroeit binnen een context van kansarmoede. Dit resultaat is volgens ons te wijten aan specifieke elementen binnen het OETC-project: - Het samen met de school werken aan het algemene onderwijsniveau van de kinderen; het bewust leren omgaan met meertaligheid, graag en goed Nederlands spreken en het ondersteunen van het welbevinden en zelfvertrouwen zijn hierbij belangrijke elementen. - Verder is er veel aandacht voor de individuele ouders maar ook voor processen van community-building. Centraal staat hier het (terug) uitbouwen van positievere toekomstperspectieven t.a.v. de kinderen en de ondersteuningsrol van de ouders versterken. - Tenslotte is het belangrijk dat in een cruciale fase (puberteit, overgang basis- naar secundair onderwijs) er geen echte breuklijn is. Ouders en kinderen kunnen nog steeds rekenen op een minimale steun,aanmoediging en bijsturing. We bekijken hieronder de diploma s die in secundair worden behaald. 2. Behaalde diploma s Vanaf het schooljaar 2004-2005 hebben we nauwgezet kunnen registeren welke diploma s er worden behaald. Het gaat hier om de groep kinderen die Nederlandstalig onderwijs volgt zowel binnen Brussel als daarbuiten. Deze gegevens zijn representatief omwille van de volgende belangrijke redenen: - uit de gegevens hierboven kan worden afgeleid dat er zeer weinig schooluitval is; - in juni 2010 werd onze wijze van evalueren voorgelegd aan een groep professoren en deskundigen, deze bevestigden dat het aantal kinderen dat tot de eindmeet kan worden gevolgd (en die dus ten volle van dit longitudinaal onderzoek deel uitmaakt) zeker representatief is en hoger ligt dan in de meeste dergelijke onderzoeken. Wat merken we dan? 66 leerlingen (76,98%) beëindigden het secundair met een diploma ASO, TSO of KSO. Daarbij komen nog 28 leerlingen (27,18%) die met succes het 7 e jaar BSO afrondden. Het totaal aantal leerlingen dat afstudeert met een volwaardig diploma secundair onderwijs komt zo op 94 leerlingen of 91,26%. Slechts 9 leerlingen stopten na het zesde jaar BSO. Besluit: Het aantal kinderen dat een volwaardig diploma secundair (6 de TSO, ASO,KSO of 7 de BSO) haalt binnen het Nederlandstalig onderwijs te Brussel ligt zeer hoog namelijk op 91,26% af 94/103 leerlingen. In het vorig punt raamden we het aantal projectkinderen dat het project verlaat zonder enige vorm van studiebewijs op maximaal 4,29%. Het aantal kinderen dat stopt na het zesde jaar BSO is 8,74%. Slechts 13% van de OETC-kinderen kunnen we dus als ongekwalificeerd beschouwen. Dit ligt in de lijn van het gemiddelde voor Vlaanderen! We leggen dit resultaat graag naast de volgende vergelijkingsgegevens: 2 / 6

- Gemiddeld bedraagt de ongekwalificeerde uitstroom in Vlaanderen iets méér dan 15%. Heeft de moeder van een jongere echter slechts een getuigschrift van het lager onderwijs, dan loopt dit cijfer op tot 29 %; heeft de moeder daarentegen hogere studies beëindigd, dan zakt het tot 2,7 %.( Uit: De Niel, H., Heylen, L., Laevers, F., Van Den Branden, K., Van Avermaet, P. & Verstraete, E. (2008). De lat hoog voor iedereen!) - Allochtone jongens hebben meer dan tweemaal zoveel kans om ongekwalificeerd uit te stromen dan hun autochtone seksegenoten (respectievelijk 30% en 13%). Bij vrouwen zijn de verschillen naar etnische herkomst zelfs nog groter: een kwart van de allochtone meisjes verlaat het secundair onderwijs zonder einddiploma tegenover slechts 7% van de autochtone meisjes (Uit: Duquet, N., Golrieux, I., Laurijssen, I & Van Dorsselaar, Y. (2006). Wit krijt schrijft beter. Schoolloopbaan van allochtone jongeren in beeld. Garant: Antwerpen-Apeldoorn). De OETC-kinderen maken dus (als kansarme en allochtone) groep een zeer sterke inhaalbeweging en slagen erin het slaagpercentage te behalen van het gemiddelde kind in Vlaanderen. Hieronder bekijken we de verdeling van de kinderen over ASO, TSO, BSO en KSO.. 3. De verdeling over de onderwijsvormen De voorbije jaren werd er gezocht naar een waardevolle vergelijkingsgroep. Er werd bij een inspectiebezoek drie jaar geleden overeengekomen om hiervoor de cijfers van de spoedtellingen van de VGC te hanteren en hierbij de vergelijking te maken met de groep homogeen anderstaligen. De kinderen uit de OETC-groep worden als dusdanig in deze tellingen geregistreerd. De groep anderstaligen bevat zowel doorsnee allochtone kinderen als kinderen uit meer welgestelde anderstalige milieus. Toch is dit de meest vergelijkbare groep. Op basis van deze gegevens maken we een vergelijking voor wat betreft het onderwijstype wat slechts mogelijk is vanaf het eerste jaar van de tweede graad. Als extra referentiepunt nemen we ook de totale Brusselse groep. Zowel de gegevens van de OETCleerlingen als van de vergelijkingsgroepen zijn van het schooljaar 2009-2010. Wat blijkt dan? Er blijkt ondubbelzinnig dat de voormalige OETC-leerlingen zich positief onderscheiden van de homogeen anderstaligen in het ASO. De OETC-leerlingen zijn duidelijk sterker vertegenwoordigd in het ASO. In het TSO zijn ze duidelijk minder vertegenwoordigd en ook in het BSO maar daar is het verschil klein. Vergelijking met de totale groep: Voor zowel de voormalige OETC-kinderen als de groep anderstaligen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is er nog een ondervertegenwoordiging in het ASO en een oververtegenwoordiging in het BSO. Vergelijken we de gegevens van 2005-2006 met die van 2009-2010 dan zien we geen grote verschuivingen. De resultaten van de OETC-kinderen liggen elk jaar in dezelfde lijn. Besluit : De OETC kinderen stromen duidelijk beter door naar het ASO dan andere anderstalig kinderen in Brussel. Het gaat hier vooral om een verschuiving van TSO naar ASO. De OETC-leerlingen zijn iets minder vertegenwoordigd in BSO dan andere anderstalige kinderen in Brussel maar dit verschil is klein. 3 / 6

De grote verdienste van het OETC ligt momenteel in het voorkomen van schooluitval en in het brengen van kinderen tot een volwaardig diploma secundair. Een beperkte groep realiseert ook een sterkere doorstroming in het ASO. 36,22% van de kinderen zitten momenteel in het BSO. Uit de vorige gegevens kunnen we echter afleiden dat de meeste van hen tot en met het zevende jaar zullen doorstromen. Een deel van deze kinderen komen terecht in het BSO omdat omwille van (nog) onvoldoende leervaardigheden en/of leercapaciteit. In sommige gevallen was er mogelijk een te snelle oriëntatie vanuit de school. Vaak echter is men binnen deze kansarme gezinnen meer gericht op beroepsgerichte opleidingen. Deze gerichtheid komt voort uit zowel pragmatische overwegingen (geen geld om straks verder te studeren) als uit positieve beweegredenen (men ziet een kans op een goede job). In een aantal gezinnen zal een goede beroepsopleiding in realiteit ook een meer kansenvergrotend effect hebben. Soms speelt er bij ouders en jongeren ook nog een gebrek aan zelfvertrouwen in meer algemene studies. In dit kader en voor het voorkomen van schooluitval is het opbouwen van succeservaringen in het secundair onderwijs erg belangrijk. Succes ervaren betekent dat je slaagt in de onderwijsvorm en richting die je hebt gekozen. Daarom bekijken we in het volgende punt tot slot nog de behaalde attesten. 4. De behaalde attesten Voor het schooljaar 209-2010 konden, we van 198 leerlingen de attesten registeren. We bespreken afzonderlijk de eerste graad en daarna de tweede en derde graad samen. - In de eerste graad behalen 76,06% ( = 54 lln.) een A-attest, 18,31% (13 lln.) een B-attest en 5,63% (4 lln.) een C-attest. Het slaagpercentage is hoog en het aantal kinderen dat moet dubbelen is erg beperkt (2 in de A-klas en 2 in de B-klas). Van de 13 kinderen die een B- attest haalden gingen er 4 over van onderwijsvorm A naar B, de andere 9 bleven binnen onderwijsvorm-a (sommigen hiervan verkozen toch te dubbelen). - In de tweede en derde graad behalen 80.,31% (102 lln.) een A-attest, 9,45% (12) een B- attest en 10,24% (13) een C-attest. Het aantal A-attesten ligt hier hoger dan in de eerste twee jaren en er zijn minder B-attesten. Dit betekent dat de meeste kinderen zich in een richting bevinden die hen ligt en het daar ook goed doen. De meeste C-attesten (8) worden gehaald in het BSO. Deze groep van kinderen moet specifiek worden opgevolgd het is immers voor ons de groep die het meest risico maakt op vroegtijdige schooluitval. - Voor de tweede en derde graad beschikken we ook over de cijfers van alle Brusselse leerlingen: 80,01% A-attesten, 11,15% B-attesten, 8,84% C-attesten. De gegevens van de OETC-groep liggen dus helemaal in deze lijn. Wanneer we de verschillende schooljaren vergelijken zien we toch nog aanzienlijke fluctuaties: Voor de eerste graad: A-attesten: fluctueren tussen 60 en 77% en nemen de laatste jaren steeds toe. B-attesten tussen 18 en 22% C-attesten tussen 5 en 22% en nemen de laatste jaren steeds af. Vanaf het eerste jaar van de tweede graad: A-attesten: fluctueren tussen 71 en 85% B-attesten tussen 9 en 16% C-attesten tussen 4 en 13% 4 / 6

Er worden dus meer A-attesten behaald vanaf het eerste jaar van de tweede graad en minder B- en C-attesten (al nemen de A-attesten in de eerste graad toe). Dit wijst erop dat de overgang naar het secundair niet makkelijk is (zoals bij vele jongeren en anderstaligen) maar dat ze gaandeweg hun evenwicht vinden en dan behoorlijk goed doorstromen met een slaagpercentage tussen de 71 en 85%. Besluit: Het slaagpercentage van de OETC-leerlingen is hoog en vergelijkbaar met dat van andere kinderen in Brussel. In de eerste graad zien we de laatste jaren dat het aantal A-attesten nog toeneemt en nu op 76% ligt. In de tweede en derde graad zijn er nog grotere fluctuaties maar ligt het aantal A- attesten tussen 71 en 85% Een kleine 80% van de kinderen stroomt dus zonder problemen door. Kinderen doen succeservaringen op. Dit is belangrijk voor het individuele kind maar kan op termijn ook binnen de gemeenschap het positieve geloof in de slaagkansen van hun kinderen versterken. Ook de kinderen met B-attesten moeten we beschouwen tot de groep die lukt en doorstroomt maar de resultaten beschouwen we nog als minder stabiel, zijn zijn nog meer zoekende naar hun juiste richting. Een kleine groep kinderen verdient extra opvolging. Het gaat om 8 leerlingen uit het BSO die juni 2010 een C-attest behaalden. Deze kinderen willen we extra volgen om demotivatie en schooluitval te voorkomen. 5. Algemeen besluit Binnen de OETC-doelgroep is er haast geen schooluitval. Het aantal kinderen dat geen diploma secundair onderwijs haalt is lager dan 5%! Hierbij willen we onderstrepen dat deze groep voor 60% opgroeit binnen een context van kansarmoede. Het aantal OETC-kinderen dat Nederlandstalig onderwijs volgt en binnen deze structuur een volwaardig diploma secundair (6 de TSO, ASO,KSO of 7 de BSO) haalt ligt zeer hoog namelijk op 91,26% af 94/103 leerlingen. De groep kinderen die we als ongekwalificeeerd beschouwen zijn: - kinderen waarvan we zeker weten dat ze zonder diploma naar de arbeidsmarkt gingen; - kinderen die overschakelden nar deeltijds leren en waarvan we dus onzeker zijn dat ze een volwaardig diploma secundair halen; - mogelijk enkele van de kinderen die Franstalig onderwijs gingen volgen; - leerlingen die stipten na het zesde jaar beroepsonderwijs. - Tellen we deze groepen samen dan stellen we vast dat slechts 13-14% van de OETCkinderen als ongekwalificeerd kunnen worden beschouwd. De OETC-kinderen maken dus (als kansarme en allochtone) groep een zeer sterke inhaalbeweging en slagen erin het slaagpercentage te behalen van het gemiddelde kind in Vlaanderen (15% 5 / 6

ongekwalificeerde uitstroom). Ze doen het veel beter dan de doorsnee allochtone jongeren waarbij 30% van de jongens en een kwart van de meisjes het secundair verlaat zonder diploma. De OETC kinderen stromen duidelijk beter door naar het ASO dan andere anderstalig kinderen in Brussel. Het gaat hier vooral om een verschuiving van TSO naar ASO. De OETC-leerlingen zijn iets minder vertegenwoordigd in BSO dan andere anderstalige kinderen in Brussel maar dit verschil is klein. De grote verdienste van het OETC ligt momenteel in het voorkomen van schooluitval en in het brengen van kinderen tot een volwaardig diploma secundair. Een beperkte groep realiseert ook een sterkere doorstroming in het ASO. 36,22% van de kinderen zitten momenteel in het BSO. Uit de vorige gegevens kunnen we echter afleiden dat de meeste van hen tot en met het zevende jaar zullen doorstromen. Een deel van deze kinderen komen terecht in het BSO omdat omwille van (nog) onvoldoende leervaardigheden en/of leercapaciteit. In sommige gevallen was er mogelijk een te snelle oriëntatie vanuit de school. Vaak echter is men binnen deze kansarme gezinnen meer gericht op beroepsgerichte opleidingen. Deze gerichtheid komt voort uit zowel pragmatische overwegingen (geen geld om straks verder te studeren) als uit positieve beweegredenen (men ziet een kans op een goede job). In een aantal gezinnen zal een goede beroepsopleiding in realiteit ook een meer kansenvergrotend effect hebben. Soms speelt er bij ouders en jongeren ook nog een gebrek aan zelfvertrouwen in meer algemene studies. Het slaagpercentage van de OETC-leerlingen is hoog en vergelijkbaar met dat van andere kinderen in Brussel. In de eerste graad zien we de laatste jaren dat het aantal A-attesten nog toeneemt en nu op 76% ligt. In de tweede en derde graad zijn er nog grotere fluctuaties maar ligt het aantal A- attesten tussen 71 en 85% Een kleine 80% van de kinderen stroomt dus zonder problemen door. Kinderen doen succeservaringen op. Dit is belangrijk voor het individuele kind maar kan op termijn ook binnen de gemeenschap het positieve geloof in de slaagkansen van hun kinderen versterken. Ook de kinderen met B-attesten moeten we beschouwen tot de groep die lukt en doorstroomt maar de resultaten beschouwen we nog als minder stabiel, zij zijn nog meer zoekende naar hun juiste richting. Een kleine groep kinderen verdient extra opvolging. Het gaat om 8 leerlingen uit het BSO die juni 2010 een C-attest behaalden. Deze kinderen willen we extra volgen om demotivatie en schooluitval te voorkomen. Hilde Desmedt, Brussel, 4 november 2010 6 / 6