WELTEROSTE LEEF LIMBURG HERMAN VEUGELERS. Uitgeverij IIICI



Vergelijkbare documenten
Deilnummesj lies vastelaovesoptoch 2015

Jan van Haaf. Wiel Roeselers. De zoeёmer kumt! Ich wil naoё boete Ich wil der oet Ich wil mich neet opsjlete Ich blief neet in de boet

Jôngerekerk Venlo Vastelaovend 2013

GAWSTRÈKKE Programmabeukske. Wae wurd de nuje käöning op deensdig 12 fibbrewari 2013? Käöning Hen gratis beukske -

ZJWAME IN DE RIEJ VEUR PRINS EEF 1

Prins Raf d n eerste. Jeugprins D n Uul t ÓNSJTAON VAN EIN PRINSEMÖTS. De Póppedokter OETGAVE VAN SJTADSVASTELAOVESVERENIGING D N UUL REMUNJ

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Panninge-A veties Belvend veties 1 7

Tekst inspreker de heer H. Geraedts.

De Wien 2011 Jaorgank

Neet te filme. Waat kent gier verwachte? Regie: Riny Jalhay. De Sketches: CSI Houtum

Roermonds leren praten

tekst & muziek Carin van Essen illustraties Roel Ottow Van 4 tot 8 jaar met CD!

Uitleg van het thema. De Bijbel wereldwijd

Jij bent nog onbeschreven en nog geen groot verhaal jij blaakt alleen van leven dat in jou ademhaalt.

Proclamatie Jeugdprins Kevin II en Jeugdprinses Joëlle I

2

Orde van dienst voor de gemeentezondag. Thema: (Toekomst)-dromen. zondag 3 april 2016 om 9.30 uur. Gereformeerde Kerk Nieuwe Pekela

FINALE 2 FEBRUARI 2007 SPORTHAL JO GERRIS MAASNIEL

4 Heer, u hebt aan de mensen uw regels gegeven. Zo weet ik wat ik moet doen. 5 Ik wil leven volgens uw wetten, en dat volhouden, elke dag weer.

50e JAARGANG NO 26 vrijdag 15 augustus 2014

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

Songteksten: Muziek oet ee Gulpens hart. 1. Es muziek wer klinkt Muziek: Roland Mühlburger Limburgse tekst: Erwin Lennarts. Heeeey ooooh Heeeey ooooh

1 Tessalonicenzen 1. Begin van de brief

Liedboekje kinderkoor de Bubbel. september t/m december 2017

Genesis 1 en 2 enkele verzen Marcus 16: Pasen is opstaan

De Bijbel open (05-01)

Verhaal: Jozef en Maria

Kom erbij Tekst: Ron Schröder & Marianne Busser Muziek: Marcel & Lydia Zimmer 2013 Celmar Music / Schröder & Busser

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Kinderkerstfeest van de Kindernevendienst 26 december Kerstverhaal

Op hun knieën blijven ze wachten op het antwoord van Maria. Maar het beeld zegt niets terug.

Beste Lezer. Voor u ligt de bundel met als thema afscheid, de dood, rouwverwerking. Het heeft mij jaren gekost om deze bundel vorm te geven.

Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten

Lesoverzicht. 1. Bidden p De Kerk p De priester p Vergeving p De Bijbel p Delen p Het offer p.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

ZEGENGEBEDEN. Ik zegen je ogen, opdat jullie met hartelijke ogen elkaar zouden benaderen en blijven dragen.

Ik ben Mirjam Krieg. Ik ben in 1933 geboren in Amsterdam. Eerder dat jaar waren mijn ouders met mijn zus Duitsland

Thema: De wereld in! Zondag 1 juli Overstapdienst in de Ontmoetingskerk. Orgel: Peter Veen Piano en gitaar: Dick en Antoinette van der Garde

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Liturgie voor de gezamenlijke dienst op zondagavond 4 november uur

Bijbelstudie Door het geloof I

stiltewandeling rond het Emmaüsverhaal

Jezus blijft altijd bij ons

KINDEREN VAN HET LICHT

In de bijlage vind je de verhalen van Floris (16), Hiltje (13), Joshua (16) en Wietske (46). Ze komen uit het boekje Ik ben geliefd!

Jeremia 1: Vertel het door!

Jeremia 1:4-19 Vertel het door!

Helaas zijn christenen niet per definitie hartelijke en gastvrije mensen.

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Liturgie van de Gezin-School-Kerkdienst op zondag 12 februari 2017 in de ochtenddienst in de Burgwalkerk en Open Hof te Kampen om 10.

Jezus maakt mensen gelukkig

Samen houden we de website up-to-date!

openend woord kruisteken Dag kinderen, samen zijn we al bijna 2 maanden op stap. Om op stap te trekken doen we best de juiste schoenen aan.

Opstandingskerk, 26 november 2017

y02 Marcus 15.2 Rinze IJbema - Marcus 15, 2-5. Gemeente van Jezus Christus,

1) zingen aanvangslied - Evangelische Liedbundel 161:1,2,3 = Komt laat ons vrolijk zingen

De handen vol; geen tijd om het feest van de Heer te vieren. We gaan niet En wat ze toen wel deden, dat heet in de bijbel: moord.

Alstublieft voor u: Een lichtpuntje!

21. PAS OP MET ALCOHOL! LIEVER S NACHTS NEE, DANK U! GEEN BESTE KEUS DE BESTE KEUS VERGISSING BIJNA

Frederik Smekens Vak:Godsdienst Opdracht: de 7 deugden in het Christendom

PROJECTLIED ADVENTSPROJECT VERTEL HET MAAR 2016

Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Een leerling van Jezus vertelt ('walking sermon' langs kunstwerken)

1 Sam. 13 preek NGKO 12 juli 2015

2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart.

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik

1 Sam. 13 preek NGKE 4 sept. 2016

Binnenkomst in stilte in de donkere kerk. We zingen:

Wie is de Heilige Geest?

LES 7 DE MANIER OM TE AANBIDDEN!

Dit verhaal gaat over een schat, die je overal kunt vinden : zowel hier als daar, zowel vroeger als nu. Een schat zo rijk als het leven zelf, die

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus!

Welke les wilde God aan Jozef leren?

Liturgie voor de biddag op woensdag 14 maart 2018

KERSTMORGEN WILHELMINAKERK 25 DECEMBER 2018

1 e Pinksterdag 2017 Feest van de Geest. Lezing: Handelingen 2 : 1 13

Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2)

Liederenblad. Passie - Pasen. Hervormde Gemeente Bergambacht

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

Jonggezinnedienst 24 sept uur Thema : de Koninklijke trein Kind vermist/gemist opening winterwerk met ds Hoekman

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden

Edward van de Vendel. De grote verboden zolder

Een sterke vrouw (bewerking uit het boek Spreuken)

Preek Job 18 juni 2017

2 Petrus 1. Begin van de brief

Boekverslag Nederlands Spinder door Simon van der Geest

ORDE VAN DIENST ZONDAG 21 APRIL 2019 MARTINIKERK PASEN. Muziek van chr.muz.ver.harmonie

Liturgie voor de Gezinsdienst op 7 april 2019 Voorganger: Ds. R.A. Houtman, Epe M.m.v. Combo Goede Herderkerk Thema: Wil je Jezus volgen?

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Thema: Staan op de schouders van je ouders

Hartelijk welkom. Vandaag is er kinderdienst voor groepen 1-8

Protestantse Gemeente De Open Hof Orde van dienst zondag 27 januari 2019 Voorganger: ds. Lyonne Verschoor-Schuijer Muziek: dhr.

Cadeautjes. Aangepaste dienst Zondag 27 november 2016 Ds. Henk Bondt

GEZIN-SCHOOL-KERKDIENST VAN DE GROENLING op 12 februari 2017 in De Bron

programma LVK Finale 2011 Kepèl 18 fibberwarie 2011 Evenementenhal De Heuf

LES 2. Invloed van je gezin. Lees. Lees. Maak Maak een voorbeeld van een dier. Leer. Bid Bid dat je een positieve invloed zal.

Troostboekje van. Antonius in Beweging

DomineeOnline.org Jrg. 1, nr. 8

Transcriptie:

WELTEROSTE LEEF LIMBURG 164 HERMAN VEUGELERS Uitgeverij IIICI

Welteróste leef Limburg Stichting LiLiLi

2009 Erfgenamen Herman Veugelers en Stichting LiLiLi ISBN/EAN: 978-90-78407-45-4 Samenstelling en redactie Ger Bertholet Vormgeving: Luiz Oliveira, Maastricht Omslagfoto: Herman Veugelers in Kasteel Obbicht in juli 1999 Foto's: Archief Herman Veugelers Productie: Uitgeverij TIC (Text & Image Communicatie) Theodoor Schaepkensstraat 32 6221 VZ Maastricht www.uitgeverijtic.nl

Welteróste leef Limburg Herman Veugelers Samenstelling en redactie Ger Bertholet Nómmer 64 van de Limburgse Literaire Lies Stichting LiLiLi (Limburgse Literaire Lies) Theodoor Schaepkensstraat 32 6221 VZ Maastricht tel: 043-3262414

Het Ecrevissecomité is genoemd naar de in Obbicht geboren schrijver Pieter Ecrevisse (1804-1879) en werd in 1977 opgericht met het doel het culturele leven en historische besef in Obbicht en omgeving te ondersteunen en bevorderen in de geest van zijn naamgever. In zijn dertigjarig bestaan verzorgde het comité talrijke boekuitgaven e.a. publicaties en nam ook initiatieven voor het oprichten en in stand houden van monumenten en het bewaren van cultureel erfgoed. Herman Veugelers was een van de oprichters van het comité.

Woord vooraf Met het verschijnen van deze bloemlezing gaat een wens van velen in vervulling. Na het verschijnen van Hemel & Aerd, de laatste cd van Herman Veugelers, werd aan het Ecrevissecomité regelmatig gevraagd om de liedteksten van Herman te publiceren. Het is dan ook met grote voldoening dat wij nu een bloemlezing aan u kunnen aanbieden. Het is een hommage aan hem en een aanwinst voor onze Limburgs dialectliteratuur. Onze erkentelijkheid gaat vooral uit naar Mevr. Veugelers-Ey die ons het werk van Herman belangeloos ter beschikking heeft gesteld, naar Ger Bertholet die de samenstelling en de redactie heeft verzorgd en ons met raad en daad heeft bijgestaan, de Stichting Li- LiLi die dit boek, net als De heks van Limborgh in haar reeks heeft willen opnemen en tenslotte naar uitgeverij TIC die in een prachtige vormgeving deze bloemlezing heeft gebundeld. Deze uitgave is mede tot stand gekomen met steun van de Gemeente Sittard-Geleen, de Stichting Cultureel Erfgoed, het Prins Bernhard Cultuurfonds, Dr. Winand Roukenfonds, Stichting Kwant Project, Stichting O.A.I.O.C. en vele particuliere donateurs (N.N.). Het Ecrevissecomité

Inhoud 1. Was Herman Veugelers een troubadour? 13 Inleiding door Joep Th Leerssen 2. Biografische notitie 15 Harrie Op den Camp 3. Verantwoording 19 Ger Bertholet 4. Leedjes euver mennekes, wifkes, leefde en 21 inspiratie Adam 22 Merieke 1 23 C' était Paris 24 De zin 26 Oktoeëber wienmaondj 27 Lofzank op de leefde 28 Erme Thei 29 Teresina 31 De verlaore zoon 33 Aafraekening 1 34 Laeve 36 Advent 37 't Verlaore paradies 38 't Laeve is ein sjpel 39 Ich wil gaer blieve 40 Vandaag 41 Laudatio ad Josephinam 42 Es aw sjure brenne 44 Verleze 46 Aan dae onbekende 47 De vrouw 48 Bölkes 50 Bajesmaf 51 Ich sjpeelde veur dich 52 Adieu 53 5. Leedjes oet 't mienwirkerslaeve 55 2408 56 God, woróm? 57

Aafraekening 2 58 Op daagsjich 59 De lange sjich 60 Vreugjaor op 't hètj e 61 Hieëre, bedank 62 Kirmes in 't dorp 63 Nao de sjich 65 D'n tied van bukke is veurbie 66 Good veur de sjlam (Sjtudere) 68 En de vrouw? 69 De wachkamer 70 Lewie 71 Es de wèndj zich dreejt 72 't Mörgelandj 74 De veersjtök 76 Slogans 78 't Gouwe haenke 80 Sjtómme kal 81 Planne 82 Loeëndaag 83 De lètste sjich 84 Addio, addio amore 85 't Miengaas 86 Kaolesjlaaf 87 6. Leedjes euver wat in de welt loos is 89 Welteröste Leef Limburg 90 Wo mien moder 91 Jezus in Limburg 92 Arbeid adelt 94 Ze braeke mer aaf 96 De flat 98 De projectontwikkelaer 99 De liestrèkker 101 De kaolekoel 103 Ein awd vertèlselke 105 Nölke Sjmeets 107 Kleine Peter 110 Ballade van de einzame pesjtoeër 112 Verkezèngstoesjpraok 114 Dao is mien landj 116 De nar 118 De tros is los 119 Sjtop de neutronenbom 120

Integratie 123 De flikker 124 In 't begin 127 D'n druim 129 Kefee 132 Wae wèt nog wie 't waor? 134 De marskraemer 136 Och leve Commissaris 138 De Graethei 140 Tuug 141 Sjtop de R73 143 Woveur? Daoveur! 144 Modern Times 145 De tamtamklopper 147 Wat is de zin? 149 Geis te mit? 150 Ich sjpiiör 't weer 151 Goede morgen 152 Nuujjaorsleedje 154 De gezèt 155 De lètste vogelversjrikker 160 Playback 162 Sjtróntj 163 Lichtensjtein Tango 164 Ich gaon 166 Seldaotekirkhaof 168 Hoeëg water 169 Milieuprojek 171 De sjtier 173 Norme 175 De circulaire 177 Winnetou 179 Toesje 180 Leve de voetbalsport 182 Wie doet mee? 183 Vrouweklacht 184 Wie voel os Limburg is 186 Amnesty International 187 De cramignon 189 De gifwolk 191 Veuroetgank 192 Toerisme 193 Marteling 194

7. Leedjes euver thoes, 't dörp en vastelaovend 195 Doeveleefde 196 De sjotte 198 De koe van Meulenberg 199 Vastelaovend in Limburg 200 De ballade van Lömmerich 201 Baerke 203 Kal dien moorstaal 205 Bie os op 't dörp 206 Laevesgank van Pieter Ecrevisse 208 Verkleie 210 Vrouwluujgimmesjtiek 211 Thei de fitsrenner 212 De meermin van de Maas 213 De auw sjoeël 215 't Dorp 216 Lömmerich 217 Ein nuuj gezich 218 Ninge Nang 219 De bontje sjtorm 221 Sjmakelik aete 222 Antocha Antonina 223 De reub 225 Krómbroeëd rape 226 Maskers 227 De boeiekeuning 228 De reubevraeter 229 't Mooswief 230 Mama hymne 231 De loge 232 In 't awd kefee 234 Petrol 235 8. Leedjes euver zingaeving, misère en wierouk 237 Ich zèng 238 Miserère 239 Ich bèn de Hieër van 't fieës 241 De goddelike nar 243 Loup èns effe in de zon 244 Sjpegel aan de moer 245 Sacerdos in aeternum 246 Begrafenis 248 Genesis 12-1 249 De biech 250

Emmaus 252 Num mich neet kaolik 253 Piëta 254 Golgotha 255 Geiseling 256 Lijdensmeditatie 257 Ein sumpel littenie 260 Oliefbóngerd 261 Pieëtrus 262 Laevesmeug 263 Verlaote 264 Vriedigmiddig 265 Oorlog 266 Pilatus 268 Via dolorosa 269 Oma 270 Bergrede 271 Mien lètste vraog 272 9. Leedjes oet Mistero Buffo De ieëste op de waereld 274 D'aarde 275 Doe, leveke, doe 276 Sjmörgesvreug 277 In de peiler 278 Waeverie 279 Wo bleefs te gistere 280 Merieke 2 281 De mei 282 Doe wils gaon? 283 Zuver goud 284 Hie is de mei 285 Laot os danse 286 Aorlog en leid 287 Overloon 289 Klaagleed 290 Zoon, laeve en zieël 291 D'n daag van 't aordeil 292 Zank van de bannelinge 294 273 10. Titelregister en titelregister 295

l n Door de lens van de toenemende tussentijd; of: was Herman Veugelers een troubadour? prof. dr. Joep Th Leerssen Troubadour, protestzanger... je moet je afvragen of dat nuttige begrippen zijn om figuren als Herman Veugelers te begrijpen. Zulke termen roepen bij mij (maar ja, dat ben ik nou eenmaal) een irritant beeld op van schalkse danwel gevoelige scheurkalenderwijsheden, maatschappijkritiek-met-borrelnootjes, en enige besmuikte ijdelheid over het feit dat je er toch heel aardig uitziet met je gitaar en je openstaande kraag. Het gevaar dat echte kunstenaars in hedendaags Limburg bedreigt is niet dat ze doodgezwegen worden door repressie of intolerantie, maar dat ze ondergaan in het gemakkelijk succes bij een a-kritisch publiek. Limburg heeft de neiging om zijn kunstenaars ('ne jong van bie os!') te smoren in knuffels. De sirenenzang van wat scoort bij het grote publiek. En wie in de provincie aandurft om voor zijn kunst het medium van de populaire cultuur te kiezen, het lied, de gemeenschaps -avonden - die bevindt zich in een groot gezelschap van eendagsvliegen. De jaren-zestig en -zeventig hebben veel middle-brow cultuur opgeleverd in Limburg, en in de wereld om Limburg heen. De transistor heeft misschien evenveel losgemaakt als de Pil. Iedereen kon via skiffle, beat en lange haren toegang krijgen tot het cosmopolitisme en de grote wijde wereld van de kritische jongerencultuur. Dat heeft dertig, veertig jaar later iets aandoenlijks gekregen: de provincie-rebellen in terlenka en met lullige brilmonturen. En uitgerekend dat maakt het nodig om, uit de meewarige nostalgie en de saaiheid van de ingesleten kleinkunst, de echte kunstenaars te redden; ze te herkennen en uit te lichten voor wat ze waren: kunstenaars, mensen die meer voorstelden dan alleen maar de entertainer te zijn van hun generatie. Herman Veugelers was er zo een. Hij hoort thuis in de categorie van Jules de Corte, Jaap Fischer, Wannes van de Velde. Voor hen was de muzikale omlijsting meer dan een vijgenblad voor 13

een banale tekst of een meedoen met de trend van Kleinkunst. Het zijn mensen die ook buiten de tijdgeest van hun eigen decennium blijven aanspreken. Waarom? Waarom zij wel? Dit is de curve: Elke generatie zet de cultuur van pa en ma weg op zolder als zijnde knullig en ouderwets. Die periode-op-zolder is een selectietijd, waaruit langs mysterieuze en onbeschreven paden de ware kwaliteit weer te voorschijn komt. Uiteindelijk, door de lens van de toenemende tussentijd, krijgen we zicht op wat te goed was om vergeten te blijven. Een ware kunstenaar is deel van zijn tijd, maar ook meer dan dat. Als de mode van zijn tijd vervaagt, ouderwets en een beetje aandoenlijk wordt, blijft hij iets aansprekends houden, iets dwars, iets onverteerbaars. Wat Veugelers in zijn tijd opmerkelijk maakte was zijn mobiliserend gebruik van het lied als maatschappijbetrokken medium; wat hem zijn leven lang nu opmerkelijk liet blijven, meer dan een Erens, Rademacher, Bordon, meer zelfs misschien, op de lange duur, dan Gé Reinders - dat is zijn vermogen om moeiteloos in één en dezelfde stem een regio-troubadour van het dialect en de kleine gemeenschap te zijn, en een felle, ongemakkelijke analyticus van de lastige morele/maatschappelijke verhoudingen. We waarderen nu zijn vermogen om de ironische verbanden en tegenstrijdigheden te zien tussen het lokale en het belangrijke, tussen het onrecht en de troost, die nooit tegen elkaar weg te strepen zijn. Dankzij de beknoptheid en directheid van zijn Limburgs kon hij moeiteloos overschakelen van de knipogende herkenning naar het grote en serieuze. Die kwaliteiten komen nu steeds helderder naar voren. En niemand kan voorspellen om welke redenen hij over vijftig jaar gewaardeerd zal worden, maar hij blijft ook nu iets houden dat anno 2009 oncomfortabel is, onverteerbaar - is het misschien de lyrische oprechtheid van zijn religieuze teksten? - en dat houdt hem ook na zijn dood lastig, en daarom levend. Er zit in Veugelers iets waar we nooit greep op zullen krijgen.achter de herkenning en sympathie - de man die een Limburg stem gaf op een cruciaal overgangsmoment, tussen wierook en rookbom, tussen stoflong en regionalisme - beseffen we dat hij iets achter de hand houdt. Elke generatie kan een nieuwe poging doen om dat te ontdekken. Voor deze generatie en de komende heeft Ger Bertholet - ook al zo'n onverteerbare - een onschatbare bron aangereikt. 14

2. Biografische notitie Harrie Op den Kamp Herman Veugelers, een leven lang op de barricaden Herman Veugelers is vooral bekend geworden als protestzanger in de jaren zeventig en tachtig. Hij was de eerste die het protestlied in deze provincie introduceerde. Zelf noemde hij zich liever liedjeszanger. Afkomst en achtergrond hebben zijn leven en werk bepaald. Hij was een echte Limburgse jongen, geboren en opgegroeid in het kleine Limburgse dorp Obbicht, waarvan het Limburgs dialect zijn 'moorstaal' was. Zijn vader Driek was ondergronds mijnwerker die stoflongen kreeg, afgekeurd werd en met een klein pensioen zijn gezin met vier kinderen moest onderhouden. Van nabij heeft Herman thuis de ellende meegemaakt van een ernstig zieke vader Zijn moeder Lena moest rondkomen van een minimuminkomen. Ze was moedig en strijdbaar. Naast de zorg voor haar gezin zette zij zich in voor mensen die het moeilijk hadden en zij streed tegen onrecht in haar directe omgeving en in de wereld. Zij was communicatief zeer vaardig ook buiten de huiselijke kring. Ze kon goed en spannend vertellen. Haar kinderen en later kleinkinderen luisterden met open mond naar de spook- en familieverhalen uit haar geboortedorp Kessel. Waar ze de kans kreeg probeerde ze zich zelf te ontwikkelen. Herman had het verteltalent niet van een vreemde. Ook erfde hij van zijn moeder zijn kritische en open instelling. De bewoners van de mijnwerkerskolonie aan de Bornerweg te Obbicht, waar Herman in 1937 werd geboren, waren op elkaar aangewezen; men moest bij gebrek aan een waterleiding een pomp en gedeeltelijk ook sanitaire voorzieningen met elkaar delen. Wanneer een huismoeder in het kraambed lag, waren de vrouwen van de buurt paraat. De kinderen uit de buurt- en dat waren er vele- groeiden samen op, spelend en ravottend, maar ook kattenkwaad uithalend en stevig ruziemakend. Ze maakten zelf hun speelgoed als houten geweertjes en catapulten, knikkers werden van leem gemaakt in de achter de groentetuintjes van de woningen gelegen 'sjteine koel'. Op woensdagmiddag trokken de 'batraven' het 15

`brook' in waar ze visjes vingen en de stroom van de heldere beek tegenhielden met maaskeien en modder. Bij het alledaagse leven hoorde ook de vroegmis in de kerk. Zo beleefde Herman Veugelers een redelijk onbezorgde jeugd met zijn kornuiten uit de buurt en hij vertelde er later als huisvader en entertainer smakelijk over. Na de lagere school fietste Herman iedere dag met zijn leeftijdgenoten naar de ambachtsschool in Sittard waar hij in drie jaar tijd met redelijke cijfers op zijn eindlijsten, twee diploma's haalde: als bankwerker en automonteur. Op deze technische school van het LBO was Piet van Amstel moderator, een aimabele en energieke priester, die helemaal gegrepen was door het jongerenwerk. Herman deed mee en was in zijn element bij de door Van Amstel georganiseerde patronaatsbijeenkomsten op zondagmiddag. Bij sterritten met de fiets en de zomerkampen vanuit de ambachtsschool kon hij zich uitleven. Hier werd ook de basis gelegd voor zijn latere optredens op de bühne. Na de ambachtsschool was Herman zoekende. Met een buurjongen gaf hij zich op bij de marine. Hier had hij het na een proefjaar gezien. Na wat los-vast werk bij de mijn Maurits, een carrosseriefabriek en bij particulieren kreeg hij roeping voor het priesterschap. Om het seminarie van het bisdom te mogen volgen als 17-jarige moest hij eerst het gymnasium van het Bisschoppelijk College in Sittard volgen. Een vreemde constructie die door de alom tegenwoordige en autoritaire geestelijkheid bedacht moet zijn. Het waren twee ellendige jaren voor Herman die in een klas van 13-jarige j in korte broek Griekse en Latijnse woordjes van buiten moest leren. Met hulp van zijn oude meester van de lagere school, Eduard Beek die hem gratis bijles gaf en een bemiddelde dorpsgenoot die voor de leerboeken zorgde- want thuis was hiervoor geen geld- lukte het hem over te gaan van twee naar drie gymnasium. Nu kon hij op het kleinseminarie Rolduc terecht, waar ondanks het autoritaire en strakke regime een culturele wereld voor hem open ging. Hier speelde hij niet onverdienstelijk toneel, werd tamboermaître van de harmonie en voorzitter van de courraad, een soort leerlingenparlement avant la lettre. Op Rolduc kreeg hij weer nieuwe bouwstenen aangereikt voor zijn latere carrière in het amateurtoneel, zowel als schrijver, maar ook als speler en regisseur. Na het kleinseminarie volgden de leerjaren filosofie en theologie. Het grootseminarie van Roermond was de eindfase van de priesteropleiding. We zijn inmiddels in de jaren zestig beland. Een tijd waarin veel zekerheden in kerk en maatschappij ter discussie stonden. Ook

Herman met zijn zoekende geest en ietwat rebels karakter stelde hoe langer hoe meer kritische vragen bij de vanzelfsprekende autoriteit van de gezagsdragers. Op Rolduc al heeft hij een stevige aanvaring gehad met de conservatieve geschiedenisleraar, de latere bisschop Jo Gijsen. Grootseminarieprofessor Harrie Sanders was onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie, ervan overtuigd dat het celibaat van de ambtsdragers in de kerk zijn langste tijd had gehad. Toch hield hij de twijfelende Herman voor: `Es ze de ko kops, krigs te de ketting debie'. Hij drukte hiermee uit dat een keuze voor het priesterschap een celibataire status inhield. Herman hield het toen voor gezien op het seminarie. Hij begon een relatie met Mia Ey, een Brabantse kleuterleidster die hij had leren kennen op een Pax Christivoettocht voor eindexamenkandidaten. Herman ging nu het onderwijs in, want hij wilde niet meer financieel tot last zijn van zijn ouders. Eerst was hij werkzaam op de Levensschool in Sittard, daarna werd hij leraar aan de School voor Maatschappelijk Werk. Hij trouwde met Mia voor de wet in Sittard en voor de kerk bij pastoor Van Amstel in Lemiers; ze gingen wonen in Limbricht. 's Avonds studeerde hij M.O. pedagogiek in Sittard. Zij kregen twee zonen. In zijn geboorteplaats Obbicht was hij actief in het Ecrevissecómité en het hiermee gelieerde Theater Op de Beek, waar hij al in 1954 in het openluchttoneel de rol van de jonge Ecrevisse speelde. Herman schreef en bewerkte later heel wat toneelstukken in het dialect. Hij schreef de rollen op de spelers die voorhanden waren en verwerkte ook heel wat volkse elementen in deze blijspelen. Hiermee had hij veel succes. Inmiddels was hij benoemd aan de Opleidingsschool voor Kleuterleidsters te Maastricht Hij was hier werkzaam van 1972-1990. Deze jaren noemde hij later de mooiste in zijn onderwijsloopbaan. Hij vond er een ontvankelijk publiek, meisjes die openstonden voor zijn ideeën. De meeste collega's begrepen en waardeerden hem ondanks zijn ongezouten kritiek op de nieuwe onderwij sontwikkelingen waarbij de eigen opleiding voor kleuterleidsters werd opgeofferd aan de ongedeelde opleiding voor 4-12 jarigen. Het verwonderde dan ook niemand dat Herman de woordvoerder en inspirator werd van de Kritische Kleuterleidsters en in diverse liedjes zijn verontwaardiging uitzong. Herman produceerde in deze jaren een grote hoeveelheid liedteksten. Ook buiten het onderwijs toonde hij lef door te ageren tegen de in zijn ogen maatschappelijke mistoestanden, het onrecht de mijnwerkers aangedaan, de vervuiling van grond, water en lucht, 17

het machtsmisbruik in kerk en bij de bestuurders van gemeente, provincie en land. De kritische jongeren bij de toenmalige ROZ ontdekten hem en gaven hem een podium waardoor hij een groot publiek kon bereiken. Ook stimuleerden ze hem bij het uitbrengen van zijn L.P's met liedjes die heel populair werden en herhaaldelijk werden gedraaid in verzoekprogramma's. Net als Toon Hermans debuteerde hij in carnavalsrevues o.a. in Limbricht en Obbicht, maakte later voor de jaarlijkse zittingen in de dorpen sketches en zong nieuwe carnavalsslagers van hoog niveau. Iedere maatschappelijke actiegroep kon op hem rekenen en Herman kreeg rumoerige dorpszaaltjes en boze demonstranten stil. Na zijn vervroegde pensionering ging hij door met het bewerken en schrijven van toneelstukken in zijn moederstaal, het dialect van Obbicht, zijn bijbelstudie, zijn voordrachten voor beminde en andere gelovigen in kerk en bejaardenhuizen. Voor de groots opgezette openluchtspelen deed Herman uitvoerig bronnenonderzoek. Het zijn historische drama's waarin de positie van de vrouw een terugkerend thema is. DE HEKS VAN LIMBRICHT [1993] is na zijn dood ook als roman verschenen, De Prins van Oranje was in juni 1999 aanwezig in Obbicht bij de première van het toneelstuk WIE EIN VLUCH WILJ GAUWSE [19991. Prins Willem Alexander onthulde bij deze gelegenheid het Monument van de Overtocht, tevens een poort van de vrijheid. Het opschrift is van Herman: 'Gistere blif vandaag, tot alles is geheild'. Het geeft de diepere betekenis van het gedenkteken weer. Het adagium van zijn parochie Vrangendael `Om mensen gaat het, dat zij tot hun recht komen', maakte Herman tot het zijne. Integer en vasthoudend, gedreven en creatief, iemand die vocht voor zijn idealen, ondanks tegenwerking en onverschilligheid van overheid en de betweters aan de tapkast. Iemand die opkwam voor de onderdrukte, de verschoppeling, de gehandicapte, de gediscrimineerde, de vreemdeling; iemand die vocht voor gelijke rechten van de vrouw in kerk en bestuur. Herman maakte zich sterk voor rechtvaardigheid en authenticiteit in taal, denken en handelen. Hij is het prototype van de profeet die in eigen land niet geëerd wordt. We zijn het aan hem verschuldigd dat zijn nog niet uitgegeven teksten bekend en verspreid worden. 19 februari 2009, Harrie Op den Kamp 18

3. Verantwoording Ger Bertholet In 1953 schreef de zestienjarige Herman Veugelers Doeveleefde, zijn eerste schalkse liedje, op de melodie van 't Huikske van Frits Rademacher. Met zo'n begin staat hij niet alleen, want geen mens begint zonder voorbeelden aan iets. Twintig jaar later schrijft Veugelers een belangrijk nummer. Ook hier gebruikt hij een bestaand liedje als aanleiding. Hij schrijft een programmatische 'sjamp' op het origineel, en op alle andere liedjes die daar op lijken. 't Kapelke van Harry Bordon en Henk Stuurop bevatte overduidelijk de prikkel die aanzette tot een kritische parodie, getiteld: Wo mien moder. Je zou kunnen zeggen dat in 1973 met dit nummer de carrière van een protestzanger begon. Tussen 1953 en 1973 had Veugelers de pen natuurlijk ook gehanteerd maar `Wo mien moder' markeert een omslag. Vanaf dat moment werd hij zelf voorbeeld voor anderen. Bij het samenstellen van deze bloemlezing heb ik geprobeerd om het werk van Herman Veugelers een eigen verhaal te laten vertellen. Bij het lezen en selecteren leerde ik gaandeweg de mens en de man Veugelers kennen. Waar hij zich druk over maakte, wat hem inspireerde en `wat hij niet laten kon'. Zo treft de lezer als eerste liedje een tekst aan waarvan ik niet eens zeker ben of hij het zelf schreef of overtikte. Het is een olijk krabbeltje over Adam en Eva, en nog heel wat andere motieven uit de Bijbel zaten Herman Veugelers al in de genen toen deze term nog populair moest worden. Net zomin was de aardse inspiratie hem vreemd. Daarom is `Adam' een waardige start van het eerste liedjeshoofdstuk (4). Wie Veugelers als Limburgse liedjeszanger kent, zal in hoofdstuk 5 en 6 de meest bekende teksten terugvinden. De lezer voor wie zijn werk nieuw is, zal zich kunnen verwonderen over de actualiteit van veel liedjes. In hoofdstuk 7 staan de nummers die tonen hoe verweven Herman Veugelers was met zijn geboortestreek en hoe hij daar steeds weer `voor van alles en nog wat' te porren was. 19

In hoofdstuk 8 en 9 leren we het meest `de geest' van de schrijver kennen. De thema's zijn herkenbaar, maar dan met de kleur van de kritische katholiek, van een man met gevoel voor christelijke dramatiek. Wat mij betreft komen in de bewerking en vertaling van Mistero Buffo de draadjes samen van deze gedreven, geroerde, aangedane en soms ook kwade man. Op theatergebied vond Veugelers een partner in het Limburgs Toneel Sittard waar hij in samenwerking met Jos Prop en Paulus van Hees o.a. Mistero Buffo en Es de wèndj zich dreejt maakte. In de hele provincie leerde het radiopubliek Herman Veugelers kennen door de alertheid van Jules Dister en Pieter Beek, die hem als programmamakers van de Regionale Omroep Zuid de stem gaven die zijn werk toe kwam. De datering en notities bij de liedjes zijn van de schrijver. Waar datering ontbreekt heb ik deze niet kunnen achterhalen. Als samensteller heb ik soms beknopte informatie toegevoegd. De alfabetische titellijst bevat alleen het werk dat in deze bundel is opgenomen. De dialectschrijfwijze van Veugelers bleek vaak niet eenduidig. Daar heb ik, voor de leesbaarheid, orde in proberen te brengen. Bij twijfel heb ik zijn zingende uitspraak zo goed mogelijk genoteerd. Door deze ingreep zijn sommige titels anders dan eerder gebruikte notaties. 20

4. Leedjes euver mennekes, wifkes, leefde en inspiratie Herman Veugelers 21

Adam Toen God de wereld had geschapen eerste de vlooien en toen de apen schiep hij de mens alom befaamd en Adam werd de eerste mens genaamd Oh, Adam... Adam voelde zich verlaten in deze streken Hij had niemand waarmee hij kon gaan spreken Toen is hij maar gaan slapen want het werd al nacht Toen gebeurde er iets waaraan hij nimmer had gedacht De engel Gabriël is op zijn pantoffeltjes gekomen en heeft een ribbe uit Adams lijf genomen God maakte daar een alleraardigst vrouwtje van als gezelschap van de eerste man Wat moest Adam bij 't ontwaken al niet horen Een lief zoet stemmetje klonk hem in de oren Eva sprak: Adam ik ben hier alleen geschapen voor jouw plezier." Adam was verbaasd in hoge mate Hij kon het danken dan ook niet laten Hij zonk op beide knieën en sprak overluid "neem al mijn ribben Heer en maak er vrouwtjes uit:" Oh, Eva... 22

Merieke 1 Es Merieke nao de sjtad geit maak ze zich terdege op Deit zich krölkes in de haore zet ein heudje oppe kop 't Sjtriek de rumpels oet de panty op hiiór wange kump ein vlam en dan sjtap 't kwiek de bos in Merieke is vandaag madam Merieke zeuk 't avontuur Merie geit nao de sjtad Ens per jaor krig ze die kuur en dan haet ze 't weer gehad. Pit dae zout Merie vertrèkke es 'r aan de raam geit sjtaon En hae dènk sjtil in zien eige: "Laot dae trampelaer mer gaon." Hae sjteit zich sjtiekem aaf te vraoge: "Wat mankeert dat vrouwmesj toch De brets begint hiiór weer te sjtaeke 't Vreugjaor zit weer in de lóch!" Merie lomp langs de etalages geit jeder winkel in en oet Kop ein humme en behaatje klonj en crème veur oppe sjnoet En es de mansluuj nao hiiör kieke kump ein lechske oppe móndj Ze sjot de krölkes in hiör haore wiebelt effe mit de kóntj. Mer 's aoves kump Merieke heives D'n daag waor toch ei bitje zjwaor want de sjoon die gónge pitsje en de krol is oet 't haor Ze haet pien in kop en lenje klappert mit 't kunsgebit En ze mompelt in d'r eige: "Waor ich mer alweer bie Pit." 1980. 8 juli 23

C' était Paris Ich wou zo gaer èns get belaeve Daoróm gong ich nao Paries Ich huerde van Folies Bergère Van Moulin Rouge en van striptease Pesjtoer zag: "Pas mer op doe Graatje ze höbbe dich gauw sjlech gemaak Zo'n nachclub dat is richtig naatje d'r duvel zelf haet dao ein zaak." C' était Paris, Paris, Paris, c' était Paris, Paris, Paris. Mer vertroewend op Geradus miene goje sjötspetroeën kaom ich 's aoves in Paries aan ieumig luuj wat waor dat sjoeën Ich zoog de riekdom van Versailles en d'n Eifeltaore sjtaon En mademoiselles mit wespetaille zoog ich langs de Seine gaon. Zoeë waor ich door Paries aan 't sjnâöre Kaom 's aoves op de Palace Pigalle En ieër ich wos wat gong gebeure zaot ich al in zo'n nach-geval Op de buun sjtong ein Francaise ze zaot vol vaere, sjus ein hoon Mer toen begoos pas de malaise ze wou zich langzaam oet gaon doon. Ieës sjmeet ze weg, dat vaere röksjke en deeg zich toen 't bluuske oet Daonao 't lènker en rechter zökske de zjweit dae brook mich langzaam oet Ze leep toen luipsj nao jeder taofel ze waor noe al versjrikkelik bloeët Van kortbie zaogs te al de navel Toen sjtreek ze neer op miene sjoeët. 24

lch reep alle heilige oet d'n hemel: "Och red mich van dae Franse del Gerardus huer nao mien gefemel Mien deug en ieër sjteit op 't sjpel!" Mer ze pakde mit hiör poezelhendje Ich dach: "Och Jazzes, wat ein boet!" dat allerlètste sjouwerbendje toen gónge alle lampe oet. Och koosj ich toch die boet oetsjniiöre Gluif mich luuj 't woort mich sjlech Mer wie ich dach: `t Geit noe gebeure!" Gong 't leech weer aan en d'n del waor weg. Wie ein kat achter ein moes aan Rende ich nao Gare du Nord En noom d'n ieëste trein op hoes aan Weg van dat seksueel gevaor. Ich reep: "Adieu, bonjour ma chère lch höb vandaag genog gehad!" Mer wie ich kalm begoos te waere Haw ze mien portefeuille gejat Welk gelik waor mich besjaore Gerardus redde mich op tied Mien zieëleheil gong neet verlaore Mer waal waor ich mien cente kwiet. 1966. 18 juli. Op o.z.zen twieëde trouwdaag 25

De zin Soms veul ich mich wie vleugellaam versjtrik in dènger van eiken daag De zorg die drök mich oppe maag de angs dae krup mich om 't hart Ich zeen d'n daag van marge zjwart Soms veul ich mich wie vleugelfaam Mer dan weer vleeg ich in de lóch ontsjnap aan alle drök en sjleur En alles om mich bie krig kleur ich krieg weer oug veur bloom en bieës De waereld is dan ein groeët fieës es ich kèn vlege in de lóch Zoeë vraog ich altied nao de zin omdat ich 't laeve wil versjtaon Wo alles op en aaf kènt gaon Waor gister eine bange nach vandaag klink eine blieje lach Zoeë vraog ich altled nao de zin. 26

Oktoeëber wienmaondj Es langs Rhóne en Loire aan Mozel en de Rien de droeve rastig wachte op 't paesje van de wien En tot d'n aovend laat vanaaf de vreuge marge de plakkers in hun korf d'n ougs nao bènne sjörge, zeen hie de hegke sjmörges gans gries van web en dauw En vluchte kroeënekrane weer weg veur naat en kaw Dan kriesje op 't veldj mit glummend zjwarte vaere de krawwe, dat de boer zien ploog weer mot gaon sjmaere 't Blanke, botte kouter Dat rechte vore truk Sj.ört door de vètte klei Dae in groeëte sjtökke bruk De wèndj jeug mit geweldj Door duuster zjwarte wolke De wilje raegesjtroum Deit dan de Maas weer kolke, 't Is tied weer, sjus wie vreuger Veur verhaole, die de mam vertelde bie de kachel die gleujde van de sjlam Mer dao zeen gein geister mieë de sjpoeëke zeen verdreve Ein centraal verwermde boet en tv is mich gebleve 1976. 27 mei 27

Lofzank op de leefde Leefde, leefde is wie vuur en ruuk nao de roeëze Leefde, leefde heit is de vlam en roeëze zeen roeëd Leefde, leefde ouch es de diióre dich bie toere èns sjtaeke Richtige leefde die doert tot d'n doeëd. Leefde dat is same haope op gelök en maonesjien Leefde dat is same deile same sjpas en same pien. Same zjwiege, same lache same zuchte in 'ne hook Same vrieje, same sjlaope druime van de zeute kook. Sjteit 't water tot de kneje zuus te zjwarte wólke gaon Leefde zorg das te weer same mörge in de zon kèns sjtaon. Leefde kèns te nurges koupe Want 't geldj maak leefde koud Leefde zals te gratis vènje leefde is veur jonk en awd. 1995. 5 september 28

Erme Thei Zèk kèns te dat verha.ölke al 't verhaol van Thei de sjnelle Zien laeve kènde ros noch doer zien wirkwaek doerde zestig oer want Thei waor eine helle Hae boewde aan ein eige zaak me zaog 'm zelje fale En mit viiöl sjofte en gemaor haw hae nao viefentwintig jaor al zeve filiale Dus leep Thei van vreug tot laat veur zien bedrief te sjoeëje Van zake haw d'r viiöl benul de res dat vonj d'r flauwe kul en domweg tied verknoeëje Thei kreeg aanzeen en v.öl mach me knikde jao en ame Waor sjponsor en ouch ieërelid dat brach zien carrière mit en 't waor ein goof reclame. Op zeekre daag waor 't gedaon mit maore en mit drave Hae kuumde veur de lètste kieër me haet 'm plechtig mit v.öl ieër en blaosmeziek begrave En op zien graaf lik eine sjtein mit gouwe kapitale: "Thei goof al zien energie veur 't heil van gans de maatsjepie zien zaak en filiale." 29

Mit kriet sjreef toen zien vrouw d'rbie: "Hae haet teviöl gegaeve Van hot nao haar haet 'r gerend mer lache haet 'r noeëits gekènd want Thei vergoot te laeve." 1984. Vastelaovend 30

Teresina Maria de Socorro is gebaore mer ze is nog neet geregisteerd De sjtad is v.öl te wied veur Teresina en wae is in ein kèndj geïntresseerd Ermood, hónger in Areia Seca De aarde lik te sjterve zónger voch Allein mer dreuge zendj dae lik te sjtuve en sjtein en kènjer höbbe ze genog Ein kèndj haet ze aan de rokke en de kleinste op de sjoeët En van eine geit ze zjwanger En dao zeen d'r al twieë doeëd En d'n awdste in gedachte want dae is al nao de sjtad Zit mesjien al in de bajes of haet hae gelök gehad Zoeë laef kleine Teresina elke daag mit hi re noeëd Zuut allein mer leid en elendj En Brazilië is zoeë groeët. Maria do Socorro haet veul honger wie jeder kèndj van angerhawf jaor mer oerewied vilt nurges get te aete omdat d'n ougs alweer versjrumpeld waor Teresina zuut Maria kranker waere En haet besjlaote nao de sjtad te gaon Dao is geine dokter in Areia Seca Dae kelder van 't minsjelik besjtaon Maria de Socorro is gesjtórve Op sjoeët bie Teresina in de kou 't Ziekenhoes dat sjikde hi r weer heives Omdat ze neet de gooj pepiere haw En in de bos haet zie 't kèndj versjtaoke ónger eine dook op h. re sjoeët Omdat ze bang waor veur ein arrestatie Koosj zie neet janke om de kouwen doeëd 31

1991, 9 februari. Veur de internasjonale vrouwendaag, nao ein verhaol van Carlos Mesters, dae zich in Braijlie te barste wirk. Opgedrage aan Yvonne Bakkes (werkzaam bij Huis voor de Kunsten en echtgenote van dialectkenner Pierre Bakkes) Vindplaats: CD Hemel & Aerd 32

De verlaore zoon Ich waor 't zat ich wou gaon zjwerve, Weg van koosjtal en de sjuur Weg van ploog en kaore bènj e op zeuk nao sjpas en avontuur Moders deil moosj pap mich gaeve al deeg hi m dat vaól pien en leid Ich wou alles óngerzeuke weite wie 't laeve geit In de sjtad vónj ich mien makkers en in de herberg goje wien Ich höb gehoord en flink gezaope Jaore lank trók ich de Tien Mer miene geldjbuul waerde laeger teder heet mich in de sjteek Me haet mich oet de kroeg gesjmete Nemes nog, dae nao mich keek Ich koosj de verkes gaon verzörge Vroot ouch oet dezelfde traog Toen dach ich: "Thoes waor 't baeter Ich wou dat ich mien vader zaog." En vlak bie hoes, dao sjtóng mien vader zónger klage en verwiet Grienend vroog ich om vergaeving krank van elendj en van sjpiet Mer hae duujde mich nao bènne en hae zag: "Doe blifs mien kèndj Kleide mich wie eine keuning Sjlachde blie 't bèste rèndj En wie mien broor begoos te greke Zag de pap: "Doe leve jong, Bès toch blie dat deze zjwerver bie os weer ziene heimat vong" 1978. 18 september. Veur de jeugd van Vrangendael 33

Aafraekening 1 De lange trektoch is veurbie de nach begint te valle Ich bèn gewend al aan mien pien ich wil ouch neet mieë kalle De jaore van 't brennend vuur wo zeen ze toch gebleve Noe zeen ich in dien oug 't rech op liefsbehoud gesjreve Doe watervogel in 't reet doe bès veur niks te vange Toch sjpeur ich in dien ouge soms dat sjtiekeme verlange Om dich te gaeve wie-s te bès veur zachtigheid te keze Mer euvergave is veur dich 't zelfde es verleze Ich höb geine zin in vechte mieë bie 't versjtrieke van de jaore Al won ich dich ouch aaf en toe ich höb meistal toch verlaore Woróm wous doe mien laeveskrach toch ummer in mich remme Hbs doe dich in de kop gezat om mich veurgood te temme Mit diene bange greutsje kop sjtuurs dich mich in de raege Ich neuk mien heil waal boeteshoes doe hils mich neet mae taege Dat heit verlange in mien lief laot ich door dich neet remme Ich bèn dae zökkezuimer neet dae zich noe al leet temme 34

Mien traone zeen al opgedreug ich zal dich niks mieë vraoge Mer verwiet mich dan ouch neet dat ich dich höb bedraoge 't Brennend vuur deep in mien lief dat höbs dich noeëits begrepe Zoeëdat v'r dèk dae lange waeg es vraemde same lepe Ich haat dae bleike treiterkop die puriteinse sjtreke Dat feministisch lulverhaol is hie noe ouch gebleke Kóm sjtik mer in dien koppigheid ich gaon neet klasjenere Ich loup ech geine maeter mieë blief lever hie krepere De lange trektoch is veurbie ich bèn meug van al dat jage Das dich allein mer vluchte kèns kèn ich neet mieë verdrage 't Waord van troew van jaore haer dat lik allang in sjerve Gank röstig diene eige waeg en laot ós leefde sjterve 1981. 6juli 35

Laeve Wae hie es minsj wilt laeve, zo lieërt os de profieët Dae mot d'r good aan dènke, dat d'r zich neet bènje lieët Wat hulp dich prakkezere en maore 6m bezit Es doe hie moos vertrèkke dan nums te toch niks mit Dat sjtiekeme verlange nao ieërekruus of lintj applaus en carrière 't Is jage nao de wèndj. Want wae es minsj wilt laeve, zo lieërt 6s de profieët Dae mot d'r good aan dènke, dat er zich neet bènje lieët Mer laps te willekeurig mer alles aan dien sjoon En fladders te mer doelloos zo wie de vlinders doon Zeen al dien laeves-dage gevold mit laege sjleur Dien laeve zal verdampe 't sjtelt geine bliksem veur Want wae es minsj wilt laeve, zo lieërt 6s de profieët Dae mot d'r waal 6m dènke, dat d'r zich neet drieve lieët Wae aaf en toe kènt lache 6m wat d'r is en zaet En weigert om te gluive dat niks mieë zin hie haet Zal neet es damp vervlege of hel zeen wie 'ne sjtein De humor van 't laeve dae hilt 'm op de bein Dae zal zich neet versjiiiöre, is neet zien eige proeëj Dae minsj zit neet gevange, in zien zelf gemaakde koeëj. 1985. Vastenavond. Prediker 4 ; 4-6 36

Advent Wat zits te in d'n duuster kèndj? Wat zits te sjtil te griene? Zuus te dan dat leechske neet dao wied e weg nog sjiene? Hae kump neet veur de machtige veur keuninge of rieke Mer al wat om compassie vreug zal hae mit trues verrieke Hae wach op dich dao in dae sjtal óm dich weer haop te gaeve Hae geuf dich eine sjtille wènk om toch weer wieër te laeve. Kóm treuzel neet en sjtank weer op 't begint al get te dage In Bethlehem zeen ich dich trok de las is nog te drage. Vrie nao Nel Benschop (Gouddraad uit vlas) 37

't Verlaore paradies De tuin van Adam, dae höb ich verlaore Ich roojde de buim van 't aards paradies Ich boewde 't veldj vol mit palieze mit taores De broesjende bron waerde drabbig en vies De appel van Eva kèn ich neet mee aete De naam van 't kaod, dae bèn ich vergaete De ros en de bliedsjap, dat waor miene pries Mer d'n druim in mien hart wil ich neet laote sjterve. D'n druim van verwachting, d'n druim van de haop Op dat sjoeën paradies,dat ich höb verlaore Wo de lieëw nog koosj sjlaope naeve 't sjaop Wo de bron, die óntsprunk de lofzank blif zènge Van die oeraw belofte, die noeëjt mae vergeit Dat went ich mer wil, 't oeëit zal gebeure Dat ein enj zal kómme aan honger en leid De luuj óm mich bie kèn ich dèk neet verdrage Want ich dreej lever róndj in dezelfde krènk D'n honger van dich hoof ich neet te veule. Zolang ich nog aet en zolang ich nog drènk Same te deile en same te laeve Same te numme en same te gaeve Is meistal 't lètste, wo ich nog aan dènk Op verzeuk van Fons en Wiel 38

't Laeve is ein sjpel 't Laeve is ein sjpel van ómp mer ouch van aeve van numme en van gaeve dèks is 't nogal hel Doe mos mer acceptere wie 't laeve ummer is Doe laefs mer bie de gratie van 't ieëwig compromis En was te deis of lieës doe kèns allein prebere en alles mer riskere of 't heibel wurt of fieës. 't Laeve is ein sjpel Van vloke en van baeje Van soms d'r naeve traeje Van hemel en van hèl Doe dènks: "Mesjien vandaag sjtaon ich veuraan es nómmer ein." Mer mörge sjteis te achteraan en bès te gans allein En verlus te dan de mood en zuus te dien gries haore En dènks ich bèn verlaore dan kump weer alles good. 't Laeve is ein sjpel Sóms lieës te dich èns hange En veuls te dich gevange Wie in ein duuster cel Vandaag dènks te te sjpele mit goof troeve in de henj Mer tieën minute later sjteis te mit de moel vol tenj En daoróm bèn mer wies maak van dien sjtökske aarde Gein monster zónger waarde mer ein bitje paradies. Vrie nao Sjuul de Corte 39

Ich wil gaer blieve Ich wil gaer blieve zènge van kleurige blome en hei Vlinders en veugel die fluite van dartele vrie op de wei Ich wil gaer blieve druime get loupe door bosj en door veldj gelik in de sjtilte dao vènje en neet in bezit of in geldj Ich wil gaer blieve danse de lente sjtruimt weer door mien blood De zon sjient mich werm mit zien sjtraole 't Laeve is kosbaar en good Ich vroog dat aardig maedje mit sjtraolende ouge en lach Om sjtil nao de sjterre te kieke same mit mich hieël de nach 1984. (melodie "Un Treno " trad.) 40

Vandaag 't Onheil te kieëre dat lökde mich neet Ich höb mótte bukke, wae zoog mie verdreet Wat loog mich neet allemaol zjwaor oppe maag Mer 't geit al weer baeter, de zon sjient vandaag. Vandaag wil ich danse, vandaag is 't fieës Drènke en sjranse, zoeëlang doe mich lieës Gister vergaete want dat is veurbie Wat mörge zal kómme dat is nog neet hie. 't Is waor, ich veel gister get hel op mien sjnoet Ich höb ouch gedach toen, wie kom ich nog droet Mien traone die dreugde, de pien trok weer weg, En kiek mer vanmörge noe loup ich weer rech. Onheilsprofete veursjpelle sjlech waer Me kènt nurges sjoele, me wèt neet wo haer. Donder en bliksem, de hemel zuut zjwart mer ich huer allein de meziek in mien hart. Huer de menister, wat dae weer verzint dat mörge de hemel op aarde begint Zien gouwe berge die krieg ich te gaef Mer ich blief bewaere, dat noe wurt gelaef. Wae gluif nog de beeldbuus? Wat die dich belaof, Leefde en raoze, 't is allemaol sjtaof. Ich gluif in mien oere, mien henj en mien bein, Mien ouge die zègke: "Doe bis neet allein." Wae van uch sjtrak nao d'n hemel wilt gaon zal noe motte lieje, reep les de keplaon. Hae wees op d'n duuster, gein leechske dat sjeen De blome en kènjer haw hae neet gezeen. Laot mörge zien zörge en gister zien leid Ich gluif neet in noodlot dat in sjterre sjteit Vandaag wil ich laeve zoeë gek wie e raad. Mesjien is 't mörge daoveur al te laat. 1988 41

Laudatio ad Josephinam Spreuken 31:10-31 In 't boek der spreuken staat een lied een hartewens geschreven Het loflied op de sterke vrouw die onvermoeibaar, noest en trouw blijft geloven in het leven Haar handen blijven rusteloos bij 't spinnen en 't weven De arme gaat ze niet voorbij maar zal terstond vol medelij hem hulp en bijstand geven Dan roept Salomo zingend uit en vraagt ons onomwonden: "Kom wie zoekt mee en zegt me nou waar vind ik toch zo 'n sterke vrouw?" Wij hebben je gevonden... Jij kent de zorg van elke dag en slapeloze nachten Jij weet hoe hard soms mensen zijn en kent de eenzaamheid en pijn maar ook het stille wachten Want als de tranen zijn geschreid de wonden zijn verbonden Dan sta je op en onverstoord wil jij weer verder, trek je voort Je hoop is ongeschonden Soms zag je ook rumoer en strijd en stond je voor veel vragen Er was verwarring om je heen en af en toe stond je alleen Jij kende tegenslagen 42

Maar als het twisten is verstomd de kruitdamp opgetrokken Dan sta jij meteen weer klaar en veegt de scherven bij elkaar En lijmt weer alle brokken Hoe somber ook de wolken zijn jouw zon gaat nimmer onder Jij zit niet bij de pakken neer jij moedigt aan en trekt van leer Jij gelooft nog in het wonder 43

Es aw sjure brenne Jan waor kóntent mit de zin van 't laeve Hae waor in de vut, pensioen veur de deur Haw geine zin mieë in weule en sjtraeve moostem en biljart doorbrook ziene sjleur Me op zieëkere daag sjloog d'r blits oet de wólke 't Waor sjuus of went 'ne ingel versjeen Jan woert verleef, zien blood gong aan 't kolke 'n vrouw die verdomme, zien dochter kos zeen En Jan dae woort bang veur wat hae ontdèkde Zien dènke blokkeerde, zien hart gong tekieër Hae kènde de wiesheid van dat awd gezèkde "Es aw sjure brenne hulp blusse neet mieër." Ouge die blingde wie glazere huve Hendjes en vingerkes van porselein Jan dach verrasj: "Noe, laot die mer sjuve sjlank wie 'n den en mit hemelse bein." Vanaaf dat moment koosj hae neet mieë sjlaope Haw gein bezèj mieë van oer en van tied Kaom sjmörges kepot zien nes oet gekraope Jan waor veurgood noe zien aevewich kwiet Want Jan dae waor bang veur wat hae ontdèkde Zien dènke blokkeerde zien hart gong tekieër Hae kènde de wiesheid van dat awd gezèkde "Es aw sjure brenne hulp blusse neet mieë." Jan kos bie d'r biljart neet langer awhore D'r blik op oneindig, d'r kop neet mieë klaor Bedach veur zien leefde ganse nuuj metafore woeë 't biebelse Hoeëgleed mer onzin bie waor Hae waor neet in sjtaot nog ein puntje te make de keu waor te lich, en de bol viiöl te zjwaor Zien vingere trilde, Jan sjtoot door 't lake wie hae besefde, wie laat dat 't waor 44

En Jan dae gong heivesj, wie hae dao ontdèkde 't Laeve verlap en 't nump geine kieër Besefde de wiesheid van dat awd gezèkde "Es aw sjure brenne hulp blusse neet mieë." Veur "M". Vindplaats: CD Hemel & Aerd 45

Verleze Wie is d'n titel van dat book? Wo höb ich dat gelaeze? Wie hèt die filmsjter ouch alweer, Ich kèn 'm aan zien waeze? Höb ich de waakvlam oetgedaon? De aerpel ouch gezoute? Wie laat vertruk de lètste trein? Ich kèn niks mieër onthawwte. Ich bèn de vieftig al veurbie, höb neet mieër viöl te keze De zomer lomp al op zien enj, ich mot lieëre te verleze. Ich mot weer eine nuje bril Mien ouge waere sjlechter Mie blood kaok ouch neet mieër zo gauw Ich bèn neet mieër dae vechter Ich rie waal op 'ne renfits róndj Mer huer mien kneje krake Ich vraog mich aaf of dit 't waor Ich twiefel aan mien zake. Dat maedje mit dae lentelach Dat mit mich haw gegaete Haet in mien lief get losgemaak dat ich al waor vergaete Ein werm geveul van zon en leech van leefde en verlange Mit heimwieë höb ich toen besef de bordjes zeen verhange. Ich merk 't aan mien ganse lief 't geit neet mieër wie vreuger Want sjmörges kom ich sjlech op gang en 's aoves bèn ich meuger Mien sjtömbereik wurt langzaam klein bèn oetgetèld es zanger En es ich effe pisse mot dan doert dat ouch al langer. 1991. 7 april 46

Aan dae onbekènde Doe sjtille onbekènde minsj Geteikend door 't laeve Wovan dat leid, wovan die pien In jeder nerf in elke Tien Kèns doe mich entjwaord gaeve? Vertèl mich, onbekènde minsj Haet eine dich gesjlage? Is 't Auschwitz wo-s te sjteis En wèts te das te marge geis Dien esj op wèndj gedrage? Of bès te, onbekende minsj Al jaore lank gevange door generaal of kolonel En zits te in dien doeëjecel En wurs te sjtrak gehange? Ich vraog dich, onbekènde minsj Al zal ich dich neet kènne Das dich hie urges oppe welt Verlaote bès en oetgetèld Laot mich dao noeëjt aan wènne! 47

De vrouw Ich zèng 't verhaol van de vrouw die al waeke Gleujend van kaors op hater bèd lik gevèld Neet mieër in sjtaot öm te deile en gaeve Veult zich totaal oetgetèld Ze lik te iele tot niks mieër in sjtaot Krig 't van elendj en wanhaop te kaod. mer Jezus dae pak dan die vrouw bie de hendj En maak ze weer vrie óm te gaeve van al hiör riekdom, zo deep oet hiör hart bron en de krach van 't laeve. Hie 't berich van 't plein wo ein moder jaorelank reup om haör kèndj dat verdween Sjraevend verzet, zónger mach, zonger waopes Beule doon of ze niks zeen Neume hiör "dwaas" en neet good bie de kop Mer zie tart de leuge en geuf 't neet op Hieër, hawd die moder good vas bie de hendj óm noeëjt hiöre sjtried op te gaeve ze sjteit veur de riekdóm, zo deep in hiör hart bron en de krach van 't laeve! Ich zèng 't verhaol van die vrouw dao in Rio die aete versjaf aan de erme op sjtraot Teike van vree en ein teike van leefde brennend protes taege kaod Sjtil is hater krach, die veur onrech neet wiek luxe en mach zèt ze zjwiegend te kiek. Hieër, hawd die vrouw ummer vas bie de hendj zoeëdat ze nog lang dao maog gaeve van al dae riekdom, zo deep oet haór hart bron en de krach van 't laeve? 48

Dit leedje geit euver de vrouw die in sjtilte altied gereid sjteit bie daag en bie nach óm aete en drank aan h.ör gaste te gaeve Denend bereid zónger klach Wae haet h.ör werk al die jaore gemirk sumpel cement van ein machtige kirk? Bès dich 't, Hieër, dae oeëjt h.ör hendj haet gepak hiiör vrie maakde om os te gaeve van al dae riekdom, zo deep oet hiiör hart bron en de krach van 't laeve? 49

Bólkes Es ich es kèndj gevalle waor, ein gaat in miene kop Dan leep ich biiökend nao de mam, die deeg ein pleister drop Ze zag dan: "Naeg dien traone aaf en trèk dien sökke op want mörge vunjs te, gluif mich jong ein bölke in de sop." 't Laeve is 'ne kaetel sop mit bölkes en jeder krig dao ziene tej j er van En es te noe mer rastig door bliefs aete dan vunjs te ouch zoeë bölke noe en dan Mer aaf en toe bekrup mich toch d'n twiefel bölkes jao, mer 't zeen d'r waal get min Dan blief ich toch mer aete, want ich wil neet vergaete al doert 't lang, d'r zitte bölkes in. Es 't werk alweer èns taege zit en alles lomp weer fout Dan vraog ich mich verbaete aaf: "Woróm krieg ich de sjoud? Woróm krieg ich de volle laog, wat ich toch neet verdeen?" Dan dènk ich: "Blaos mich oppe rok, 't zal mörge angesj zeen." 't Journaal dat zit weer vol mit honger en mit noeëd mit rampe, heibel en geweld, mit aorlog en mit doeëd Mer soms zeen ich die witte vrouw tasje al dae elendj sjtaon en ich veul, 't laeve wunt ouch hie, 't is nog neet gedaon. D'n awwerdom krup in mien kniök, ich höb las van sjpit en jich Och wieviöl vrunj zeen noe al doeëd, sjtrak kump de beurt aan mich Wat haw mien laeve noe veur zin, de kook is bienao op mer wiedeweg huer ich de mam: "Kom trèk dien zökke op." 7 992. Vrangendael, vastelaovend. Opgedrage aan Piet van Amstel (.Zeligergedachtenis) 50

Bajesmaf Me neump mich ouch waal bajesmaf dae door zien eige sjoud Hie jaore achter tralies zit ich gong sjtevig in de fout Ich tel jeder oer en daag en waek de maondje van 't jaor Ich bèn vergaete op d'n doer wie 't vreuger boete waor. De grendel en die moer zoeë hoeëg beteugelt mien verlange Mer de zjwaorste cel dat bèn ich zelf wo in ich zit gevange. Ich wil hie droet en noeëjt mieë drin Ich maak dao planree veur Verlangend nao dae lèste galm die vrèkde bajesdeur. Mer soms, inèns, dan waer ich bang wie zal 't mich vergaon Es ich geteikend door de bak vrie op d'n dorpel sjtaon? Me neump mich ouch waal bajesmaf Wae wèt van mien besjtaon? Wae kènt de pien en 't gemis óm vrie te maoge gaon? Wae kènt de twiefel en de angs es ich opnuuj begin En mesjien wanhaopig zuch: och zaot ich mer weer drin! 1998. 9 augustus 51

Ich sjpeelde veur dich Ich sjpeelde midde oppe mert veur dich mien melodie mer nemes dae mich zitte zaog Ouch dich leeps mich veurbie Ich sjpeelde veur dich oppe fluit mer nemes greep zien kans Wie eigenzinnig, zeen de luuj Ouch doe hbs neet gedans. Donker roeëje wien höb ich gesjonke Ich maakde alle broelofsgaste blie Op hook en tómp vo1nj ich d'n erme zjwerver en neujde ouch de baedelaer d'rbie Pieëtrus leet ich loupe op de golve al kneep 'm ouch d'n twiefel en d'n angs Verwónj erd veel hae dankbaar op zien kneje wie zien volle nette sjiiörde van de vangs De wieze, dae zich plaog mit al zien weite dae höb ich van zien wetensjap bevried Wae treurde óm zien zunj en al zien faelers höb ich mit wiörd getrues en weer verblied In Bethanie waor Lazarus gesjtórve mer ich goof 'm weer opnuuts 't laeve trok Zo zal ich dich ouch oet d'n doeëd èns rope om te deile in mien hemelse gelik 1978. 19 januari. Matheus 11.17 52

Adieu Es miene tied van sjlove en van laeve is gedaon wil dan estebleef neet treure en neet griene lch zal dan waal gereid zeen óm dae lange waeg te gaon en haope dat de zon veur mich geit sjiene lch bèn waal bang dat wèts te want ich weit neet good wo haer want zónger zunj en kaod koosj ich neet laeve Mer aan d'n euverkentj dao van dat sjtille groeëte maer zal hae wachte óm 't nog èns te vergaeve. Mer hawd dat allerlètste oer mien henj nog effe vas want ich hang nog zoeë versjrikkelik aan dit laeve dat ich zo dèk geveuld höb es 'ne hieële zjwaore las mer dat mich ouch viiól bliedsjap haet gegaeve 't Sjpit mich dat ich dich waal èns v.ól pien höb aangedaon das dich van ergernis óm mich moos janke Mer de oere van dien leefde die zulle noeëits vergaon daoveur zal ich dich ummer blieve danke Mer kom ich huer dao wiedeweg mien lètste oer al sjlaon 't is tied óm noe mien pungelke te make Dat allerlètste sjtök zal ich allein toch mótte gaon wil ich op tied nog aan d'n euverkentj gerake Laot mich noe mer vertrèkke nao dat vraemde sjtille lendj want zónger mich kènt geer ouch bes waal laeve lch zeen 'm dao al winke op mich aan d'n euverkentj om mich eindelik mien vree en ros te gaeve. 1978. 6 augustus 53