CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen



Vergelijkbare documenten
Meer ouderen langer werkzaam

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Vijftigplussers op de arbeidsmarkt 1)

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Beroepsbevolking 2005

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Arbeidsdeelname van paren

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Arbeidsgehandicapten in Nederland

8. Werken en werkloos zijn

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends

Statistisch Bulletin. Jaargang

Herintreders op de arbeidsmarkt

Hoe gezond is langer doorwerken?

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Ouders op de arbeidsmarkt

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Werkloosheid 50-plussers

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

VUT-fondsen kalven af

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk

Trends in arbeid. Senioren in de instroom of is het uitstroom? College 2 NIP, Eindhoven, 30 oktober Joost van Genabeek.

Werknemers positief over arbeidsomstandigheden, maar negatief over doorwerken tot 65 jaar

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Statistisch Bulletin. Jaargang

Artikelen. Naar een arbeidsdeelname van 80 procent in 2016

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Werkloosheid De rol van gezondheid bij

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SZ.Y. Arbeidsgehand icapten lngrid Beckers. Astrid Smits. Arbeidssituatie van mensen met een langdurige aandoening.

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

VUT-fondsen op weg naar het einde

Einde in zicht voor de VUT

Eerste Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002

Centraal Bureau voor de Statistiek

VUT wordt vervangen door langer werken. Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Sociaal-economische kerngegevens

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

VUT-fondsen nog minder dan tien jaar te gaan

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Pensioenleeftijd niet vaak 65

Titel Inkomstenbronnen van twee generaties

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTENONDERZOEK CURAÇAO 2005

Statistisch Bulletin. Jaargang

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

6 Betaald werk en zorgtaken

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Inhoudsopgave. ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie 2018

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

10. Veel ouderen in de bijstand

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Artikelen. Vergrijzing van bedrijfstakken en beroepen

vinger aan de pols van werkend Nederland

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

CPB Memorandum. Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2050

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nog steeds fors sekseverschil in economische zelfstandigheid

Vervroegde uittreding en andere overgangen tussen werken en niet-werken

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Transcriptie:

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Ferdy Otten en Clemens Siermann* Inleiding In de afgelopen jaren zijn tal van beleidsmaatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Zo werd in 2006, ter indamming van de voortijdige uitstroom van ouderen uit de arbeidsmarkt, de fiscale bijdrage aan VUT- en prepensioenregelingen afgeschaft en is eerder de fiscale arbeidskorting van werkende ouderen verhoogd. Ook heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2008 voorstellen gedaan voor invoering van een flexibele AOW en beëindiging van het automatisch ontslag met 65 jaar. Dit om de oudere werknemer, op vrijwillige basis, ook na het 65ste levensjaar te kunnen laten doorwerken. Echter, aan het advies van de commissie Bakker (2008) om de pensioengerechtigde leeftijd trapsgewijs te verhogen naar het 67ste levensjaar werd in eerste instantie geen beleidsmatige invulling gegeven. Als gevolg van de kredietcrisis staat deze optie inmiddels wel weer hoog op de politieke agenda. Het arbeidsmarktbeleid is gebaat met cijfers over ontwikkelingen in het arbeidspotentieel van ouderen. Niet alleen objectieve cijfers over aantallen en gewerkte uren zijn relevant, maar ook gegevens over de mate waarin ouderen zich kunnen vereenzelvigen met de idee om meer en langer te moeten werken. Het feitelijke gedrag van mensen wordt immers in belangrijke mate bepaald door de onderliggende grondhouding. Is het niet goed gesteld met die grondhouding, dan zal het niet goed vlotten met inspanningen om grotere groepen ouderen te activeren voor de arbeidsmarkt. In dit artikel worden voor de periode 1996-2007 de ontwikkelingen van het arbeidspotentieel van ouderen beschreven aan de hand van een afgebakende set van objectieve en subjectieve kernindicatoren. Gebruikte databronnen De gegevens voor de periode 1996-2007 komen uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. De EBB is een steekproefonderzoek onder huishoudens in Nederland. Elk jaar wordt een steekproef getrokken van ongeveer 1% van de bevolking (CBS, 2007). Informatie over langer door willen werken voor de periode 2005-2007 is afkomstig uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). De NEA wordt op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door TNO en CBS tezamen uitgevoerd. Het betreft een periodiek onderzoek naar de arbeidsomstandigheden onder een steekproef van jaarlijks ongeveer 80 duizend werknemers (Van den Bossche et al., 2007). * Ferdy Otten is verbonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken, Sector Statistische Analyse, Postbus 4481, 6401 CZ Heerlen. E-mail: FTTN@cbs.nl. Clemens Siermann is verbonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken, Sector Statistische Analyse, Postbus 4481, 6401 CZ Heerlen. E-mail: FTTN@cbs.nl. 38 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Zowel gegevens van de EBB als van de NEA zijn beschikbaar via Statline, de elektronische databank van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Arbeidsdeelname ouderen toegenomen Het aandeel 50-64-jarigen dat wekelijks ten minste twaalf uur betaald werk verricht, is in de afgelopen elf jaar toegenomen. Bedroeg in 1996 de netto-arbeidsparticipatie onder 50-64-jarigen nog 40%, in 2007 is dit geleidelijk aan opgelopen tot 54% (zie figuur 1). In absolute aantallen steeg het aantal werkende ouderen in deze periode van ruim 900 duizend tot ruim 1,7 miljoen. Van de 800 duizend extra werkenden zijn er ongeveer 500 duizend toe te rekenen aan de gestegen arbeidsparticipatie. De overige 300 duizend komen voort uit het toegenomen aantal ouderen als gevolg van de vergrijzing. Ook in de leeftijdgroep 65-69 jaar is het aandeel werkenden toegenomen. Maar het gaat hier toch om kleine aantallen; in 2007 betreft het 27 duizend werkenden (merendeels zelfstandigen). Figuur 1 Netto-arbeidsparticipatie van ouderen (in %), 1996 en 2007 Aandeel oudere vrouwen met werk verdubbeld Het percentage vrouwen dat wekelijks ten minste 12 uur betaald werk verricht, verdubbelde nagenoeg, van 22% in 1996 tot 41% in 2007. Een cohortbenadering laat zien (figuur 2) dat er bij vrouwen sterke cohorteffecten in de arbeidsparticipatie bestaan. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43 39

Ferdy Otten en Clemens Siermann Figuur 2 Arbeidsparticipatie van vrouwen, 45-64 jaar, per geboortecohort, 1996-2007 Voor de opeenvolgende vijf-jaars-geboortecohorten, beginnend vanaf 1935-1939, is duidelijk zichtbaar dat de (bruto) arbeidsparticipatie van elk jonger geboortecohort op een aanmerkelijk hoger niveau ligt dan dat van het voorliggende cohort. Deze cohorteffecten suggereren dat in de komende jaren de arbeidsparticipatie van de groep vrouwen van 50-64 jaar vanwege de gestage instroom van jongere geboortecohorten met alsmaar hogere participatieniveaus, nog flink zal toenemen. Ook bij mannen steeg de netto arbeidsparticipatie, maar aanmerkelijk minder dan bij vrouwen, en wel van 56% in 1996 tot 66% in 2007. Net als bij de vrouwen was de toename het grootst in de leeftijdsgroep van 55-59 jaar. Dat is niet verwonderlijk, want juist in deze leeftijdsgroep zijn de mogelijkheden tot uittreding fors geremd door afbouw van gunstige, vervroegde pensioenregelingen. Bij mannen zijn vooral in de oudere leeftijdscohorten cohorteffecten te zien (zie figuur 3). Deze suggereren dat er ook bij mannen in de komende jaren bij de groep 50-64-jarigen nog enige groei in arbeidsparticipatie zal plaatsvinden, maar in mindere mate dan bij vrouwen. Figuur 3 Arbeidsparticipatie van mannen, 45-64 jaar, per geboortecohort, 1996-2007 Het aandeel 50-64-jarigen dat minder dan 12 uur per week betaald werk verricht, is tussen 1996 en 2007 gestegen van 3 tot 5,3%. In absolute aantallen gaat het om een stijging van 90.000 naar 169.000 personen. Een deel van deze toename (25.000 personen) komt voor rekening van de vergrijzing. Het zijn vooral vrouwen die een klein baantje hebben. 40 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43

Minder arbeidsuren, vaker deeltijdwerk CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Het gemiddelde aantal opgegeven wekelijkse arbeidsuren van de oudere werknemers met ten minste twaalf uur betaald werk per week daalde van 34,5 uur in 1996 naar 32,0 uur in 2007. Deze daling houdt onder meer verband met de in deze periode doorgevoerde algemene arbeidsduurverkortingen en met specifieke leeftijdsgebonden regelingen. Ook het sterk toegenomen aantal werkende vrouwen, merendeels in deeltijd werkend, werkte dempend. Bij mannen viel een terugval te noteren van gemiddeld 37,8 uren per werkweek naar uiteindelijk 36,4 uur (zie figuur 4). Met name in de leeftijdsgroep van 50-54 jaar zijn er naar verhouding meer mannen in deeltijd (20-34 uur) gaan werken. Bij de vrouwelijke werknemers daalde het gemiddelde van 26,1 uur naar 25,4 uur. In de uitdijende oudere vrouwelijke beroepsbevolking is het aandeel vrouwen dat wekelijks 20-34 uur werkt vrijwel onveranderd gebleven (rond de 50%). Cohortanalyse laat zien dat in de opeenvolgende jongere vijf-jaars-geboortecohorten het aandeel vrouwen dat 20-34 uur per week werkt, wel iets toeneemt. Vanwege de instroom van deze cohorten in de leeftijdsgroep van 50-64 jaar zal de dempende werking op het gemiddelde nog even blijven aanhouden. Figuur 4 Aantal contracturen per week van oudere werknemers in 1996 en 2007 Minder animo voor minder arbeidsuren Tussen 1996 en 2007 is de animo van oudere werknemers om wekelijks minder uren te gaan werken gedaald. Gaf in 1996 nog 16% van de werknemers aan minder uren te willen werken, in 2007 was dit nog maar 10%. Het is denkbaar dat gaandeweg de periode 1996-2007 een deel van de werknemers aan de toentertijd gekoesterde wens om korter te werken ook daadwerkelijk invulling heeft kunnen geven. Bij de vrouwelijke werknemers is het beeld wat gunstiger dan bij mannen. Vrouwen willen vaker dan mannen meer uren werken en minder vaak minder uren. Wel moet hierbij bedacht worden dat vrouwen, anders dan mannen, merendeels geen voltijdsbaan hebben. Zowel bij mannen als bij vrouwen geldt dat met toenemende leeftijd de wens naar minder werkuren groter wordt. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43 41

Ferdy Otten en Clemens Siermann Meer ouderen willen tot hun 65ste doorwerken Het aandeel oudere werknemers dat zegt tot het 65ste jaar te willen doorwerken is gestegen van 21% in 2005 tot 33% in 2007 (figuur 5). Gezondheidsproblemen en het werk niet meer goed aankunnen zijn belangrijke redenen om af te haken (zie ook Jettinghoff & Smulders, 2008). Oudere vrouwelijke werknemers wensen iets vaker de rit vol te maken dan mannen. De animo om door te werken neemt toe met het klimmen der jaren. Dit verband komt deels voort uit een selectie-effect. De meer kwetsbare mensen vallen af en een selecte, verhoudingsgewijs gezonde kern blijft tot aan het pensioen doorwerken. Figuur 5 Percentage werknemers (50-64 jaar oud) dat wil doorwerken tot het 65ste levensjaar Bron: TNO/CBS, NEA 2005-2007 Beschouwing De arbeidsparticipatie van ouderen tot 60 jaar heeft zich duidelijk positief ontwikkeld tussen 1996 en 2007. Zo is de netto-arbeidsparticipatie bij 50-54-jarigen inmiddels gestegen naar 73% en bij 55-59-jarigen naar 60%. In beide leeftijdgroepen zal de arbeidsdeelname bovendien nog verder toenemen, vooral vanwege de aanhoudende instroom van jongere generaties met steeds meer werkende vrouwen. Wel moet bedacht worden dat de stijging in arbeidsdeelname gepaard is gegaan met een afname in het aantal arbeidsuren; zo is het wekelijkse gemiddelde in de afgelopen elf jaar met 2,5 uur gedaald. Bij de 60-64-jarigen ligt de netto-arbeidsdeelname met thans 23% echter nog steeds op een extreem laag niveau. Of er op termijn zeer substantiële verbeteringen zullen optreden, is onduidelijk. In 2007 zeggen nog steeds zeven op de tien oudere werknemers niet te willen doorwerken tot hun 65ste. Gezondheidsproblemen en het werk niet meer aankunnen, zijn belangrijke redenen. Van beleidswege wordt er dan ook op aangestuurd om in de overeenkomsten tussen de sociale partners nadrukkelijk afspraken op te nemen over een leeftijdsbewust personeelsbeleid. De maatregelen hebben ten doel ouderen minder te belasten en daarmee de voorwaarden te scheppen voor een arbeidscarrière tot aan het 65ste levensjaar. Uit onderzoek naar CAO-afspraken blijkt dat de maatre- 42 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen gelen nog grotendeels beperkt blijven tot aanpassingen van werktijden en arbeidsduurverkorting en dat er meer nodig is om ouderen daadwerkelijk aan het werk te houden (SZW, 2007). In 2007 waren 16.000 zelfstandigen van 65-69 jaar ten minste twaalf uur per week werkzaam. Als dit aantal als basis wordt genomen voor een schatting van het aantal werknemers dat zo dadelijk gaat doorwerken als gevolg van een van beleidswege geflexibiliseerde AOW, zou de totale arbeidsparticipatie binnen de leeftijdgroep 65-69- jarigen kunnen verdubbelen naar ongeveer 14%. Maar alleen empirische cijfers kunnen uitwijzen of en hoe het brede palet van beleidsmaatregelen de ontwikkelingen in het arbeidspotentieel van ouderen positief beïnvloeden. De in dit artikel besproken monitor van subjectieve en objectieve kernindicatoren lijkt hiervoor een bruikbaar instrument. Literatuur Advies Commissie Arbeidsparticipatie (Commissie Bakker) (2008). Naar een toekomst die werkt. Bossche, S., Hupkens, C., Ree, S. de & Smulders, P. (2007). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2006: Methodologie en globale resultaten. Hoofddorp: TNO Kwaliteit van Leven? Arbeid. Centraal Bureau voor de Statistiek (2007). Methoden en definities Enquête Beroepsbevolking. Jettinghoff, K. & Smulders, P.G.W. (2008). Wie kan en wil doorwerken tot 65-jarige leeftijd? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 24, 88-100. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2007). Perspectief op langer doorwerken: een onderzoek naar CAO-afspraken tussen sociale partners met betrekking tot langer doorwerken. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 25 (1): 38-43 43