NATUUR EN WATER IN LIMBURG



Vergelijkbare documenten
Verzoek wijziging bestemmingsplan

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

Drie aardkundige monumenten

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Analyse landschappelijke inpassing Recreatiecentrum Zandpol

9Sommige stukken van beken en rivieren bieden nog extra charme, Prachtige oorspronkelijke stukken van beken

Het Zuid-Limburgse Heuvelland is een uniek stuk Nederland. Uniek door de hoge geologische ouderdom, het reliëf van plateaus en dalen en een

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen

Zwart Water_Inrichting Schaapsen Diepbroek incl. sanering stortlocaties

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Oppervlaktewater in Nederland

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Natuurcompensatie Fietspad Epen - Mechelen

Kennisinventarisatie Natuurlijke Klimaatbuffer Anserveld, Leisloot en Ootmaanlanden (Dwingelderveld)

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Cultuurhistorisch natuurbeheer kan!

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Visie vereniging Markdal duurzaam en Vitaal, werkgroep Water en Natuur.

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen

Hatertse en Overasseltse Vennen

5 BEHEER EN INRICHTING

NOTITIE BOMENKAP GASLEIDINGTRACE ODILIAPEEL - MELICK

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Geschiedenis van de Drentsche Aa

Realisatie Eckeltse vennen

Biodiversiteit in Zundert Korte samenvatting

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Bijlage 2 Verklarende woordenlijst

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

Water in beeld. Toestand en toekomst van het West-Brabantse watersysteem

Programma. Informatieavond Amerdiep 21 januari Welkom. 1. Bestaand beleid Beleidsopgaven in het Amerdiep. Bestaand beleid.

Harderbos en Harderbroek verbonden

Beek moet in bomen hangen

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Hoogveenherstel in de Groote Peel

LANDGOED VILSTEREN - WATER

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Berg en kroute reub 6,6 km

Het groeiende beek concept

Beeselsbroek. Abiotische kenmerken

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Plan ontkluizen Rode Beek t.p.v. Mijnsteenberg Hendrik Brunssum

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Nieuwe bedrijfslocaties

Bermenplan Assen. Definitief

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

4)' 00. Vlaamse Regering ~~ >>J.n. Ministerieel besluit tot definitieve aanduiding van de ankerplaats De Zegge te Geel

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Daarnaast zijn er subsidies voor het versterken van de landschapskwaliteit binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen.

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Natte Natuurparel Nemerlaer

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Samen houden we het landschap in de gemeente Dalfsen mooi!

Fosfaat en natuurontwikkeling

Oerlandschap, gekneed door ijs en oorlog Samenvatting van het beheerplan Holtingerveld Concept

Oplegnotitie Mitigatie en Compensatieplan

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 1: Beekdal van de Kleine Aa

Nationaal natuurbeleid voor vissen: signalering, stimulerend beleid en wettelijke bescherming

1. Uitbreiding EHS met 73 ha door particuliere natuurrealisatie

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 14 januari 2016 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 2 december 2015 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog

RAAMCONVENANT HUNZE & DRENTSE AA

Naar een nieuw Schoonebeekerdiep Denk mee, schets mee

Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein

Waterbericht van Anita, augustus tot oktober 2017.

Terug naar de bron. Verslag veldwerkplaats Beekdallandschap Dal van de Brunninkhuizerbeek, 22 april 2009

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

INRICHTING & BEHEER EN STARING ADVIES

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009

Transcriptie:

HANDBOEK STREEFBEELDEN VOOR NATUUR EN WATER IN LIMBURG

Samenstelling R. Krekels G. Peeters T. Brouwer Bureau Natuurbalans Limes Divergens HANDBOEK STREEFBEELDEN VOOR NATUUR EN WATER IN LIMBURG

COLOFON Handboek Streefbeelden voor Natuur en Water in Limburg, 2 e gewijzigde druk. is een uitgave van: Provincie Limburg. Samenstelling R. Krekels G. Peeters T. Brouwer Bureau Natuurbalans Limes Divergens Redactie F.W.B. van den Brink G. Verschoor Vormgeving en opmaak Nuijten Illustraties, Kekerdom Druk Drukkerij Tamminga, Duiven Begeleidingscommissie F. Bossenbroek Staatsbosbeheer H. van Buggenum Waterschap Roer en Overmaas O. Driessen Zuiveringschap Limburg J. Geraedts Provincie Limburg R. Gerats Limburgs Landschap J. Hoogveld Waterschap Peel en Maasvallei F. Hornesch Dienst Landelijk Gebied E. de Jong Zuiveringschap Limburg P. van Noorden Provincie Limburg E. Roos Provincie Limburg L. Spoormakers Provincie Limburg G. van der Veer AREA advies L. Vos Natuurmonumenten INHOUD VOORWOORD........................3 DEEL 1 EEN HANDBOEK VOOR DE STREEFBEELDEN Inleiding..............................6 Streefbeelden en het beleid...............9 Streefbeelden in het Limburgse landschap..19 Streefbeelden vaststellen................37 Streefbeelden in de praktijk..............41 DEEL 2 NATUUR- EN WATERSTREEFBEELDEN IN BEELD De natuurstreefbeelden.................47 De waterstreefbeelden.................155 BIJLAGEN Overzicht beekherstelmaatregelen.......226 Vertaaltabel natuurdoeltypen............228 Toelichting abiotische kenmerken........236 Literatuurlijst.........................238 Lijst met betrokken instanties...........239 Beeldverantwoording..................240 ISBN 90-803639-6-0 Te citeren als: Provincie Limburg 2003, Handboek Streefbeelden voor Natuur en Water in Limburg, 2 e gewijzigde druk. Natuurbalans-Limes Divergens, Nijmegen. In opdracht van de Provincie Limburg, Maastricht.

VOORWOORD In de provincie Limburg wordt hard gewerkt aan het behoud en herstel van de kwaliteit van water, natuur, bos en landschap. Met het gereedkomen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is hier door de provincie Limburg een stevige impuls aan gegeven. Ook de inzet van gemeenten, waterbeheerders, natuur- en milieuorganisaties en particuliere terreinbeheerders getuigt hiervan. Om het beleid goed te kunnen uitvoeren en evalueren zijn de abstracte doelstellingen uit het POL verwerkt tot concrete streefbeelden voor natuur, bos en water. Wat moeten we ons echter precies voorstellen bij deze streefbeelden? Een antwoord op deze vraag was tot nu toe niet eenvoudig te geven. De benodigde informatie was weliswaar voorhanden, maar versnipperd en vaak alleen door deskundigen te doorgronden. In de praktijk bleek er een grote behoefte te zijn aan het beschikbaar stellen van aansprekende en begrijpelijke informatie over streefbeelden voor een breed publiek. Voor de zeer uiteenlopende doelgroepen die bij projecten samen aan de onderhandelingstafel zitten is het wenselijk om dezelfde taal te kunnen spreken. Ook is het nodig om dezelfde voorstelling te hebben over wat precies beoogd wordt met bepaalde doelen en de bijbehorende ingrepen. Niet alleen om de onderlinge communicatie tussen doelgroepen te bevorderen, maar ook om het draagvlak te vergroten en uitvoeringsinitiatieven te stimuleren. Het voor u liggende handboek brengt alle informatie over de streefbeelden voor natuur, bos en water op een logische en toegankelijke wijze samen. Naast de achtergronden van de streefbeelden komen de concrete doelen in beeld. Woorden kunnen beeldend werken, maar een foto zegt veelal genoeg. Hoe het streefbeeld voor onze heidegebieden of bronbeken er precies uitziet, kunt u dan ook zelf zien op de foto s en aan de hand van illustraties in het Handboek Streefbeelden voor Natuur en Water in Limburg. mevrouw O.M.T. Wolfs de heer G.H.M. Driessen Lid Gedeputeerde Staten provincie Limburg portefeuillehouder Natuur- en Landschapsbeleid Lid Gedeputeerde Staten provincie Limburg portefeuillehouder Regionaal Waterbeleid

DEEL 1

5 EEN HANDBOEK VOOR DE STREEFBEELDEN De streefbeelden voor de Limburgse natuur zijn uitgewerkt in natuur- en waterstreefbeelden.

Bovenloop Kingbeek, een voorbeeld van een halfnatuurlijke Heuvellandbeekbovenloop. Inleiding Het Handboek Streefbeelden voor Natuur en Water in Limburg beoogt een eenvoudig en wervend naslagwerk te zijn voor eenieder die betrokken is bij de planvorming, beleidsontwikkeling, -monitoring en -evaluatie en gebiedsgerichte uitvoering van projecten op het gebied van water, natuur, bos en landschap in Limburg. Dat zijn op de eerste plaats vertegenwoordigers van de provincie Limburg, waterschappen, gemeenten, natuurbeherende instanties, de Dienst Landelijk Gebied, landbouworganisaties, milieucoöperaties, het Instituut voor het behoud van Kleine Landschapselementen, de Limburgse Milieufederatie, de Nederlandse Vereniging Voor Sportvisserfederaties, het Instituut Voor Natuureducatie en de Centra voor Natuur en Milieu Educatie. Daarnaast vinden particulieren die geïnteresseerd zijn in en/of betrokken zijn bij het behoud en herstel van de Limburgse natuur veel nuttige informatie in het handboek. Leeswijzer Het handboek is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel bevat een uitleg over de betekenis van de streefbeelden, hun rol in het beleid, hun relatie met landschappelijke regio s, de wijze waarop ze tot stand zijn gekomen en het gebruik van de streefbeelden in de praktijk voor de verschillende doelgroepen. Het tweede deel bevat een concrete en tevens rijk geïllustreerde uitleg over de verschillende streefbeelden en de eisen die zij aan hun omringend milieu stellen. Dit deel bevat geen nieuwe informatie, maar is voor een belangrijk deel gebaseerd op bestaande literatuur en achtergronddocumenten. De basis voor het tweede deel wordt gevormd door de Handleiding Limburgse Natuurdoeltypen (Provincie Limburg 2001) en de Watersysteemverkenning Limburg (Verdonschot et al. 2000; Haskoning 2002). Wat is een natuur- of waterstreefbeeld? Natuurstreefbeelden De natuurstreefbeelden worden gebruikt om de doelen van het provinciale natuurbeleid voor landschappelijke elementen, zoals bos, beek, veen of heide, gebiedsgericht aan te

Beenbreek in Gagelstruweel op de Meinweg. geven. Ze zijn beschreven aan de hand van het voorkomen van kenmerkende planten en dieren en sturende milieuvariabelen. Ook relaties met de omgeving en de gevoeligheid voor verstoring zijn aangegeven. De natuurstreefbeelden, ook wel natuurdoeltypen genoemd, zijn beschreven voor natuurgebieden, (multifunctionele) bossen, agrarisch cultuurlandschap, ecologisch waardevolle stedelijke gebieden en infrastructuur. De streefbeelden voor natuur, bos en landschap van de provincie Limburg zijn een nadere uitwerking van het landelijke systeem van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Bal et al. 2001). In de natuurstreefbeelden zijn ook de doelstellingen voor de Limburgse wateren terug te vinden. Voor de beken zijn de doelstellingen verder uitgewerkt in de waterstreefbeelden. Waterstreefbeelden Een goede watervoerendheid, waterkwaliteit en ecologische inrichting en beheer van onze beken staan aan de basis van veel natuurwaarden. De doelen voor herstel, behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden van de Limburgse beken zijn door de provincie Limburg, het Zuiveringschap Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas en het Waterschap Peel en Maasvallei nader uitgewerkt in waterstreefbeelden. De waterstreefbeelden zijn beschreven voor natuurlijke, halfnatuurlijke en meer beïnvloede beektrajecten van heuvelland-, terras- en laaglandbeken. De beschrijving van de waterstreefbeelden is gebaseerd op de aanwezige (ongewervelde) dieren in het water, de vissen, de vegetatie, de waterchemie en de beekmorfologie in relatie tot de directe omgeving (Verdonschot et al. 2000). HANDBOEK NATUURDOELTYPEN IN NEDERLAND Het Handboek Natuurdoeltypen in Nederland (Bal et al. 2001) beschrijft de landelijke natuurdoelen aan de hand van 92 natuurdoeltypen. Zij vormen de basis voor realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Een vertaaltabel van de landelijke natuurdoeltypen naar de Limburgse natuurdoeltypen is in de bijlagen te vinden.

9 STREEFBEELDEN EN HET BELEID De streefbeelden voor natuur en water vinden hun oorsprong in het provinciale beleid. Dat beleid staat niet op zichzelf maar komt voort uit het (inter-) nationale natuur- en waterbeleid.

10 Europees beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Provinciaal Omgevingsplan Limburg Water- en Natuur- streefbeelden Watersysteemverkenningen Stimuleringsplannen Inrichtingsvisies en beheersplannen Stroomgebiedvisies, Reconstructieplan, inrichtings-en beheersplannen van waterschappenenterreinbeheerders UITVOERING Monitoring en evaluatie Streefbeelden en het beleid Internationaal beleid Nederland heeft een aantal internationale conventies en verdragen ondertekend, waaronder de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, het Verdrag van Bern en de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze internationale afspraken verplichten ons land om leefgebieden van een aantal plant- en diersoorten te beschermen en te herstellen. De Limburgse natuurstreefbeelden cq. natuurdoeltypen geven daar invulling aan door een duidelijke koppeling tussen ieder streefbeeld en een aantal beschermde soorten (doelsoorten). Het betreft zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen, dagvlinders en planten die zijn vermeld op de Lijst van Beschermde en/of bedreigde soorten in Limburg. Soorten die niet in Limburg voorkomen of zeer algemeen zijn, zijn niet op deze lijst terug te vinden. Indien de natuurdoeltypen gerealiseerd zijn, zullen voor het merendeel van deze soorten levensvatbare populaties zijn ontstaan. De Europese Kaderrichtlijn Water stelt het ecologisch functioneren van watersystemen centraal. Deze richtlijn vereist het opstellen van DRIJVENDE WATERWEEGBREE Een sprekend voorbeeld van een internationaal beschermde soort is de Drijvende waterweegbree. Het leefgebied van deze soort moet volgens de Habitatrichtlijn worden beschermd. Bovendien is de soort beschermd volgens de Conventie van Bern. Dit zijn belangrijke redenen voor de provincie om deze soort te bestempelen als actief en prioritair te beschermen soort. De soort is één van de doelsoorten van de natuurdoeltypen Kleine zeggenmoeras en Voedselarme plas. Ook is het een kenmerkende soort van het waterstreefbeeld Natuurlijke laaglanden terrasbeken.

11 SOORTBESCHERMINGSPLAN VOOR DE KNOFLOOKPAD Het opstellen van een soortbeschermingsplan voor de Knoflookpad door de provincie Limburg heeft het Rijk ertoe gebracht een plan op te stellen voor alle provincies waar deze soort voorkomt. Binnen de Limburgse Stimuleringsplannen en de daarin aangegeven natuurdoeltypen is rekening gehouden met de huidige en toekomstige leefgebieden van deze soort. (inter)nationale stroomgebiedbeheersplannen met bijbehorende waterdoelen en het rapporteren over de ecologische toestand van de watersystemen. Volgens de Kaderrichtlijn dienen, uiterlijk in 2015, alle watersystemen in een goede ecologische toestand te verkeren. De Watersysteemverkenning Limburg vormt een instrument om aan dit beleidsvoornemen tegemoet te komen. Rijksbeleid Het Nederlandse natuurbeleid richt zich op de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend stelsel van bestaande en te ontwikkelen bos- en natuurgebieden, beheersgebieden en ecologische verbindingen daartussen. Tot nu toe is er weinig aandacht geweest voor de kwaliteit van de natuur. Daarom richt de overheid zich momenteel op de realisatie van vooraf opgestelde natuurdoelen die zoveel mogelijk afrekenbaar zijn gemaakt. Hiervoor is het Programma Beheer vastgesteld. Het Rijk heeft de provincie opgedragen deze doelen gebiedsgericht aan te geven. In Limburg doet men dit in de vorm van Stimuleringsplannen. De natuurdoelen van alle provincies samen dienen als basis voor een landelijke natuurdoelen- kaart. Deze kaart vormt een toetsingskader voor plannen en projecten en is richtinggevend voor de inzet van instrumenten voor het beheer van natuurgebieden. Naast het gebiedenbeleid vormt het soortenbeleid een speerpunt van het natuurbeleid. Het soortenbeleid richt zich op acties ter bescherming van soorten in soortbeschermingsplannen. Het wettelijke kader hiervoor vormt de Flora- en Faunawet. Het rijksbeleid voor water richt zich op het ontwikkelen van natuurlijke en veerkrachtige watersystemen. Zowel de aan- en afvoer van water als het gebruik van water dienen in de toekomst in evenwicht te zijn met het natuurlijk functioneren van een watersysteem. Daarvoor draagt het Rijk de provincies op om waterstreefbeelden voor de regionale wateren te ontwikkelen. Concrete en afrekenbare beleidsdoelen moeten het mogelijk maken de uitvoering van het beleid te volgen en te evalueren. Programma Beheer Het Programma Beheer voorziet in twee subsidieregelingen op het terrein van natuur, bos en landschap: de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) voor natuur- en bosgebieden en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN)

12 PROVINCIAAL OMGEVINGSPLAN LIMBURG Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) vervangt een reeks beleidsplannen. Het POL is Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Mobiliteitsplan in één. Voor de verbetering van de natuur-, water- en milieukwaliteit richt het POL zich op: 1. herstel van biodiversiteit en regeneratievermogen van natuur; 2. herstel van veerkrachtige watersystemen; 3. behoud van de groene, open ruimte; 4. behoud van het landschap en cultureel erfgoed. In het POL is een zogeheten Groene waardenkaart opgenomen. Daarop zijn alle bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en verbindingszones weergegeven. Dit netwerk staat bekend als de Provinciale Ecologische Structuur (PES). Het POL bevat ook een Blauwe waardenkaart met daarop de functietoekenning van de beken. Ook de beekdalen zijn op deze kaart aangegeven als zoekgebied voor ruimtelijke maatregelen voor het herstel van veerkrachtige watersystemen. voor landbouwgronden. De subsidiëring geschiedt op basis van zogenaamde doelpakketten, waarin de beheersmaatregelen, de subsidie en het gewenste resultaat beschreven staan. De natuurdoelen voor een gebied zijn door de provincie vastgelegd in de Stimuleringsplannen. Hieruit kunnen de doelpakketten worden herleid. Het provinciale beleid Het beleid voor water, natuur, bos en landschap in de provincie Limburg is vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). De beschermde en nog te ontwikkelen natuurgebieden, bosgebieden, beheersgebieden en ecologische verbindingzones zijn vastgelegd in de Provinciale Ecologische Structuur (PES). De streefbeelden voor natuur en water zijn gebaseerd op het POL-beleid. De verwachting is dat, met de realisatie van de PES en de bijbehorende streefbeelden in 2018, de biodiversiteit toeneemt en de doelsoorten van het beleid in belangrijke mate zijn beschermd. De aanwijzing van beschermde gebieden alleen is niet voldoende. Voor planten en dieren is ook schoon water noodzakelijk. Hiervoor streeft de provincie onder meer naar natuurlijke veerkrachtige watersystemen. Dit zijn eco-

13 Het natuurgebied de Kleine Weerd bij het Gouvernement. logisch gezonde watersystemen, die extreme neerslaghoeveelheden, aanhoudende droogte en wisselingen in waterkwaliteit op een zo natuurlijk mogelijke wijze kunnen opvangen. De gebruiksfuncties moeten meer zijn afgestemd op de ecologische draagkracht van de watersystemen en het neerslagpatroon. Hiervoor wordt meer ruimte geschapen voor natuurlijke, bij beek en rivier behorende processen, zoals meandering en inundatie. Meer ruimte voor natuurlijke processen vergroot tevens de landschappelijke kwaliteit en de biodiversiteit. De Stimuleringsplannen en de Watersysteemverkenning geven een verdere invulling aan de ideeën uit het POL. De natuur- en waterstreefbeelden zijn daarin de meest concrete uitwerking van de provinciale plannen voor de Limburgse natuur. Stimuleringsplannen Natuur, Bos en Landschap De streefbeelden voor natuur, bos en landschap zijn door Gedeputeerde Staten vastgelegd in de Stimuleringsplannen Natuur, Bos en Landschap. Hiermee wordt aangegeven welke natuur-, bos- en landschapswaarden de provincie wil behouden, herstellen en ontwikkelen. Daarnaast bieden de Stimuleringsplannen het kader voor de subsidiëring via de rijkssubsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch PROVINCIALE ECOLOGISCHE STRUCTUUR De Provinciale Ecologische Structuur vormt een robuust netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en verbindingszones. De PES is in het Provinciaal Omgevingsplan (POL) op kaart uitgewerkt en is een provinciale uitwerking van de landelijke Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Limburgse beken en beekdalen vormen een belangrijk onderdeel in de PES. In het POL heeft een afstemming plaatsgehad tussen de PES en de beken met een Specifiek Ecologische Functie.

14 STIMULERINGSPLANNEN NATUUR, BOS EN LANDSCHAP Limburg is verdeeld over 9 Stimuleringsplannen. Ieder Stimuleringsplan omvat verschillende regio s waarvoor een korte beschrijving en de gewenste ontwikkelingsrichting voor natuur, bos en landschap is opgesteld. De regio s zijn onderverdeeld in deelgebieden waarvan de begrenzing in belangrijke mate door eigendom en beleid is bepaald. De deelgebieden zijn ingedeeld in zogenaamde gebiedscategorieën waarmee het belang voor de natuur en de status in het natuurbeleid zichtbaar is gemaakt. Elk deelgebied bevat een beschrijving van de belangrijke natuurwaarden. Voor de deelgebieden zijn vervolgens aan de hand van natuurdoelen de streefbeelden opgesteld. Voor de meeste deelgebieden zijn meerdere natuurdoeltypen gekozen. In ieder deelgebied kan van elk natuurdoeltype de oppervlakte worden bepaald zonder dat sprake is van een gedetailleerde ruimtelijke invulling. natuurbeheer (SAN). Tevens richten de Stimuleringsplannen zich op het activeren van particulieren en organisaties. Tenslotte vormen de Stimuleringsplannen een toetsingskader voor de provinciale subsidies voor natuur- en landschapsbeheer. Watersysteemverkenning Limburg De streefbeelden voor de Limburgse beken zijn door Gedeputeerde Staten vastgelegd in de Watersysteemverkenning Limburg. Deze richt zich vooral op de beken die in het POL een Specifiek Ecologische Functie (SEF), ofwel een natuurfunctie, bezitten. De Provincie Limburg en de Limburgse waterschappen streven naar ecologisch gezond functionerende beken, waarbij prioriteit is gelegd bij de SEF-beken. Per stroomgebied zijn de ecologische doelstellingen van deze beken beschreven aan de hand van de waterstreefbeelden en is de huidige en gewenste ecologische toestand vastgelegd op kaarten (Haskoning 2002). De streefbeelden die gelden als de uitwerking van het POL (scenario 2018) zijn bepalend voor de ecologische ontwikkeling van de SEF-beken.

15 WATERSYSTEEMVERKENNING LIMBURG De Watersysteemverkenning Limburg beschrijft voor 14 regionale deelstroomgebieden van de Maas de huidige ecologische toestand en de streefbeelden voor de beken. In de bijbehorende Atlas Ecologische Kwaliteit Limburgse Beken zijn deze toestanden per stroomgebied op kaart aangeduid. De streefbeelden zijn ontwikkeld voor twee scenario s: 2018 en 2030. Ze vormen daarmee enerzijds een concrete uitwerking van de waterdoelen uit het POL (scenario 2018), maar dienen tevens voor de ontwikkeling van nieuw beleid (scenario 2030). Naast de beschrijvingen van de gewenste situaties wordt inzicht gegeven in de vereiste maatregelen om te komen tot ecologisch herstel. De Watersysteemverkenning dient bovendien als instrument voor monitoring en evaluatie van het waterbeheer. Ze vormt daarmee een uitstekende basis voor de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water, die stelt dat alle stroomgebieden in 2015 in een goede ecologische toestand dienen te zijn en dat hierover moet worden gerapporteerd. Uitvoering Bij de uitvoering van het beschreven beleid spelen de beherende instanties en eigenaren van (toekomstige) natuur-, bos- en beheersgebieden een belangrijke rol. In de eerste plaats zijn dit de waterschappen die werken aan de (her-)inrichting van de beken en het beïnvloeden van de grondwaterstanden door een aangepast peilbeheer. Ook hebben de waterschappen een belangrijke rol bij het herstel van venvegetaties en andere niet stromende oppervlaktewateren. Voorbeelden hiervan zijn de herstelprojecten voor het Heerenven in Noord-Limburg en de Schrieversheidevennen nabij Brunssum. De terreinbeherende instanties, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Limburgs Landschap, hebben een groot deel van het areaal aan natuur- en bosgebied in Limburg in bezit en beheer. Door middel van beheers- en inrichtingsmaatregelen leveren zij een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de natuurstreefbeelden. Ook andere instanties spelen hierbij een belangrijke rol. Denk hierbij aan gemeenten of defensie. De gemeente Heel is bijvoorbeeld eigenaar en beheerder van het vennengebied de Beegder-

16 SPECIFIEK ECOLOGISCHE FUNCTIE In beken met een Specifiek Ecologische Functie (SEF-beken) streven de provincie en de waterschappen met prioriteit naar het hoogste ecologisch kwaliteitsniveau, conform de Watersysteemverkenning Limburg, via het regenereren van de natuurlijke, systeemeigen processen. Meanderstroken, opheffen van ecologische barrières ten behoeve van vismigratie, ecologische herinrichting en natuurlijk oeverbeheer zijn hierbij specifieke aandachtspunten, die mede bijdragen aan waterconservering en het afvlakken en verminderen van piekafvoeren. Aantasting van beekdalen ten behoeve van economische functies is in principe niet toegestaan. Realisatie van nieuwe watergangen moet worden voorkomen. De SEF-beken vormen een hard en ordenend kader voor het waterbeheer en de beekinrichting en zijn een onderdeel van de PES. In de overige beken die een Algemeen Ecologische Functie bezitten, wordt gestreefd naar een basis ecologisch kwaliteitsniveau en pas op langere termijn naar een verder herstel van kwaliteiten en processen. Weidevogelpakketten zijn in Limburg van belang voor de Grutto.

17 Het vennengebied de Beegderheide, in eigendom en beheer bij de gemeente Heel. heide, een waardevol natuurgebied. Defensie beheert in Limburg onder meer de Boshoverheide, een stuifzandgebied met belangrijke natuurwaarden. Daarnaast spelen instanties zoals het IKL, Bosgroep, Milieufederaties en vrijwilligers een actieve rol bij de uitvoering van het natuurbeleid. Particulieren hebben eveneens een belangrijke rol bij de uitvoering van het natuurbeleid. Het duidelijkst komt dit naar voren in de zogenaamde beheersgebieden. Deze gebieden behouden hun agrarische bestemming, maar er is voor de eigenaar subsidie beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer. De weidevogelpakketten, waarbij tijdens een bepaalde rustperiode het land niet mag worden bewerkt, vormen hiervan een voorbeeld. In Limburg zijn deze pakketten vooral voor de Grutto van belang. Daarnaast is de overheid van mening dat in bepaalde nieuwe natuurgebieden particulieren ook een rol kunnen spelen bij het beheer. Voor de realisatie van de in de Stimuleringsplannen aangegeven natuurdoelen kunnen particulieren subsidie ontvangen. Particuliere landgoedeigenaren spelen tenslotte ook een grote rol bij het beheer van bos- en natuurgebieden. Voorbeelden zijn het landgoed Geijsteren, Hillenraedt of de landgoederen bij Maastricht.

19 STREEFBEELDEN IN HET LIMBURGSE LANDSCHAP Hoe zijn de streefbeelden voor natuur en water te plaatsen in het Limburgse landschap? Tekeningen en een beschrijving van de huidige en de historische situatie geven ons daar meer inzicht in.

Streefbeelden in het Limburgse landschap Door de vrij complexe ontstaansgeschiedenis is de landschappelijke variatie in Limburg groot. Op grond van de landschappelijke opbouw worden vier regio s onderscheiden: Heuvelland; Maasterrassen; Laagland; Maasdal. De ligging in één van deze regio s en de locatie binnen deze regio bepalen in belangrijke mate het streefbeeld. Vervolgens is de achterliggende doelstelling voor een gebied van belang. De keuze voor een natuurlijke of halfnatuurlijke referentie zal na invulling van de streefbeelden een bepaald landschap opleveren. Deze referenties of ijkpunten vormen mogelijke toestanden van het gebied en dienen ter inspiratie bij de daadwerkelijke invulling via een inrichtingsplan. Indien gekozen wordt voor een halfnatuurlijke situatie, zoals die van het oude cultuurlandschap rond 1850 als referentie, dan ziet het landschap er wezenlijk anders uit dan wanneer de natuurlijke situatie als referentie wordt gekozen. Op de volgende pagina s komen de afzonderlijke regio s aan bod. Na een beschrijving van de regio volgt aan de hand van tekeningen een schets van het landschap in de natuurlijke situatie, in de halfnatuurlijke situatie (waarbij gekozen is voor het cultuurlandschap rond 1850) en in de huidige situatie. (van boven naar beneden) Het Geuldal bij Terpoorten in het Heuvelland. Het Maasdal bij Stevensweert. De Peel, een belangrijk natuurgebied in het Laagland.

HEUVELLAND Het heuvelland bepaalt het beeld van Zuid- Limburg. Dit landschap is een onderdeel van het Ardenner Massief waarin de Maas en haar zijrivieren, zoals Geul en Geleenbeek, brede dalen hebben uitgeschuurd in de oorspronkelijke hoogvlakte. De bovenste laag van de plateaus bestaat uit löss, de waterdoorlatende ondergrond uit Maasgrind en kalksteen met daaronder steenkoollagen. Plaatselijk ligt kalksteen en zelfs het Carboon op of net onder het oppervlak. De plateaus worden afgewisseld door een netwerk van droog- en beekdalen. In de beekdalen meanderen snelstromende beken die bij veel neerslag buiten hun oevers treden in overstromingsvlakten. De droogdalen zijn uitgeschuurd tijdens de laatste IJstijd door afstromend smelt- en regenwater. De löss is hierbij weggespoeld, waardoor het kalk hier dichter aan de oppervlakte ligt. De Swalm is een goed voorbeeld van een natuurlijke beek in het Maasterassenlandschap. De ligging van de vier landschappelijke regio s in Limburg. Maasdal Laagland Heuvelland Maas- terrassen

22 HEUVELLAND Natuurlijke situatie Oud cultuurlandschap in 1850 Huidige situatie

De Worm, een natuurlijke heuvellandbeek. De natuurlijke situatie Het Heuvelland is in de natuurlijke situatie grotendeels met bos begroeid. Gras- of moerasachtige vegetaties ontstaan alleen door de erosiekracht van beken, als gevolg van bosbrand of windval en door de knaag-, wroet- en graasactiviteiten van bevers, zwijnen, herten, paarden en runderen. Op de plateaus bepalen voedselarme Wintereiken-Beukenbossen het beeld, afgewisseld met Heischraal graslandachtige vegetaties. Op plekken waar kalkrotsen aan de oppervlakte komen, ontstaan bloem- en orchideeënrijke Kalkgraslanden. Op de hellingen staat Eiken-Haagbeukenbos en Parelgras- Beukenbos, terwijl in de beekdalen en op vochtige hellingen het Bronbos, het Vogelkers- Essenbos en hellingveentjes te vinden zijn. De bovenloopjes van de beken worden gevoed door kalkrijke bronnen waarin onder meer de Blinde vlokreeft leeft. De met bos omgeven beekjes vormen het leefgebied van de Vuursalamander. De beekbovenlopen stromen zeer snel over zandige tot grindhoudende beekbodems. Hier bevinden zich de paaiplaatsen van onder andere Beekprik, Beekforel, Vlagzalm, Elrits, Kopvoorn en Barbeel. Langs de ingesneden en meanderende benedenlopen groeien moerasvegetaties. De heldere, snelstromende en zuurstofrijke beken worden bevolkt door rivierkreeften en andere kreeftachtigen, bijzondere insecten zoals de Bosbeekjuffer en stroomminnende vissen als Beekprik, Vlagzalm, Gestippelde Alver, Beekforel en Rivierdonderpad. Deze diersoorten kunnen alle ongehinderd migreren tussen beek en Maas. Het Heuvelland in de huidige situatie: zicht op de hellingbossen van het Beneden-Geuldal.

24 Kleinschalige begrazing in het oude cultuurlandschap. Het oude cultuurlandschap rond 1850 Het landschap is rond 1850 bijna geheel door de mens in cultuur gebracht. Op de plateaus vindt akkerbouw plaats en op de hellingen domineert grasland. Bossen komen alleen nog voor op de arme gronden op de plateaus, steile hellingen en de natste plekken. Waar mogelijk zijn ze in gebruik als hakhout. Het landschap in het beekdal en op de hellingen is kleinschalig en zeer afwisselend. Het beekdal is vooral als hooiland in gebruik. Terwijl de beekbovenloop nog in bronbos is gelegen en nog een erg natuurlijk karakter heeft, zijn de meanderende en visrijke benedenlopen gelegen in het cultuurland en omzoomd door soortenrijk Dotterbloemgrasland. Plaatselijk wordt vismigratie verhinderd door stuwen bij watermolens. Aan de voet van de hellingen en rond nederzettingen zijn naast Glanshaverhooiland en Kamgrasweiden ook hoogstamboomgaarden te vinden. Hoger op de hellingen waar kalksteen dicht aan de oppervlakte komt, staan in kalkgraslanden kenmerkende bloemen en orchideeën in bloei. Op plaatsen met een dikke lösslaag vormt zich Lössschraalgrasland of bevinden zich Kruidenrijke akkers. Rondtrekkende herders laten hun kuddes Mergellandschapen grazen op de schrale kalkgraslanden op de hellingen, of op de plateaus. De vele graften op de hellingen verhinderen dat de vruchtbare lösslaag wegspoelt. Veel perceelscheidingen bestaan uit meidoornhagen. Diep ingesneden holle wegen leiden naar de plateaus die vrijwel geheel in gebruik zijn als akker met opvallend veel akkerkruiden. De huidige situatie Het landschap is in de huidige situatie zo goed als volledig door de mens in cultuur gebracht. De kleine nederzettingen groeiden uit tot een flink dorp of een grote stad. Schaalvergroting in de landbouw, de mijnindustrie en de mergelgroeves lieten hun sporen na in het landschap. Op veel hellingen is grasland omgezet in akkerland. Van de kleinschaligheid van vroeger is niet zoveel meer over. De soortenrijke natte hooilanden in het beekdal zijn merendeels omgezet in droge soortenarme raaigrasweiden. Drainagebuizen voeren het water af naar de beek. In een lager gelegen

25 nat gebied herkennen we nog restanten van een Dotterbloemgrasland. In het hellingbos is het hakhoutbeheer gestaakt. Op een steiler stuk bovenlangs de helling is nog een kalkgraslandreservaatje te bewonderen. In een mergelgroeve broedt de Oehoe. Op de plateaus bevinden zich uitgestrekte, zwaar bewerkte akkers. Alleen in de randen zijn akkerkruiden te vinden. Op de hellingen zijn nog slechts restanten van graften herkenbaar. Na intensieve regenbuien spoelt de vruchtbare grond van de akkers. De modder- en waterstroom zorgt voor overlast in de steden en dorpen aan de voet van de hellingen en er ontstaan afvoerpieken in de beekdalen. Het bronbosje is sterk met brandnetels verruigd door het inspoelen van meststoffen vanaf de akkers op het plateau. Voor stedelijke uitbreidingen zijn delen van de beek overkluisd. Uitloging van mijnsteen uit afvalbergen en ongezuiverde lozingen van afvalwater leidden tot een aanzienlijke watervervuiling. Door de aanleg van zuiveringsinstallaties is de waterkwaliteit plaatselijk wel verbeterd. Her en der vliegen weer Weidebeekjuffers langs de beek. Ook de Gestippelde Alver lijkt terug en Kopvoorns en Barbelen paaien weer in de grindrijke Geulbedding. MAASTERRASSEN Het terrassenlandschap is overwegend oostelijk van het Maasdal in Noord- en Midden- Limburg gelegen. Door de geleidelijke bodemopheffing en de insnijding van de Maas ontstonden drie maasterrassen: een hoog-, een midden- en een laagterras met daarin oude afgesneden maasmeanders. De terrasovergangen zijn als steilranden duidelijk in het landschap herkenbaar. Aan de voet van de steilranden en in de maasmeanders komt grondwater naar boven en ontstaan bron- en kwelmilieus: het beginpunt van een groot aantal terrasbeken. Op de nagenoeg vlakke terrassen bevinden zich De Bosbeek op het Maasterras. doorstroomvenen en moerassen naast afvoerloze laagten; op de terrasranden stroomt het water snel naar beneden. De riviertjes Roer en Niers stromen door bredere dalvlaktes en treden bij hevige neerslag buiten hun oevers. De relatief mineraalrijke zanden zijn in de laagten deels met een kleilaag afgedekt. Daarnaast zijn door windwerking de voedselarme Maasduinen ontstaan. Stagnerend regenwater ten oosten van de Maasduinen stond aan de basis van een groot hoogveengebied. Lokaal zijn kleinere veengebieden aanwezig. In het uiterste noorden van de provincie Limburg ligt een stuwwal. Door de werking van het landijs in de voorlaatste ijstijd zijn hier Rijn- en Maasafzettingen opgestuwd.

26 De meanderende Roer, de grootste Limburgse zijrivier van de Maas. De natuurlijke situatie Het landschap is in de natuurlijke situatie grotendeels met bos begroeid. Op drogere delen betreft het Berken-Zomereikenbos, met plaatselijk ook Wintereiken-Beukenbos. Open vegetaties ontstaan lokaal door bosbrand, windval, erosiekracht van de riviertjes Roer, Niers en Swalm en de aanwezigheid van grote grazers of bevers. In laagten en slecht afwaterende delen van het landschap overheersen Elzen- en Berkenbroekbossen of Hoogveenvegetaties met Wilgen- en Gagelstruweel. De afwatering geschiedt langzaam door de sponswerking van het veenpakket. De zwak zure veenstroompjes zijn visloos en herbergen een karakteristieke flora en fauna. In de kwelmilieus aan de voet van de steilrand groeien Elzenbron- en Elzenbroekbossen. Vooral langs de midden- en benedenloop van de beek groeit Vogelkers- Essenbos of Elzenbroekbos. Er is een grote natuurlijke variatie in beektypen, van snelstromende zandriviertjes tot traagstromende veenlopen. De beekbovenloopjes zijn overwegend overschaduwd, zwak zuur tot neutraal, en hebben een matige tot hoge stroomsnelheid. De bronnen voeren constant koud en mineraalarm grondwater aan, waardoor er kenmerkende waterinsecten zoals steenvliegen in voorkomen. Langs de ingesneden en meanderende middenen benedenlopen staan moerasvegetaties. De heldere, snelstromende en zuurstofrijke beken worden bevolkt door rivierkreeften en andere kreeftachtigen, diverse waterinsecten en stroomminnende vissen als Barbeel, Kopvoorn en Serpeling die ongehinderd kunnen migreren tussen beek en Maas. Het oude cultuurlandschap rond 1850 Het landschap is rond 1850 voor een belangrijk deel in cultuur gebracht. Rond het beekdal ligt een kleinschalig cultuurlandschap met enkele boerderijen. In het beekdal en aan de voet

27 MAASTERRASSEN Natuurlijke situatie Oud cultuurlandschap in 1850 Huidige situatie

28 Tegenwoordig zijn veel beken in Noord- en Midden- Limburg rechtgetrokken en genormaliseerd. van de steilrand liggen vooral Dotterbloemgraslanden, in enkele afgesneden meanders Elzenbroekbos en moerasvegetaties. In de hooilanden staat de Grote pimpernel massaal te bloeien, terwijl er talrijke Pimpernelblauwtjes rondvliegen. Bij een terrasovergang is het beekdal ravijnachtig in het landschap ingesneden. Het beekdal is hier nog begroeid met bos. Op de terrasranden staat vaak een watermolen en is de beek gestuwd. Buiten het beekdal zijn plaatselijk akkers te vinden. De arme en natte delen van het landschap zijn nog niet in cultuur gebracht. Deze woeste gronden worden gebruikt om het vee te laten grazen of voor plaggen en turfwinning. Ze zijn grotendeels begroeid met heide. In de minst toegankelijke delen staan nog resten van Wilgen- en Gagelstruweel. Enkele bossen worden voor hakhout gebruikt. Om het veengebied te ontwateren zijn kunstmatige waterlopen gegraven, zoals het Geldernsch-Nierskanaal of is de bovenloop van de beek stroomopwaarts doorgetrokken. De huidige situatie Het landschap is in de huidige situatie bijna geheel in cultuur gebracht. Er heeft schaalvergroting in de landbouw plaatsgevonden en veel beken zijn daarvoor gekanaliseerd en van stuwen voorzien. Het kleinschalige karakter van het beekdal is geheel verloren gegaan. De soortenrijke hooilanden hebben plaats gemaakt voor soortenarme productiegraslanden. Er ligt nog een oude afgesneden beekmeander, geheel begroeid met verruigd Elzenbroekbos. Het ravijnachtige deel van het beekdal is nog steeds met bos begroeid, de watermolen is echter niet meer in gebruik. Enkele kleinere in bos gelegen beken zijn nog weinig aangetast en vormen de leefgebieden van de inmiddels zeldzaam geworden kenmerkende waterinsecten. De woeste gronden zijn grotendeels ontgonnen. Op de droogste en minst vruchtbare delen zijn Grove dennenbossen aangeplant. Opvallend aan de jonge ontginningen zijn de blokvormige percelen en het regelmatige wegenpatroon. De waterverontreiniging kende een dieptepunt in de jaren zeventig. Na de aanleg van zuiveringsinstallaties verbeterde de waterkwaliteit, hoewel het water nog steeds te voedselrijk is en lokaal vervuild is met bestrijdingsmiddelen en zware metalen. Een aantal riooloverstorten draagt nog steeds bij aan de watervervuiling en de afvoerpieken in de beken. De Roer en in mindere mate de Niers worden wel weer bevolkt door riviervissen als Kopvoorn, Serpeling en Barbeel. LAAGLAND Westelijk van de Maas in Noord- en Midden- Limburg ligt het zwakgolvend dekzandlandschap. Het van oorsprong voedselarme zand is tijdens de laatste ijstijd neergelegd op het middenterras van de Maas. Deze dekzanden zijn later lokaal verstoven tot landduinen. Plaatselijk heeft uitstuiving geleid tot het ontstaan van vennen, zoals op de Beegderheide.

29 De Peelvenen zijn te beschouwen als een natuurlijke spons voor het vasthouden van water. Een stelsel van laagten en depressies doorsnijdt het gebied. In verschillende geïsoleerde depressies stagneerde in vroeger tijden het regenwater en ontwikkelde zich hoogveen. Tot in het begin van de vorige eeuw lagen langs de grens met Noord-Brabant uitgestrekte hoogveengebieden van de Peel. De afwatering van de veengebieden verliep traag; via een groot stelsel van doorstroomvenen en -moerassen stroomde het water uiteindelijk naar de grotere beken als de Tungelroyse beek en de Groote Molenbeek. De natuurlijke situatie Het landschap is in de natuurlijke situatie grotendeels met bos begroeid. Op de drogere delen betreft het voornamelijk Berken- Zomereikenbos, plaatselijk ook Wintereiken- Beukenbos. Deels komen open en halfopen vegetaties voor als gevolg van bosbrand, windval en de activiteiten van grote grazers. De laaggelegen delen van het landschap zijn nat. Vaak heeft zich hier een meer of een minder dikke veenlaag gevormd, die begroeid is met Berkenbroekbos en Wilgen- of Gagelstruweel. Waar de veenlaag zo dik is dat ze buiten de invloed van het grondwater komt, is sprake van Hoogveen. Soms is hier ook Wilgen- of Gagelstruweel aanwezig, vaker nog zijn dwergstruiken, zoals Dop- en Struikheide en Kruipwilg, de enige houtgewassen. De afwatering geschiedt langzaam via het veenpakket en uiteindelijk via zwakzure veenstroompjes. De watertemperatuur fluctueert en gedurende korte tijd vallen sommige bovenloopjes droog. Deze beekjes herbergen een aangepaste flora met Duizendknoopfonteinkruid en Klimopwaterranonkel, evenals een zeer karakteristieke vliegen-, muggen- en keverfauna. De traagstromende en meanderende midden- en benedenlopen worden beschaduwd door Elzenbroekbossen. Door de dynamiek van de beek of de knaagactiviteit van een Bever vallen bomen om waardoor beddingen worden verlegd. De heldere, traagstromende en zuurstofrijke

30 LAAGLAND Natuurlijke situatie Oud cultuurlandschap in 1850 Huidige situatie

31 beken worden bevolkt door stroomminnende vissen als Beek- en Rivierprik, Serpeling, Kopvoorn en Bermpje. Ook komen vissen van stilstaand tot zwak-stromend water als Bittervoorn, Kroeskarper, Rietvoorn en Grote Modderkruiper voor. De vissen kunnen ongehinderd migreren tussen de beek en de Maas. Het oude cultuurlandschap rond 1850 Het landschap rond 1850 is grotendeels een heidelandschap. Op de hoogste delen staat voornamelijk droge heide. Rond vennen en uitgestoven laagten zijn ook vochtige- en natte heidevegetaties te vinden. Bos komt alleen nog voor in de vorm van enkele percelen eikenhakhout nabij menselijke bewoning. Een deel van het veengebied is nog intact, langs de randen vindt echter kleinschalige veenwinning plaats. Voor de ontwatering van het veen is de beekbovenloop stroomopwaarts een stuk doorgetrokken. Het oorspronkelijke beekdal is grotendeels in cultuur gebracht. Het beekdal bestaat uit een kleinschalig cultuurlandschap met enkele boerderijen, graslanden, houtwallen en bomenrijen. De beek heeft nog een meanderende loop en treedt vrijwel jaarlijks buiten zijn oevers. Enkele oude beekmeanders zijn begroeid met Elzenbroekbos of moerasvegetaties. Dotterbloemhooilanden aan de randen van het beekdal gaan over in Kleine zeggengrasland. In de hooilanden langs de beek bloeit een weelderige vegetatie met onder meer Brede orchis, meer richting de flanken van het beekdal bloeit de Gevlekte orchis. De hooilanden zijn gescheiden door houtwallen en her en der liggen poelen die de voortplantingsplaatsen vormen voor Kamsalamanders en vele soorten libellen, waaronder de Bosbeekjuffer. In de beekbegeleidende bossen groeit de Witte rapunzel. De huidige situatie In de huidige situatie is het Peellandschap zo goed als volledig in cultuur gebracht. Met de opkomst van de intensieve veehouderij vond er Witte rapunzel, een uit Limburg verdwenen soort van beekbegeleidende bossen in het Laagland. een enorme schaalvergroting in de landbouw plaats. Het huidige akkerbouwgebied bestaat uit rechthoekige kavels, kaarsrechte sloten en wegen. Enkele percelen zijn in gebruik voor de teelt van snijbloemen en ook zijn er diverse tuinbouwkassen in het landschap verschenen. Voor de winning van turf is het gebied ontwaterd, terwijl voor transportdoeleinden kanalen en vaarten zijn aangelegd. Van de uitgestrekte hoogvenen zijn na afgraving en ontginning slechts kleine restanten overgebleven, zoals de Mariapeel en de Groote Peel. De meest zandige, voedselarme delen zijn aangeplant met dennen. Heidevegetaties zijn alleen nog maar te vinden op enkele open plekken in het bos. Het beekdal is nog deels in gebruik als grasland, maar de soortenrijke hooilanden hebben plaats gemaakt voor soortenarme productie-

De Maas nabij Roosteren. graslanden. Sommige graslanden zijn ingeplant met Canadapopulieren en in het natste deel van het beekdal is een Elzenbroekbos bewaard gebleven. De meeste beken zijn rechtgetrokken en gestuwd. Op enkele plekken zijn nog resten van de oude beekloop zichtbaar. Ter bestrijding van verdroging in het landbouwgebied, vindt er op grote schaal aanvoer van Maaswater plaats. Naast de aanvoer van dit gebiedsvreemde water heeft er een enorme watervervuiling plaatsgevonden. Na de aanleg van zuiveringsinstallaties trad een flinke verbetering van de waterkwaliteit op, hoewel het water nog steeds te voedsel- en kalkrijk is en lokaal is vervuild met bestrijdingsmiddelen en zware metalen. Door de aanvoer van Maaswater zijn soorten van kalk- en voedselrijk water geen uitzondering. Een gevolg is de opmars van Rivierfonteinkruid. Een aantal riooloverstorten draagt bij aan de watervervuiling en de afvoerpieken in de beken. Vele bijzondere planten en dieren zijn verdwenen, slechts op een enkel plekje groeit nog de Klimopwaterranonkel en Moerashertshooi. De zwakzure, vermeste en gestuwde waterlopen vormen een uitstekend biotoop voor het uitheemse Hondvisje. MAASDAL De Limburgse Maas komt ons land binnen als een vlechtende middenloop, de Grensmaas, en gaat in de Roerdalslenk over in een sterk meanderende benedenloop, de Plassenmaas. Vervolgens snijdt de Maas als een weinig meanderende benedenloop diep de Peelhorst in en spreken we over de Zandmaas. De Grensmaas stroomt zeer snel via meerdere geulen langs grind- en zandstranden. Plaatselijk ligt aangespoeld hout. In de Roerdalslenk treedt de rivier een zeer breed dal binnen, waardoor de stroomsnelheid afneemt en de rivier gaat meanderen. De vele afgesneden meanders geven de meandering weer. Door de ligging voor de Peelrandbreuk heeft zich hier grind kunnen afzetten. De Zandmaas is diep ingesneden en ligt in een smal dal en heeft hierdoor plaatselijk een canyonachtig uiterlijk; de rivier transporteert hier voornamelijk zand. Het rivierdal van de Maas kenmerkt zich door dikke grind- en zandafzettingen, die vaak zijn afgedekt door kleilagen. Er is een aantal nevengeulen in het landschap herkenbaar. Het water in de regenrivier staat in de zomers zeer laag en zorgt in de wintermaanden regelmatig voor overstromingen van (delen van) het Maasdal.

33 MAASDAL Natuurlijke situatie Oud cultuurlandschap in 1850 Huidige situatie

34 Allier als referentiebeeld van de Grensmaas. De natuurlijke situatie De rivier slingert zich in de natuurlijke situatie door een grotendeels bebost rivierdal. De oevers zijn begroeid met Stroomdalwilgenstruweel of oeverruigte, terwijl grindbanken in en langs de rivier begroeid zijn met pioniervegetaties. De rivier vormt een belangrijke migratieroute voor Steur, Zalm en Zeeforel die hun paaigebied in de stroomopwaarts gelegen snelstromende zijrivieren van de Maas hebben. Kopvoorns, Snepen en Barbelen paaien nabij de grindbanken in de ondiepe geulen van de Grensmaas. Oude Maasmeanders blijven achter in het landschap als de rivierloop zich heeft verlegd. De jongste meanders, waarvan sommige nog in verbinding staan met de rivier, bestaan voor een groot deel uit open water. Zij vormen de kraamkamers voor riviervissen en zijn belangrijke voedselgebieden voor watervogels. De oudere meanders zijn al grotendeels verland en begroeid met verschillende typen moerasvegetaties (Rietmoeras, Grote zeggenmoeras, Inundatiemoeras) en Stroomdalwilgenstruweel. Op de lager gelegen delen, die in het winterhalfjaar periodiek overstromen, overheerst Zwarte populieren-wilgenbos en Stroomdalwilgenstruweel, op de iets hoger gelegen stroomruggen groeit Essen-Iepenbos. Open en halfopen vegetaties komen vooral voor langs de rivier en de benedenlopen van beken. Ze ontstaan door de eroderende werking van het water of door rondtrekkende kuddes grote grazers. Het oude cultuurlandschap rond 1850 Het rivierdal is rond 1850 grotendeels in cultuur gebracht. De rivier daarentegen gaat nog grotendeels haar eigen weg, ofschoon hier en daar wel pogingen worden ondernomen om de rivier te temmen. Er vindt nog steeds een bloeiende zalmvisserij op de Maas plaats en er wordt Steur en Rivierkreeft gevangen. Langs de rivier zijn de meeste oevers begroeid met ruigte of in cultuur gebracht. De grindbanken langs de rivier zijn begroeid met pioniervegetaties, en heel plaatselijk staat tussen grindbank en rivieroever Stroomdalwilgenstruweel. De oude Maasmeanders zijn door hun natuurlijke vegetatie markante elementen in het landschap. Verder

35 is het landschap geheel in cultuur gebracht. In de lager gelegen delen liggen Kamgrasweide en Glanshaverhooiland, in de natste delen Inundatiegrasland of ook Dotterbloemgrasland. Op stroomruggen en dijkjes komt Sikkelklaver- Kruisdistelgrasland voor. De hoger gelegen delen van het Maasdal zijn grotendeels als akker in gebruik. Wegen en paden worden omzoomd door bomenrijen of meidoornhagen. In het Maasdal ligt een enkele grote boerderij, terwijl op de terrasrand grenzend aan het rivierdal een klein dorp ligt. De huidige situatie De grindbanken in de Maas zijn in de huidige situatie verdwenen en de oevers van de rivier zijn vastgelegd. De dorpjes zijn aanzienlijk gegroeid en langs de Maas zijn jachthaventjes en industriële overslagterreinen gekomen. Door de aanleg van stuwen en kanalen zijn de natuurlijke schommelingen van de waterstanden geheel verstoord. Trekvissen als Steur en Zalm zijn uitgestorven en daarmee ook de riviervisserij. Hoewel na de aanleg van waterzuiveringsinstallaties de waterkwaliteit verbeterde, is het Maaswater nog steeds zeer voedselrijk en vervuild met bestrijdingsmiddelen en zware metalen. Twee in het oog springende veranderingen zijn de scheepvaartkanalen en de grote plassen. De stuwen in de Zand- en Plassenmaas, het Julianakanaal en het Lateraalkanaal zijn aangelegd ten behoeve van de bevaarbaarheid van de rivier. Door de grootschalige grindwinning in Midden-Limburg zijn grote plassen ontstaan. Na beëindiging van de winning zijn de grindgaten deels ingericht voor de watersport, elders is ruimte gelaten voor natuurontwikkeling. De grote plassen zijn van zeer groot belang voor overwinterende en broedende watervogels. De ooit talrijke oude Maasmeanders zijn grotendeels verdwenen; vergraven tijdens de grindwinning of gedempt. De soortenrijke graslanden hebben plaatsgemaakt voor monotone weilanden en recenter ook voor grootschalige maïsakkers. Alleen in wegbermen liggen op Met het verdwijnen van trekvissen als Zalm en Steur is ook de riviervisserij verdwenen. enkele kades nog restanten van Glanshaverhooilanden en Sikkelklaver-Kruisdistelgraslanden. Enkele verspreid staande meidoorns op perceelscheidingen en kades herinneren nog aan de vroegere meidoornhagen die met de komst van het prikkeldraad overbodig zijn geworden. De inheemse Rivierkreeft is praktisch uitgestorven.

37 STREEFBEELDEN VASTSTELLEN Op welke gronden wordt een natuur- of waterstreefbeeld toegewezen aan een deelgebied? Historische informatie, de huidige milieuomstandigheden, de aanwezigheid van bijzondere planten en dieren, de situering in het landschap en het beleid van de provincie bepalen uiteindelijk de keuze.

38 zijn om voor een bepaald streefbeeld te kiezen. Daarnaast bepalen reliëf, grondwaterstand, bodemtype, waterkwaliteit en de aanwezigheid van kwel voor een belangrijk deel of een plek geschikt is voor het realiseren van een natuurof waterstreefbeeld. Indien de omstandigheden verstoord zijn, is bij de toewijzing een inschatting gemaakt van de mogelijkheden tot herstel van de oude situatie. Het Heideblauwtje is een soort waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van de streefbeelden. Streefbeelden vaststellen Het toewijzen van een natuur- of waterstreefbeeld vindt plaats op basis van informatie uit het heden en verleden in eigen land en in het buitenland. Plaatselijke omstandigheden en de aanwezigheid van bijzondere planten en dieren spelen een belangrijke rol. Daarnaast bepalen het beleid van de provincie en andere instanties het ambitieniveau en daarmee het uiteindelijke streefbeeld. Kansrijkdom De in een gebied of beek aanwezige planten en dieren geven een indicatie voor het streefbeeld. De aanwezigheid van een zeldzame of beschermde soort kan op zichzelf de directe aanleiding Referenties De toestand van een gebied in vroegere tijden geeft een eerste indruk van kansen op natuurherstel én het type natuur op een specifieke locatie. De oude loop van een beek of de ligging van natte heidegebieden en vennen zijn direct afleesbaar van een historische kaart. Die locaties zijn op voorhand kansrijk, mede omdat de oude situatie iets zegt over de toenmalige milieuomstandigheden, zoals waterhuishouding en bodem. Om een beeld te krijgen hoe een natuurlijk heidelandschap of beekdal eruit ziet, kijkt men ook naar voorbeelden van nog ongerepte situaties elders, in binnen- en buitenland. De referenties dienen als hulpmiddel om inzicht te krijgen in de aard en omvang van relevante processen en sturende omgevingsfactoren. Deze informatie is vaak onmisbaar om tot een goede afweging van herstel- en beheersmaatregelen te komen. Streefbeelden en de omgeving Naast de omstandigheden in het gebied zelf is het ook van belang om de omgeving in ogenschouw te nemen. Welke functie een terrein vervult en de bijdrage die het kan leveren aan het versterken van de natuurdoelen van het omringende gebied, bepalen uiteindelijk de keuze. Zo zal een heidegebied beter tot z n recht komen als onderdeel van een groot natuurgebied. Het behoud van een heidesnipper binnen een intensief landbouwgebied kan wel dienen als onderdeel van een ecologische verbindingszone tussen natuurgebieden, maar grote populaties van de bijbehorende doelsoor-