Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2015



Vergelijkbare documenten
Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2014 Provincie Gelderland

Uitgangspunten procescriteria: waar dienen ze wel en waar dienen ze niet toe? Methode: hoe zijn de criteria opgebouwd en hoe zijn we daartoe gekomen?

Bijlage II - Het spoorboekje kwaliteit: De BIG-8 stap voor stap. Inleiding

Jaarverslag LAT BRZO 2009

VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND

Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer - kwaliteitscriteria - Besluit omgevingsrecht

Jaarverslag TOEZICHT EN HANDHAVING BOUWEN, RUIMTELIJKE ORDENING, APV EN BIJZONDERE WETTEN

Vergunningen Uitvoering Programma 2017

Bijlage bij Uitvoeringsovereenkomst Provincie Utrecht 2017

Uitvoeringsprogramma vergunningen, toezicht en handhaving 2017 gemeente Veenendaal

Actualiteiten Milieu. Anna Collignon

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Berg en Dal

Aan MO Brzo-OD Z-H en Zld. Kopie aan. Onderwerp Jaarverslag 2017 Z-H en Zeeland (Brzo) Samenvatting

Bijlage 1. Stappenschema met toelichting: geen vergunning groot evenement SCHEMA:

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE HEERHUGOWAARD

Jaarverslag vergunningen, toezicht en handhaving 2016 gemeente Veenendaal

DE NIEUWE OMGEVINGSVERGUNNING OP WEG NAAR ÉÉN INTEGRALE VERGUNNING IN DE GEMEENTE BARNEVELD. Presentatie 15 oktober 2009 Raadscommissie Grondgebied

Halfjaarlijkse voortgangsrapportage Integraal Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht 2018

Bestuursvoorstel Invoering bestuurlijke strafbeschikking voor waterschappen

GELDERLAND VEILIG EN GEZOND Uitvoeringsprogramma 2018 voor de omgevingsdiensten

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Onderwerp Handhavingsbeleid Industriële Veiligheid

Vraag 1 Bent u bekend met de berichtgeving dat vervuilde grond illegaal is gebruikt onder Barneveldse nieuwbouwwijken? 1 2

Handhavingsjaarverslag 2006

Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving 2016

Resultaat voor alles. Branche- aanpak Omgevingsdiensten. Landelijke brancheaanpak omgevingsdiensten

MILIEUJAARVERSLAG

Stand van zaken naleving brandveiligheidseisen bij opslagen van gevaarlijke stoffen. Actualisatie 2012

Provinciaal opdrachtgeverschap voor uitvoering VTH-taken bij majeure risicobedrijven. Onderzoeksopzet

Onaangekondigde inspecties vinden uitsluitend plaats in opdracht van de gemeente.

Melden ongewone voorvallen Wm 17.2

Jaarprogramma Milieu 2015 Gemeente Gouda

onderzoeksopzet handhaving

Handhavingsuitvoeringsprogramma 2014

Voorstel Het Toezicht- en Handhavingsbeleid gemeente Bronckhorst vast te stellen.

MILIEUJAARVERSLAG 2016

Uitvoeringsprogramma Milieu 2014 Gemeente Oosterhout. 1. Inleiding

Berenschot. Evaluatie wet VTH. Op weg naar een volwassen stelsel BIJLAGE 1. EVALUATIEPROTOCOL. 22 mei 2017

rapportage Toezichtinformatie 2014

Verklarende woordenlijst

Statenvoorstel 52/15. Voorgestelde behandeling. PS-vergadering : 10 juli Initiatiefvoorstel Elektronisch monitoren van luchtwassers

Werkprogramma Gemeente Doesburg

Werkbijeenkomst NVRR en AR d.d. 18 september 2014

Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2013

Bijeenkomst IJmondcommissie Verordening VTH. 18 april 2017

Handhaving van Bouw-, milieu- en ruimtelijke regelgeving. Jaarverslag 2015 gemeente Veenendaal

Mededeling van het college aan de gemeenteraad ( )

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE. Winterswijk

KWALITEITSIMPULS OMGEVINGSVEILIGHEID ZUIDOOST-BRABANT 2016

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE. Haarlemmermeer

VOORTGANGSRAPPORTAGE HANDHAVING RUIMTELIJK BESTUURSRECHT 2009 GEMEENTE ZALTBOMMEL

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Milieujaarverslag (e-mjv)

Landelijke actualiteit: wetsvoorstel VTH, Amvb VTH, Modelverordening kwaliteit Collegiale toets en Evaluatie VTH-stelsel

Gemeente Hillegom Evaluatie handhaving bouwtaken 2015 en programma toezicht en handhaving 2016

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1. Inleiding 3. Hoofdstuk 2. Vallei brede taken Thematische controle stoppersregeling Project luchtwassers 6

Eindrapportage Veehouderijen, maneges en kinderboerderijen 2014

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Inhoud presentatie: Wat is handhaving? Wat is gedogen? Welke handhavingstaken heeft de gemeente? Waarom een project integrale handhaving?

Zó handhaven we in Laarbeek Regels, overtredingen en de gevolgen

1. Nalevingstrategie. 1.1 Preventiestrategie. Bijlage 0: Nalevingstrategie

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp

Gemeente Hillegom. Handhavingsuitvoeringsprogramma 2014

BRIEFHOOFD uw brief van : uw kenmerk : zaaknummer : contactpersoon : fax : verzonden : Gemeenteraad. Terneuzen, 29 september 2015

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Hoogte van dwangsommen lengte van b egunstigingstermijn opgenomen in tabellen

Voortgangsrapportage Impuls Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH)

JAARVERSLAG 2018 BRIKS-TAKEN (ONDERGEBRACHT BIJ DE ODRN)

IPO-visie op de uitvoering van de VROM-taken

Resultaten BTO. Belanghebbenden Tevredenheids Onderzoek. BRZO inspectiejaar Dit rapport is opgesteld door de werkgroep Monitoring

ILT-rapportages zorgplicht primaire waterkeringen Eerste landelijke indrukken. November 2018

Samen sterk voor een milieuveilig Drenthe

BRZO zowel BRZO als VT-CHEMIE. Provincie Provincie Provincie Totaal

Onderwerp Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht

Jaarverslag uitvoeringsprogramma handhaving gemeente Groningen De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

DCMR milieudienst Rijnmond

Bijlage D Raads- en statenvoorstel 1 en besluit GR RUD LN

Met dit memo beogen wij een beeld te geven van de recente ontwikkelingen en de gevolgen van een keuze voor één van de instrumenten.

Financieringsvoorwaarden ondersteuning Samenwerkingsafspraken energiebesparing bij bedrijven

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente Nieuwegein RUIM MANDAAT Bijlage bij mandaatbesluit RUD Utrecht gemeente Nieuwegein

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE. Leiderdorp

Rekenkamercommissie Vallei en Veluwerand

TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE 2015

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN

Uitvoeringsprogramma 2016 Gelderse omgevingsdiensten Provincie Gelderland

1 e bestuursrapportage Bestuursrapportage over het 1 e kwartaal van het boekjaar 2015

Bijlage 1: Jaarplan periode tot

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES) OPMERKING

Kenniscentrum InfoMil Inspectie en handhaving

Friese VTH netwerkdag 22 september Ketentoezicht

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Evaluatie klachtenafhandeling ODA t.b.v. partners. Tussentijdse rapportage Periode 1 januari 1 juni 2014

Het memo wordt afgesloten met een advies aan het Bestuurlijk Provinciaal handhavingsoverleg van 20 december 2012.

TOEZICHT OP DE TAAKUITVOERING VAN TOEZICHT EN HANDHAVING DOOR DE GEMEENTE. Koggenland. Gemeentenummer: Onderzoeksnummer:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Plan van aanpak. Onderzoek handhavingsbeleid. 22 januari 2013

I!I IiI. provincie HOLLAND ZUID. Lid Gedeputeerde Staten. R.A. Janssen

Diner Omgevingswet: de juridische dimensie Toezicht en handhaving als nagerecht

Integrale Handhaving. Opzet Quick Scan. Inhoudsopgave. 1. Achtergrond en aanleiding

Transcriptie:

Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2015 Provincie Gelderland Vastgesteld op 29 maart 2016 Toezicht en handhaving uitgevoerd door: Omgevingsdienst regio Achterhoek (ODA) Omgevingsdienst de Vallei (ODdV) Omgevingsdienst Noord Veluwe (ODNV) Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN) Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ) 1

Inhoudsopgave 0 Samenvatting... 3 1 Inleiding... 4 2 Doelstellingen 2015... 7 2.1 Realisatie Handhavingsdoelen... 7 2.2 Prestatie-indicatoren... 9 3 Toezicht bij bedrijven... 10 3.1 Brzo-toezicht... 10 3.2 Regulier toezicht... 11 3.3 Afstemming toezicht... 13 3.4 Projecten en programma s... 14 3.5 Milieumetingen... 19 3.6 Juridisch... 23 4 Klachten... 25 4.1 Algemeen: de cijfers... 25 4.2 Klachtenoverzicht... 27 5 Toezicht Bodem... 30 6 Toezicht Vuurwerk... 31 7 Kaders voor de uitvoering... 32 7.1 Opdracht... 32 7.2 Uitvoering door omgevingsdiensten... 34 Bijlage 1: lijst van gebruikte afkortingen Bijlage 2: kritische prestatie indicatoren (KPI s) 2

0 Samenvatting In dit Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2015 rapporteert de provincie over de toezicht- en handhavingsactiviteiten waarvoor GS het bevoegd gezag zijn en die zijn uitgevoerd door de zeven Gelderse omgevingsdiensten. De prioriteiten in 2015 voor handhaving waren samengevat: uitvoering van de VTH-taak (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) conform de landelijke kwaliteitscriteria; verbeteren van de afstemming Natuurbeschermingswet (uitgevoerd door de provincie) bij de Wabo vergunningverlening en handhaving (uitgevoerd door de omgevingsdiensten); verdiepende controles ten aanzien van meet- en registratiesystemen, meldingen door afvalbedrijven en bouw- en Ruimtelijke Ordeningsaspecten. Controles De controles bij bedrijven, bodemsaneringen en vuurwerkevenementen zijn grotendeels uitgevoerd zoals gepland was in het werkplan 2015. Er is de laatste twee jaar een duidelijke verbetering te zien bij het reguliere toezicht ten opzichte van 2013, het startjaar van de omgevingsdiensten. Ook zijn er verdere stappen gezet om te voldoen aan de (landelijke) kwaliteitscriteria op het moment dat deze van kracht worden. De kwaliteitscriteria worden via de Gelderse VTH-verordening vastgelegd, die in de loop van 2016 wordt vastgesteld. Projecten De aanpak van de verdiepende projecten is in 2015 goed verlopen. Deze projecten worden opgezet om bepaalde thema s extra aandacht te geven. Dit is nodig om een goed beeld van de naleving van vaak complexe wet- en regelgeving te krijgen. Voorbeelden zijn het project Bouwen en RO, waarbij extra aandacht is besteed aan de naleving van regels uit het Bouwbesluit en het geldende bestemmingsplan en het project Stookinstallaties, waarin via emissiemetingen is onderzocht of bedrijven aan de huidige en de toekomstige emissie-eisen kunnen voldoen. Uit beide projecten bleek dat er bij een aanzienlijk deel van de bedrijven sprake was van overtredingen. In 2015 is een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen de omgevingsvergunning en de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nbw). Op basis daarvan is een plan van aanpak opgesteld en is gestart met een volledige dossierstudie bij alle bedrijven waarvoor de provincie Wabo-bevoegd gezag is. Klachten In het Jaarverslag Handhaving wordt ieder jaar een samenvatting gegeven van de meldingen van overlast zoals geur, geluid, stof. Geur is al diverse jaren de belangrijkste bron van overlast. In het klachtenoverzicht staat de situatie toegelicht rond de 4 bedrijven waarover in 2015 meer dan 20 klachten zijn binnengekomen. Daarbij is aangegeven wat de acties van het bedrijf en van de provincie zijn om de overlast in beeld te krijgen en te beperken. 3

1 Inleiding Rapportage Via dit jaarverslag rapporteren wij over de activiteiten en resultaten van de handhavingstaken in 2015 die bij de zeven Gelderse omgevingsdiensten zijn belegd en waarvoor GS bevoegd gezag zijn. De omgevingsdiensten voeren sinds 1 april 2013 de Wabo-taken (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van de omgevingsvergunning. Brzo-vergunningverlening en handhaving zijn daar onderdeel van. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd dat het bestuursorgaan dat belast is met de bestuursrechtelijke handhaving, periodiek een rapportage uitbrengt over de realisatie van de gestelde handhavingsdoelen en de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en afspraken. Met dit Jaarverslag geven wij dit inzicht. Ook laten we zien hoe de samenwerking tussen de provincie als bevoegd gezag en de omgevingsdiensten als uitvoeringsorganisaties verloopt. Samenvatting prioriteiten in 2015 De accenten in 2015 voor handhaving waren samengevat: uitvoering van de VTH-taak (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) conform de landelijke kwaliteitscriteria; verbeteren van de afstemming Natuurbeschermingswet (uitgevoerd door de provincie) bij de Wabo vergunningverlening en handhaving (uitgevoerd door de omgevingsdiensten); verdiepende controles ten aanzien van meet- en registratiesystemen, meldingen door afvalbedrijven en bouw- en Ruimtelijke Ordeningsaspecten. De resultaten worden in de volgende hoofdstukken gepresenteerd en toegelicht. Veranderingen in het bedrijvenbestand Het bestand van bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is, is dynamisch van karakter. Veranderingen in activiteiten bij bedrijven en wet- en regelgeving kunnen tot gevolg hebben dat het bevoegd gezag veranderd van provincie naar gemeente of omgekeerd. Ook een faillissement of het starten van een nieuw bedrijf beïnvloedt het aantal bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Begin 2015 was de provincie bevoegd gezag van 155 bedrijven, aan het eind van het jaar voor 161 bedrijven. In figuur 1 is het verloop te zien. Brzo 200 Vanaf 1 januari 2016 wordt de provincie het bevoegd gezag voor 150 alle majeure risicobedrijven. Bij 26 bedrijven verandert het bevoegd 100 gezag van gemeente naar provincie. De uitvoering van 50 vergunningverlening (en handhaving) werd al door de ODRN 0 gedaan. In 2015 zijn de 2014 2015 2016 2016 incl Brzo voorbereidingen voor deze overdracht gedaan. Per bedrijf is Figuur 1: Aantal bedrijven waarvoor GS bevoegd gezag is een overdrachtsdocument opgesteld, waarin de stand van zaken rond vergunningverlening en handhaving is weergegeven. Daarnaast zijn de bedrijven en de betreffende gemeenten per brief geïnformeerd over de aanstaande bevoegdhedenoverdracht. Kaders voor de uitvoering De Gelderse omgevingsdiensten voeren de toezicht- en handhavingstaken in opdracht van de provincie uit en volgen daarbij het beleid van de provincie. De strategische doelen van de provincie die zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie, zijn vertaald in operationeel VTH-beleid. Er worden verschillende processtappen doorlopen om van beleid naar uitvoering te gaan en ervoor te zorgen dat de ervaringen vanuit de uitvoering worden meegenomen bij het beleid en de planning voor het volgende jaar. De zogenaamde big eight geeft inzicht in de stappen (Figuur 2). In de figuur is ook de verdeling van de werkzaamheden tussen de provincie als bevoegd gezag en de omgevingsdiensten inzichtelijk gemaakt. 4

Leeswijzer In de hoofdstukken 2 t/m 6 zijn de resultaten weergegeven en toegelicht. Hoofdstuk 2 gaat in op de realisatie van de handhavingsdoelen via de KPI-naleefgedrag. Hoofdstuk 3 behandelt het toezicht en de handhaving bij bedrijven en hoofdstuk 4 gaat in op de klachten die in 2015 zijn gemeld en hoe hiermee is omgegaan. In de hoofdstukken 5 en 6 staat het toezicht bij de bodem- en vuurwerktaken centraal. Bij de verschillende onderwerpen is ingegaan op de realisatie van de kritische prestatie indicatoren (KPI s), de indicatoren die zijn ontwikkeld om de uitvoering te monitoren. In het laatste hoofdstuk wordt verder in gegaan op de organisatie van toezicht en handhaving en de relatie tussen beleid, het opdrachtgeverschap en de (kwaliteit van de) uitvoering in het Gelderse stelsel van omgevingsdiensten. 6

2 Doelstellingen 2015 2.1 Realisatie Handhavingsdoelen Doelstelling handhaving: naleving bevorderen Toezicht en handhaving dragen bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. De beleidskaders voor de uitvoering van toezicht en handhaving in 2015 liggen vast in het Handhavingsbeleid milieu. De hoofddoelstelling van handhaving hierin is: We zorgen voor een verantwoord niveau van toezicht en verbeteren het naleefgedrag. Om de doelstelling te realiseren en resultaten te kunnen meten is het beleid verder uitgewerkt: bedrijven zijn ingedeeld in risico-categorieën; er is een methode om naleving bij bedrijven meten en hiervoor zijn doelstellingen opgesteld; er zijn kritische prestatie indicatoren (KPI s), waarmee gemeten wordt of het toezicht volgens de planning is uitgevoerd. Ook hiervoor zijn normen ontwikkeld. De genoemde punten zijn hier toegelicht met de resultaten in 2015 en de jaren daarvoor. Risicocategorieën Het is onmogelijk om toe te zien op de uitvoering van alle regels. In het handhavingsbeleid is aangegeven aan welke bedrijven meer aandacht wordt besteed en aan welke relatief minder. Dit is gebeurd op basis van een analyse van problemen en risico s. Na deze analyse zijn de bedrijven branchegewijs ingedeeld in vier 100 risicocategorieën. Bedrijven met een hoger risico krijgen meer prioriteit en aandacht dan de bedrijven in de 80 laagste risicocategorie. Dit is vertaald in Zeer hoog een standaard bezoekfrequentie en 60 beschikbare capaciteit. De Hoog veranderingen in het bedrijvenbestand 40 Gemiddeld in 2014 hebben ook invloed gehad op Laag de verdeling van complexiteit van de 20 bedrijven in het bedrijvenbestand, zoals in de figuur 3 is te zien. Bij deze 0 decentralisatie zijn relatief veel 2013 2014 2015 bedrijven met een laag en gemiddeld risicoprofiel in bevoegdheid overgegaan Figuur 3: Verdeling van bedrijven over de prioriteringscategorieën naar de gemeenten. Naleving meten Om de mate van naleving te objectiveren is door de provincie een monitoringinstrument ontwikkeld: de KPI naleefgedrag. Deze wordt voor ieder bedrijf berekend uit tien verschillende indicatoren die hieronder (Tabel 2) staan aangegeven. Tabel 2: Overzicht van de indicatoren waarmee de KPI-naleefgedrag wordt berekend en hoe zwaar de indicator meetelt Indicatoren waarmee de KPI-naleefgedrag wordt berekend (0-10) Zwaarte score 1 Overtredingsgraad bij controle x 6 2 Hersteltermijn (is de overtreding opgeheven) x 5 3 Voornemen bestuursdwang / last onder dwangsom x 5 4 Beschikking bestuursdwang/last onder dwangsom x 5 5 Uitoefen bestuursdwang / innen Last onder dwangsom x 5 6 Proces-verbaal relevantie x 5 7 Naleefkennis x 1 8 Naleef bereidheid x 2 9 Naleef capabelheid x 1 10 Kwaliteit klacht afhandeling/communicatie x 1 Totaal x 36 7

Per indicator kan het bedrijf punten scoren, die verrekend worden tot een percentage naleving. Ook zachte indicatoren als de naleefkennis, en de kwaliteit van klachtafhandeling zijn onderdeel van de KPI. Deze laatste indicatoren geven inzicht in de oorzaak van het (verminderde) naleefgedrag, waar bij het toezicht rekening mee kan worden gehouden. Voor de berekening van deze KPI worden de gegevens van de laatste 2 jaar gebruikt. In deze periode zijn meerdere controles en hercontroles uitgevoerd en wanneer handhaving nodig was, telt dit nog enige tijd mee voor het beoordelen van de naleving. Nalevingsdoelstelling De doelstellingen milieu die in het Handhavingsbeleid zijn vastgelegd zijn: tenminste 85% van de bedrijven met zeer hoge prioriteit vertonen een goed naleefgedrag; tenminste 80% van de bedrijven met hoge prioriteit vertonen een goed naleefgedrag; tenminste 70% van de bedrijven met gemiddelde prioriteit vertonen een goed naleefgedrag; tenminste 60% van de bedrijven met lage prioriteit vertonen een goed naleefgedrag. Ofwel, bij bedrijven met de hoogste risico s streven wij de beste naleving na. Aanvullend is het streven dat het naleefgedrag van geen enkel bedrijf (ongeacht de prioriteitscategorie), een slecht naleefgedrag vertoont, zonder dat daarop een handhavingsactie is ingezet. De doelstellingen moeten in 2016 worden gerealiseerd. Om snel inzicht te geven in de resultaten van de KPI-naleefgedrag wordt de volgende indeling gebruikt: goede nalevers scoren groen, de middengroep oranje en de relatief slechte nalevers rood. Resultaten KPI-naleefgedrag De resultaten berekend over de afgelopen 2 jaar zijn als volgt: KPI naleefgedrag tweejaarsperiode 2014-2015 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% laag gemiddeld hoog zeer hoog totaal Figuur 4: KPI-naleefgedrag: percentage bedrijven dat groen, oranje of rood scoort bij de vier risico-categorieën (bepaald over de periode 2014-2015). De doelstelling voor bedrijven met een lage prioriteit is in 2015, evenals in 2014 gehaald. Bij deze categorie bedrijven speelt mee dat het aantal bedrijven met de prioriteringscategorie laag door de bevoegdheidsoverdracht in 2014 sterk is gedaald. Een deel van de bedrijven hoort tot de Brzobedrijven, waarvoor een intensief toezichtregime geldt. De bedrijven hebben (behoudens de externe veiligheidsaspecten) verder een laag risico. De aandacht voor naleving is zowel bij de bedrijven als bij het bevoegd gezag hoog. In Tabel 3 is het percentage bedrijven dat groen scoort bij de verschillende risico-categorieën van de afgelopen jaren weergegeven. De scores op de KPI-naleefgedrag zijn de afgelopen jaren verbeterd. Ook hier geldt dat enige relativering van de cijfers is nodig omdat het aantal bedrijven per prioriteringscategorie is gewijzigd en het toezicht in 2012 en 2013 minder constant is geweest door de overdracht van taken naar de omgevingsdiensten. 8

Tabel 3: Overzicht van het percentage bedrijven per prioriteringscategorie dat groen scoort (een goede naleving heeft) in de afgelopen jaren. % bedrijven dat groen scoort voor de KPI naleefgedrag Norm 2016 2015 2014 2013 2012 2011 Bedrijven met lage prioriteit Bedrijven met gemiddelde prioriteit Bedrijven met hoge prioriteit Bedrijven met zeer hoge prioriteit 60% 70% 80% 85% 90% 57% 52% 64% 64% 47% 49% 75% berekend 55% 56% 49% 55% 46% 40% 54% 52% 2.2 Prestatie-indicatoren Bezoekfrequentie Een algemene indicator is de mate waarin de bedrijven volgens de vastgestelde frequentie zijn bezocht. In de onderstaande figuur zijn de gegevens van de afgelopen 5 jaar gepresenteerd. 120% 100% 80% 60% 40% norm resultaat 20% 0% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Figuur 5: Percentage uitgevoerde controles per jaar ten opzicht van het aantal geplande controles. In 2015 zijn evenals in 2014 meer controles uitgevoerd dan gepland, terwijl in 2012 en 2013 dat aantal onder de norm lag. De voorbereidingen en start van de omgevingsdiensten had tot gevolg dat er minder bezoeken zijn uitgevoerd dan gepland. Door een strakke sturing op de uitvoering wordt de norm inmiddels ruim gehaald. In een aantal gevallen zijn meer controles uitgevoerd dan gepland, omdat het bedrijf in het kader van een project of hercontroles extra werd bezocht. Overige prestatie-indicatoren In bijlage 2 staat het totale resultatenoverzicht van de overige prestatie-indicatoren. Deze indicatoren worden toegelicht in de paragrafen waar het onderwerp wordt behandeld. Het algemene beeld is dat er in 2014 en 2015 een duidelijke verbetering te zien is ten opzichte van de resultaten in 2013. Een belangrijk aandachtspunt blijft het meten van en de rapportage over de termijnen waarbinnen bijvoorbeeld de controlebrieven zijn verstuurd en hercontroles zijn uitgevoerd. Nog alle omgevingsdiensten kunnen hierover afdoende rapporteren omdat deze informatie nog uit de VTHsystemen is te halen. 9

3 Toezicht bij bedrijven Het toezicht en de handhaving van de milieutaken is verdeeld over de Gelderse omgevingsdiensten. De ODRN voert Wabo-breed het toezicht bij Brzo-bedrijven uit. Het milieutoezicht bij complexe bedrijven dat robuust kan worden uitgevoerd bij een omgevingsdienst, wordt door de ODRA uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden de toezicht- en handhavingsactiviteiten toegelicht die in 2015 zijn uitgevoerd. Het is onderverdeeld in het toezicht bij Brzo-bedrijven, het reguliere toezicht, afstemming, de resultaten van projecten en programma s, milieumetingen en de juridische aspecten. 3.1 Brzo-toezicht Landelijke uniformering van Brzo-uitvoering Naar aanleiding van ernstige incidenten in het verleden bij Brzo-bedrijven, zijn er de laatste jaren landelijk vele initiatieven ontplooid om het toezicht bij deze categorie bedrijven te verbeteren. Het doel is om landelijk te zorgen voor eenduidig en kwalitatief goed Brzo-toezicht. De opdracht aan de Brzoomgevingsdiensten is om de taken uit te voeren alsof er sprake is van één landelijke uitvoeringsorganisatie met bijvoorbeeld één handhavingsstrategie en onderling afgestemde werkwijzen. De betrokken partijen zijn de Inspectie Sociale Zaken & Werkgelegenheid (ISZW), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de veiligheidsregio s, het Openbaar Ministerie (OM) en de waterkwaliteitsbeheerders. Het ministerie van IenM heeft in het kader van Impuls Omgevingsveiligheid 2015-2018 geld beschikbaar gesteld, om de uniformering en kwaliteit van de Brzo uitvoering te verbeteren. Hiervoor is een programma (met deelprogramma s) opgesteld, waarmee de uitvoeringsorganisaties worden ondersteund. ODRN is Brzo-omgevingsdienst Er zijn in Nederland zes Brzo-OD s geformeerd, waarvan de ODRN er één is. Het voert het toezicht uit binnen de provincies Gelderland en Overijssel bij de majeure risicobedrijven. Dat zijn de bedrijven die onder het Brzo vallen en de bedrijven in IPPC-categorie 4 (ook aangeduid als Rie4-bedrijven). Dit zijn bedrijven waarop het Brzo van toepassing is maar waarvoor vergelijkbare risico s van toepassing zijn. Extra Brzo-bedrijven Als onderdeel van de afspraken tussen het Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor verbetering van de uitvoering van de VTH-taken, is besloten het bevoegd gezag voor de majeure risicobedrijven (Brzo en categorie RIE-4) vanaf 1 januari 2016 te concentreren bij de provincies. Het aantal bevoegde gezagen dat betrokken is bij de meest risicovolle bedrijven waarvoor specialistische kennis nodig is, wordt substantieel kleiner. Het vergemakkelijkt het overleg en de afstemming en bevordert een gelijk speelveld. In 2015 zijn de voorbereidingen getroffen om de overdracht van de 26 bedrijven van de Gelderse gemeenten naar de provincie te realiseren. Risico-aanpak Brzo-bedrijven De ODRN heeft voor de Brzo-bedrijven een risicomethode uitgewerkt op basis waarvan de Wabo- en Brzo-inspecties zijn ingepland, die aansluit bij de nieuwe inspectie methodiek (NIM) die landelijk is ontwikkeld. De methode is ook in lijn met de aanpak die de provincie Gelderland hanteert, omdat rekening is gehouden met de risico s rond de Wabo-activiteiten, de risico s ten aanzien van Brzo en het naleefgedrag. Er wordt bij de risico-methodiek ook gebruik gemaakt van de informatie van de ISZW en de veiligheidsregio s. Landelijke gemeenschappelijke inspectieruimte De Gemeenschappelijke InspectieRuimte (GIR) is een landelijke online inspectiedatabase, waarmee de toezichthouders van verschillende organisatie gezamenlijk de inspecties voor kunnen bereiden en af kunnen ronden. De GIR is in 2015 verder ontwikkeld en gebruikt. Publicatie inspectieresultaten Om omwonenden meer inzicht te geven in de situatie van een Brzo-bedrijf, is landelijk afgesproken dat samenvattingen van de inspectieresultaten van Brzo-controles actief openbaar worden gemaakt. 10

Dit dient uiteraard zorgvuldig te gebeuren en in 2014 zijn hier de voorbereidingen voor getroffen. De ODRN heeft in overleg met de provincie eind 2014 de eerste samenvattingen gepubliceerd. Dit is in 2015 verder ontwikkeld en uitgevoerd. Afstemmming met het OM en ILT Met het OM is vorig jaar overeengekomen dat de Brzo handhavingspartijen en het OM het optreden bij slecht presterende Brzo bedrijven op elkaar afstemmen. Dit is in 2015 via een pilot daadwerkelijk opgepakt. In 2015 vond twee maal afstemmingsoverleg plaats tussen de ODRN en ILT, waarbij concrete afspraken zijn gemaakt over de informatie uitwisseling en advisering bij vergunningverlening. Daarnaast ziet ILT strakker toe op het melden door bedrijven en het afhandelen van meldingen door de omgevingsdiensten van ongewone voorvallen, waarbij de prioriteit in 2015 lag bij Brzo-bedrijven. In een apart project Impuls 2016 worden afspraken gemaakt over de aanpak hiervan tussen ILT en de 6 Brzo-omgevingsdiensten. De ODRN trekt dit project. Inspecties in 2015 De ODRN voerde het toezicht uit bij 12 Brzo-bedrijven en 3 bedrijven uit de RIE categorie 4 onder provinciale bevoegdheid, samen de majeure risicobedrijven. De resultaten van de afgelopen jaren staan in de onderstaande tabel. Tabel 4: Realisatie prestatie-indicatoren voor toezicht bij Brzo-bedrijven Activiteit Doel 2015 Realisatie 2015 Realisatie 2014 Realisatie 2013 Realisatie 2012 Realisatie 2011 Brzo-bedrijven worden geïnspecteerd 100% 100% 100% 100% 100% 100% % van de Brzo-bedrijven (incl. RIE-4) dat onaangekondigd is gecontroleerd Inspectierapporten worden uiterlijk 8 weken na afloop van de inspectie verstuurd 60% 65% 58% 60% n.v.t. n.v.t. 90% 92% 73% 77% 77% 91% Alle Brzo bedrijven zijn op Brzo aspecten geïnspecteerd. De bezoekfrequentie over heel 2015 is 100%. Bij 65% van de Brzo bedrijven is een onaangekondigde controle (Wabo of Brzo) uitgevoerd. Dat voldoet ruim aan de norm van 60%. Bij 92% van de inspecties is binnen 8 weken gerapporteerd aan het bedrijf, waarmee na een aantal jaren van een mindere score, weer volledig is voldaan aan de norm. 3.2 Regulier toezicht Toezicht bij bedrijven In paragraaf 2.2 is aangegeven dat het toezicht bij bedrijven conform de planning is uitgevoerd. In tabel 5 is een overzicht gegeven van de uitgevoerde controles in de afgelopen jaren. In 2015 zijn er evenals in 2014 meer controles uitgevoerd dan vooraf gepland, omdat in het kader van projecten later in het jaar een extra bezoek is gebracht aan het bedrijf. Het gemiddeld aantal controles per bedrijf is in 2014 en 2015 hoger dan de jaren ervoor, omdat na de overdracht van bevoegdheid van provincie naar gemeenten de provincie bevoegd gezag bleef van de meest complexe bedrijven. Deze hebben een hogere bezoekfrequentie. 11

Tabel 5: Overzicht aantal bedrijven, uitgevoerde controles en handhavingsactiviteiten. Soort controle 2015 2014 2013 2012 2011 Aantal bedrijven (*) 155 142 541(175) * 542 (214)* 544 (214) * Aantal controles 315 313 740 649 1053 Gemiddeld aantal controles per bedrijf 2,1 2,2 1,4 1,2 1,9 % van geplande controles gerealiseerd (norm is 90%) 104% 105% 87% 86% 94% Voornemens Last onder dwangsom / bestuursdwang 10 9 15 58 41 die van kracht zijn % voornemen ten opzichte van het aantal bedrijven 0,06 0,06 0,03 0,11 0,08 Handhavingsbeschikkingen 9 11 31 35 37 Beoordelingen E-PRTR- 110 100 150 153 156 Verslagen (*)van 2012 t/m 2014 voerde de provincie ook toezicht en handhaving uit bij de zogenaamde vvgb-bedrijven. Het aantal tussen haakjes is het aantal bedrijven waarvoor GS bevoegd gezag was, het eerste getal het totaal aantal bedrijven Toepassen Bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) De BSBm is een strafrechtelijk, sanctionerend middel waarmee bestuursorganen een boete kunnen opleggen aan overtreders van een aantal specifiek vastgelegde overtredingen. De directeuren van de omgevingsdiensten beschikken over de zelfstandige bevoegdheid om de BSBm toe te passen; de provincie heeft als Wabo-bevoegd gezag deze bevoegdheid. In 2013 hebben de directeuren de bevoegdheid voor het opleggen van groene BSB s aan de provincie gemandateerd, omdat de groene handhaving bij de omgevingsdiensten maar bij de provincie plaatsvindt. De straf wordt opgelegd aan een overtreder op basis van het advies van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). Deze specialistische taak is door de Gelderse omgevingsdiensten bij de ODNV belegd. De ODNV zorgt onder andere voor de feitelijke verwerking van de BSBm die door de boa s uitgeschreven. Ze worden juridisch getoetst en daarna ingediend bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Naast een BSBm kunnen de boa s ook andere strafrechtelijke instrumenten inzetten, bijvoorbeeld het opmaken van een proces-verbaal. Landelijk gezien is het aantal opgemaakte BSBm zaken groeiende, maar zeker nog hoog te noemen. In 2015 zijn er 41 BSBm zaken bij ODNV aangeleverd, waarvan er 33 zijn uiteindelijk doorgezet naar het CJIB. Eén daarvan is opgemaakt door een groene boa in dienst van de provincie Gelderland. In 2014 is besloten een boa-pool op te zetten voor de boa s in dienst van de omgevingsdiensten. Inmiddels hebben ook de (direct) toezichthouders (politie en FP) daar mee ingestemd. Met de instelling van deze boa-pool kunnen de boa s elkaar vervangen. Bovendien wordt dan door het Gelders stelsel voldaan aan de voor boa s geldende kwaliteitscriteria 2.1. Transportcontroles Voor toezicht op de afvalstoffenwetgeving is ook het afvaltransport tussen inrichtingen relevant. Transportcontroles worden, eventueel in samenwerking met de politie, vooral uitgevoerd bij de inzamelaars en vervoerders van afval. In 2015 zijn 6 transportcontroles uitgevoerd, waarvan 4 langs de A15. 12

3.3 Afstemming toezicht Voor kwalitatief goed toezicht is vaak meer specialistische kennis nodig, die wordt verkregen door samen te werken en de aanpak van het toezicht onderling af te stemmen. E-PRTR Rapportages door bedrijven die daartoe verplicht zijn in het kader van de (Europese) Release and Transfer Register (E-PRTR), hebben tot doel burgers milieu-informatie over deze bedrijven te geven. In de jaarlijkse rapportage rapporteren de bedrijven over afval, energie- en watergebruik en emissies naar lucht, water en bodem. De overheden gebruiken de rapportages voor monitoring, toezicht en handhaving. Het bevoegd gezag moet toezien op een correcte rapportage door de bedrijven. Bij een onvoldoende uitvoering van de verplichtingen uit de E-PRTR verordening kan Nederland in gebreke worden gesteld en kunnen sancties worden opgelegd door de Europese Commissie. 1 Alle E-PRTR-verslagen zijn in 2015 beoordeeld. Bij een deel van de afvalbedrijven wordt eerst beoordeeld of de verwerkingscapaciteit boven een bepaalde hoeveelheid is uitgekomen. Als dat het geval is, hoeft het bedrijf geen E-PRTR-rapportage op te stellen over dat jaar. In 2015 is evenals in 2014 extra aandacht besteed aan een gelijkwaardige beoordeling van de rapportages door de 7 omgevingsdiensten. Er is gezorgd voor een centrale aansturing met planning en monitoring van tijdige en volledige indiening van de EPRTR-verslagen. De coördinatie van de E- PRTR-beoordeling is belegd bij de ODRA, maar is vanwege de aanwezige expertise bij de ODR uitgevoerd. Eind 2015 is extra aandacht besteed aan werkafspraken rond de E-PRTR-beoordeling die vooral gericht zijn op het actueel houden van het overzicht van bedrijven die E-PRTR-plichtig zijn en een tijdige beoordeling van verslagen. Ook is er ten behoeve van het uitvoeringsprogramma 2016 extra afstemming geweest over de projecten meten en registreren en melden en registreren. De extra aandacht die aan emissiegegevens en het melden van afvalstoffen wordt gegeven via deze projecten in 2015, vormt een belangrijke input voor de validatie van de gegevens in de E-PRTRrapportages. Deze projecten worden in paragraaf 3.4 verder toegelicht. Branche-aanpak Stortplaatsen In Gelderland zijn er 12 (open en gesloten) stortplaatsen die verdeeld zijn over 6 omgevingsdiensten. Vanuit de stortplaatsexploitanten is de vraag gekomen om de voorschriften meer te harmoniseren. Om die vraag te beantwoorden is periodieke afstemming noodzakelijk omdat de kennis en expertise rondom vergunningverlening en toezicht op stortplaatsen is verspreid over de verschillende omgevingsdiensten. In 2015 is een periodiek afstemmingsoverleg gestart rondom de stortplaatsen (en drie baggerdepots) waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Daarnaast is vanuit de nazorg ook behoefte aan afstemming om als de stortplaats eenmaal is gesloten over adequate vergunningvoorschriften te beschikken. Naast uniformeren van de vergunningvoorschriften heeft het overleg tot doel de kennis rond toezicht te delen en het toezicht te uniformeren. Project brancheplan AVI In Nederland zijn 12 afvalverbrandingsinstallaties (AVI s), verspreid over 8 provincies en 10 omgevingsdiensten. De branche AVI s was één van de branches in het landelijke programma Vernieuwing Toezicht. Het doel van het programma was om de (met name kwalitatieve) toezichtslast voor bedrijven (en overheid) te verminderen en de kwaliteit van het toezicht te verbeteren. Om de onderlinge kennis en de kwaliteit en uniformiteit van toezicht te bevorderen heeft het oude brancheteam AVI s een doorstart gemaakt. De ODRN levert de projectleider. Bij het nieuwe landelijke brancheteam zijn nieuwe organisaties en deels nieuwe mensen betrokken. In 2015 zijn de mogelijkheden, wensen en ideeën geïnventariseerd en is een eerste brancheteambijeenkomst georganiseerd. Hier waren met uitzondering van Groningen en Drenthe alle betreffende omgevingsdiensten bij betrokken. Daarnaast is een platform AVI s opgericht bij Omgevingsdienst.nl. Tijdens de brancheteambijeenkomst is een begin gemaakt met een toezichtsplan voor de AVI s, dat gezien de beperkte capaciteit van de deelnemers is fases wordt ontwikkeld.. 1 Inspectie Leefomgeving en Transport ILT/Risicovolle Bedrijven; Uitvoering Europese emissieregistratieverordening door bedrijven en overheden (mei 2012) 13

Afstemming binnen het stelsel Portaal Het Portaal van de OVIJ is voor externe partijen en organisaties een eerste aanspreekpunt (het portaal) voor de (algemene) contacten en afspraken met de Gelderse omgevingsdiensten over samenwerking en uitwisseling van kennis en informatie. Met de komst van de omgevingsdiensten is ook afgesproken dat er één ingang komt voor het Openbaar ministerie (OM) en het Functioneel Parket (FP) voor overleg en het maken van afspraken met de omgevingsdiensten. Dit wordt door de OVIJ georganiseerd. Samen met de provincie Overijssel en de Overijsselse omgevingsdiensten wordt periodiek tactisch overleg gevoerd met het FP en de Politie Oost-Nederland om tot een goede en praktische afstemming tussen bestuurs- en strafrecht te komen. 3.4 Projecten en programma s Inleiding Verdieping van bepaalde onderwerpen tijdens het toezicht is nodig om een goed beeld van de naleving te krijgen. Jaarlijks worden onderwerpen geselecteerd, die projectmatig worden opgepakt en door de gezamenlijke omgevingsdiensten worden uitgevoerd. De resultaten van de projecten worden door de projectleiders gerapporteerd aan de provincie en staan in deze paragraaf samengevat. Daarbij is eveneens aangegeven welke omgevingsdienst het project heeft geleid. Het ging in 2015 over de volgende projecten: bouwen en RO; afstemming Wabo en Natuurbeschermingswet; BREF 2 (dier)voeder; meten en registreren; melden en registreren. De projecten die door Bureau milieumetingen zijn uitgevoerd staan in paragraaf 3.5 toegelicht. Het betreft de projecten: stookinstallaties; 4 e tranche Activiteitenbesluit. Project bouwen en RO (ODRA) Aanleiding De provincie is in 2013 gestart met het project Bouwen en Ruimtelijke ordening (RO) met als doel de 0-situatie vast te leggen van de bouw- en RO-aspecten bij de bedrijven en te controleren in hoeverre de bestaande bouw nog voldoet aan de bepalingen in het bouwbesluit/de bouwvergunning en de bepalingen in het bestemmingsplan. Met de invoering van de Wabo (1 oktober 2010) was de provincie ook verantwoordelijk voor het toezicht op de bouwaspecten. De uitvoering van het bouwtoezicht was tot de start van de omgevingsdiensten uitbesteed aan de gemeenten, die voor die tijd ook het bevoegd gezag waren en de expertise daarvoor in huis hebben. Gezien de komst van de omgevingsdiensten was het opportuun deze expertise zelf op te bouwen. Het project is in 2013 gestart is met een pilot bij de Brzo-inrichtingen door de ODRN. De resultaten van de pilot gaven een bevestiging voor uitbreiding van het project naar alle bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is. In 2015 is circa 70% van de geplande controles afgerond en is de concept-rapportage van het project opgesteld. Door milieu- en bouwtoezichthouders is, eventueel samen met de brandweer, gekeken naar onder andere brandveiligheid, constructieveiligheid en illegale uitbreidingen. Op het gebied van RO en bestemmingsplannen is bijvoorbeeld gekeken naar veranderingen in het gebruik. Doelstelling Voor het project bouwen en RO gelden de volgende doelstellingen: verbeteren van de situatie rond brandveiligheid; inzicht in illegale situaties; locatiedossier van elk bedrijf BRIKS-breed op orde; verbeteren van de samenwerking tussen milieu- en bouwtoezichthouders; 2 BREF: Best Available Techniques (BAT) Reference Documents 14

De milieutoezichthouder zorgt voor de follow up van de geconstateerde overtredingen bij de controles:j de bedrijven worden aangeschreven om maatregelen te treffen. Bij het eerstvolgende bezoek wordt gecontroleerd of de overtredingen zijn opgeheven en zo nodig handhavend opgetreden. Conclusies Samengevat zijn de conclusies ten aanzien van de doelstellingen: verbeteren brandveiligheid en inzicht illegale situaties: doordat toezicht is gehouden op deze aspecten en overtredingen zijn aangepakt, is de situatie verbeterd; locatiedossier op orde: bij lang alle bedrijven is het gelukt een handzaam dossier te vormen dat gemakkelijk kan worden geraadpleegd. Wel is er inzicht in dossier, de stand van zaken en waar informatie beschikbaar is. Deze informatie wordt bij het locatiedossier van het bedrijf gevoegd; verbeteren samenwerking tussen milieu- en bouwtoezichthouders: verbetering is het meest te zien bij de controles die intensief gezamenlijk zijn voorbereid via een vast projectteam. Milieutoezichthouders geven unaniem aan meer kennis te hebben gekregen van de bouwkundige aspecten. Er is extra ondersteuning nodig in de vorm van bijvoorbeeld een korte cursus en checklists, om het bouwtoezicht adequaat mee te kunnen nemen bij milieutoezicht. Dit wordt in 2016 uitgewerkt. Afstemming Wabo met Natuurbeschermingswet (ODRN) Aanleiding In 2015 is een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen de omgevingsvergunning (Wabo) en de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nbw). De Nbw regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden en gebieden die als beschermd natuurmonument zijn aangewezen. Wanneer bij een bedrijfsactiviteit naast een omgevingsvergunning ook een Nbw-vergunning nodig is, haakt deze aan en worden bepalingen ten aanzien van natuurbescherming onderdeel van de omgevingsvergunning. Een bedrijf kan de Nbw-vergunning echter ook apart aanvragen, voordat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. De vergunningverlening en handhaving van de Nbw wordt uitgevoerd binnen de provincie. De Nbw is in 2005 van kracht geworden. De bescherming van de daarin aangewezen Natura 2000 gebieden is met terugwerkende kracht geregeld tot 24 maart 2000. De natuurbeschermingswetgeving is nog relatief jong en toetsingskaders en inzichten zijn de afgelopen jaren, mede op basis van jurisprudentie, gewijzigd. Doelstelling Het doel is om de afstemming tussen de omgevingsvergunning en Nbw te verbeteren. Hiervoor is een inventariserend onderzoek uitgevoerd om te beoordelen of naar de huidige inzichten de Nbwrelevantie in het verleden juist beoordeeld is. Resultaten en vervolg Op basis van de eerste inventarisatie is geconcludeerd dat het gewenst is om bij alle provinciale bedrijven te bekijken of er naar de huidige inzichten een relatie met de Nbw ligt. In 2015 is hiervoor een plan van aanpak opgesteld en is gestart met een volledige dossierstudie bij alle bedrijven waarvoor de provincie Wabo-bevoegd gezag is. De ODRN levert de projectleider. De kennis van lucht- (vanwege o.a. de stikstofemissies) en geluidspecialisten bij de ODRN en Bureau milieumetingen van de ODRA wordt ingezet om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen. Dit project loopt door in 2016. De bestaande werkafspraken tussen de Wabo-vergunningverleners bij de ODRN en Nbwvergunningverleners bij de provincie zijn in 2015 geactualiseerd. Hierdoor wordt geborgd dat huidige en toekomstige aanvragen conform de nieuwste inzichten worden uitgevoerd. BREF (dier)voeding (ODRA) Aanleiding In 2015 is een pilot toezicht BREF bij de (dier)voederindustrie uitgevoerd. In de BREF-documenten staat beschreven wat de meest milieuvriendelijke technieken zijn die een bedrijf kan toepassen. Er zijn BREF-documenten voor de verschillende branches en activiteiten. In dit project stond de BREF voor de (dier)voederbranche centraal. De provincie is bevoegd gezag voor 13 bedrijven die onder deze BREF vallen. 16

Als bij een bedrijf één of meerdere BREF s van toepassing zijn, moet bij de vergunningaanvraag een toetsingsdocument worden opgesteld. Dit toetsingsdocument bevat de bedrijfsspecifieke maatregelen uit de BREF s die van toepassing zijn. Op basis hiervan beoordeelt de vergunningverlener in hoeverre het bedrijf volgens de best beschikbare technieken werkt. In de praktijk werd altijd voldoende gecontroleerd of deze maatregelen bij het bedrijf daadwerkelijk functioneren en vooral: hoe is geborgd dat ze ook blijven functioneren. Om dit te kunnen doen moet het toezicht alleen gericht zijn op de voorzieningen die het bedrijf heeft, maar ook op de interne controlesystemen zoals onderhoudsmanagementsystemen met periodieke keuringen van tanks en gasflessen. We spreken dan van systematisch toezicht, waarbij de toezichthouder aansluit bij de managementsystemen van het bedrijf. Doelstelling pilot Het doel van het project is het realiseren van een kwaliteitsimpuls in de uitvoering van het toezicht op bedrijven waarop BREF s van toepassing zijn en daarmee een duurzamer naleefgedrag bewerkstelligen. De nadruk van het toezicht ligt op het proces (hoe is de maatregel geborgd) en het vooraf selecteren van de belangrijkste aspecten waarop het toezicht zich moet richten. Afhankelijk van de omvang van het aantal maatregelen dat in het toetsingsdocument is opgenomen, is afgebakend welke maatregelen worden geselecteerd bij de uitvoering. Naast de vraag of de bedrijven de BREF-maatregelen voldoende hebben doorgevoerd en geborgd, is ook gekeken in hoeverre de toets bij de aanvraag is betrokken. Het project moest ook aanbevelingen opleveren voor het verbeteren van systematisch toezicht. Resultaten De toezichthouders hebben in koppels het toezicht uitgevoerd. De controlebezoeken zijn afgelegd aan de hand van de volgende drietrapsraket: 1. Is de maatregel uit de BREF getroffen? 2. Werkt de maatregel naar behoren? 3. Hoe is geborgd dat de maatregel ook blijft functioneren? Daarbij zou het toetsingsdocument bij de vergunning als basis dienen. Tijdens de uitvoering van het project bleek deze branche een minder gelukkige keus te zijn, omdat bij 60% van de bedrijven en met name de diervoederbedrijven, de vergunning actueel bleek te zijn. In de periode dat de bedrijven de vergunning kregen was de BREF nog van toepassing. De technische maatregelen zijn meestal wel vertaald in de vergunning. Wat ontbrak is de borging van opleiding, scholing en kwaliteitszorg. Daarnaast is de betreffende BREF verouderd. Daar waar er sprake is van actuele vergunningen, waren de voorschriften doorgaans strenger dan de BREF. De resultaten van het project worden door het ministerie van IenM gebruikt voor de actualisatie van de BREF. In de meeste gevallen was het toetsingsdocument, maar de BREF zelf de basis voor de keuze van de te controleren aspecten en de wijze van controleren. De toezichthouders kozen de aspecten die het meest zinvol waren om te inspecteren en kozen daarbij voor een mix van systematisch toezicht en voorzieningencontroles. Deze werkwijze heeft geleid tot een betere kennis van de toezichthouders van het systematische toezicht en risicosturing. Project Meten en registreren (ODRA) Aanleiding Toezichthouders controleren de E-PRTR-rapportages die door bedrijven verplicht worden opgesteld, op juistheid en volledigheid (zie ook paragraaf 3.3). Onderdeel van de validatie van E-PRTR-verslagen is dat om de paar jaar het meet- en registratiesysteem van het bedrijf diepgaander wordt gecontroleerd. Het hebben van een meet- en registratiesysteem is doorgaans als eis in de vergunning vastgelegd. De diepgaande controle is nodig om te kunnen beoordelen of de systemen ook goed functioneren en correcte informatie opleveren. In 2014 en 2015 is deze aanpak als project uitgevoerd, dat door de ODRA is gecoördineerd. Toezichthouders kunnen ondersteund worden door medewerkers van Bureau Milieumetingen, die goed op de hoogte zijn van deze systemen. Doel De belangrijkste doelen waren: inzicht krijgen in de nauwkeurigheid van de meet- en registratiesystemen bij de geselecteerde bedrijven; 17

bevorderen van goed werkende meet- en registratiesystemen en adequate rapportages bij de bedrijven; intensiveren van de samenwerking tussen Bureau Milieumetingen (experts) en de toezichthouders. Als voorbereiding op de controles zijn checklisten gemaakt en aandachtspunten meegegeven aan de toezichthouders. Tijdens de beoordeling is er in grote lijnen naar de volgende onderdelen gekeken: documentatie (is goed beschreven hoe de onderdelen van het meet- en registratiesysteem werken en hoe emissies worden berekend); inhoud (klopt wat beschreven is het met de eisen en afspraken in bijvoorbeeld de vergunning); werking (controle ter plekke). Resultaten en conclusies bij 25 inrichtingen is het MRS in de volle breedte administratief beoordeeld; bij ten minste 30% van de 25 inrichtingen heeft specialistische ondersteuning plaatsgevonden door Bureau Milieumetingen (BMM). Bij de beoordeling van de 3 onderdelen (documentatie, inhoud en werking) is gekeken of deze volledig, consistent en geloofwaardig waren. In 7 gevallen bleek het meet- en registratiesysteem adequaat te functioneren. Samengevat geldt (voor onderdelen van) de meet- en registratiesystemen het volgende: bij 30% was de documentatie geloofwaardig; bij 55% was de inhoud geloofwaardig door foutieve berekeningen en/of gedateerde basisgegevens; bij 30% was de werking geloofwaardig: het meet- en registratiesysteem werkt of afdoende. De aanbevelingen uit het project zijn samengevat om meten en registreren programmatisch op te pakken, actuele informatie t.a.v. (het beoordelen van ) meet- en registratiesystemen actief te delen en te stimuleren dat Bureau milieumetingen wordt ingeschakeld bij deze vorm van toezicht. Met een programmatische aanpak die in 2016 wordt gestart, wordt dit beter geborgd. Project melden en registreren (ODRA) Aanleiding Bedrijven die afvalstoffen be- en verwerken, hebben in veel gevallen een meldingsplicht bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Gelderland telt ongeveer 200 meldingsplichtige bedrijven; waarvan bij circa 70 de provincie bevoegd gezag is. De praktijk wijst uit dat het meldgedrag van deze bedrijven om diverse redenen nogal eens op orde is. Door onjuist of te melden, wordt het risico gelopen dat afval uit het zicht verdwijnt en/of op de verkeerde plek terecht komt, met alle milieuhygiënische consequenties van dien. Bovendien kunnen bedrijven, met onjuist of melden, flinke financiële voordelen behalen. Daarnaast is het, mede door de complexiteit van het melden en registreren, belangrijk de kennis bij toezichthouders op dit gebied verder te verhogen. Vandaar dat al enige jaren het toezicht via het project melden en registreren wordt uitgevoerd. Doelen Als doelen zijn geformuleerd: de basiskennis over (controle van) de afvaladministratie bij toezichthouders verbeteren; beter inzicht krijgen in het meldgedrag van de gecontroleerde bedrijven. De beoogede resultaten waren: 100% van de geplande controles op meldgedrag is uitgevoerd. van alle uitgevoerde controles zijn bezoekverslagen en bevindingenbrieven opgesteld; bij een ( nader gekwantificeerd) percentage van de bezoeken is sprake geweest van gecombineerd toezicht door toezichthouders die meer en die minder ervaren zijn op het gebied van administratief toezicht. Resultaten een deel van de controles (27%) is nog uitgevoerd. Dit wordt in 2016 gedaan en afgerond; bij meer dan de helft van de controles is sprake van één of meer overtredingen; 18

bij nagenoeg alle controles heeft de LMA-specialist een voorbereidingsrapportage opgesteld met een analyse van de afvalstromen en een advies waar de toezichthouder zich op kon richten tijdens de controle. Door de voorbereiding en het gebruik van een checklist, is de kennis van de toezichthouders toegenomen in alle gevallen is een bevindingenbrief en bezoekverslag opgesteld. De meest voorkomende overtredingen zijn in figuur 7 samengevat. Niet tijdig melden Onjuist gebruik Euralcodes Gebruik vergunde Euralcodes Onjuist toepassen inzamelaarsregeling Geen administratie beschikbaar Te grote hoeveelheden afval opgeslagen 0 1 2 3 4 5 6 7 Figuur 7: Meest voorkomende overtredingen bij controles op het meldgedrag van afvalbedrijven De aanbevelingen die naar aanleiding van het project zijn gedaan zijn samengevat:: pak de uitvoering van deze wettelijke taak programmatisch aan; ontwikkel een lijst met basiseisen voor administratief toezicht. Betrek daarbij de kwaliteitscriteria 2.1; organiseer in het kader van kennisvergroting ieder jaar een instructiebijeenkomst en maak afspraken over afstemming tussen toezichthouder en specialisten. De aanbevelingen worden geïmplementeerd en verder uitgewerkt via de programmatische aanpak van melden en registreren die start vanaf 2016. 3.5 Milieumetingen Inleiding Bureau milieumetingen voert lucht- en geluidmetingen uit in opdracht van de provincie. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de werkzaamheden, de metingen en adviezen in 2015 en de jaren daarvoor, de kwaliteit van de metingen en de resultaten van de KPI s en als laatste de projecten. Bureau Milieumetingen Bureau Milieumetingen is bij de ODRA ondergebracht. Het Bureau verricht metingen op het gebied van emissies naar lucht (toetsing aan vergunningsvoorschriften), geluid- en trillingen en luchtkwaliteit (fijn stof, stikstofdioxide en zwarte rook) langs wegen. Dergelijke metingen worden ook uitgevoerd voor de andere omgevingsdiensten uit het Gelders stelsel, gemeenten, de provincie Overijssel en provincie Flevoland. Het doen van metingen is in veel gevallen een essentieel onderdeel van het toezicht, namelijk om te kunnen bepalen of aan (doel)voorschriften wordt voldaan. In situaties waarbij er veel klachten zijn, worden metingen ingezet om een beter beeld te krijgen van de situatie. Gezien de mate van beïnvloeding van de leefomgeving door de inrichtingen waarvoor de provincie bevoegd gezag bleef, is de provincie nog steeds de belangrijkste opdrachtgever. In 2014 is het bureau gestart met een projectmatige inventarisatie van de emissies van NO x van grote stookinstallaties binnen Gelderland. In 2015 zijn bij diverse branches ook de emissies van stookinstallaties geïnventariseerd vooruitlopend op strengere emissie-eisen in 2016 en 2017. In 2016 en 2017 zal dit project een vervolg krijgen. Tevens zijn de emissies van asfaltcentrales opnieuw 19

vastgesteld en zijn aanbevelingen gedaan ten aanzien van maatwerkvoorschriften en ten aanzien van handhaving. Metingen en adviezen In figuur 8 is een overzicht gegeven van de uitgevoerde metingen en de adviezen die zijn gegeven in de afgelopen jaren. In 2015 zijn er evenals in 2014 meer projecten uitgevoerd dan in voorgaande jaren. Door het werkproces efficiënter uit te voeren worden al enige jaren op rij meer activiteiten uitgevoerd. Milieumetingen 2011-2015 2011 2012 2013 2014 2015 300 250 200 266 262 244 219 210 150 149 151 141 143 121 100 52 56 49 47 52 50 40 39 31 25 27 21 19 6 5 5 5 5 6 3 3 Ook 0in 2015 is de vooraf geplande productie gerealiseerd. emissie lucht luchtkwaliteitsmetingen geluid advies/berekeningen monsterneming totaal Figuur 8: Uitgevoerde metingen en adviezen door Bureau Milieumetingen In tabel 6 staan de resultaten van 2015 uitgewerkt. Ook in 2015 is de vooraf geplande productie gerealiseerd. Tabel 6: geplande en uitgevoerde activiteiten Bureau Milieumetingen in 2015 Activiteit Planning 2015 Uitgevoerd 2015 Emissiemetingen 55 52 Geluidmetingen 29 31 Monsternemingen 15 27 Advisering/beoordeling 80 151 Luchtkwaliteitsmetingen 5 5 In 2015 zijn er veel geluidmetingen uitgevoerd naar aanleiding van klachten over laag frequent geluid (LFG). Op diverse plaatsen binnen de provincie wordt hinder ervaren door laag frequent geluid. Bij veel van deze gehinderden zijn metingen uitgevoerd en lopen vervolgonderzoeken. Een specifieke oorzaak voor deze LFG hinder is nog gevonden. In het kader van het provinciale programma Luchtkwaliteit zijn in 2015 metingen uitgevoerd langs wegen in de provincie. Hierbij zijn in 2015 naast de concentraties fijn stof en stikstofdioxide ook zwarte rook metingen uitgevoerd. Gemeten werd o.a. langs de Pleyroute, de N348 in Dieren, in Lochem, Zutphen en t Harde. 20

Naast deze metingen werd in 2015 samen met de GGD en de provincie een meetfiets ontwikkeld. Met deze fiets zijn luchtkwaliteitsmetingen uitgevoerd op het snelfietspad Rijn-Waal versus de traditionele fietsroute door Lent en Elst. Een belangrijke bijdrage van Bureau Milieumetingen blijft het beoordelen van meetrapporten die door derden zijn opgesteld en de advisering bij vergunningverlening en handhaving. Dit is van groot belang voor een kwalitatief goede uitvoering van vergunningverlening en handhaving. De bijdragen aan de verschillende prioritaire projecten in 2015, zoals het project meten en registreren is in paragraaf 3.3 beschreven. Naast het meten en adviseren zijn medewerkers van het bureau betrokken geweest bij een update van de geursignaleringskaart voor Gelderland en is op verzoek van de DCMR een bijdrage geleverd aan het beoordelen van stookinstallaties van 3 grote olie-raffinaderijen. Kwaliteit Kwaliteit is al jaren een belangrijk gegeven voor Bureau Milieumetingen. Zij voldoet aan de kwaliteitseiseneisen uit NEN-EN-ISO/IEC 17020 en is door de Raad voor Accreditatie (RvA) geaccrediteerd. Ook in 2015 is na een positieve beoordeling van de RvA de accreditatie met een jaar verlengd. Bureau Milieumetingen heeft namens het IPO ook zitting in het Platform Kwaliteit Luchtmetingen (PKL) en levert het op die wijze een bijdrage in de verbetering van emissie- en luchtkwaliteitsmetingen binnen Nederland. Kritische prestatie indicatoren (KPI s) In tabel 7 zijn deresultaten van de kritische prestatie-indicatoren van Bureau Milieumetingen opgenomen. De KPI s waarop relatief minder is gescoord zijn de termijn waarbinnen conceptrapporten beschikbaar zijn (85% i.p.v. 90%) en de termijn waarbinnen definitieve rapporten verzonden zijn aan de inrichtinghouder. Lastig bij deze laatste KPI is, dat Bureau Milieumetingen maar de toezichthouder het definitieve rapport verzend en Bureau Milieumetingen daar altijd zicht op heeft. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt met de omgevingsdiensten om te zorgen voor tijdige verzending. Bureau Milieumetingen legt de hoogste prioriteit bij het uitvoeren van metingen. Voor de uitvoering van metingen is zij o.a. afhankelijk van bedrijven en burgers waarbij metingen worden uitgevoerd, maar ook van bepaalde weersomstandigheden. Aan de tijdige conceptrapportage na binnenkomst van de analyseresultaten wordt ook veel aandacht besteed, wat blijkt uit de realisatie van 85%. Tabel 7: Overzicht KPI s Bureau Milieumetingen in 2015 Prestatie-indicator Handhaving Norm 2015 2015 2014 2013 2012 2011 Milieumetingen % van de metingen conform de van toepassing zijnde werkvoorschriften % van de concept-rapporten milieumetingen binnen de termijn van 2 weken na binnenkomst van de analyseresultaten 90% 100% 100% 100% 100% 100% 90% 85% 76% 75% 84% 78% % uitvoeren jaarplan milieumetingen 100% 125% 108% 108% 103% 110% % van de definitieve rapporten milieumetingen wordt binnen een termijn van drie weken na verschijnen door handhaving verzonden aan de inrichtinghouder. 90% ca.50% 21