2 Over bevolking en cultuur



Vergelijkbare documenten
AARDRIJKSKUNDE voor de onderbouw WERKBOEK

2 Over bevolking en cultuur

AARDRIJKSKUNDE voor de onderbouw HANDBOEK

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Eindtoets hoofdstuk 1

2 Over bevolking en cultuur

Eindtoets hoofdstuk 1

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist

1t/h. AARDRIJKSKUNDE voor de onderbouw HANDBOEK

1kgt. AARDRIJKSKUNDE voor de onderbouw HANDBOEK

Het onderdeel van aardrijkskunde dat zich bezighoudt met de bevolkingsomvang en de bevolkingssamenstelling wordt demografie genoemd.

De trek naar de stad 1. Wonen in Lagos 2. Blad 1. Mega Enorm groot. Een megastad is een enorm grote stad.

Antwoorden Aardrijkskunde H1 bevolking 1.7 t/m 1.9 en workitout

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Samenvatting Aardrijkskunde Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden

Toets_Hfdst6_BevolkingEnRuimtelijkeInrichting

Scholengroep Amnesty International Nijmegen WERKBLADEN - 2

Eindtoets hoofdstuk 1

6,1. Wat is migratie? On the move. Samenvatting door een scholier 1685 woorden 3 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 2.

Eindtoets hoofdstuk 1

Een promille is één-duizendste gedeelte van een totaal. ( pro = per en mille = duizend ).

Opdracht bevolkingsgroei

Toeristen in Nederland


1. De bevolkingsspreiding en -groei in de wereld

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het hindoeïsme. Naam:

Opdrachten : Je moet 5 verschillende opdrachten maken. Zorg dat je daarvoor in tenminste 3 verschillende werkplekken komt.

AK hoofdstuk 3 paragraaf 1

Overal Nederlanders vmbo12

Overal Nederlanders vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar?

Aardrijkskunde hoofdstuk 3 paragraaf 1

5,5. Werkstuk door een scholier 1890 woorden 25 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B.

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

Bestudeer de bronnen 1 en 2 uit het bronnenboekje die bij deze opgave horen.

Schoon water voor iedereen?

Kwt opdracht atlas gebruik

MINDER ARMOEDE MILLENNIUMDOEL 1. Beantwoord de volgende vragen en gebruik daarbij de kaart MINDER ARMOEDE.

ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS. Van:

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

Stad en Land hv onderbouw WERKBLAD

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I

LESBRIEF GROEP THEMA: CHINA

1 Landschap en klimaat in Turkije

Diversiteit hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Het hindoeïsme heeft geen stichter. Voor het ontstaan van het hindoeïsme moeten we naar India gaan: een groot land in Azië.

VERSCHIL ZAL ER ZIJN AARDRIJKSKUNDE VMBO BOVENBOUW. tussen buurten, wijken en regio s in Nederland

Hoogteverschillen in Europa

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

In deze les werk je in groepen van drie of vier personen. Vul hier de namen van de groepsleden in:

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl I

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

KWT opdracht Atlas gebruik

5) Bonusvraag verschillen tussen: stad en platteland, rijkdom, werkvoorziening, diensten, landbouw en industrie

Werkblad Meander Thema 5: Over de grens

2 Landschapszones op aarde SO 1

6,4. Antwoorden door een scholier 1268 woorden 14 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Inhoudsopgave hoofdstuk 2

een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek

Hoe gelukkig ben je? Opdracht 1

Atlasgebruik 53e hv123

4. Op deze manier lezen jullie ook de paragrafen Wandelgangenpolitiek en Obama and the Beast.

Praat-plaat. aad/thema/ik werkblad 1

Atlasgebruik 53e hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

De Mexicaanse griep. Als je de verspreiding van de Mexicaanse griep wilt onderzoeken, moet je er eerst iets over de griep weten.

4 Gedrag. 4.2 Aapt een aap echt na? 4.4 Hoe leven dieren samen in een groep? 4.1 Opdrachten Opdrachten

BOER IN DE BUURT DIT IS HET WERKBOEK VAN:...

e-book: gebonden versie: e-book: gebonden versie: Chris Oxlade

De Geo. 1 hv Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk ste druk

Opdracht Aardrijkskunde Atlasopdracht

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3.4 t/m 3.6

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

De Geo 2 TH Aardrijkskunde voor de onderbouw Antwoorden hoofdstuk 1

Stad en Land hv onderbouw WERKBLAD

De Geo. 3 havo/vwov Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk ste druk

Landengids voor: Landengids

Afghanistan. NAVO-militair gedood in Zuid-Afghanistan

8 5 Allemaal mensen. Wat hoort bij onze cultuur? Zet een X bij de dingen die bij Nederland horen.

Lesbrief nr 1. Opdracht 1. voor Groep

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

LESINSTRUCTIE GROEP 5/6

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1, les 1,2,3

Naam: INDIA EN ARMOEDE

1. Geef de titels van de kaarten die horen bij de bladzijden van de Grote Bosatlas.

LESBRIEF LES 1 DE VOEDSELKETENLES SAMENVATTING LES 1 VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD. Wat is voedselverspilling?

Handleiding. UNICEF Handleiding lessuggestie Ruilen groep 5-6. Ruilen

Voorbeeld toetsen aardrijkskunde

Lesbrief nr 1. voor Groep 5 + 6

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Ontwerp Paper 2 Bijlage 4

1 Zet in de goede volgorde. Van klein naar groot.

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

De antwoorden zoek ik op in de Bosatlas, en vergelijk ik met Nederland, Japan en Chili. Hieronder zie je waar de vier landen liggen.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

LESINSTRUCTIE GROEP 7/8

Transcriptie:

1 t/h DE N U K IJKS w u R AARDr d e o n d e r b o K vo o E O B WERK

2 Over bevolking en cultuur Dit hoofdstuk gaat over bevolking, cultuur en migratie. Je bekijkt steeds eerst de situatie in India. Daarna bestudeer je of het hetzelfde is in de rest van de wereld. Planner Oriëntatie Te doen Datum klaar Score oefentoets Score toets 1 India in beeld Topografie India e Computerles oriëntatie Kern 2 Waar woont de bevolking? 3 Hoe snel groeit de bevolking? 4 Waarom verhuizen mensen? 5 Waarom is cultuur zo belangrijk? 6 Is er nog steeds apartheid in de wereld? Vaardigheden: Grafieken lezen en maken Vaardigheden: Hoe doe je een onderzoek? Vaardigheden: Enquêteren Topografie Azië e Computerles kern Onderzoek 7 Nederland, een kleurrijke samenleving? e Computerles onderzoek e Computerles onderzoek Afsluiting Samenvatting en begrippen e Oefentoets hoofdstuk 2 Eindtoets hoofdstuk 2 22

oriëntatie Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 1 India in beeld Intro-opdracht a G Werk in tweetallen. Bekijk de grote openingsfoto van dit hoofdstuk in het handboek. Bedenk samen drie vragen die je over deze foto aan je docent wilt stellen. b G Bespreek de vragen klassikaal. Je docent beantwoordt jullie vragen. Waar ligt India? 1 In het stripverhaal Kuifje en de Sigaren van de Farao (figuur 1) reist Kuifje per schip naar India. Hij vertelt aan zijn hond Bobby de route die ze met het schip varen. a A Kuifje vertrekt uit België en komt uiteindelijk aan op het eiland Ceylon (tegenwoordig Sri Lanka). Gebruik de atlas en figuur 2. Teken in figuur 2 de route die Kuifje vaart. Neem als vertrekpunt Antwerpen. Schrijf ook de aardrijkskundige namen uit de strip op de juiste plaats in de figuur. b A India ligt in het werelddeel Azië. Kleur India rood in figuur 2. 2 A In bron 1 in het handboek zie je de kaart van India. Gebruik je atlas als dat nodig is. a Leer de topografie van India van bron 1. b In welk werelddeel ligt India? c Aan welke zeeën ligt India? d Wat zijn de buurlanden van India? e Welk bekend gebergte zie je aan de noordkant van India? Beeld van India 3 A Gebruik de bronnen in het handboek en je atlas. Schrijf achter elke uitspraak of deze goed of fout is. Als het fout is, moet je ook het goede antwoord opschrijven. De Ganges mondt uit in de Arabische Zee. Mumbai is de hoofdstad van India. In India wonen meer dan één miljard mensen. De grootste godsdienst is de islam. figuur 1 figuur 2 23

oriëntatie Naar India komen veel toeristen. De meeste mensen werken in de diensten. Meer dan 50 miljoen kinderen werken elke dag. Cherrapunji is de natste plaats op de wereld. 4 Gebruik de bronnen in het handboek. a Stel je voor: je gaat op vakantie naar India. Waarom is het niet slim om in onze zomervakantie te gaan? b Blader door het hele hoofdstuk. Welke plek op de foto s uit dit hoofdstuk zou je zeker willen bezoeken? Leg uit waarom. De foto van bron, want 5 Bekijk figuur 3. India is een land van tegenstellingen. Oud en modern komen naast elkaar voor. Ook heeft India een heel eigen cultuur. a Waarom zie je in India zoveel koeien op straat in de steden? A In de stad willen mensen ook melk drinken. B Een koe is een heilig dier in het hindoeïsme. C In ontwikkelingslanden kom je altijd koeien tegen op straat. b Schrijf nog twee dingen op die typisch voor India zijn. De titel van de paragraaf 6 De titel van de paragraaf is Beschrijf jouw beeld van India in vijf steekwoorden. Extra stof 7 A Gebruik ook de thematische kaarten van Zuid-Azië (GB 53e druk). a Ken je India al een beetje? Verbeter de volgende uitspraken. Streep per uitspraak steeds een woord door (of een paar woorden). Vervang dit door een ander woord. De eerste uitspraak is voorgedaan. De grootste godsdienst is de islam.. India heeft een zeeklimaat.. India was een kolonie van Nederland.. In India spreekt men alleen maar Hindi.. Het land met de grootste bevolking is India.. Het meeste analfabetisme komt voor in het zuidoosten.. Rond Bangalore vind je veel havenactiviteiten.. Het noordwesten is dichtbevolkt.. De temperatuur is in de zomer in het zuiden het hoogst.. b Maak nu zelf drie uitspraken en laat deze door een klasgenoot maken. KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 1 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen: Regio Ligging en topografie van India (bron 1 en figuur 2). Algemene kenmerken van India (bronnen handboek). En verder... handboek 2 blz. 26 figuur 3 24

kern Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 2 Waar woont de bevolking? Waar woont de bevolking in India? 1 Vul de volgende getallen op de juiste plaats in: 1 miljard 7 miljard 25% 75 % 1 7. Op de wereld wonen bijna mensen. In India wonen meer dan mensen. Dat betekent dat ongeveer op de mensen een Indiër is. De bevolking van India is niet gelijkmatig over het land verdeeld: woont op het platteland en woont in de steden. De bevolkingsspreiding is ongelijkmatig. 2 Gebruik bron 6. a Zet een streep onder de dichtbevolkte gebieden in India. Kies uit: Gangesvallei dal van Kashmir Himalaya grensgebied met Pakistan kustvlakten. b De gebieden die overblijven zijn en. Deze gebieden zijn dunbevolkt. Er zijn in India dus grote kleine verschillen in bevolkingsdichtheid. 3 Zet achter elke uitspraak of deze goed of fout is. In het westen van India ligt de Tharwoestijn. In dit droge gebied is de bevolkingsdichtheid hoog. In vlakke, vruchtbare gebieden zoals de Gangesvallei, zie je een hoge bevolkingsdichtheid. Het gemiddelde aantal mensen per vierkante kilometer noem je de bevolkingsspreiding. In de stad is de bevolkingsdichtheid hoger dan op het platteland. 4 Bekijk bronnen 6 en 8. Lees de volgende twee uitspraken. I De bevolkingsdichtheid in India is hoog. II De bevolkingsspreiding in India is gelijkmatig. Welke uitspraak is goed? A Alleen uitspraak I is goed. B Alleen uitspraak II is goed. C Uitspraak I en II zijn goed. D Uitspraak I en II zijn fout. Waar woont de bevolking op de wereld? I In India woont slechts 25% van de bevolking in de stad. Dat is een groot verschil met het gemiddelde van de wereldbevolking. Sinds 2008 woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. II Op de wereld leefden in 1950 ongeveer 700 miljoen mensen in de stad. In 1990 waren dat er al meer dan 2 miljard. En in 2008 leeft de helft van de wereldbevolking in de stad, dat zijn 3,3 miljard mensen. Waarschijnlijk leven in 2030 rond de 5 miljard mensen in steden. Dit zijn heel veel cijfers. Om deze cijfers beter in beeld te brengen, maak je gebruik van grafieken. figuur 4 25

kern Grafieken lezen en maken Cijfers zijn gemakkelijker te lezen als ze bij elkaar worden gezet in een tabel. Nog gemakkelijker zijn grafieken. Een grafiek is een figuur, waarmee je de betekenis van veel cijfers op een eenvoudige manier zichtbaar maakt. Enkele soorten grafieken zijn (figuur 4): lijngrafiek; staafgrafiek of kolomgrafiek; stroomgrafiek; beeldgrafiek; cirkelgrafiek. Oefening a Gebruik de gegevens van deel I op de vorige pagina. Maak in figuur 5 de twee cirkelgrafieken af. De eerste cirkelgrafiek geeft de verdeling over stad en platteland aan van de wereldbevolking in 2008. De tweede cirkelgrafiek geeft de verdeling over stad en platteland aan van India. b Gebruik de gegevens van deel II op de vorige pagina. Maak in figuur 6 een staafgrafiek van de groei van de stedelijke bevolking. Kijk goed naar het voorbeeld van de eerste staaf. 5 Gebruik bron 1 in je handboek. a Vul in de tabel de bevolkinggegevens van India en Nederland in. b De bevolkingsdichtheid bereken je door het aantal inwoners te delen door de oppervlakte in vierkante kilometer. Zet de volgende getallen op de juiste plaats in de tabel: 6 666 2. c Het dichtst bevolkte land ter wereld is Het dunst bevolkte land is Land India Nederland Aantal inwoners Singapore 4 553 000 683 Oppervlakte in km 2 Mongolië 2 951 786 1 564 115 Bevolkingsdichtheid inw./km 2 6 A Gebruik bron 6, 8 en 9 in het handboek en de atlas (denk aan het trefwoordenregister/zaakregister). a Kies een van de volgende landen: VS Australië China. Gebruik figuur 7. Teken in het kader in het midden de omtrek van het land dat je hebt gekozen. Zet de naam van het land erbij. b Kleur met rood de dichtbevolkte gebieden in het land. c Geef van de dichtbevolkte gebieden aan waarom daar veel mensen wonen. Doe dit op dezelfde manier als bij bron 6. Schrijf de verklaring op de schrijflijnen en trek een pijl naar het dichtbevolkte gebied. d Doe hetzelfde met de dunbevolkte gebieden. Titel van de paragraaf 7 Beantwoord de vraag van de paragraaf. Wereldbevolking India figuur 6 Staafgrafiek. figuur 5 Cirkelgrafieken. stad platteland x miljard 5 4 3 2 1 0 1950 1990 2008 2030 26

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur Extra stof 8 A Gebruik de atlas (onderdeel statistiek). a Maak de volgende zinnen goed af. Ik woon in de gemeente. In (jaartal invullen) bedroeg het aantal inwoners van mijn gemeente inwoners. De oppervlakte van mijn woongemeente is km². De bevolkingsdichtheid was dus inwoners per km². De bevolkingsdichtheid bedroeg in Nederland in dat jaar per km². Mijn woongemeente was dus dichter dunner bevolkt dan het Nederlands gemiddelde. In mijn gemeente ligt het gebied met de laagste bevolkingsdichtheid in het centrum rond het centrum aan de rand van de stad. b Leg uit dat de bevolkingsdichtheid van een gemeente eigenlijk geen goed beeld geeft over de bevolkingsspreiding. KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 2 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen. Kern De kerntekst en de begrippen van deze paragraaf. Kenmerken van dicht- en dunbevolkte gebieden en voorbeelden (bron 9). Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding op de wereld (bron 8). Regio Dichtbevolkte en dunbevolkte gebieden in India (bron 6 en vraag 2). Bevolkingsspreiding van India (bron 6 en vraag 3). Verdeling stad en platteland in India. En verder... Vaardigheid grafieken lezen en maken. handboek 3 blz. 28 figuur 7 27

kern 3 Hoe snel groeit de bevolking? Bevolkingsgroei in India 1 a In een van de sloppenwijken van Mumbai wonen precies 1 000 mensen. In één jaar worden er 15 kinderen geboren. Het geboortecijfer is dan 15. Het geboortecijfer is het aantal geboorten sterfgevallen per duizend mensen per jaar. b In dezelfde krottenwijk sterven dat jaar 8 mensen. Het geboortecijfer sterftecijfer in de wijk is dus 8. c In de sloppenwijk worden 15 kin deren geboren. In dat jaar sterven 8 mensen. Er is sprake van een geboorte overschot sterfteoverschot. d Het geboorteoverschot van de krottenwijk was in dat jaar 15 = 7. Op het einde van dat jaar telde de wijk dus inwoners. e In het geval van geboortecijfer, sterftecijfer en geboorteoverschot werk je meestal niet met procent (per honderd), maar met promille. Promille wil zeggen: per. Je schrijft dat zo:. 2 Gebruik bron 10. Vul de juiste getallen in. India had in 1950 miljoen inwoners. In had India voor het eerst meer dan 1 miljard inwoners. De bevolking van India is sinds 1950 bijna keer zo groot geworden. Conclusie: India heeft een overschot, de bevolking groeit snel. 3 Gebruik figuur 8. a Kleur de lijn van het geboortecijfer groen. b Kleur de lijn van het sterftecijfer rood. Geboortecijfer Sterftecijfer c Kleur het geboorteoverschot geel. Vergeet de legenda niet. d Zet een kruis in figuur 8 waar het geboortecijfer gaat dalen. Het geboortecijfer gaat dalen vanaf 4 Gebruik bron 12 en figuur 8. a Maak de volgende zinnen goed af. Vul in: hoog laag dalend. Fase 1: geboortecijfer, sterftecijfer Fase 2: geboortecijfer, sterftecijfer Fase 3: geboortecijfer, sterftecijfer Fase 4: geboortecijfer, sterftecijfer b India bevindt zich nu in fase 3. Geef in figuur 8 met een verticale lijn aan wanneer fase 1 eindigt. Dat is dus wanneer het sterftecijfer gaat dalen. c Geef met een verticale lijn aan wanneer fase 2 eindigt. d Zet de woorden fase 1, fase 2 en fase 3 op de juiste plaats in de grafiek. Bevolkingsgroei wereld 5 Gebruik bron 13. a In welke werelddelen is sprake van een grote bevolkingsgroei?, en b In rijke arme landen is de bevolkingsgroei het kleinst. c Vul in: bevolkingsgroei geboortecijfer sterftecijfer geboorteoverschot sterfteoverschot. In arme landen is het nog steeds hoog. Het daalt snel door betere medische voorzieningen. Ook is er schoner drinkwater en wordt bijvoorbeeld riolering aangelegd. Dit leidt tot een hoog De is groot. In rijke landen wordt de bevolking ouder. Daardoor daalt het en stijgt het langzaam. In Duitsland is bijvoorbeeld al een De is klein en neemt soms zelfs af. figuur 8 Geboorte- en sterftecijfers voor India in de periode 1900-2000. 1900 1950 1990 2000 Legenda = geboortecijfer = sterftecijfer = geboorteoverschot 28

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 6 Lees het verhaal over Lakshmi in figuur 9. a In arme landen leeft men gemiddeld langer korter dan in rijke landen. De levensverwachting is in de arme landen lager. b Kleur in het verhaal van Lakshmi de redenen voor de lagere levensverwachting rood. c Kleur de redenen voor het hoge geboortecijfer in arme landen groen. Het bevolkingsmodel 7 G Gebruik bron 12 en figuur 10. Werk samen met een klasgenoot. a Kleur in figuur 10 het geboorteoverschot rood. b Dit bevolkingsmodel wordt ook wel overgangsmodel genoemd. In fase 1 zijn geboortecijfer en sterftecijfer In fase 4 zijn beide cijfers c Bij figuur 10 staan negen uitspraken die betrekking hebben op de verschillende fasen van het bevolkingsmodel. In welke fase hoort volgens jullie ieder van deze uitspraken thuis? Zet de nummers van elke uitspraak op de juiste plaats in figuur 10. d Leg aan elkaar uit waarom je dat vindt. b Kleur de leeftijdsgroepen 0-20 jaar groen, de leeftijdsgroepen 20-60 jaar blauw en de leeftijdsgroepen 60 jaar en ouder grijs. c Welke uitspraken horen bij India en welke bij Nederland? Hoog geboortecijfer, veel kinderen: Veel ouderen, hoge levensverwachting: Veel kindersterfte: Veel mensen van middelbare leeftijd: Veel meer jongeren dan ouderen: Laag geboortecijfer, weinig kinderen: Weinig ouderen, lagere levensverwachting: Titel van de paragraaf 9 Leg de titel van de paragraaf uit. Maak een onderscheid tussen rijke en arme landen. Geboortecijfer Totale bevolking Leeftijdsgrafieken 8 Bekijk eerst de leeftijdsgrafieken van bron 14 en daarna figuur 11 op de volgende pagina. Sterftecijfer a Zet bij de juiste leeftijdsgrafiek van figuur 11: India Nederland. fase 1 fase 2 fase 3 fase 4 Tijd figuur 9 Het verhaal van Lakshmi. figuur 10 Lakshmi is 34 jaar en woont in een sloppenwijk in Mumbai. Er is geen riolering en schoon drinkwater. Lakshmi heeft twaalf kinderen gekregen, waarvan er vijf zijn overleden. Zij zijn gestorven aan verschillende ziektes. Medicijnen zijn duur, dus die hebben niet geholpen. Haar eerste kind kreeg ze toen ze zestien was. Lakshmi had liever minder kinderen gekregen, maar voorbehoedsmiddelen zijn duur. Kinderen zijn belangrijk, want zij kunnen geld bijverdienen. Ook kunnen ze later voor je zorgen als je zelf te oud bent om te werken. De oudste kinderen doen allerlei klusjes, zoals op de kleintjes letten. Ook verdienen ze geld door plastic zakken op de vuilnisbelt te zoeken. Lakshmi zorgt niet alleen voor haar kinderen, maar werkt daarnaast ook nog als wasvrouw. In de dampende chloorluchten staat ze te zweten. Het is eigenlijk allemaal te zwaar voor haar. s Avonds, na de lange werkdag, is ze uitgeput. 1 Een moeder staat huilend aan het graf van haar zesde kind, dat gestorven is van de honger. 2 Je moet veel kinderen hebben, want zij zijn een oudedagsvoorziening voor de ouders. 3 De dorpsarts is blij dat de riolering is aangelegd. Het afvalwater stroomt niet meer door de rivier waarin de kinderen spelen. 4 Thomas krijgt veel cadeaus voor zijn 18 e verjaardag, want hij is het enige kleinkind. 5 In het bejaardenhuis vieren we niet meer uitgebreid de honderdste verjaardag, want anders hebben we elke maand zo n feest. 6 Voorbehoedsmiddelen worden door de regering gratis versterkt. 7 Meer kinderen krijgen betekent hogere kosten (bijvoorbeeld voor school). 8 Ik woon in een dorpje in Afrika. Mijn ouders zijn overleden aan aids. Ik probeer met mijn zes broertjes en zusjes in leven te blijven. 9 De waterpomp wordt vervangen door een waterleiding. Elk huis krijgt zijn eigen kraan. 29

kern Extra stof 10 Gebruik figuur 11 nog een keer. a Maak de juiste combinaties door de foute antwoorden door te strepen. Land India Nederland piramide urn piramide urn hoger lager Sterftecijfer hoger lager hoger lager Leeftijdsgrafiek Geboortecijfer hoger lager Bevolkingsgroei stijgend dalend stijgend dalend b Veel rijke landen hebben ongeveer dezelfde leeftijdsgrafiek als Nederland. Wat zijn de kenmerken? Geboortecijfer lager, want Sterftecijfer stijgend, want Bevolkingsgroei klein, want c Hoe kun je in de leeftijdsgrafiek van Nederland de vergrijzing zien? KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 3 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen. Kern De kerntekst en de begrippen van deze paragraaf. Bevolkingsgroei in arme en rijke landen (bron 13 en vraag 5). Bevolkingsmodel (bron 12 en vraag 4 en 7). Leeftijdsgrafieken (bron 14 en vraag 8). Regio Bevolkingsgroei van India (bron 10 en vraag 2 en 3). Leeftijdsgrafiek van India (vraag 8 en 10). En verder... Geboorteoverschot en sterfteoverschot in grafieken kunnen tekenen. Uitspraken in grafieken kunnen plaatsen. handboek 4 blz. 30 d Hoe kun je in de leeftijdsgrafiek van India zien dat er nog geen ontgroening is? e In rijke landen ontstaat soms een sterfteoverschot doordat: A er veel verkeersongelukken zijn en daardoor het sterftecijfer stijgt. B het aandeel ouderen toeneemt. C het aandeel jongeren toeneemt. figuur 11...... 80+ 80+ 70-79 70-79 60-69 60-69 50-59 50-59 40-49 40-49 30-39 30-39 20-29 20-29 10-19 10-19 0-9 0-9 140 120 mannen 100 80 60 40 20 0 0 20 40 Bevolking in miljoen 60 80 100 120 140 vrouwen 14 12 mannen 10 8 6 4 2 0 0 2 4 Bevolking in honderdduizend 6 8 10 12 14 vrouwen 30

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 4 Waarom verhuizen mensen? Van het platteland naar de stad 1 In paragraaf 2 heb je kennisgemaakt met grafieken. a In de tabel zie je de groei van de bevolking van Mumbai tussen 1700 en 2005. Maak van de tabel een staafgrafiek in figuur 12. De staven van 1700 en 1900 zijn al voorgedaan. Jaar Bevolkingsomvang 1700 10 000 1750 50 000 1800 70 000 1850 500 000 1900 1 000 000 1950 2 500 000 2000 11 500 000 2005 18 500 000 b Zet bij elke uitspraak het juiste getal. In 1700 had Mumbai inwoners. Honderd jaar later had de stad inwoners. De stad was keer groter geworden. In 1900 had Mumbai inwoners. Honderd jaar later was de stad keer groter geworden. Nu heeft Mumbai meer dan miljoen inwoners. Het inwoneraantal van Mumbai is in de loop der tijd steeds sneller gegroeid. 3 Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn drie deelvragen geformuleerd. 1 Groeit de bevolking van India snel? 2 Wat zijn afstotingsfactoren van het platteland? 3 Wat zijn aantrekkingsfactoren van de stad? 4 G Bij het PLANNEN verdeel je de vragen onder elkaar. Maak groepjes van drie en verdeel de deelvragen onder elkaar. Ik ga deelvraag 1 2 3 onderzoeken. 5 INFORMATIE VERZAMELEN en INFORMATIE VERWERKEN Bestudeer eerst bron 18. Bekijk daarna de andere bronnen in je handboek, de figuren in je werkboek en zoek bruikbare kaarten in de atlas. Welke informatie kunnen jullie gebruiken om de deelvragen te beantwoorden? Informatie deelvraag 1: Informatie deelvraag 2: Informatie deelvraag 3: 6 In deze stap ga je de VRAAG BEANTWOORDEN. a Geef eerst het antwoord op de deelvragen. Deelvraag 1: Stappenplan voor onderzoek 2 In de introtekst staat dat de steden in India snel zullen groeien. Nu woont nog % van de Indiërs op het platteland. In de toekomst zullen de steden misschien nog sneller groeien. Jullie gaan dit onderzoeken met het stappenplan voor onderzoek, dat je al hebt leren kennen in hoofdstuk 1. Zie ook het volledige stappenplan achter in je handboek. We starten met de VRAAG FORMULEREN. De hoofdvraag is: Waarom groeien Je gaat nu enkele stappen verder uitwerken door vraag 3 tot en met 6 te beantwoorden. Deelvraag 2: figuur 12 De groei van de stad Mumbai (Bombay) 1700-2005. 1700 1750 1800 1850 1900 Bevolking x miljoen 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1950 2000 2005 31

kern Deelvraag 3: b Beantwoord nu de hoofdvraag. 7 Nu ga je de informatie PRESENTEREN. Zet de informatie die je hebt gevonden puntsgewijs op de juiste plaats in de tabel. Gebruik ook bron 18. Afstotingsfactoren Aantrekkingsfactoren stad platteland c Migreren doe je meestal niet voor je lol. Daar zijn verschillende redenen voor. Zet in de laatste kolom van de tabel of het gaat om economische sociale politieke redenen. d Zet achter elke persoon de juiste reden om te verhuizen. Jan is verliefd op Sheera en gaat naar Indonesië om daar te trouwen. reden. Pjotr is lid van de verboden vakbond. Hij is gemarteld door de regering en vlucht naar Nederland. reden. In de jaren zestig kwamen veel Turken en Marokkanen naar Nederland om hier te werken. reden. 9 a Zoek de volgende woorden op in de begrippenlijst. Emigratie: Immigratie: Remigratie: Waarom verhuizen mensen naar andere landen? 8 a Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde. Doe dit door de cijfers 1, 2 en 3 op de juiste plaats te zetten. Deepak verlaat Mumbai. Hij gaat werken in een hotel in Bahrein. Daar krijgt hij elke maand veel meer geld. Deepak begint zijn eigen hotel in Bahrein. Hij vraagt vrienden uit zijn dorp om hier te komen werken. Zijn vrouw en kinderen verhuizen ook al gauw naar Bahrein. Gelukkig zijn ze weer bij elkaar. b Migratie als gevolg van gunstige berichten naar het land van herkomst noem je kettingmigratie. Kleur de voorbeelden van kettingmigratie rood in de tabel. b Zet de begrippen emigratie, immigratie en remigratie (retourmigratie) op de juiste plaats in figuur 13. 10 Bekijk bron 15. a Hoeveel Indiërs zijn in er in 2002 geëmigreerd? b Lees de introtekst nog een keer. Waarom verlaten Indiërs het land? c Gebruik bron 17. India heeft een positief negatief migratiesaldo, want d Arme landen hebben een positief negatief migratiesaldo, want hier vestigen vertrekken meer mensen. Rijke landen hebben een positief negatief migratiesaldo, want hier vestigen zich vertrekken meer mensen. figuur 13 Verschillende vormen van migratie. 32

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur Titel van de paragraaf 11 Leg de titel van de paragraaf uit. 13 a Voor hoogopgeleide laagopgeleide Indiërs is het gemakkelijker om hun gezin te laten overkomen, want Extra stof 12 a Zou jij uit ons land weg willen gaan naar een ander land? ja nee b In plaats van afstotingsfactoren en aantrekkingsfactoren worden hiervoor ook wel Engelse benamingen gebruikt. Wat zijn de pushfactoren van ons land? Noem ook enkele pullfactoren van ons land. c Wat lijkt jou het ideale land om te wonen? Schrijf de pullfactoren en misschien ook de pushfactoren van dat land op. b Als vrouw en kinderen naar het nieuwe land verhuizen om zich bij de man te vestigen, noem je dit gezinsherenigende migratie gezinsvormende migratie. c Kun je zelf een voorbeeld verzinnen van gezinsvormende migratie? KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 4 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen. Kern De kerntekst en de begrippen van deze paragraaf. Plus- en minpunten van platteland en stad (vraag 6). Verschillende redenen om te verhuizen (vraag 8). Migratiemodel (bron 18). Regio Snelle groei steden (vraag 1). Emigratie vanuit India (bron 15). En verder... Vaardigheid grafieken maken (vraag 1). Stappenplan voor onderzoek (vraag 2 t/m 7). handboek 5 blz. 32 33

kern 5 Waarom is cultuur zo belangrijk? Cultuur in India 1 a Ik zou wel niet naar India op vakantie willen, want b Onderstreep de woorden die bij de Indiase cultuur horen: Taj Mahal de Beemster Divali (het lichtjesfeest) hindoeïsme Sinterklaas sitarmuziek Jan Smit cricket voetbal christendom. c De woorden die overblijven, horen bij de cultuur. Door de eigen cultuur hebben mensen het idee dat ze bij elkaar horen. Daarmee onderscheiden zij zich van andere groepen mensen. 2 Bekijk nog eens figuur 3 op blz. 24 van het werkboek. In India is de koe een heilig dier. Dat merk je in de straat, maar ook bij het eten. Indiërs eten geen koeien, zij hebben eerbied voor koeien. Als een koe de weg verspert, dan wacht je net zolang tot het dier zelf vertrekt. a Het zien van de koe als een heilig dier is een voorbeeld van een zichtbaar onzichtbaar cultuurkenmerk. b Het blijven wachten op straat tot een koe vertrekt, is een voorbeeld van een zichtbaar onzichtbaar cultuurkenmerk. 3 Gebruik bron 20 en 21. a Op deze bronnen staan twee belangrijke cultuurkenmerken: en b Geef de woorden die bij elkaar horen dezelfde kleur. Godsdienst Waar komt het voor? Taal hindoeïsme noorden Indo-Arian (Punjabi) christendom hele land Indo-Arian (Gujarati) islam onder andere grens met Pakistan Davidan (Mayalayan) sikhs zuiden Indo-Arian (Hindi) 4 India is een multiculturele samenleving. Welke uitspraken horen bij een multiculturele samenleving? In de wijk staan een moskee en een hindoetempel. De Brahmaan drinkt niet uit het glas van de onaanraakbare. Manmohan Singh is de eerste sikh-premier van India. De plaatsnaamborden bij de gemeentegrens staan in twee talen. Cultuurgebieden 5 A Gebruik de kaart De wereld, cultuurgebieden. a Zet de tien cultuurgebieden op de wereld onder elkaar in de tabel. Het begin is voorgedaan. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Cultuurgebieden Noord-Amerika Godsdienst protestant/katholiek en natuurgodsdiensten c De belangrijkste cultuur in een land is de hoofdcultuur. Wat is de hoofdcultuur in India? omdat d Multi betekent veel. Leg met behulp van de tabel uit dat India een multiculturele samenleving is. e In India zijn in de vorige eeuw een aantal plaatsen van naam veranderd. Bombay werd Mumbai, Madras werd Chennai. Deze naamsverandering van belangrijke steden werd voorgesteld door de hoofdcultuur een culturele minderheid, want 10 b Gebruik figuur 14. Geef elk cultuurgebied een andere kleur. Zet daarna de cijfers van de verschillende cultuurgebieden op de juiste plaats in de kaart. c A Gebruik de kaart De wereld, godsdiensten. Een belangrijk kenmerk van cultuur is godsdienst. Zet achter elk cultuurgebied in de tabel de juist godsdiensten. d Is er een overeenkomst tussen de cultuurgebieden en de godsdiensten? Geef hiervoor een verklaring. 34

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 6 A G Deze opdracht doe je samen met een medeleerling. Gebruik de kaart Cultuurgebieden uit je atlas en het knipblad Cultuurgebieden. Op het knipblad zie je tien foto s die gemaakt zijn in de verschillende cultuurgebieden op de wereld. a Schrijf onder elke foto waar hij volgens jullie is genomen. b Geef ook bij elke foto aan waarom je die keuze hebt gemaakt. Wat is volgens jullie kenmerkend voor die cultuur? c Knip elk cultuurgebied los. Overleg nu met elkaar welke kenmerken voor sommige cultuurgebieden hetzelfde zijn. Leg die cultuurgebieden bij elkaar. Je moet in de klas kunnen verklaren waarom je die indeling hebt gemaakt. 7 A Gebruik kaart GB215G (alleen 53e druk). De kaart laat zien in welke landen McDonald s-restaurants zijn gevestigd. a Van welk cultuurgebied is de BigMac een cultuurkenmerk? b In welke cultuurgebieden zijn nog weinig McDonald srestaurants geopend? c McDonald s past zijn menu aan de lokale omstandigheden aan. In welk land vind je de volgende uitspraken? Geen beefburgers. Mac Arabic No pigs. Kroketburger. Tortillaburger. Enquêteren Een goede manier om aan informatie over meningen en ideeën te komen, is het houden van een enquête. Als je een enquête wilt afnemen, dan moet je aan de volgende zaken denken: 1 Als je op straat gaat enquêteren, denk dan aan je veiligheid. Enquêteer met z n tweeën. Laat anderen weten waar je gaat enquêteren. Vermijd onveilige plekken en let op het verkeer. 2 Stel jezelf voor (naam, school) en leg uit wat de bedoeling is van de enquête. 3 Stel korte vragen, waarop een eenvoudig ja/nee-antwoord mogelijk is of een ander precies antwoord. 4 Stel geen vragen, waarop jezelf geen antwoord zou geven. 5 Stel niet te veel vragen: alleen die vragen die informatie opleveren zijn van belang. 6 Zorg voor een werkblad voor het noteren van de antwoorden. Doe het zo dat je alleen maar een antwoord hoeft aan te kruisen of te omcirkelen. 7 Maak een proefenquête en probeer die uit bij familie en vrienden. Verbeter indien nodig de enquête. 8 Denk eraan dat het afnemen van een enquête veel tijd kost. Oefening Maak een korte enquête waarin je naar de mening van mensen vraagt over McDonald s. Je wilt te weten komen of mensen McDonald s zien als iets wat een kenmerk is van de Nederlandse cultuur of niet. Bedenk eerst de vragen en maak een antwoordmodel. Ga dan pas de straat op. figuur 14 Wereldkaart cultuurgebieden. 35

kern Titel van de paragraaf 8 G Overleg met een klasgenoot waarom cultuur zo belangrijk is. In je antwoord moet in ieder geval naar voren komen: Waarom cultuur mensen samenbindt. Waarom je je door cultuur onderscheidt van andere mensen. Extra stof 9 G Klassikale opdracht. Bekijk bron 22. a Werelderfgoederen zijn en monumenten die belangrijk zijn voor de hele wereld. Dit zijn zichtbare onzichtbare cultuurkenmerken. b De Taj Mahal is een van de nieuwe wereldwonderen. In 2007 hebben mensen overal op de wereld via internet zeven nieuwe wereldwonderen gekozen. De oude wereldwonderen zijn allemaal verdwenen, op de piramide van Cheops na. Beantwoord in de volgende les onderstaande vragen. Verdeel de taken in de klas. Maak gebruik van internet voor jullie antwoorden. 1 Welke waren de zeven antieke wereldwonderen? 10 Azië is het grootste continent van de wereld en vormt samen met Europa een enorm vasteland: Eurazië. De grens met Europa wordt gevormd door het Uralgebergte (Oeralgebergte). Bij het bestuderen van Azië is niet alleen enige kennis van de cultuur van belang, maar ook de basiskennis van de topografie van het continent. Gebruik de natuurkundige en de staatkundige kaarten van Azië in je atlas. Leer de volgende topografie. Belangrijke wateren: Grote Oceaan, Indische Oceaan, Noordelijke IJszee, Zwarte Zee, Kaspische Zee, Huang He, Chang Jiang, Indus, Ganges. Gebergten: Himalaya, Ural. Gebieden: Siberië, Gobiwoestijn. Belangrijke landen: Rusland, China, India, Japan, Indonesië, Saudi-Arabië, Iran, Irak, Turkije. Je mag figuur 14 gebruiken om deze topografische namen in aan te geven. Dat vergemakkelijkt het leren. KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 5 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen. Kern De kerntekst en de begrippen van deze paragraaf. Wereldkaart cultuurgebieden (figuur 14). Godsdiensten en cultuurgebieden op de wereld (tabel vraag 5). Regio Spreiding talen en godsdiensten in India (bron 20 en 21). 2 Zeven leerlingen uit de klas vertellen in de volgende les bijzonderheden over de oude wereldwonderen. Denk aan de taakverdeling. 3 De ligging van de nieuwe wereldwonderen kun je vinden in bron 22. Dat zijn de Taj Mahal in India, de Chinese Muur, de antieke stad Petra in Jordanië, het Christusbeeld in Rio de Janeiro, de ruïnesteden Machu Picchu in Peru en Chichen Itza in Mexico, het Colosseum in Rome. 4 Zeven leerlingen uit de klas vertellen ieder over deze nieuwe wereldwonderen. Neem ook een afbeelding mee en hang die op in het lokaal. Denk aan de taakverdeling. En verder... Vaardigheid enquêteren. Informatie opzoeken over oude en nieuwe wereldwonderen. Topografie Azië. handboek 6 blz. 34 36

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur 6 Is er nog steeds apartheid in de wereld? Het kastenstelsel 1 In India word je geboren in een kaste. De kaste bepaalt met wie je gaat trouwen, wat je wel en niet mag doen, wat je mag eten, enzovoort. Het kastenstelsel is een belangrijk cultuurkenmerk van India. a Zet de kasten op de juiste plaats in figuur 15. Kies uit: Shudra (bedienden, landarbeiders) Brahmanen (priesters) Vaishya (boeren en kooplieden) Kshatriya (krijgers, adel). b Noteer ook de Dalits, de onaanraakbaren, in figuur 15. Waarom staan zij daar? c Wat betekent Dalit? Waarom noemen de onaanraakbaren zich Dalit? d Zijn de onaanraakbaren in India autochtonen of allochtonen?, want 2 a Wat is een vooroordeel? India heeft meer dan 1 miljard inwoners. De Dalits zijn vieze mensen, zij baden nooit. De Dalits doen het vieze, vuile werk. In India kunnen meer mannen lezen en schrijven dan vrouwen, want vrouwen zijn dommer dan mannen. b Een vooroordeel berust: A op feitelijke kennis. B niet op feitelijke kennis, maar wel op een gegronde mening. C niet op feitelijke kennis, maar op een ongegronde mening. 3 Gebruik bron 24. a Zet voor elke uitspraak goed of fout. De Dalits (onaanraakbaren) wonen in het centrum van het dorp. De Dalits hebben een eigen bron. Zo komen andere kasten niet in aanraking met het water dat de Dalits ook hebben gedronken. De Dalits zijn de onreine mensen. Zij doen het vieze werk en hebben de lagere banen. Voor een Dalit is het veel moeilijker om een opleiding te volgen dan voor een Brahmaan. Officieel is het kastenstelsel afgeschaft bij de onafhankelijkheid. In India komt discriminatie van de Dalits voor. b In India is discriminatie verboden en het kastenstelsel afgeschaft. Sommige Dalits merken daar maar weinig van. De Indiase regering wil de integratie van Dalits bevorderen in de samenleving. Welke maatregelen bevorderen de integratie? Zet voor elke uitspraak een + of een. De Dalits op aparte plekken in het dorp laten wonen. De groep niet meer onaanraakbaren noemen. De leefomstandigheden verbeteren. Extra scholing, zodat ze later betere banen kunnen krijgen. 4 Geef de juiste combinaties dezelfde kleur. Vooroordeel Discriminatie Racisme Integratie Leerplicht voor iedereen. Mensen met een andere huidskleur mogen hier niet naar binnen. Dalits zijn vies en dom. Dalits mogen niet uit de hoofdbron drinken, zij zijn onrein. figuur 15 Het Indiase kastenstelsel. 37

kern Cultuurbotsing 5 Bekijk bron 25. a Hebben de sikhs in Punjab dezelfde cultuur als de hindoes in de rest van India? b Wat is de hoofdcultuur in Punjab? En van India? c In Punjab is er sprake van cultuurverrijking cultuurbotsing. 6 A Bekijk bron 21 en 25 en de kaart Godsdiensten in je atlas. a Wat is de belangrijkste godsdienst in Pakistan? b Wat is de belangrijkste godsdienst in Kashmir? c Waarom kun je in Kashmir spreken van een cultuurbotsing? d Is er sprake van integratie van de bevolking van Kashmir in India? 11 september 2001, aanslag op het World Trade-centrum. In Zuid-Afrika woonden de zwarten bij elkaar in aparte wijken. Dit noem je apartheid. Multiculturele samenleving. 8 A Gebruik bron 26 en de kaart Godsdiensten in je atlas. a Bron 26 laat zien dat er op de wereld veel conflicten zijn tussen bevolkingsgroepen met verschillende godsdiensten. Zoek het land uit de tabel op de kaart op. Geef in de tabel met kruisjes aan tussen welke godsdiensten er conflicten zijn. b Welke twee godsdiensten hebben volgens deze tabel de meeste conflicten met elkaar? 9 Mahatma Gandhi is de bekendste Indiër ter wereld. Hij wilde dat India onafhankelijk werd van Groot-Brittannië. Dit moest gebeuren zonder geweld. Gandhi wilde ook graag dat Hindoes en moslims samen zouden leven in India. Dat is niet gelukt. Gandhi werd in 1948 vermoord door een extremistische hindoe. a Wat denk je dat Gandhi bedoelde met zijn uitspraak (figuur 16)? Cultuurbotsing of cultuurverrijking 7 Soms nemen culturen dingen van elkaar over, dat is een verrijking. Soms komen culturen met elkaar in conflict, dan ontstaat een botsing. Zet achter elke uitspraak of het om een cultuurverrijking of een cultuurbotsing gaat. In elke wereldstad vind je wel een McDonald s, pizzeria en Chinees. Nigeria Ivoorkust Kashmir Natuurgodsdienst Midden- Oosten Cyprus b Is volgens jou de uitspraak van Gandhi ook van toepassing op Nederland? Islam Christendom Hindoeisme Boeddhisme Jodendom Nieuw- Guinea Oost- Timor tabel bij vraag 8 figuur 16 Mahatma Gandhi, Indiaas filosoof en staatsman (1869 1948): Ik wil niet dat mijn huis aan alle kanten ommuurd is en al mijn ramen zijn dichtgemetseld. Ik wil dat de culturen van alle landen vrij door mijn huis kunnen waaien. Maar ik wil er niet door omver worden geblazen. 38

Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur Titel van de paragraaf 10 De titel luidt: Is er nog steeds apartheid in de wereld? a Waar komt die naam apartheid vandaan? 12 Conflicten zijn van alle tijden. Wat is op het ogenblik het belangrijkste conflict in de wereld? Beantwoord deze vraag aan de hand van de drie geografische stappen. Wat? Waar? Waarom daar? Wat is er aan de hand? Waar? b Is er nog steeds apartheid in de wereld? Waarom daar? Extra stof 11 Bekijk bron 23 en 24. a De regering van India streeft naar integratie van de Dalits. Toch wonen ze vaak nog gescheiden van de andere mensen (segregatie). Op de plattegrond is sprake van integratie segregatie, want b Zet achter de uitspraak: integratie segregatie. In de voorsteden van grote steden wonen de rijken bij elkaar. Zij zorgen voor hun eigen beveiliging. Ze bouwen een muur om hun huizen heen en nemen zelf een beveiligingsdienst in de arm. De regering van India wordt gevormd door sikhs, moslims en hindoes. c In Nederland is sprake van integratie, maar ook van segregatie van de Marokkanen. Integratie, want KENNIS EN VAARDIGHEDEN HOOFDSTUK 2, 6 Vink aan wat je van je docent moet kennen of kunnen. Kern De kerntekst en de begrippen van deze paragraaf. Het verschil tussen cultuurbotsing en cultuurverrijking (vraag 5 t/m 8). Conflictgebieden op de wereld (bron 26). Regio Kastenstelsel India (figuur 15). Conflictgebieden in India (bron 25). En verder... Actueel conflict in de wereld. handboek 7 blz. 36 Segregatie, want 39

onderzoek 7 Nederland, een kleurrijke samenleving? In Nederland is veel discussie over de integratie van culturele minderheden in de Nederlandse samenleving. Jij gaat samen met je klasgenoten en de docent in discussie over Nederland als multiculturele samenleving. Voordat je aan de echte discussie begint, voer je eerst een kleine enquête uit. De enquête 1 In Nederland worden regelmatig enquêtes afgenomen. In de tabel staan tien stellingen over de multiculturele samenleving. In de kolommen (1990-2000) zie je hoeveel procent van de Nederlanders het eens is met de stelling. a Lees de stellingen goed door. Vul daarna de laatste kolom in. Geef dus per stelling je mening door in te vullen: mee eens oneens neutraal. b G Het laatste onderzoek in deze tabel is gehouden in 2000. Dat is alweer een hele tijd geleden. Jullie gaan onderzoeken in jullie wijk of gemeente hoe de mensen nu over deze stellingen denken. Verdeel de taken over de klas. Houd nauwkeurig bij hoeveel mensen jullie ondervraagd hebben. Zo kun je later de percentages berekenen. Net als in de andere kolommen gaat het erom, wie het met de stelling eens is. Alleen dat percentage ga je berekenen. Bedenk ook dat jullie enquête eigenlijk niet representatief is. Jullie enquête gaat maar over een klein deel van Nederland. 2 A Jij hebt net bij elke stelling je mening gegeven. Een mening is iets wat je ergens van vindt. Om je mening te onderbouwen, heb je argumenten nodig. Een discussie hoort te gaan over argumenten. Gebruik de bronnen in het handboek, de atlaskaarten GB56 [GB51] en andere informatie bijvoorbeeld via internet om je mening bij iedere stelling te geven. Schrijf per stelling je argumenten op een apart blad. Discussie in de klas 3 De discussiewerkvorm Hoeken legt je docent uit. Het gaat in het kort als volgt. 1 De stoelen en tafels in het lokaal worden aan de kant gezet. In het midden van de klas ontstaat een lege ruimte, waar jullie kunnen lopen. 2 In drie hoeken wordt een groot vel papier opgehangen: één hoek is NEUTRAAL, één hoek is EENS, één hoek is ONEENS. 3 Je docent heeft de stellingen 1 t/m 10 op het bord gezet. Hij leest de eerste stelling voor. Jullie lopen naar de hoek toe die jullie mening aangeeft. 4 Bespreek met leerlingen in dezelfde hoek de argumenten voor jullie mening. Schrijf deze op. 5 De docent is de discussieleider. Hij begint de discussie met een vraag: Waarom is jullie groep het eens of oneens met de stelling? Of: Waarom hebben jullie nog geen mening? 6 Daarna mogen leerlingen uit de andere hoeken vragen stellen en hun eigen mening laten horen. 7 Als laatste vraagt de docent of sommigen van jullie van mening zijn veranderd. Dan mag je naar een andere hoek gaan. 8 De docent kiest een nieuwe stelling. De discussie begint opnieuw. Stelling 1990 1994 1997 2000 nu 1 De aanwezigheid van buitenlanders is een aanwinst, omdat we in aanraking komen met andere culturen. 41 38 39 44 2 Een land als Nederland is verplicht om vluchtelingen op te nemen. -- 75 71 78 eigen mening mee eens/oneens/neutraal 3 Afgewezen asielzoekers moeten zonder pardon het land worden uitgezet. -- -- 73 85 4 5 6 7 8 9 Het jaarlijks aantal toe te laten buitenlanders moet aan een maximum worden gebonden. Buitenlanders die hier voor langere tijd willen blijven wonen, moeten onze taal leren en vertrouwd raken met de Nederlandse gewoonten en regels. Buitenlanders die kiezen voor de Nederlandse nationaliteit, moeten ook hun eigen nationaliteit kunnen behouden. Buitenlandse jongeren die in Nederland wonen, moeten hun huwelijkspartner naar Nederland kunnen halen. Werkgevers die illegalen in dienst hebben, zouden een flinke boete moeten krijgen. Bedrijven zouden verplicht moeten worden om een bepaald percentage buitenlanders in dienst te nemen. De gemeente zou ervoor moeten zorgen dat buitenlanders niet allemaal 10 bij elkaar gaan wonen, maar verspreid over de hele stad. Bron: NIDI, MOAB 1986-2000. 40 -- -- 74 75 -- -- 96 97 -- -- 43 40 -- -- 59 56 -- -- 87 83 29 31 38 44 -- 83 74 84

afsluiting Hoofdstuk 2 Over bevolking en cultuur Samenvatting Maak nu de samenvatting van dit hoofdstuk in het schema hieronder. De samenvatting bestaat uit kleine schetsjes en kernwoorden. Het doel is om de inhoud van een paragraaf samen te vatten. De eerste kernparagraaf is helemaal voorgedaan. Bij de andere kernparagrafen staat een klein stukje. Maak die paragrafen op dezelfde manier af. paragraaf 2 Waar woont de bevolking? paragraaf 3 Hoe snel groeit de bevolking? paragraaf 4 Waarom verhuizen mensen? paragraaf 5 Waarom is cultuur zo belangrijk? paragraaf 6 Is er nog steeds apartheid in de wereld? 41