Proeftoets E1 vwo 4. 1 Wat is een waarde en wat is een norm? I. Liefde. II. Regels. III. Veiligheid. IV. Plicht.



Vergelijkbare documenten
Thema 1: Wat is maatschappijleer?

Samenvatting Maatschappijleer Thema's Maatschappijleer: Inleiding 1 (Het doel van maatschappijleer) en 2 (Kennis van zaken)

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Instructie Machtenscheidingsquiz

GESCHIEDENIS SO3 TV

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming, paragraaf 1 t/m 6

Wat is een rechtsstaat?

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

MAATSCHAPPIJLEER PERIODE 1. Gerard

LB Project 2 Politiek-Juridische dimensie. 2 e schooljaar periode 8 voor AA en DA. LB 2 e jaar periode 8 cohort 2013 voor AA, DA maart 2015 / 1 van 8

2.1 Omcirkel het juiste antwoord.

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 en 2

Wat is een constitutie?

Proeftoets E2 havo

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Correctievoorschrift VMBO-GL en TL 2004

AAN DE SLAG MET DE RECHTSSTAAT

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

Instructie: Landenspel light

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer voor jou Hoofdstuk 3 Politiek

Wat is een constitutie?

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Maatschappijleer gaan over de manier waarop we de samenleving vormgeven. Hiervoor hebben we 4 thema s:

1Nederland als democratie

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Maatschappijleer Rechtstaat

Proeftoets E2 vwo4 2016

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

Examen VMBO-GL en TL 2006

Maatschappijleer par. 1!

Trias Politica hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

Samenvatting door D woorden 16 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 1: Wat is maatschappijleer: paragraaf 1

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting H3+4

Landenspel. Duur: 30 minuten. Wat doet u?

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 en 2

Antwoorden Geschiedenis Standensamenleving 1789 Frankrijk

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Inhoud. Inleiding...4 Hoofdstuk 1 Het ontstaan van mensenrechten...6 Hoofdstuk 2 Dertig mensenrechten...14

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

7,4. Samenvatting door een scholier 2092 woorden 2 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Toets politieke besluitvorming H2

Examen HAVO. Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)

Samenvatting Maatschappijleer Politieke beluistvorming

Bij maatschappijleer onderzoek je maatschappelijke problemen. (verslaving, samenleving etc.)

Leve de rechtsstaat! VMBO

7.9. Samenvatting door een scholier 1740 woorden 13 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Wat is Maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Tijd van pruiken en revoluties

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Eindexamen vmbo gl/tl geschiedenis en staatsinrichting II

Examen VWO. Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)

Samenvatting Maatschappijleer samenvatting thema paragraaf 1, 2 en 3

De Verlichting. De Verlichting

Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?

HUSEYIN UCAR 4B Mr. Muilder Maatschappij

Docentenhandleiding Botsende grondrechten

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Politiek

5,9. Samenvatting door een scholier 1608 woorden 12 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Democratiequiz met achtergrondinformatie over democratie en rechtstaat

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

Massamedia. Hoofdstuk 8

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 Politieke Besluitvorming

Grondwet van de Tweede Republiek der Nederlanden Neerlandiæ

Tijd van pruiken en revoluties

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Slaaf krijgt vrijheid (vanaf nu: ex-slaaf) en wordt loonarbeider bij zijn baas (vanaf nu: ex-slavenhouder)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

7, Het parlement is baas boven baas. Samenvatting door een scholier 1995 woorden 13 januari keer beoordeeld.

Samenvatting door Hieke 1817 woorden 11 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Hoofdstuk Rechtsstaat

6,4. H1: Wat is maatschappijleer? Samenvatting door een scholier 2609 woorden 23 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

Antwoorden Maatschappijleer Hoofdstuk 2

Examen VMBO-KB geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Tijd van pruiken en revoluties

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

DE RECHTERS ZIJN GESCHEIDEN

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Analyse Maatschappelijk Vraagstuk

Rechtsstaat Hfdst. 1. Idee een oorsprong van de rechtsstaat 1. Wat verstaan we onder een rechtsstaat?(par. 1.1)

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer hoofdstuk 1.1 en

Samenvatting Maatschappijleer Politiek H3 H4 H5 H6

Examen HAVO. Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

Eindexamen maatschappijleer havo 2004-I

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Haarlem Participatie Stad Tussen ideal en praktijk: Een training over de kernwaarden van Nederland

Inhoud. Voorwoord XI. 3 Staatshoofd en ministers De liefde van een crimineel De Grondwet Het Statuut 50

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Transcriptie:

1 Wat is een waarde en wat is een norm? I. Liefde. II. Regels. III. Veiligheid. IV. Plicht. A. I en II zijn waarden; III en IV zijn normen. B. I en III zijn waarden; II en IV zijn normen. C. I en II zijn normen; III en IV zijn waarden. D. I, II en III zijn waarden; IV is een norm. Proeftoets E1 vwo 4 2. Normen: A. zijn uitgangspunten die mensen belangrijk vinden. B. botsen altijd met vrijheid. C. vormen samen je idealen. D. schrijven mensen bepaald gedrag voor. 3. Als scholier heb je belang bij: I. gratis schoolboeken. II. leuke schoolfeesten. III. gemakkelijke toetsen. IV. een veilige school. A. I en IV zijn juist. C. I, III en IV zijn juist. D. I, II, III en IV zijn juist. 4. Een plastisch chirurg raadt om medische redenen een vrouw af haar neus te laten verkleinen. Welk machtsmiddel gebruikt de chirurg? A. Zijn kennis. B. Zijn geld. C. Zijn aanzien. D. Zijn overtuigingskracht. 5. Waarom is het belangrijk om bij je meningsvorming de verschillen in normen en waarden tussen groepen in gedachten te houden? A. Zo ontstaat er meer tolerantie. B. Zo sluit je je eigenbelang uit. C. Op deze manier leer je een maatschappelijk probleem te analyseren. D. Zo ontstaat er dynamiek in de samenleving. 6. We spreken van betrouwbare informatie, als: I. de bron van de informatie vermeld wordt. II. er alleen bewezen feiten in staan. III. de schrijver geen mening uit. IV. er hoor- en wederhoor is toegepast. A. Alleen I is juist. C. I en IV zijn juist. D. I, II, III en IV zijn juist.

7. Onder propaganda verstaan we: A. dat de massamedia worden gecontroleerd door de machthebbers. B. dat de media alleen berichten uitzenden om mensen voor bepaalde ideeën te winnen. C. dat de massamedia feiten en meningen verwisselen. D. dat mensen uit nieuws een selectie maken. 8. Het referentiekader: I. zorgt ervoor dat je je niet laat beïnvloeden door radio en tv. II. is het geheel van iemands waarden, normen en ervaringen. III. zorgt dat je onbewust selecteert in wat je waarneemt. IV. bepaalt over welke zaken mensen denken en met elkaar praten. A. II en III zijn juist. B. Alle antwoorden zijn juist. C. Alleen II is juist. D. I en II zijn juist. 9. Door je referentiekader: A. neem je selectief waar. B. heeft de cultivatietheorie geen vat op je. C. deel je ervaringen met anderen. D. ben je je heel bewust van je normen en waarden. 10. De mensen die de agendatheorie aanhangen stellen dat radio en tv: I. voor een groot deel bepalen hoe wij over de wereld denken. II. voor een groot deel bepalen wanneer wij naar de radio luisteren of televisie kijken. III. voor een groot deel bepalen waarover wij praten en denken. A. I is juist, II en III zijn onjuist. B. I en II zijn onjuist, III is juist. C. Alle antwoorden zijn juist. D. I is onjuist, II en III zijn juist. Handtasje verraadt Tinky Winky in Polen De Poolse homofoben beleven zware tijden. De boosdoeners zijn de Teletubbies, de vier hoofdrolspelers van de gelijknamige Britse televisieserie. De woordenschat van de voor baby s en peuters bedoelde serie beperkt zich veelal tot uitroepen. Toch verdenkt Ewa Sowinska, regeringswoordvoerder voor de rechten van het kind, de door de BBC ontwikkelde serie van homoseksuele propaganda. Sowinska heeft het vooral gemunt op de mannelijke Tinki Winky, die parmantig met een tas rondhuppelt. Dat zou wel eens op homoseksueel gedrag kunnen wijzen. Polen is niet het eerste land waar de Teletubbies voor controverse zorgen. Toen de Teletubbies in 1998 voor het eerst in Nederland te zien waren, weigerde de Evangelische Omroep aan de aankoop mee te werken. 11. In bovenstaande tekst is sprake van: I. Botsende normen over homoseksualiteit. II. Botsende normen over religie. III. Botsende normen over televisie. A. I is juist, II en III zijn onjuist. B. I en II zijn juist, III is onjuist. C. Alle beweringen zijn juist. D. Alleen bewering II is juist. Bron: de Volkskrant

12. Van welke machtsbronnen maakt Sowinska gebruik om de Teletubbies verboden te krijgen? A. Geld en aanzien. B. Beroep en overtuigingskracht. C. Kennis en geld. D. Aantal en kennis. 13. Volgens Eva Sowinska is er sprake van homoseksuele propaganda, want: A. de informatie wordt zodanig vervormd, dat deze in ons referentiekader past. B. er is sprake van selectieve waarneming. C. er is sprake van een langdurig opdringen van een opvatting. D. de makers van Teletubbies hebben de bedoeling mensen te beïnvloeden. 14. Het beeld van een homoseksuele man met een handtas is: A. een stereotypering van homoseksuelen. B. een vooroordeel over homo s. C. een voorbeeld van discriminatie van homo s. D. een beeld dat op feiten is gebaseerd. 15. In een rechtsstaat: A. hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet. B. hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten. C. hebben burgers rechten en de overheid plichten. D. hebben burgers plichten en de overheid rechten. 16. L état, c est moi, zei Lodewijk XIV van Frankrijk. Hierbij doelde hij op: A. het feit dat hij, zonder toestemming van anderen, wetten kon maken en kon laten uitvoeren. B. het feit dat hij Frankrijk had gekregen van God en het land namens God bestuurde. C. het feit dat hij de bedenker was van de constitutionele monarchie. D. het feit dat hij zo goed regeerde, dat Frankrijk zonder hem zou instorten. 17. Volgens Montesquieu was er een door het volk gekozen parlement nodig, dat: A. de wetten mocht maken en uitvoeren. B. de wetten mocht uitvoeren. C. de wetten mocht maken. D. de wetten van de koning mocht afwijzen. 18. Aan de basis van de rechtsstaat staan de waarden: A. sociale cohesie en vrijheid. B. vrijheid en gelijkheid. C. bescherming en veiligheid. D. sociale cohesie en gelijkheid. 19. In de grondwet staat beschreven: I. hoe overheid en burgers met elkaar om moeten gaan. II. dat alle burgers gelijk zijn. III. op welke misdrijven gevangenisstraf staat. IV. dat een minister nooit voor de rechter kan verschijnen. A. I en II zijn juist. B. Alleen I is juist. C. I, II en IV zijn juist. D. Alle antwoorden zijn juist.

20. (Grond)wetten moeten regelmatig worden aangepast, omdat: I. normen en waarden continu veranderen. II. de samenstelling van de bevolking continu verandert. III. de samenleving steeds complexer wordt. IV. nieuwe technologische ontwikkelingen vragen om aanpassingen van de wet. A. I en III zijn juist. C. I, III en IV zijn juist. D. Alle antwoorden zijn juist. 21. Wat houdt de ministeriële verantwoordelijkheid uit de grondwet van 1848 in? I. De koning is verantwoording schuldig aan de ministers. II. De ministers zijn verantwoording schuldig aan de koning. III. De ministers zijn verantwoordelijk voor het regeringsbeleid. IV. De ministers zijn verantwoordelijk voor uitspraken van de koning. A. I en III zijn juist. B. Alleen II is juist. C. Alleen III is juist. D. III en IV zijn juist. 22. Welke bewering is juist? A. De klassieke grondrechten staan niet in de Nederlandse grondwet. B. De sociale grondrechten staan niet in de Nederlandse grondwet. C. Sociale grondrechten zijn in Nederland afdwingbaar bij de rechter. D. Bij elk sociaal grondrecht in Nederland moet de overheid zich actief opstellen. 23. De trias politica berust op het idee: A. dat burgers uit zijn op eigenbelang. B. dat burgers en overheid gelijk zijn aan elkaar. C. dat de wetgevende macht niet te veel macht krijgt. D. dat burgers beschermd willen worden tegen de overheid. 24. Waaruit bestaat in Nederland de wetgevende macht? A. De regering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer B. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer C. De regering en de Tweede Kamer D. De regering en de Eerste Kamer 25. In Nederland is sprake van onafhankelijke rechtspraak, omdat: I. Nederland een democratie is. II. er in Nederland sprake is van een scheiding der machten. III. Nederland de Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties heeft ondertekend. IV. het principe geldt dat rechters nooit ontslagen kunnen worden. A. I, II en III zijn juist. B. Alle antwoorden zijn juist. C. Alleen II is juist. D. II en III zijn juist.

26. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) dient een wetsvoorstel over een aanpassing op de bijstandswet in bij het parlement en het wetsvoorstel wordt goedgekeurd. Vervolgens maakt een ambtenaar op het Ministerie van SZW een soort handleiding voor de gemeentes die de nieuwe wet moeten toepassen. Van welke macht maakt de ambtenaar op dat moment deel uit? A. Wetgevende macht. B. Uitvoerende macht. C. Rechtsprekende macht. D. Geen van alle. 1B,2D,3D,4A,5A,6D,7B,8A,9A,10B,11B,12B,13D,14A,15B,16A,17C,18B,19A.20D, 21D,22D,23D,24A.25C,26B