Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden



Vergelijkbare documenten
L E S E R. [485] T O T D E N

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6]

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Waerdye van lyf-rente naer proportie van los-renten

Ludolph van Colen. tsamen door. gheboren in Hildesheim. Ghedruckt t Amstelredam by Cornelis Claesz. opt water, by die oude Brugghe.

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714

Historie vanden reus Gilias

Het nieuwe christelyk en geestelyk uur-slag

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden.

Is Jezus God? De namen van God de Vader en God de Zoon

Beschryving van de Straat Davids, van de Zuydbay, tot om het Eyland Disko. Als meede van de Z.O. bogt tot door het Waygat

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën.

Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen.

10. Bijbel, Lucas 15. Vertaling L. ten Kate. Vertaling NBG/BBG, Haarlem/Brussel 1951.

De ondergang van de Spaanse Armada een spannend verhaal

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Vindplaats: Toonkunstbibliotheek Amsterdam, 212 E 20, Gulde-iaers Feest-Dagen, 1635 I.S.V.W. Pagina 1157, Microfilm: UB Amsterdam

Deux-Aesbijbel (1562)

Hoe zagen de omringende volken David, en waar was de tabernakel op dat moment?

Een nieuw lied op de zeven hooftzonden: en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie

Cort verhael van die ghesciedenisse ende belegeringhe der stat Alcmaer anno 1573

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren.

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. M.J. Schuurman (Oldebroek)

I E T S O VER JOHAN MAURITS YAN NASSAU. üe vierde Stadhouder van Friesland, WILLEM

Valentijn ende Oursson,

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Een belangrijke missive.

Sindbad. De Vier Windstreken

Ordre ende reglement op de koorn-molenaers binnen de stadt Goude by Gouda

Lof der schilder-konst

Ponthus ende die schoone Sydonie

Welke plaag moesten zij aankondigen; wanneer zou de vijfde plaag een feit worden en had Gods volk last van deze plaag?

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID

Gilde-Brief Gilde Den Standboog. Gilde-Brief

VAN EENE ZELDZAAME NOG NIET BESCHREEVEN

Wat er in de Bijbel staat.en andere liederen

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Canonvensters Michiel de Ruyter

6 Stefanus gevangengenomen

Voorwoord. Rome en de Romeinen

Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

In het volgende verhaal maak je kennis met een vreemd volk. Luister goed. Z I E N W I J E R G E V A A R L I J K U I T?

Welke les moesten de Egyptenaren leren?

Geschiedenisproefwerk groep 7 Hoofdstuk 5 Een nieuwe wereld: Amerika

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

Een volgende en definitieve fase in de kerstening begon met Franciscus Xaverius in 1552.

De leiding van de Heilige Geest, en de misleiding

De Unie van Dordrecht, 4 juni 1575

Latijn: iets voor jou?

Bruylofs-gedicht, ter eeren van den E. Gosuinus de Wit, ende joffr. Elizabeth de l'homell

Nieuw Oranje volks-lied

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

Opwekking 346: Opwekking 167:

Titelgegevens / Bibliographic Description

DOCTRINE VAN DE LAATSTE DINGEN. De grote verdrukking, de antichristus y de opstanding.

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

De gelijkenis van de verloren zoon.

Welke angst leefde bij Mozes toen hij alle wetten, regelingen en verordeningen had opgeschreven?

LITURGIE voor de kinderdienst op zondag 15 februari Oude Jeroenskerk Noordwijk. Thema: Spoorzoekers: Bram: David Baak

De doop in de Heilige Geest

Dit product wordt u aangeboden door ComputerBijbel ( ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6

Beschrijving van de grafzerken in de Adriaen Janszkerk in 1922

Heilige Mis ter gelegenheid van de Eerste Heilige Communie in de St.Lambertuskerk te Swalmen

7.1 Slavenhandel en abolitionisme.

Tjimmie van der Wal: Zodra iedereen binnen is beginnen we met:

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

Geloof, een zaak van het hart

Treur-lied over de verschrikkelyke aardbeeving tot Lissabon, en andere plaatsen in Portugal. z.n.,

Welke opdracht gaf God aan Elia?

het boek Openbaring enkele sleutels Amos 3 : 7 Voorzeker, de Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

DE WONDEREN VAN JEZUS

1. Desen brief sal man 2. bestellen tot Leider- 3. dorp aen Arijaentgen 4. Heinderick 5. Bremer 1

TOEN GOD ALLES MAAKTE

24 Januari 1948, beide uit Paramaribo, hoofdstad van Suriname. Hij verzocht me jou te schrijven

Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy. De tuin van de Opstanding

- tijd om terug te kijken - tijd om vooruit te kijken

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de

Niet bang zijn! God maakt je sterk!

Helling, oudt omtrent jaren, Lucas Harperszn. van soldaet onder hopman Teylingen, oudt omtrent jaren, deposeerden tuychden by die zyne gedaen hebben,

HANDEL LES 2. De Oostzeevaart of de Sontvaart. Aangenaam. De naam is Bicker, Jacob Bicker, directeur bij de Oostzeevaart.

Werkblad Bestuur. Vrede van Utrecht VO Werkblad verdieping 1: Bestuur: Waarom kon de Republiek geen vuist maken?

Hendrick Hamel dbnl. Zie voor verantwoording:

Liturgie voor de dienst van het Woord waarin we de uitstorting van de Heilige Geest gedenken. EENSGEZIND!

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

In gesprek met God. In gesprek met God. In gesprek met God. m n. Marlies Medema & Agnes Huizenga

Die overkant was een streek waar veel niet-joodse mensen woonden. Vreemd gebied.

Zondagsschoolboekjes Recensie

Samen zingen. Zwaai, zwaai, zwaai, met jonge groene takken. Zing, nu nader komt op een ezel nooit bereden Hij die doet wat moet gedaan.

Wij slaven van Suriname

Mijn ontdekkingen uit Schateiland Boerhaave

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken?

De eerste zonde - ongehoorzaamheid

Transcriptie:

Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden Jan Voorhoeve en Ursy M. Lichtveld bron. Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag 1980 (2de herziene druk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/voor007suri01_01/colofon.htm 2007 dbnl / erven Jan Voorhoeve & erven U.M. Lichtveld

De oudste tekening van Zuidamerikaanse Indianen.

7 Tot de belangstellende lezer De bloemlezer is in zijn beste vorm een amateur, die langs platgetreden paden onvermoede schoonheden ontdekt. Zijn grootste triomf is de verrassende vondst op het drukst bestudeerde terrein der literatuur. De samenstellers van deze bloemlezing hadden een wezenlijk andere taak. Zij moesten dikwijls pionierswerk verrichten. De literatuur over Suriname blijkt meestal nog onvoldoende geëxploreerd, laat staan voldoende bestudeerd. Wel kan men uitgaan van enkele artikelen in de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië en de West-Indische Gids. In deze artikelen wordt de aandacht gevestigd op enkele zeldzame werken. De vondsten werden echter meermalen onderschat en voerden zelden tot dieper onderzoek. Zo moest de noodzakelijke archiefstudie, de literair-historische waardebepaling, de datering, het bibliografisch en een enkele maal manuscriptologisch onderzoek - deze gehele omvangrijke voorarbeid - dikwijls door de samenstellers zelf verricht worden. Vele personen en instanties zijn hen daarbij behulpzaam geweest. Zij willen hier speciaal noemen de hulp en aanmoediging van Prof. Dr. W. GS HELLINGA. Het zal de belangstellende lezer ongetwijfeld opvallen, dat dit leesboek een ietwat hybridische vorm heeft. De samenstellers hebben gezocht naar een aanvaardbaar compromis tussen een zuiver chronologische presentatie van het materiaal en een indeling in genres. Dit laatste was vaak noodzakelijk, omdat de stof nog niet in zijn geheel was overdacht. De samenstellers meenden ook onbescheiden te moeten zijn in hun commentaren. Slechts op één enkel punt waren zij in staat de resultaten van het literair-historisch onderzoek vooraf mede te delen, en daarnaar te verwijzen in dit werk. De tijd

8 ontbrak om deze methode consequent toe te passen. Daarom vindt men in het commentaar verwerkt de voor een goed begrip der teksten noodzakelijke resultaten van het vooronderzoek. De samenstellers menen echter de aandacht van de belangstellende lezer nimmer zonder reden te hebben gevraagd. De samenstellers hebben zich bepaalde grenzen in tijd en ruimte gesteld, die vooraf verantwoord dienen te worden. Suriname als de huidige staatkundige en geografische eenheid (het deel van Guyana tussen Marowijne en Corantijn) is een schepping van betrekkelijk jonge datum. In de beginperiode van exploratie en kolonisatie van het vaste land van Zuid-Amerika sprak men in Nederland van Terra Firma, Wilde Kust of Koninkrijk Guyana, en daarmee bedoelde men dan de noordkust van Zuid-Amerika van Amazone tot in Venezuela. De Nederlanders trachtten op verschillende punten in dit uitgestrekte gebied vaste voet te krijgen. Andere naties verjoegen hen en zij andere naties. Zo is de eerste periode uit de kolonisatiegeschiedenis een onoverzichtelijke opeenvolging van losse kolonisatiepogingen van verschillende Europese naties geworden. De samenstellers hebben zich dan ook, in deze beginperiode, niet willen binden aan geografische grenzen van later datum. Zo treft men hier het verhaal van een kolonisatiepoging aan de Oyapoc. Toen de verhoudingen in dit gebied gestabiliseerd waren, bleek Nederland een strook van Guyana te bezetten van Marowijne tot Essequebo. Dit gebied werd onderverdeeld in toevallige bestuurseenheden, die ten dele pas veel later de huidige betekenis kregen. Tot ca 1800 menen de samenstellers het Nederlandse gebied aldaar nog als eenheid te mogen beschouwen, al keken zij met een zekere voorliefde naar Suriname. Toch zal men hier de grote slavenopstand in Berbice als voorbeeld aantreffen van de slavenopstanden in het gehele Nederlandse gebied van Zuid-Amerika. De overvloed aan materiaal noodzaakte de samenstellers, tegen de oorspronkelijke opzet in, een historische tijdgrens aan te nemen. In 1863 vonden zij een zinvolle grens. Na de

9 emancipatie in 1863 en het einde van de periode van staatstoezicht in 1873 begint een nieuwe ontwikkeling in Suriname. Na deze tijd wordt een eigen literaire ontwikkeling mogelijk: eerst in de taal der kolonisatoren, en in de laatste jaren ook in de volkstaal, het Surinaams. Deze boeiende ontwikkeling valt buiten dit werk, al zal men ook in dit werk reeds enkele oudere teksten in het Surinaams aantreffen. De samenstellers hebben ook teksten opgenomen, die op laag niveau geschreven en gedrukt zijn. Voor groter publiek waren deze teksten moeilijk leesbaar door de vele drukfouten en de slordige interpunctie. Op aanraden van de redacteuren werden de teksten leesbaar gemaakt, ook voor een ongeschoold publiek. De verbeteringen der drukfouten konden nog verantwoord worden in tekstkritische noten. De verbeteringen of wijzigingen in de interpunctie konden echter niet verantwoord worden. Daarom zijn de teksten niet geschikt voor filologisch onderzoek. Zorgvuldige opgave van de vindplaatsen der zeldzame teksten voert de filoloog echter dadelijk tot de bron. Op verzoek der redacteuren werden de teksten ook overvloedig geannoteerd. De belangstellende lezer zal tenslotte in deze bloemlezing een duidelijke visie missen, een leidraad op zijn tocht door het materiaal. De samenstellers hebben hun persoonlijke visie zoveel mogelijk buiten het commentaar willen houden. In het commentaar verduidelijkten zij slechts de gegeven tekst. Aan de lezer wordt overgelaten verband tussen de teksten te vinden. De ingewijde in de historische problematiek van Suriname zal verdere leiding zeker niet appreciëren. Aan de vreemdeling in dit Jeruzalem mogen de samenstellers dan misschien tot slot bekennen, dat zijzelf dit werk hebben leren zien en ervaren als de kroniek van het mislukte contact tussen blanken en gekleurden in Suriname.

10 Bij de tweede druk Toen dit historisch leesboek 20 jaar geleden verscheen, vond een Surinaamse vriend dat het wel zeer sterk vanuit een Nederlandse gezichtshoek was gecomponeerd. Dit bevreemdde hem vooral omdat de eerstgenoemde samenstelster zelf Surinaamse is. De volgorde was overigens om geen andere dan alfabetische redenen gekozen. Inderdaad kan men zeggen dat de geschiedenis van Suriname in dit boek beschouwd wordt vanuit de Nederlandse koopman en planter, ook al kan men in de hoofdstukken Guerilla tegen het Nederlandse gezag (de hoofdstukken IV, V en VI), en in het hoofdstuk De stem der slaven (hoofdstuk XV) de reactie van de slachtoffers vernemen. Het boek heet dan ook met recht een spiegel der vaderlandse kooplieden, en met vaderland wordt hier uiteraard Nederland bedoeld. Mede hierom hebben wij overwogen de namen der samenstellers in deze tweede druk in omgekeerde volgorde te plaatsen, maar daar tenslotte toch van af gezien. Zowel de kwade als de goede eigenschappen van de vaderlandse koopman worden weergegeven. Deze kritische instelling maakte het boek in 1958 actueel, want toen bestond deze koopman nog wel degelijk: de goedwillende Nederlander die zo goed wist wat er in Suriname diende te gebeuren. Men hoort in de hoofdstukken XIII en XIV wel veel over slavernij en emancipatie, maar op de ietwat verheven toon die de Nederlandse abolitionistische literatuur kenmerkt, een toon vol goedwillend paternalisme, waar we toen niet kritisch genoeg tegenover stonden. We hebben later leren zien dat de slaaf niet alleen maar slachtoffer was van het Europese imperialisme, maar ook de individualist die zijn meester te slim af kon zijn, en die dwars door alles heen zijn eigen wereld creëerde en zich een eigen identiteit opbouwde. In 1975 verscheen ons boek Creole Drum (Yale University Press) dat de stem der slaven wel volledig tot zijn recht doet komen. Dit tweede boek beschouwen wij als een noodzakelijk complement, wat niet wil zeggen dat deze spiegel niet op zichzelf gelezen en gewaardeerd kan worden.

11 In het voorwoord Tot de belangstellende lezer wordt gesteld dat de samenstellers niet de mogelijkheid hadden zich te baseren op literair-historisch vooronderzoek, waardoor noten en commentaar vrij uitvoerig moesten zijn. Deze opzet kon in de tweede druk niet gewijzigd worden, ook niet daar waar er reden toe bestond. Er is de laatste tijd nieuw materiaal ter beschikking gekomen. Wij noemen als voorbeeld de volgende bloemlezingen: Kri, kra! Proza van Suriname. Bloemlezing samengesteld door Thea Doelwijt. Paramaribo, 1972. Geen geraas of getier. Verhalen, gedichten, liedjes na de emancipatie voor de Tweede Wereldoorlog. Paramaribo, 1974. Een belangrijke tekst van Johannes King werd (door H.F. de Ziel) uitgegeven onder de titel Life at Maripaston in de Verhandelingen van het Kon. Inst. voor Taal-, Land- en Volkenkunde. The Hague, 1973. Dit werk bevat veel moeilijk bereikbaar 19de eeuws materiaal. Wij beschikken nu ook over de nieuwe Encyclopedie van Suriname. Amsterdam en Brussel, 1977. Toch zou dit nieuwe materiaal de opzet niet essentieel kunnen wijzigen. De spiegel zou na 20 jaar wel enigszins anders zijn samengesteld (vooral wat betreft de laatste vier hoofdstukken), maar wij beschouwen hem nog steeds als een spiegel die het verleden van Suriname zuiver weergeeft. Ursy M. Lichtveld Jan Voorhoeve

12 I Lourens Lourensz. onder de menseneters. De verhalen over Zuid-Amerika die in de 16 e en 17 e eeuw de ronde deden, wekken bewondering voor het fabulerend vermogen van onze vroegste zeevaarders op de Wilde Kust. Wel mag veel daarvan op rekening geschreven worden van Engelse zeelieden als WALTER RALEIGH en LAWRENCE KEYMIS 1 (die de mythe van Eldorado 2 zo ijverig hebben gepropageerd) en vinden wij in de bekende Nederlandse journalen van CABELIAU en DAVID PIETERSZ. DE VRIES (zie hoofdstuk II) een opmerkelijke nuchterheid en waarheidsliefde, maar dat de wonderverhalen toch ook in Nederland populair waren toont een anoniem bij Gillis Joosten Zaaghman in Amsterdam verschenen werkje uit ca 1660 met de veelzeggende titel: Korte en wonderlijcke Beschryvinge, Van de seltsame Wanschepsels Van Menschen, die ghevonden worden in het Coninckrijck Guianae, aen het Meyr Parime. Als mede van de Satyrs, en van de Vrouwen die Amazoonen Genoemt worden, daer van de oude Historien gewach maecken 3. Het boekje wordt, zoals gebruikelijk, aangeprezen door een vers, ondertekend met de zinspreuk Hier na een Beter : 4 Wanschepsels wonder vreemt, die zijn u hier beschreven: Gestaltenis, manier in handel, en haer leven, Hoe wonderlijck zy zijn, jae sonder hals of hooft, De oogen in de borst, veel van de spraeck berooft; 5 En oock veel vreemdicheyt van d'amazoonsche Vrouwen, Naeukeurigh opgesocht uyt nieuw Autheurs en d'ouden. 1 Sir Walter Raleigh was met zijn kapitein Lawrence Keymis één der eerste onderzoekers van Guiana. Vanaf 1595 waren zij op zoek naar het goudland El dorado, dat men ergens aan de bovenloop van de Orinoco situeerde. Hun reisbeschrijvingen lokten vele anderen naar deze kusten. 2 Afgaande op de verhalen van Indianen verwachtte men aan de bovenloop van de Orinoco het meer Parime te vinden (zie de kaart bij hoofdstuk II), waar een in goud gehulde vorst (El dorado) leefde in een stad met gouden daken (Manoa del Dorado). 3 In Universiteitsbibliotheek te Amsterdam onder signatuur M.G.G-s-11. 4 Deze spreuk werd gevoerd door J.G. Saeghman te Amsterdam, de broer van de uitgever van dit boekje.

13 Indianen van Zuid-Amerika.

14 Na deze veelbelovende aanprijzing valt het werk zelf wel wat tegen. Het is een compilatiewerkje met een armzalige schijn van wetenschappelijkheid, waarin wij tevergeefs naar de overtuiging van het zelfgeziene of zelfgehoorde zoeken. In dit boekje wordt echter verwezen naar een veel levendiger verslag over het verblijf van LOURENS LOURENSZOON onder de menseneters in de buurt van de Amazone. Na een achtjarig verblijf onder de Arocouros keerde deze Zeeuwse zeeman in 1626 naar Nederland terug, waar hij zijn wedervaren vertelde aan de heren van de West-Indische Compagnie, van wie NICOLAES A WASSENAER 1 het dan weer moet hebben gehoord. Deze vond het verhaal merkwaardig genoeg om het in extenso op te nemen in zijn Twaelfde deel of't vervolgh van het Historisch Verhael aller gedenckwaerdiger geschiedeniss. die in Europa... Asia... Africa... America... voorgevallen zijn (Amstelredam, 1627) waar men het vindt op fo. 62 ro-65 vo. Het verslag draagt alle kenmerken van het gekleurde zeemansverhaal: de schipbreuk, het slachten van een collega, het door een haai verslonden been, de slavernij onder kannibalen; en bovendien geeft het een ooggetuige verslag van de hoofdloze monsters en amazonen. NICOLAES A WASSENAER besluit dit verhaal (waarin Wahrheit en Dichtung vlak naast elkaar schijnen te liggen) met een tomeloze ontboezeming over Gods grootheid. Vreemt verhael van Lourens Lourensz. Zeeuw. 1 [2] Inden Iare 1618 wiert een Scheepken van twaelf last, het 2 [3] Duyfjen, binnen Vlissinghen door een Ian Tijsz. als Reeder [4] toegherust. Claes de Nayer wiert daer Schipper op, en [5] twintich mannen daer by; onder dese was Lourens Lourensz. [6] van Nieuwpoort, een Dorp in Zeelant. Ghedestineert om te [7] loopen na de Amazones, ginck <het> uyt in 't voor-jaer; [8] cours na de Amazones gheset zijnde, verviel <het> lagher 1 Nicolaes a Wassenaer was geneesheer te Amsterdam en hield zich ook veel bezig met de geschiedenis. Zijn Historisch Verhael is een jaarlijks verslag van belangrijke (vooral politiek belangrijke) gebeurtenissen in de wereld. 1 Wij zijn Prof. Dr. H. Th. Fischer, hoogleraar in de Volkenkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, dankbaar voor zijn hulp bij enkele moeilijke problemen in deze tekst. 2 last = maat waarin de tonnage van een schip wordt uitgedrukt (= 2 ton).

15 * [1] besuyden en quam in Clappopour. <Zij> liepen daer in en 1 [2] wierpen Ancker op drie voet waters. Daerop komt de Baar 2 [3] opwaerts, acht of neghen voeten hoogh; werpt het Schip [4] om, en <zij> verlooren daer acht Mans; de rest begaven haer [5] op een Eylant. De Schipper was met het Boot en sijn Soon 5 [6] doorghevaren. Als sy drie daghen allegader sonder eten en [7] drincken byeen waren gheweest, bestonden sy te hongheren; 7 [8] gheen spijs voor handen siende, begon d'een op d'ander te [9] letten, en wierter een van allen aenghetast en geslachtet om [10] de rest te voeden. [11] Vier van de resterende derthien, van desen handel een af- [12] grijsen hebbende, begaven haer te water en swommen over [13] na het vaste lant. Onder dese was dito Lourens Lourensz. [14] En quam drye daervan over; de Stierman, de vierde zijnde, [15] wiert in t' swemmen van een Haye ghebeten. Als sy met [16] haer dryen te Lande quamen, laghen sy heel vermoeyt, ver- [17] slaghen, ja als doot op de strant. Daerby quam het byten van [18] de vlieghen, dat sy nootsakelijck haer op de ganck begheven [19] moesten. Terstondt namen sy haer pas na de Zeekant, om [20] soo erghens gheleghentheydt te vinden om eenighe Natie te [21] verspreken. Onder weghe vonden sy de Stierman gestrant, [22] sonder Been, dat het monster hem wech-gheruckt hadde. [23] Een half mijle van daer vonden sy de Schipper doot, sijn * 15. in 't swemmen. Tekst: u 't swemmen. 1 De geografische aanduidingen zijn zeer onduidelijk. Het schip vaart bezuiden de Amazone een ons onbekende rivier of baai binnen, Clappopour genoemd. Men ontmoet daar een Indianenstam, die woont aan de Cassiopour, een rivier ten noorden van de Amazone bij kaap Oranje (zie kaart I). Van de genoemde Indianenstammen konden vier geïdentificeerd worden: Arocouros (Aricari? in de 18 e eeuw uitgestorven), Mayzers (Mayé? in de 18 e eeuw uitgestorven), Yaejers (Yao?), Arowackers (Arowakken). Deze stammen kwamen voor in het mondingsgebied van de Oyapoc en Cassiopour. Het lijkt ons daarom waarschijnlijk dat wij voor Amazones het stroomgebied van de Amazone (inclusief de Guiana's) moeten lezen en in Clappopour een drukfout moeten zien voor Cassiopour. 2 Baar = vloed. Het schip lag voor anker en kon dus door een hoge vloed (springvloed?) van 8 of 9 voet worden omvergeworpen. 5 Boot = de bij het schip behorende sloep, waarmee de schipper waarschijnlijk bij laag tij was uitgevaren om de oevers te verkennen. 7 bestonden = begonnen.

16 * [1] Soon aen sijn lijf gebonden hebbende, met den Boot om- [2] gheslaghen. <Zij> deden de moeyte dat sy haer in t'sant op [3] de strangh begroeven, zijnde doens de vijfde dach dat het [4] Schip ghebleven was, en <zij> geen Broot ghenutticht hadden. [5] Evenwel ginghen sy eenighe dagen noch soo dwalende langhs [6] de Strant. [7] De thiende dach verloopen zijnde, quam een Natie, [8] d'arocouros ghenaemt, langhs de Revier roeyen. En soo [9] haest als sy dese ghewaer wierden, vielen sy uyt haer Canoen [10] aen lant, namen haer om de middel en droegense in haer [11] Canoen; eten en drincken presenterende, roeydeden <zij> [12] naer haer woonplaets in t'verdroncken Landt, quamen aldaer 12 [13] teghens de nacht, wierden aldaer in haer Huysen ghebracht [14] en wel getracteert. Van haer Huyshoudinghe. [16] De manier van Huys-houden aldaer is dese: Men vint ter [17] plaets aldaer wel duysent Huysen met stroo ghedeckt, elck [18] Huys heeft wel vijfhondert menschen, elcke Familie heeft 18 [19] sijn afschutselen aen d'overzijden tegens malkanderen. Elck [20] Man heeft sijn eygen Vrou. <Zij> slapen alle in Hamacken, 20 [21] die sy van Hennep spinnen, op haer knyen rollende, ter tijt [22] toe dat het samen hout. Elck Vader houdt sijn kinderen. 22 [23] Het nemen van een Vrou bestaet meest int advijs van de [24] Capiteyn, die sy voor Overhooft bekennen. Een Ionghman, [25] de Dochter begheerende, moet van hem by de Dochters [26] Vader ghepresen zijn: dat hy vaillant is in d'oorloge, dat hy 26 * 20. Hamacken. Tekst: Haneacken. 22. Elck. Tekst: elek. 12 Dit schijnt een vertaling te zijn van Cassiopour (zie p. 15, noot 1). Caraïbisch puro = nat maken. 18 Men vond in dit gebied slechts dorpen van maximaal 200 inwoners. De hier gegeven getallen moeten dus sterk overdreven zijn. 20 Hamacken = hangmatten. 22 sijn kinderen houden = zijn kinderen opvoeden. 26 vaillant = dapper.

17 * [1] neerstich is in 't Visschen, gheen tijt met ledicheyt doorlatende, [2] soo dat hy, met kinderen gesegent zijnde, die wel sal konnen [3] onderhouden. Haer eten is Visch tot Visch: de ghedroechde [4] is in plaets van Broot, en de versche is toespijs, gesoden of [5] gebraden. De Vrouwen sijn de Mannen seer onderdanich, [6] doende al dat haer geboden wert. <Zij> sullen oock selden [7] vleesch eten, om dat haer Mans dat niet en eten, al ist dat [8] het in overvloet by haer is, bysonder van Verckens, Hasen, [9] Conijnen en ander Wilt. De meyninge is aldaer, soo yemant [10] veel vleesch eet, dat hy niet moedich in d'oorloghe sijn sal; [11] daerom sullen de Ionckskens dat weynigh eten, als sy be- [12] ginnen Manhaftich te worden. De Dochterkens wert het [13] toeghelaten, soo langhe als <zij> niet getrout zijn. Van haer Religie. [15] Het schijnt niet dat by haer eenighe Gods-dienst is. Sy [16] leven sonder vreese Gods. Nochtans als sy goet doen, soo [17] nemen sy vermaken daer in, wijsen sy na boven, als of daer [18] een sijn soude die sulcx siet of vergeldet. Quaetdoenders [19] werden by haer, by forme van Iustitie, door de Capiteyn, die [20] zy Pape noemen, ghestraft met hangen, branden, geesselen 20 [21] en andersints. Van de eeuwige Salicheyt of den Hemel dragen [22] sy gheen kennisse; haer daeraf ghesproken zijnde, konden [23] <zij> het niet begrijpen, of veynsdeden ten minsten sulcx. [24] Eenige refuseerden gantsch daer na te luysteren. Van haer leven. [26] Dese Natie loopt gantsch naeckt; schaemte is by haer [27] gantsch niet. In die staet heeft dese voorsz. Lourens met haer 27 * 8. van Verckens Tekst: van van Verckens. 9. yemant. Tekst: eymant. 10. moedich. Tekst: noodich. 20 In het Caraïbisch betekent papa vader (ook wel gebruikt voor God). 27 voorsz. = voorsegde.

18 * [1] in t'achste Iaer gheleeft, sijnde in dienst van dieghene di 1 [2] hem ghevanghen hadde, als d'andere twee mede waren; [3] voor hem vis vanghende en hem selven, soo met de hanghel [4] als t'schepnet en vele andere manieren, dit t'langh ghebruyck [5] haer gheleert heeft. T'sijn Menschen-eters, voerende Oorlogh [6] tegens de Mayzers, zijnde een Natie ontrent haer. En yemandt 6 [7] van die bekomende, dien eten zy. T'is ghebeurt dat sy een [8] Ionghman ghevanghen kreghen, dien slachteden zy, en wiert [9] in sijn ghewest meest by portien t' Huys ghesonden en de 9 [10] Vrienden rontsom mede ghedeelt. En alsoo dese Ghevanghen [11] Lourens dit mensche-vleesch eten altoos teghensprack en [12] weygerde, wilden sy hem dat eens laten proeven, om door [13] de lieflijcke smaeck hem mede tot het alghemeen menschen- [14] eten te locken. Sy bereyden het soo smaeckelijck als sy kon- [15] den, setten 't hem voor wel gekoockt, zijnde seer blanck. Hy [16] at het, en <t> was soet, alle andere hare spijse te boven gaende. [17] Diens hy vraechde, wat vleesch het was. Sy seyden Mensche- [18] vleesch, van de Mayser die sy onlanckx ghevanghen hadden; [19] en of het soo afgrijselijck was als hy te vooren wel ghevoelt [20] hadde. Daerop hy terstondt begost te walghen en te braecken, [21] hem dat quijt makende soo veel als hy konde, seer gestoort [22] hem thoonende dat <zij> sulcx hem onwetens gedaen hadden, [23] haer vermanende en biddende sulckx niet meer te doen, alsoo [24] het voor hem en Godt een grouwel was; dito <hij> haer [25] t'zijnder tijdt over sulckx straffen soude, of <sij> noyt by hem [26] in d'eeuwighe vreucht komen, die, om hoogh wijsende, daer [27] boven sijn sal. Met dese en dierghelijcke Propoosten bracht [28] hy eyndelijck d'inwoonderen soo verre, dat sy geduyrende [29] de tijt in presentie noyt yemant weder aten, alsoo hy haer [30] sulcx doens onnatuyrlijck te sijn voorsteldede en Gode on- [31] aenghenaem, in hope dat sy het voortaen souden naerlaten. * 14-15. konden. Tekst: Kondon. 15. gekoockt. Tekst: gekockt. 1 Dus ruim zeven jaar. 6 Zie p. 15, noot 1. 9 Hier wordt bedoeld het gewest (de landstreek), waar Lourens toen vertoefde.

19 * [1] Dit gheschiede als hy vijf Iaren met haer gheleeft hadde. [2] D'andere twee hadden het noyt ghegheten dat hy wist, alsoo [3] die beyde int derde Iaer van haer By-wooninghe van de [4] roode loop gestorven waren, haer Meesters in gelijkcke dienst 4 [5] van t'vissen gedient hebbende. Die Vis die sy meest vangen [6] is dapper gescobt, wert van onse Hollanderen en Zeeuwen 6 [7] aen d'eynden van de revieren mede wel gevanghen, is soet [8] van smaeck, groot en kleyn. Als sy hem vangen bijten sy [9] hem int Hooft, dat hy doot is, en dan werpen sy hem in een [10] Corf. T'huys komende hanghen sy die op om te drooghen; [11] de rest wert datelijck voor 't gantsche huys ghekoockt. Haer Oorloghe. [13] Middeler tijdt vielender propoosten altemet voor van hare [14] vyanden, die rontsom haer leggen. En 't was het gevoelen [15] van dito Lourens, dat sy wel de sterckste waren, alsoo andere [16] haer vreesdeden, en van haer in d'oorloghe of d'alghemeyne [17] optreck, die om de twee maenden gheschiede, wechliepen; 17 [18] blijckende niet alleenlijck aen de Maysers, maer oock aen de [19] Guajaporckers, Yaejers, Arowackers, en andere, die verre 19 [20] van haer gheleghen, als een Natie sonder Hoofden; van 20 [21] dewelcke sy dickwils met hem in discoursen waren. Maer [22] hy konde het niet aennemen als by alle Menschen onghe- * 1. gheleeft. Tekst: gheleft. 4 roode loop = diarree met bloedige ontlasting. 6 dapper gescobt = flink geschubd, met veel schubben. 17 Het schijnt de gewoonte van deze Indianenstammen geweest te zijn, om de twee maanden van woongebied (jachtgebied) te veranderen. 19 Zie p. 15, noot 1. 20 De verhalen over hoofdloze monsters en Amazonen schijnen te berusten op oude Indiaanse overleveringen. De Indianen stelden zich wreedaards (bij voorkeur natuurlijk hun gevaarlijkste vijanden) voor als hoofdloze monsters met een mond in de borst. De legende van de Amazonen schijnt terug te gaan op de Indiaanse voorstelling van het vrouwenparadijs, dat evenals het mannenparadijs (zie de legende van El dorado) gesitueerd werd aan het legendarische witte meer Parime in de binnenlanden van Guiana (zie de kaart bij hoofdstuk II).

20 * [1] looflijck, 'twelck haer wonder docht, mits sy dickwils die [2] ghesien en verdreven hadden, hem beloovende als sy eens [3] te strijde ginghen, dat sy hem dan mede nemen zouden. Aenslach van een nieuwen tocht. [5] Als hy nu over de vijf jaren met haer gheleeft hadde, [6] rusteden sy een goet deel Canoen toe, wel met Pijlen ghe- [7] wapent, en roeydeden twee daghen Oostwaerts, hoogher als [8] sy laghen, en quamen op den nanoene ontrent dese Contreye, [9] daer sy seyden dat dese Menschen haer onthielden. En corts [10] daerna bevont dito Lourens het waer te zijn dat sy gheseyt [11] hadden, siendende van verre meer dan hondert alsulcke op [12] de Strant met Visschen besich. Maer soo haest als sy de vreem- [13] de Canoen ghewaer wierden, vluchteden sy alle lantwaert in. [14] Evenwel traden twaelf van dese Arocouros te lande, onder [15] dewelcke dito Lourens mede was, om eenige t'achterhalen [16] so het mogelijck was. Eyndelijc aen 't Water komende, sagen [17] zijder een op een pael achter een Clip staende, die sy van [18] achteren besetteden. Dese, geen middel van uytcompst [19] siende, begeeft hem te Water; al dit gheselschap valt hem na, [20] en hadde groote moeyte eer sy hem bequamen, mits hy [21] stedich als een Bruyn-vis om en wederom wentelde en soo 21 [22] machtich was, dat sy hem qualijck vermeesteren konden. [23] Eyndelijck door 't langhe woelen vermoedet, wiert hy van [24] haer ghevat, in de Canoe handen en voeten gebonden zijnde [25] gheworpen, en soo ghevanckelijck wech ghevoert. Dit [26] teghens den avont gheschiet zijnde, liepen sy teghens de [27] doncker de Revier voor stroom weder af, en bleven die [28] nacht onder weghe aen een Pael ghebonden vast legghen, [29] tot dat de Dagheraet aenquam. Dien gantschen dagh waren [30] sy noch besich met roeyen, eer sy tot haer woonplaets * 18. besetteden. Tekst: qesetteden. 21 stedich = voortdurend.

21 * [1] quamen. Daer was terstont soo grooten toeloop van menschen [2] als oyt daer gheweest was, een yeder voor dit Monster ver- [3] schrickt en verwondert zijnde. De gestalte van het Monster. 4 [5] Hy was kort van statuyr, dick, gheset, en Vet van lichaem. [6] Op de Toppe, daer yder Mensche de Neck is, stont hem een [7] Locke lanck swart hayr; int midden van sijn Borst de Neuse; [8] d'ooghen stonden een spanne van malcanderen, de Ooren [9] dicht onder Oxelen, zijnde kleyne passagien, konden qualijck 9 [10] ghesien worden: soo dat alles grouwelijck stont. Als sy [11] teghens den avont arriveerden, was datelijck diens ghevangen [12] hy was besich met een Mick te maecken, die hy in d'aerde [13] settede, en hingh hem daer aen, de Voeten aen de twee [14] Tacken van de Mick. Terwijl sy daer mede doende waren, 14 [15] maecktede hy groot gheluyt met raesen, tieren en balghen, 15 [16] soo schrickelijck dat niet te hooren was. Doens begonnen [17] sy hem met stocken te slaen op de borst voor 't hert, en op [18] de beenen, dat hy noch langer en meer tierdede. Eyndelijck [19] conden sy hem qualijck doot crijghen. Ter tijt toe dat sy 19 [20] hem in de zyden sloegen, doens begost het bloet hem uyt [21] de neuse en de mont te loopen: de tonghe uyt steeckende, [22] dat hy de gheest gaf. En <zij> lieten hem soo hanghen. In de [23] morgenstondt was het ghevoghelt, dat seer hongherich al- [24] daer is, op het lichaem; rucktede stucken daer uyt, dat het [25] dien dach van alle het vleesch berooft was, en niet dan [26] 'tgheraemte aen de Mick bleef hangen. Dit was d'uytecomst 26 [27] van dit monster, dat een yeder groote schric aengebrocht * 26. gheraemte. Tekst: gheremte. 4 Zie de illustratie bij dit hoofdstuk. 9 passagien = doorgangen. Een term die in de oude heelkunde wel gebruikt werd om nauwe kanalen in het menselijk lichaam aan te duiden. 14 Mick = gaffelvormige galg. 15 balghen = schreeuwen, tieren. 19 qualijck = met moeite. 26 d'uytecomst = het einde, de afloop.

22 * [1] hadde. Alsoo het vel in handen en voeten was: al wat het 1 [2] vattede, rucktede het met huyt en hayr af, blijckende by de [3] ghequetsten die hy int ghestommel int water, als hy ghe- [4] vanghen wiert, ghetroffen hadde. En ten ware sijn handen en 4 [5] voeten met dobbel ghetouw aenéén ghebonden hadde ge- [6] weest, hy soude haer in de Canoe 's nachts vry werck ghe- [7] maeckt hebben. Alsoo moest dito Lourens ghelooven, 'twelck [8] hy noyt hem hadde connen inbeelden, en van weynighe [9] aenghenomen sal zijn, tenzy alsulcke van meer ghesien 9 [10] mochten werden. Wert verlost inden jaere 1625. [12] Dit ghepasseert sijnde, bleef hy noch stadich by dit volck, [13] dickwils Godt aenroepende eenige middel hem te vergunnen, [14] dat hy uyt dese slavernij e mocht verlost sijn; met seeckere [15] hope, dat sulcx hem van den Heere vergunt soude werden [16] door eenighe handelaers, die aldaer souden moghen met haer [17] Iachten of Boots comen Negotieren. Soo gheviel't in den [18] beginne des achste jaers dat hy by haer gheleeft hadde, dese [19] Arocores van de Guajapocers ter feeste ghenodicht wierden; [20] tot dewelcke sy oock met haer Canoen reysdeden; en <zij> [21] waren daer thien dagen lanck en vonden aldaer Zeeuwen, [22] die onder die Natie handelden, haer lieden te kennen gheven- [23] de de ghelegentheyt van haer lant, haer sterckte van volcke- [24] ren, haer Naghebuyren, van de Natie sonder Hoofden; dat [25] by de Zeeuwen niet conden aenghenomen werden als on- [26] ghelooflijck; twelck sy evenwel wilden confirmeren met de [27] ghetuychghnisse van een Flamenco, die wel 'tneghentich 27 * 13. aenroepende. Tekst: aenreopende. 27. Flamenco. Tekst: Fiamenco. 1 Zodanig (d.w.z. zo ruw) was de huid van zijn handen en voeten, dat hij al wat hij vastgreep er met huid en haar afscheurde. 4 ten ware = als niet. 9 nl. dergelijke monsters. 27 De Nederlanders werden door de Zeeuwen op voorbeeld van de Spanjaarden Flamencos genoemd.

23 [1] maenden by haer gheleeft hadde. Dese Zeeuwen, sulcx ver- [2] nemende, waren terstont begeerich om dien te lossen, die [3] soo lange tijt onder de Wilde menschen gheleeft hadde. <Zij> [4] vraghen terstont of hy te lossen was, daerin sy haer ghewillich 4 [5] thoondeden, als haer een oude Musquet en een Bijl of twee [6] ghegheven wiert. Comt by zijn Lantsluyden. [8] Als dese Arocoros wederom wilden, begaven haer twee [9] Zeeuwen met haer in een Canoen, en quamen ter plaets daer [10] dito Lourens was, seer verwondert over de comste sijnder [11] Lantsluyden, en de langhe verwachte verlossinghe. Daerop [12] hy datelijck de Heere Godt voor sijn ghenade dancktede, [13] van meyninghe sijnde sulcken weldaet noyt te vergheten. [14] Dese twee vertoefdeden niet lange als haer Lantsman verlost [15] was, en roeydeden seer cort nederwaerts, daer sy te voorens [16] drie daghen over gheroeyt hadden. Hy vondt aldaer het [17] Scheepken van Zeelant, daer Leyn in de Balans Schipper op [18] was, sijnde het Bootjen van Samuel Lucas, voor de West- [19] Indische Compagnie uyt Zeelant afghevaren; en quam dit [20] jaer 1626 van daer, doens de Vloot van de Admirael Boude- [21] wijn Hendricksz. inquam. T'huys comende vont hy meest 21 [22] alle sijn vrienden doot, alleenlijck sijn Suster tot Medenblick [23] getrout, waerhenen hy hem transporteerde, en verhuyrde [24] hem in den Maent Novembri desselfde jaers om met een [25] Medenblicker man na de Straet te gaen. Die voor Amsterdam 25 [26] leggende, brocht desen mede. T'selfde by de Schipper ver- [27] haelt zijnde, wiert het de H.H. vande West-Indische Compag- [28] nie aanghedient, alsulcken man voor den dagh ghecomen te [29] zijn, die int achste jaer onder de Wilden gheleeft hadde. Hy [30] wiert in haer Vergaderingh ghehoort, alwaer alles vertelt is 4 nl. de Indianen. 21 De vloot van Boudewijn Hendricksz. moest na een weinig voorspoedige tocht naar Afrika en West-Indië huiswaarts keren, omdat na de dood van deze admiraal in Havanna (1626) het scheepsvolk begon te muiten. 25 de Straet - de Middellandse Zee.

24 [1] en ghenoteert, en volghens 'tgheene int langh en breet alhier 1 [2] verhaelt: presenterende, soo de Compagnie hem begheerde [3] te ghebruycken, dat hy goede profijten daer int Lant doen [4] konde van Cattoen, Letterhout en andere Waren, daer 4 [5] vallende, onder allen mede persisterende van 't ghesicht der 5 [6] Monstreuse Menschen, niet twijfelende of, 't geviel dat hy 6 [7] derwaerts ginck, alsulcke menschen te konnen achterhalen [8] en herwaerts te brenghen. Geleghentheyt van plaets. 9 [10] Dit dorp van Aracouros leyt op de Revier Cassiopoure, [11] by haer ghenaemt: int verdroncken Lant. Sy ghebruycken [12] niet dan Canoen als sy te strijde dickwils int jaer gaen; Pijlen [13] zijn haer gheweer. <Zij zijn> fel int schieten. Nadat dito [14] Lourens het menschen-vleesch ghegheten hadde, heeft hy [15] noyt connen bemercken, dat sy oyt yemant weder omge- [16] brocht hebben, door sijn ernstighe vermaninghe van Godts [17] Toorn en andere dreyghementen daeraf verschrickt. Ontrent [18] haer vindt men meest al mensch-eter, als de Lanckhayren, [19] Arowackers en Kianen. De Yajes hebbender een afgrijsen af, [20] alsoo het halve Duytschen zijn. De Capiteyn aldaer heeft een [21] schoon Dochterken, by een Nederlander, van sijn Vrouwe 21 [22] gehouden, dat t'eenemael in zeeden, fatsoen en alles de 22 [23] Zeeuwen ghelijckt. Niet verre van daer zijn mede Vrouwen [24] die alleen huys houden; <zij> sijn fel int schieten, en groote 24 [25] meenichten comen sy tegens d'arocouros uyt en verdrijven 1 De notulen van dat jaar van de Amsterdamse kamer van de West-Indische Compagnie zijn, blijkens ingewonnen inlichtingen bij het Rijksarchief, niet meer aanwezig. Wij hebben dus de bron van Nicolaes a Wassenaer niet kunnen terugvinden. 4 Letterhout = een veel in de meubelindustrie gebruikte houtsoort uit Guiana. Het hout dankt zijn naam aan de letter-vormige adering. 5 daar vallende = die deze streek oplevert. 6 't geviel = als het gebeurde, mocht gebeuren. 9 Hier eindigt waarschijnlijk het verhaal van Lourens in de notulen van de Compagnie. Het volgende wordt daar uit andere bronnen aan toegevoegd. Er is geen logisch verband met het voorgaande. 21 by een Nederlander = verwekt door een Nederlander. Lourens meent dus dat de Yajes (= Jaos) hun beschaving (o.a. blijkende uit het feit dat zij geen mensen eten) te danken hebben aan hun contact met een Nederlander, die bij de vrouw van het opperhoofd een kind verwekt heeft, dat precies lijkt op een Zeeuws meisje. 22 fatsoen = uiterlijk, voorkomen. 24 Zie over de Amazonen p. 19, noot 20.

25 [1] haer als sy haer aentasten, soo dat sy naer laten de Vrouwen [2] langher te bestrijden. De mannen comen by haer op een [3] seeckeren tijdt van 't jaer; alle Soontjes maecken sy van haer, [4] de Dochteren behouden sy. Indien die binnenlanden versocht [5] mochten werden, men soude veel dinghen, voor ons on- [6] bekent, te weeten comen, die nu voor onghelooflijck ghe- [7] houden werden en by een yder bespot sijn. [8] d'oude Geographi maecken meest alle mentie van de 8 [9] Monsters sonder hoofden, als ooc Munsterus. d'engelschen 9 [10] in haer Journael van den jaere 1592 verwerpen het ghevoelen 10 [11] niet, datter alsulcke souden sijn. Laet ons treden Klimakodees 11 [12] tot d'almoghentheydt Godts, in de Scheppinghe der dingen [13] haer verthoonende, en in de admistratie der selfder. Die uyt [14] het Centro des aertrijcx tot op de vlackte desselfs te speuren [15] is. Die het Noorden over niet streckt en d'aerde daer aen [16] hanght: het bovenste eh 'tbenedenst gheen pedestael hebben- 16 [17] de. Die de wateren in de wolcken besluyt, dat sy niet druppe- [18] len dan 'tzijnder welghevallen. Die de vlackte en breete des [19] Hemels sonder hoochte begrijpt en die met de wolcken be- [20] treckt. Die de Zeewateren een perck ghestelt heeft tot d'eynde [21] des werelts, tot dat dach en nacht in een smelten, en de pilaren [22] des Hemels t'samen gheplet en van een barsten sullen. Wiens [23] kracht de Zee vanéén scheurt en verheft, dat sy drooch wert [24] en de revieren sonder wateren sijn. Wiens wijsheyt de wateren [25] scheydet, wiens geest de Hemelen verciert, en wiens handt [26] den grooten Walvisch ghemaeckt heeft. Dit is sijn doens, [27] doch hoe weynich begrijpen wy daer af. Hoe souden wy [28] dan de Donder, dat is de cracht sijns groote Machts en [29] moghelijckheyts begrijpen! 8 mentie = melding. 9 Munsterus = Sebastiaan Münster, Duits cosmograaf uit de 16 e eeuw, schrijver van de Cosmographia universa (1541). 10 Het lijkt waarschijnlijk (al stemt dit niet overeen met de hier genoemde datum), dat de schrijver hier doelt op de reisbeschrijving van Walter Raleigh (London, 1596), die inderdaad schrijft over a nation of people, whose heades appeare not above their shoulders, which though it may be thought a meere fable, yet for mine owne parte I am resolued it is true.... 11 Klimakodees = trapsgewijs opklimmende. 16 pedestael = voetstuk, steunpunt.

26 II Zeevaarders op de wilde kust Wie enigszins bekend is met de zeemansliedjes over Oost-Indië weet wat hij op dit gebied van de oudste Hollandse zeevaarders mag verwachten: een hopsa-heisa-toon bij het uitvaren, afgewisseld met godvruchtig bezinnen op de gevaren van de reis en bij aankomst een uitbundige belangstelling voor de lichamelijke aantrekkelijkheden van de vrouwelijke inwoners der bezeilde kusten. Toen wij in de verzamelingen naar Surinaamse specimina zochten bleek tot onze teleurstelling, dat de samenstellers zich wel zeer eenzijdig op de Oost hadden gericht. Hier en daar was een lied van later datum over Suriname opgenomen, dat echter de ware volkstoon miste. Toch bewees een in de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië ('s-gravenhage etc., 1914-1917), p. 667 (noot) opgenomen gedicht, dat de vaart op Suriname onder de Zeeuwen althans populair moet zijn geweest: Gij waerde vrint begeert mijn dogter tot u zoete lief? Ik zal haer wel seecker geven tot u gerief; Maer toon mij eerst dat gij besit als man goeden moet, En dat ghij vooraf de rijs naer Surinaeme doet, 5 Zooals van outs ieder opregt Zeeuws joncman past Dien eene Zeeuwsche maeght door haer schoonheijt heeft verrast. Wij konden hierom het gevoel niet van ons afzetten, dat ook echte zeemansliedjes over Suriname te vinden moesten zijn. Wij vonden er inderdaad enkele in een pamflet met de titel: Beschryvinge van eenige voorname kusten in Oost-en West-Indiën; als Zueriname, Nieuw-Nederland, Florida,... Door verscheidene Liefhebbers gedaan. Leeuwarden, 1716 1. Het eerste hoofdstuk 1 Het tweede hoofdstuk van dit uiterst interessante pamflet, dat twee jaar eerder dan het bekende boek van J.D. Herlein, Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname bij dezelfde uitgever, Meindert Injema te Leeuwarden, verscheen moet ook door Herlein geschreven zijn. Het bevat een voorstudie tot de eerste hoofdstukken van het boek van Herlein. Wij raadpleegden een exemplaar in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht onder signatuur 232 H 53.

27 Reys-Togt na Zueriname, ende myn aankomst daar zelfs blijkt niets meer of minder te bevatten dan een Surinaamse Arcadia. Na een poëtisch gekleurd verhaal van de zeereis naar Suriname (met vermelding van enkele zeemansliedjes), wordt een gezelschap jongelieden geschetst, dat onder vrolijk discours bijeen is, wat uitloopt op een geleerd vertoog over kussen en zoenen en wat daar sinds de Grieken zoal aan vast zat en zit. Een van de in extenso meegedeelde zeemansliedjes mogen wij de lezers niet onthouden: Zee-Lied der Matrozen Regt voor Texel op de Ree, Leggen wy gerust te varen, 3 Door de wilde woeste Zee, 5 Over zoute stoute baren, Na West-Indiën rijk vermaard, Met de Vree, die God bewaard. 7 't Wintje waaid als Oost-noord-oost. Wind op de ankers, zet by zeilen! 9 10 Lootsman, weest nu welgetroost, Wild na diepte en droogte peilen; Zie na ton en bakens mee, 12 Dat wy op een droge stee Niet geraken, maar in zee. 15 't Land van Dov'ren leid aan ly, 15 Zingels wy met lust passeren, Bevezier en digt voor by, 17 Poorts-lands hoek kan ons niet deren, 3 leggen wy gerust te varen = liggen wij toegerust om te varen. 7 de Vree is de naam van het schip, waarmee men naar West-Indië zal vertrekken. 9 wind is hier een werkwoord. 12 ton is een soort baken. 15 Het schip vaart langs de zuidkust van Engeland en steekt dan over naar de Canarische eilanden. Verschillende punten aan de kust worden achtereenvolgens genoemd: Dov'ren (= Dover), Zingels (= de ondiepten in de inham van Winchelsea), Bevezier (= Beachy Head), Poorts-lands hoek (= Portland), Goudstart (= Start Point), Lezart (= Lizard Head), Sorles(= Scilly Isles). ly = de zijde van het schip, dat buiten de wind ligt. 17 digt voor by = vlak daarna. In de context komt dit echter slecht uit. Wij vermoeden daarom, dat hier een drukfout gemaakt moet zijn. De versregel zou kunnen luiden: Bevezier en Wigt voorbij. Wigt, ook vaak in oude journalen geschreven als Wicht, is het eiland Wight.

28 Goudstart, Lezart, Sorles lest; Daar mee zeilen wy zuid-west En ook zuiden, dat is best. Ik zie de Hemels hoge top 4 5 Aan de Kanarize Eylanden, 't Noord-passaad waaid lustig op; Strijkt de Mars-zeils aan de randen; 7 Stuurman schiet de hoogste kant, 8 Voor de Steve doemt het Land, 10 Dan dreigd ons geen Klip of Strand. 10 Jago van ons aan Stuur-boort, 11 Om de Linie te passeren; 12 Zeilden zuid-zuid-oost al voort, 13 Moesten nog in 't eynd laveren, 14 15 't Ooste wintjen koelden digt, 15 Trijnedat kwam aan 't gezigt, 16 In het opgaan van het ligt. Man te roer, houd zuid-oost aan, 18 'K zie Testande Chum al blikken; 19 20 Laat de Koers nu oost aan gaan. Deze wind die wil ons schikken, 4 Hemels hoge top van de berg op, Teneriffe, een der Canarische eilanden. 7 Mars-zeils zijn vierkante zeilen, die worden ingenomen om vaart te minderen. 8 Het heeft er alle schijn van, dat men Teneriffe aandoet: schiet de hoogste kant (stuur aan op de hoogste kant van het eiland). 10 Als men het eiland zo nadert heeft men geen gevaar voor klippen of zandbanken te vrezen. 11 Jago = S. Thiago, een der Kaapverdische eilanden. 12 Met de Linie kan ook de Kreeftskeerkring bedoeld zijn. 13 De richtingsaanduiding moet hier foutief zijn en waarschijnlijk uit een soortgelijk lied over de vaart op Oost-Indië hier zijn verdwaald. Immers, deze richting volgend komt men aan Kaap de Goede Hoop. Vanaf S. Thiago moet men de Oceaan oversteken en dus west of noordwest beginnen te varen. 14 Ook dit laveren komt niet goed overeen met de hierna opgegeven windrichting (oost). 15 koelden digt = verfriste zeer. 16 Trynedat = Trinidad (zie kaart I). 18 In dit couplet is de richting weer in overeenstemming met de werkelijkheid. Men moet Testande Chum dus zoeken omtrent de rivier Berbice (zie kaart I). Het moet een eiland of berg zijn, waaraan het scheepsvolk bemerkt, dat men de koers moet wijzigen. 19 blikken = zich vertonen, opdoemen.

29 * Ende brengen op de ree Aan de revier Zuernaam uit zee, 2 Daar wy ververzen mee. 3 [A. Cabeliau] Het oudste Nederlandse verslag van verkenningstochten naar de Wilde Kust van Guyana is van A. CABELIAU, die als commies-generaal in 1597 uitgezonden werd op een tocht naar de kust van Guyana en het eiland Trinidad. In zijn verslag aan de Staten-Generaal beschrijft hij zijn bevindingen. Hij heeft onder meer gezocht naar de goudmijnen in het stroomgebied van de Orinoko, hem bekend uit het reisverhaal van Sir WALTER RALEIGH (hier HALLEY genoemd). De verhalen van RALEIGH hoort hij wel bevestigen door Spanjaarden en Indianen, maar zelf heeft hij niets kunnen vinden. Tenslotte meent hij dat voor een koopman hier weinig voordeel te behalen is. Opmerkelijk is de nuchterheid, waarmee hij tegenover opwindende verhalen over belangrijke goudvondsten staat. Het verslag van CABELIAU werd gepubliceerd door J.K.J. DE JONGE in het eerste deel van zijn werk: De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië ('s-gravenhage etc., 1862), pp. 153-160. [4] Den 28 ditto [28 Juli 1597] zijn geprepareert geweest om [5] de riviere van Worinoque te besoecken: het schip Jan van 5 [6] Leijen, groot omtrent 36 last, onse jacht, groot omtrent 6 [7] 9 lasten ende de jagt oft roeysloupe van Adriaen Reynderssen, [8] tsamen sterck van volck omtrent vijftich persoonen. [9] Den 29 ditto zijn de voorz. schepen ende persoonen ge- 9 [10] samenderhant opwaerts gevaeren jegens de geweldige stroom, [11] die aldaer dies tijds sjaers aff is loopende ende hebben ge- [12] varen, door adresse van dese jegenwoordige Indianen, in den 12 [13] tijt van twintich daegen nyet meer dan omtrent de 40 mijlen, [14] totte plaetse oft vlecke daer de Spaegnaerden hen houden, 14 * 7. roeysloupe. Tekst: roysloupe. 2 Zuernaam = Suriname. 3 daar wy ververzen mee = waar wij meteen nieuwe krachten opdoen. 5 Worinoque = Orinoco (zie kaart I). 6 last = tonnenmaat (2 ton). 9 voerz. - voorzegde. 12 doer adresse van = volgens aanwijzingen van. jegenwoordige - aanwezige, zich bij ons bevindende. 14 hen houden = zich ophouden, vertoeven.

30 Kaart van Guiana.

31 [1] welcke is genaemt St. Thomé, alwaer gouverneur aff is 1 [2] don Fernando de Berreo ende Marques van de Weyana, de 2 [3] riviere Worinoque ende de gantsche custen alsnoch onge- [4] conquesteert zijnde, tot de riviere Marignon oft Amasonis [5] toe; ende <zij> zyn aldaer sterck omtrent 60 peerde ruyters [6] ende 100 musquettiers, dewelcke dagelicx vervolgen om het [7] goudryk Weyana te conquesteren; dan connen 'tzelfde door 7 [8] de fortsen alsnoch daerop gedaen zynde of met geene midde- 8 [9] len van vriendschap conquesteren, deurdien de natie genaemt [10] Charibus hen dagelycx geweldichlicken wederstaen met haer 10 [11] wapenen, dewelcke syn hantbogen, ende <zij> schieten daer- [12] mede met fenynige pylen, dewelcke zoo fenynig zyn, als 12 [13] yemandt daermede geraect is, datter bloet nae volght, zoo [14] moet hy binnen 24 ure par fortse sterven, zoo daer geen re- 14 [15] medie terstont toe gedaen en wordt; ende tgansche vleesch [16] zoude hem van den beenen affvallen. Alzoe dat de Spag- [17] naerden die natie ende haer pylen zeer vreezen. Ende in de [18] campagne blyven <de Caraïben> staen onbeweechlyk, ende [19] en sullen nyet wycken, ende zy hebben als tot noch toe [20] 't veldt behouden. Ende de Spaegnaerden, siende dat zy aldaer [21] nyet en konnen gewinnen, hebben omtrent 6 daegreyzens by [22] suydens de riviere Worinoque, aen 't geberchte van de Wey- [23] ane, eenen wech beginnen te maeken doer die rotsen ende [24] geberchten, omtrent 1600 stadien lanck, ende breet zijnde, [25] dat syluyden met vijff peerden neven den anderen daer door [26] connen marcheren, ende <zij> meenen by deze middel alsoo [27] 'tselfde te conquesteren. [28] Van St. Thomé is de jacht van ons schip ende de sloupe [29] van Adriaen Reyndertsen, met de twee harinckschuyten van 1 St. Thomé, tegenwoordig Agostura genoemd (zie kaart I). 2 Weyana = Guiana; hier wordt bedoeld het nog niet veroverde binnenland. Deze Spaanse edelman was tot markies benoemd over het veroverde gebied om de Orinoco en het nog niet veroverde binnenland en kustgebied tot aan de mond der Amazone. 7 dan = maar. 8 Zij kunnen deze streek met geweld-dadigheden (fortsen) noch met vriendelijkheid veroveren. 10 Charibus - Caraïben. 12 fenynige = vergiftige. 14 par fortse = zeker, in elk geval.

32 * [1] Jan van Leyen, opgevaren tot de riviere Caroni, denwelcken 1 [2] een schrikkelyken ende grooten afval heeft, ende valt uyt [3] het geberchte ende maeckt alsulcken getier, dat men ze can [4] hooren omtrent vier mylen. Wy hebben daaromtrent ge- [5] socht (volghende onze beschrijvinge gemaeckt bij Sir Walter [6] Halley) eenige mynen van goudt, maer en hebben gheen [7] gevonden; zoo 't is door onse versuymenisse oft dat se daer [8] niet en zyn omtrent die plaetse en weten wy nyet, maar <wij> [9] hebben nochtans ons devoir in alles naer ons goetduncken 9 [10] gedaen. Te meer verseekeren wy ons om dieswille, den 10 [11] gouverneur Don Fernando ons mede gegeven heeft om te [12] ondersoeken zynen mineur, denwelcken ons gebracht heeft 12 [13] op alle die plaetsen, soe hy meende, daer Sir Walter Halley [14] geweest was ende zyn minera's van daer soude genomen 14 [15] hebben. Ende de plaetsen, die wy gesien hebben, ende conden [16] <wij> nyet bevinden datter eenig gout soude onder wesen; [17] maer <wij> verstaen uyt onse Indiaenen datter een plaetse is, [18] omtrent 6 mylen opwaerts, daar eenighe mynen souden [19] wesen. Maer 't waeter was daerover seer gevloeyt, dattet [20] onmoogelyck was om voor ons dat te besoeken. De Spag- [21] naerts zeyden oyck datter opwaerts veel gout was, maar zy [22] en dorsten daer nyet commen, overmits d'orloge van de [23] Charibus voers. In somma cort geseyt, daer is opwaerts die 23 [24] riviere voorseecker veel gouts int rycke van Weyane, zoo ons [25] d'indiaenen van daer als oyck dese onze jegenwoordige [26] Indiaenen mitsgaeders de Spaengnaerden selffs seggen; maer [27] voor luyden hen bemoeyende met coopmanschappen en is [28] 'tselfde nyet wel doenlick, om daer yet goets van te ver- [29] wachten, ten waere dat daertoe eenighe merckelicke fortsen 29 * 2. uyt. Tekst: vuyt. 17. uyt. Tekst: vuyt. 22. daer. Tekst: daet. 1 Caroni = een zijrivier van de Orinoco (zie kaart I). 9 devoir = plicht. 10 om dieswille = daarom dat. 12 mineur = mijngraver, geniesoldaat. Hier wellicht: mijndeskundige. 14 minera's = ertsen, ertsmonsters. 23 voers. = voorsegt. 29 fortsen = sterkten, hier in de zin van: legers, soldaten.

33 * [1] bereyt waren om de Spaegnaerden aen te tasten, twelck den [2] eenighe middel is om van de Indiaenen eenige mynen van [3] gout te weten; want die vyanden zyn ende die vyantschap 3 [4] aen de Spaengaerden dragen, zyn vrienden met d'indiaenen; [5] ende <zij> hopen gestadich, dat syluyden van den Spaeg- [6] naerden verlost zullen worden van de Flamingos ende [7] Angleses, zoo zy ons seyden, naedien eenen capiteyn van de 7 [8] Indiaenen, van de Spaegnaerts gevangen zynde ende opgaende 8 [9] alzoe hy soude gaen hangen, seyde dat hy metten gheest [10] Wattopa gesproken hadde, ende die hadde hem de verlos- 10 [11] singhe door ons ende door de Engelschen aangeseyt. Ick [12] wenschte 'tselfde te helpen doen, als 't tot proffyt ende [13] voorderinghe van 't lant mochte geschieden ende succederen. 13 [14] In dese riviere nyet sonders gehandelt hebbende met de [15] Indiaenen, als oock met de Spaegnaerden, zyn <wij> met [16] gemeyn advys wederomme van de stadt St. Thomé aff- 16 [17] gevaren nae de scheepen ende op den 30 Augusti aen boort [18] gecommen, met expresse beloften van de Spaegnaerden, dat [19] zyluyden met ons aen de Trinidad zoude commen handelen. 19 [David Pietersz. de Vries] Een van de bekendste reisverhalen is de Korte Historael van DAVID PIETERSZ. DE VRIES 1 (heruitgegeven voor de Linschoten vereniging in 1911). Op een van zijn reizen voer DE VRIES naar Cayenne om daar een volksplanting te stichten. Deze opdracht verklaart zijn voor een zeeman opmerkelijke belang- * 18. beloften. Tekst: beloeften. 3 nl. van de Spanjaarden. 7 van de Flamingos en Angleses = door de Hollanders en Engelsen. 8 opgaende = 't schavot beklimmende. 10 Wij kennen geen geest van die naam. Het is mogelijk, dat de naam is afgeleid van watopo (= houtskool), waarmee men zich het gezicht beschilderde. De naam zou dan aanduiden: de met houtskool beschilderde. 13 succederen = gelukken. 16 met gemeyn advys = volgens het oordeel van allen, met algemeen goedvinden. 19 de Trinidad = het eiland Trinidad (tegenover de mond van de Orinoco) (zie kaart I). 1 David Pietersz. de Vries was een zeeman uit Hoorn, die in 1655 (toen hij reeds enige tijd niet meer voer) het verhaal van zijn verschillende reizen te boek stelde in: Korte historiael, ende journaels aenteyckeninge, van verscheyden voyagiens in de vier deelen der wereldtsronde, als Europa, Africa, Asia, ende Amerika gedaen. etc.