Geschiedenis schrijven!



Vergelijkbare documenten
I NHOUD. Inleiding 9. 1 Historisch onderzoek: het belang van een vraagstelling. 2 Bouwstenen van de historische methode

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Een onderzoekende houding

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Helder rapporteren. BRING ME NO MORE REPORTS (Macbeth, Act V)

Handleiding voor de leerling

BEOORDELINGSFORMULIER

In gesprek met de palliatieve patiënt

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling

Sociale psychologie en praktijkproblemen

Ouderschap in Ontwikkeling

SECTORWERKSTUK

onderdeel van

In gesprek met de palliatieve patiënt

Leercoaching in het hbo. Student

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Competent talent in de praktijk

Vincie van Gils. Klantencommunicatie. Zo krijg je en houd je u tevreden klanten. Spectrum. Uitgeverij Unieboek Het Spectrum bv, Houten Antwerpen

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

Reglement bachelorwerkstuk

Eindkwalificaties van de bacheloropleiding Geschiedenis

Stappenplan voor een onderzoek

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Leercoaching in het hbo. Leercoach

Actief leren voor een beroep

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

_voorw :47 Pagina I. Een Goed. Feedbackgesprek. Tussen kritiek en compliment. Wilma Menko

Eisen en lay-out van het PWS

Voortgezette regressie- en variantieanalyse

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

Nederlands. Burgerschap voor AG. M.C. Arnold-Klaarhamer

Het onderzoeksverslag

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht.

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Aanvullen of aanvallen?

BRONNENONDERZOEK 2010/2011

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

REGELING BACHELOR SCRIPTIE (specialisatie Geschiedenis LAS)

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Afdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding

Wie heeft de regie? Kwaliteit van bestaan in de praktijk. John Sijnke

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Jan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

Persoonsgerichte zorg

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Intuïtie in de geneeskunde

project: Problemen in de wijk

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Maatschappelijk dienstverlenen in een veranderende omgeving

Leven met angst voor ernstige ziektes

Projecthandleiding marketingcommunicatieplan

De Kern van Veranderen

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Handleiding bij Beter beginnen

Reglement Onderzoekscollege en Bachelorscriptie Europese Studies

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Reglement Bachelorscriptie Geschiedenis Vastgesteld op , verbeterd en goedgekeurd door de examencommissie op

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Nicolien van Halem Inge Müller. Handboek studievaardigheden voor het hbo

Voorwoord bij de tiende druk 8. 1 Inleiding 1 0. deel i voorbereiding 15

Beoordeling van het PWS

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Gedragsproblemen bij kinderen

Prof. dr. M.W. van Tulder Prof. dr. B.W. Koes. Evidence-based handelen bij lage rugpijn

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

Werkboek voor kinderen en jongeren van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk

Pubers van Nu! Praktijkboek voor iedereen die met pubers werkt. Klaas Jan Terpstra en Herberd Prinsen

1 Oriëntatie op de opdracht: wat verwachten ze van me? 21

Gebruik ruimte. Over het herverdelen van gebruiksruimte in het omgevingsplan en de verbinding met het beleidsconcept gebruiksruimte

Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

kunstbv beeldende vorming Afsluiting kunstbv 5 Havo / 6VWO afsluiting Naam:... Klas...

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

6 7 NORM= het niveau waarop het vak volgens de doelstelling van het onderwijsprogramma wordt afgesloten 8 9 Excellent

project: Wat te doen met Oud en Nieuw?

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

PROFIELWERKSTUKBOEKJE

project: Behoefteonderzoek

Emoties in de zorg Emot.zorg A5-1kzm dyn.indb :49:16

ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Havo congres 5 februari 2015

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

LANDSEXAMEN MAVO

Afdeling VAVO. Praktische opdracht VMBO. Handleiding

Transcriptie:

Geschiedenis schrijven!

JEANNETTE KAMP SUSAN LEGÊNE MATTHIAS VAN ROSSUM SEBAS RÜMKE GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! WEGWIJZER VOOR HISTORICI

Ontwerp omslag en vormgeving binnenwerk: V3-Services, Baarn isbn 978 94 6298 229 1 e-isbn 978 90 4853 219 3 (pdf ) doi 10.5117/9789462982291 nur 680 Jeannette Kamp, Susan Legêne, Matthias van Rossum & Sebas Rümke / Amsterdam University Press B.V., Amsterdam 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

5 I NHOUD Inleiding 9 Opzet 11 1 Historisch onderzoek: het belang van een vraagstelling 1.1 Onderwerp en vraag 17 1.1.1 Een onderwerp benoemen 17 1.1.2 Soorten vragen: beschrijvend, verklarend, verkennend 18 1.1.3 Vraagstelling 20 1.1.4 Criteria voor historische onderzoeksvragen 21 1.2 Oriënteren en vragen: de historiografische context 22 1.2.1 Status quaestionis 22 1.2.2 De beschikbaarheid van bronnen 23 1.2.3 Een eigen bijdrage aan de geschiedschrijving 24 1.3 Stellingname en historisch debat 25 1.3.1 Kritiek en zelfkritiek 25 1.3.2 Plaats bepalen: feiten, interpretaties en filosofische posities 26 1.4 Het onderzoeksplan: vragen, materiaal en methoden, planning 28 1.4.1 Hoofdvraag, deelvragen, opbouw 28 1.4.2 Planning en terugkoppeling 29 2 Bouwstenen van de historische methode 2.1 Primaire en secundaire bronnen 35 2.1.1 Primaire bronnen: afkomstig uit de context 36 2.1.2 Secundaire bronnen: historische wetenschappelijke literatuur 37 2.2 Wegwijs in de historische wetenschappelijke literatuur 37

6 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! 2.2.1 Literatuur in soorten en maten: van handboek tot tijdschriftartikel 38 2.2.2 Zoekstrategieën voor literatuuronderzoek 41 2.2.3 Verder zoeken 44 2.2.4 Goed nadenken over je vondsten 47 2.3 Oriëntatie op primaire bronnen: kan alles een bron zijn? 48 2.3.1 Bronnen in soorten en maten: van tekst tot beeld en geluid 48 2.3.2 Wisselwerkingen tussen bronnen en interpretatie 52 2.3.3 Toegang tot bronnencollecties 53 3 Toepassen van de historische methode 3.1 Vijf stappen tot een definitief onderzoeksplan 65 3.1.1 Na de voorlopige vraagstelling: leesstrategieën op drie niveaus 66 3.1.2 Terug naar de onderzoeksvraag 70 3.1.3 Bronnenonderzoek 71 3.1.4 Het belang van bronnenkritiek 73 3.2 Ordenen van literatuur en bronnen 74 3.2.1 Een beredeneerde literatuurlijst aanleggen 74 3.2.2 Aantekeningen maken 76 3.2.3 Bronnen bijhouden 77 3.2.4 Praktische tips voor het opslaan van computerbestanden 79 3.3 Ordenen is redeneren: bronnenkritiek en de historische methode 80 3.3.1 Stiltes in teksten 80 3.3.2 Periodisering 81 3.3.3 Selecteren 82 3.3.4 Beeldanalyse 82 3.3.5 Gebruik van mondelinge bronnen 84 4 Geschiedenis schrijven: verhaal en betoog 4.1 De structuur van een historische tekst 89 4.1.1 Inleiding 90 4.1.2 Inleiding en voorwoord 92 4.1.3 Het betoog 92 4.1.4 De conclusie 95 4.2 Richtlijnen voor alinea s en paragraafindeling 96 4.2.1 Eén alinea per punt, of één boodschap per alinea 96 4.2.2 Voorbeelden van ordeningsprincipes op alineaniveau 98 4.2.3 Paragraaf, subparagraaf, tussenkopjes 102

INHOUD 7 4.3 Betoog en debat 103 4.3.1 De stem van de auteur in het historische verslag 103 4.3.2 De stem van anderen in het historische verslag 106 4.3.3 Oorspronkelijk werk en plagiaat 106 4.3.4 Voorbeelden van eigen betoog en verwijzing naar anderen 107 4.4 Kwesties van stijl 110 4.4.1 Persoonlijke voornaamwoorden 110 4.4.2 Verleden tijd en tegenwoordige tijd 112 4.4.3 Algemene en exacte uitspraken 113 4.4.4 Annotatieregels 115 5 Presentatie en historisch debat 5.1 Vorm en stijl 121 5.1.1 Van referaat tot posterpresentatie 121 5.1.2 Stijlen van presenteren 122 5.1.3 Enkele vuistregels en tips 124 5.2 Feedback en debat 127 5.2.1 Kritiek en advies 128 6 Historicus zijn en dan? 6.1 Beroepsperspectieven 133 6.2 Het belang van publiceren 136 Bijlagen i Richtlijnen voor annotatie I.1 Verwijzingen naar literatuur, websites, bronnen 143 I.1.1 Verwijzen naar een boek 143 I.1.2 Verwijzen naar een artikel in een tijdschrift 147 I.1.3 Verwijzen naar een artikel in een bundel 148 I.1.4 Verwijzen naar een website of digitaal beschikbare bron 149 I.1.5 Verwijzen naar een archiefstuk 150 I.1.6 Verwijzen naar een krantenartikel 152 I.1.7 Verwijzen naar een ongepubliceerd artikel of werkstuk 153 I.1.8 Annotatie van beeldmateriaal 153 I.1.9 Annotatie van databases, tabellen en figuren 154 I.1.10 Opeenvolgende noten 156

8 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! I.1.11 Verzamelnoten 156 I.1.12 Afkortingen in noten 157 I.2 Bibliografie 157 I.2.1 Vuistregels voor een literatuurlijst 158 I.3. Samenvattend schema 159 ii Andere annotatiestijlen II.1 Variaties op De Buck 165 II.2 De Chicago-stijl 166 II.3 Auteur-datumreferentie 169 Verantwoording 175 lijst van schema s Schema 1 Bronnendiversiteit en interactie 52 Schema 2 Vijf stappen tot een definitief onderzoeksplan 66 Schema 3 Samenvatting en ordening van literatuur 77 Schema 4 Ingangen voor de analyse van foto s als historische bron 83 Schema 5 Overzicht van aangehaalde voorbeelden voor annotatie De Buck-stijl 159 Schema 6 Overzicht van aangehaalde voorbeelden voor annotatie Chicago-stijl 168 Register 177

9 I NLEIDING Historici hebben niet alleen kennis van de geschiedenis, door erover te schrijven maken ze ook geschiedenis. In wisselwerking met andere historici uit het verleden en in het heden, en in dialoog met hun eigentijdse publiek dragen zij kennis en inzichten aan die de samenleving helpen zich bewust tot het verleden te verhouden. Dat gaat niet alleen over de nieuwste geschiedenis. Nadenken over geschiedenis is interessant en relevant vanaf de vroegste prehistorie tot de dag van gisteren. Het gaat om een verleden dat met nieuwe visies, inzichten en technieken steeds opnieuw vanuit talloze invalshoeken kan worden benaderd. Vandaar dat uitroepteken in de titel van deze wegwijzer. Geschiedenis schrijven! roept op tot een ambitie om actief de mogelijkheden van het vak te verkennen en daarin vervolgens een eigen weg te gaan. Centraal in geschiedschrijving staat de historische methode van bronnenkritiek. Ook in deze wegwijzer is deze methode een terugkerend onderwerp. Historische methoden en technieken zijn overwegend ontwikkeld in wat we met terugwerkende kracht een analoge context zouden kunnen noemen: gedragen door papieren archieven, gedrukte boeken, verzamelde voorwerpen, beeldmateriaal en opgetekende verhalen. De snelle ontwikkelingen op het gebied van ICT en digitale beeldvormingstechnieken hebben grote invloed op de methoden en technieken van de geschiedschrijving. De toegang tot bronnen verandert, bronnen zelf krijgen een ander karakter, de onderlinge communicatie over historische bevindingen krijgt nieuwe vormen, archiefvorming wordt op een nieuwe leest geschoeid. Aankomende historici staan midden in deze veranderingen en zullen zelf mede de betekenis ervan bepalen voor het historisch handwerk. Deze wegwijzer is daarom een versie 2.0. Hij loopt niet vooruit op de technologie en projecteert niet wat in de toekomst mogelijk zal zijn aan verwerking van big data, beeldherkenning, het terughalen van historisch

10 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! geluid, en andere te verwachten ontwikkelingen. Doel van Geschiedenis schrijven! is om een verbinding te maken tussen de wetenschappelijk geijkte historische methoden en technieken en de digitale middelen die de historicus inmiddels ook ter beschikking staan. ICT stelt bronnenkritiek in een nieuw licht. Belangrijk is ook dat ze het historiografisch debat verbreedt, zowel door de vermindering van geografische scheidslijnen als door de toegenomen mogelijkheden voor onmiddellijke interactie met lezers. Aankomende historici kunnen door een bewuste omgang met de methoden en technieken van het vak een belangrijke bijdrage leveren aan deze vernieuwingen. Geschiedenis schrijven! gaat over Nederlandstalige geschiedbeoefening. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als Nederlandse geschiedenis, zoals ook zal blijken uit de aangehaalde voorbeelden. Het boek is in de eerste plaats opgezet als een gids voor historische methoden en technieken. Het richt zich op iedereen die zich de kunst van geschiedschrijving eigen wil maken, zowel binnen als buiten de academische praktijk. Dit boek is daarbij primair bestemd voor studenten aan Nederlandstalige opleidingen in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs in Nederland, België en Suriname. Wij wensen aankomende historici die dit boek gebruiken veel succes en plezier in de studie en hopen dat deze wegwijzer goed van pas komt.

11 O PZET Geschiedenis schrijven! bestaat uit zes hoofdstukken en wordt afgesloten met twee technische bijlagen. Hoofdstuk 1 bespreekt de grote lijnen van een historisch onderzoeksproces, waarbij het accent ligt op het belang van het formuleren van een goede historische vraagstelling. Kort komen alle fasen van en technieken voor historisch onderzoek aan bod. Deze fasen worden in de daaropvolgende hoofdstukken verder uitgediept. 1.1 Onderwerp en vraag: Een onderwerp benoemen / Soorten vragen: beschrijvend, verklarend, verkennend / Vraagstelling / Criteria voor historische onderzoeksvragen 1.2 Oriënteren en vragen: de historiografische context: Status quaestionis / De beschikbaarheid van bronnen / Een eigen bijdrage aan de geschiedschrijving 1.3 Stellingname en historisch debat: Kritiek en zelfkritiek / Plaats bepalen: feiten, interpretaties en filosofische posities 1.4 Het onderzoeksplan: vragen, materiaal en methoden, planning: Hoofdvraag, deelvragen, opbouw / Planning en terugkoppeling In hoofdstuk 2 staan de bouwstenen centraal van het historisch onderzoek: literatuur en bronnen. Het gaat over het onderscheid tussen de primaire bronnen en secundaire literatuur, de diversiteit aan primaire bronnen en hun inbedding in verschillende wetenschapsdisciplines en verzameltradities, met een korte indicatie hoe je ze kunt tegenkomen in bibliotheken, archieven en musea. 2.1 Primaire en secundaire bronnen: Primaire bronnen: afkomstig uit de context / Secundaire bronnen: historische wetenschappelijke literatuur

12 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! 2.2 Wegwijs in de historische wetenschappelijke literatuur: Literatuur in soorten en maten: van handboek tot tijdschriftartikel / Zoekstrategieën voor literatuuronderzoek / Verder zoeken / Goed nadenken over je vondsten 2.3 Oriëntatie op primaire bronnen: kan alles een bron zijn? Bronnen in soorten en maten: van tekst tot beeld en geluid / Wisselwerkingen tussen bronnen en interpretatie / Toegang tot bronnencollecties Hoofdstuk 3, over de toepassing van de historische methode, bespreekt met behulp van een schema stap voor stap hoe je zelf onderzoek doet. Bij het zoeken en ordenen van informatie worden steeds inhoudelijke keuzes gemaakt. Waar je zoekt en hoe je leest, je bronnenmateriaal verzamelt en interpreteert: het vergt doelbewuste beslissingen en een constante terugkoppeling naar je onderzoeksvraag. Vervolgens komen een aantal methodologische kwesties aan de orde over literatuurverwerking en bronnenonderzoek. 3.1 Vijf stappen tot een definitief onderzoeksplan: Na de voorlopige vraagstelling: leesstrategieën op drie niveaus / Terug naar de onderzoeksvraag / Bronnenonderzoek / Het belang van bronnenkritiek 3.2 Ordenen van literatuur en bronnen: Een beredeneerde literatuurlijst aanleggen / Aantekeningen maken / Bronnen bijhouden / Praktische tips voor het opslaan van computerbestanden 3.3 Ordenen is redeneren: bronnenkritiek en de historische methode: Stiltes in teksten / Periodisering / Selecteren / Beeldanalyse / Gebruik van mondelinge bronnen In hoofdstuk 4 staat vervolgens het schrijfproces centraal. Schrijven is een geconcentreerde vorm van denken die dwingt tot het duidelijk neerzetten van een gedachtegang. Maar het is ook een techniek, en van groot belang voor een overtuigende historische uiteenzetting. Bovendien gelden voor historische verslagen een aantal conventies met betrekking tot annotatie die iedere historicus zich eigen dient te maken. In de bespreking van de opbouw van een tekst in grote lijnen, op alinea- en op zinsniveau passeren tevens inhoudelijke aspecten de revue voor de stem van de schrijver en het impliciete of expliciete debat waaraan deze deelneemt. 4.1 De structuur van een historische tekst: Inleiding / Inleiding en voorwoord / Het betoog / De conclusie 4.2 Richtlijnen voor alinea s en paragraafindeling: Eén alinea per punt, of één boodschap per alinea / Voorbeelden van ordeningsprincipes op alineaniveau / Paragraaf, subparagraaf, tussenkopjes 4.3 Betoog en debat: De stem van de auteur in het historische verslag / De

OPZET 13 stem van anderen in het historische verslag / Oorspronkelijk werk en plagiaat / Voorbeelden van eigen betoog en verwijzing naar anderen 4.4 Kwesties van stijl: Persoonlijke voornaamwoorden / Verleden tijd en tegenwoordige tijd / Algemene en exacte uitspraken / Annotatieregels Hoofdstuk 5 behandelt de mondelinge variant. Spreken en schrijven zijn aan elkaar gerelateerd, maar uiteraard ook fundamenteel verschillend. Dit hoofdstuk gaat in op verschillende vormen en stijlen van presenteren en op het belang van het zelf aangaan van het historisch debat. Voor de voorbereiding op de beroepspraktijk van historici zijn in de geschiedenisopleiding mondeling presenteren en debat even belangrijk als het schriftelijk kunnen rapporteren. 5.1 Vorm en stijl: Van referaat tot posterpresentatie / Stijlen van presenteren / Enkele vuistregels en tips 5.2 Feedback en debat: Kritiek en advies Over die beroepspraktijk gaat heel kort hoofdstuk 6. Historici verhouden zich schriftelijk en mondeling tot hun vakgenoten en tot de samenleving als geheel, op basis van hun studie van en kennis over het verleden. Daarbij kunnen afhankelijk van het onderwerp opinies over het heden een rol spelen. Historici zijn echter geen orakels die het heden kunnen duiden of de toekomst kunnen voorspellen. Meestal zullen zij zelfs terughoudend zijn met het vellen van een historisch oordeel. Duiden, context bieden; dat is waar historici bovenal in getraind zijn. Deze wegwijzer beoogt aan die opleiding bij te dragen, in de hoop een goede basis te bieden voor een latere historische (beroeps)praktijk. 6.1 Beroepsperspectieven 6.2 Het belang van publiceren De wegwijzer sluit af met twee bijlages. Bijlage I bevat de richtlijnen volgens De Buck, die voor annotatie van historisch onderzoek leidend zijn in Nederlandstalige historische publicaties. Ze zijn in een aparte bijlage geplaatst teneinde ze gemakkelijk te kunnen raadplegen. In buitenlandse publicaties of in aanverwante (sociaalwetenschappelijke) disciplines worden te veel verschillende annotatiestijlen gebruikt om hier te kunnen behandelen. In bijlage II volgt een korte uiteenzetting van enkele belangrijke annotatiewijzen.

15 1 HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 1.1 Onderwerp en vraag: Een onderwerp benoemen / Soorten vragen: beschrijvend, verklarend, verkennend / Vraagstelling / Criteria voor historische onderzoeksvragen 1.2 Oriënteren en vragen: de historiografische context: Status quaestionis / De beschikbaarheid van bronnen / Een eigen bijdrage aan de geschiedschrijving 1.3 Stellingname en historisch debat: Kritiek en zelfkritiek / Plaats bepalen: feiten, interpretaties en filosofische posities 1.4 Het onderzoeksplan: vragen, materiaal en methoden, planning: Hoofdvraag, deelvragen, opbouw / Planning en terugkoppeling

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 17 Historici verschaffen inzicht in het verleden. Via boeken, artikelen, websites of presentaties dragen zij informatie over aan collega s, studenten en een breder publiek. Dit doen zij niet zomaar. In hun werk geven historici eigenlijk voortdurend antwoord op vragen over het verleden. Deze vragen worden beantwoord door historisch literatuur- en bronnenonderzoek. Maar hoe zet je nu een verantwoord historisch-wetenschappelijk onderzoek op? Op welke manier kom je tot een relevant onderwerp en hoe baken je dat dan af? Hoe formuleer je een goede onderzoeksvraag? En waar moet je daarna dan allemaal aan denken? Dit hoofdstuk zet uiteen waar je rekening mee moet houden bij het opzetten van een onderzoek. Het gaat over het kiezen van een onderwerp, het formuleren van een vraagstelling en het afbakenen van het onderzoek in relatie tot de literatuur en het bronnenmateriaal, maar ook over de organisatie van het onderzoek, de rol van begeleiding en het omgaan met commentaar en advies. 1.1 Onderwerp en vraag Voor wetenschappelijk onderzoek gelden vele drijfveren. Dit kan verwondering zijn over iets moois of iets uitzonderlijks, interesse in de werking van bepaalde processen of betrokkenheid bij actuele vraagstukken. Soms komt een onderzoeksvraag juist voort uit de drang om aan te tonen dat iets wat voor waar wordt aangenomen niet juist is, of niet zo eenvoudig of eenzijdig als door anderen wordt voorgesteld. Nieuwsgierigheid, verwondering en zelfs verontwaardiging: het zijn legitieme drijfveren. Ook de omgeving heeft invloed op de bepaling wat je interessant vindt. Het is dus belangrijk om stil te staan bij de vraag hoe je op een onderwerp komt. drijfveren 1.1.1 Een onderwerp benoemen Binnen de opleiding tot historicus kan het voorkomen dat je gewoonweg de opdracht krijgt over een bepaald onderwerp te schrijven. Ook verrichten veel historici onderzoek in opdracht van derden of in de context van een breed onderzoeksprogramma waarbinnen zij hun meer specifieke interesse en expertise een plaats moeten geven. Maar het is volstrekt niet verkeerd om, als die ruimte er is, bijvoorbeeld bij scripties, te kiezen voor het bestuderen van een onderwerp vanwege persoonlijke interesse. Het kan zijn dat een onderwerp je simpelweg aanspreekt, of dat een bepaald onderwerp goed aansluit bij je toekomstplannen of bij bepaalde talenten die je wilt ontwikkelen. Tegelijkertijd moet in de keuze voor een onderwerp altijd rekening gehouden worden met de uiteindelijke bijdrage die een onderzoek kan leveren aan de wetenschap of de samenleving. Het is belangrijk om je van dit krachtenveld bewust te zijn. Kritisch kijken naar je keuze voor een onderwerp ook als dit onderwerp niet opdracht interesse

18 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! Hoe leidt vervolgens de keuze voor een goed onderwerp tot een goed onderzoek? De opzet van een goed historisch onderzoek begint met het formuleren van een vraag. Met de vraagstelling formuleer je zo nauwwetenschappelijke en maatschappelijke waarden kennis kennisverwerving strategische handeling vrij gekozen is is een cruciale eerste stap om tot een invulling ervan te komen. Het kan daarbij zinvol zijn om jezelf te confronteren met vragen die het vanzelfsprekende weer in twijfel trekken. Waarom is juist dit onderwerp interessant? Wat wil je weten? En wat verwacht je dat onderzoek naar dat onderwerp oplevert? Historisch onderzoek begeeft zich doorgaans op zowel het wetenschappelijke als het maatschappelijke speelveld. In de beoordeling van maar ook de keuze voor een bepaald onderzoek kunnen daardoor wetenschappelijke en maatschappelijke waarden een rol spelen. Het vinden van een balans tussen deze waarden is haast ondoenlijk. Ondanks verschillende pogingen vanuit overheden en universiteiten om de waarde van wetenschappelijke resultaten meetbaar te maken ( valorisatie, maatschappelijke relevantie ), blijft de vaststelling van het belang van het bestuderen van een onderwerp en de resultaten daarvan een subjectieve aangelegenheid. Over de verhouding tussen het belang van maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie bestaat dus geen consensus; afhankelijk van het onderwerp moet zo n verhouding steeds opnieuw worden gezocht. In grote lijnen kunnen we stellen dat wetenschap als onderneming gericht is op het zo ver mogelijk ontwikkelen van kennis en inzicht in brede zin. De maatschappelijke uitwerking van deze kennis, bijvoorbeeld als bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke problemen, is een groot goed. Zo n bijdrage kan voortkomen uit individueel onderzoek of voortvloeien uit de inzichten van een specifieke discipline, en betreft ook de verspreiding van wetenschappelijke kennis en grondhoudingen in het algemeen. Maar voorop staat dat wetenschappelijke relevantie voor ieder onderzoek een eerste vereiste is. Wetenschappelijk werk zal primair beoordeeld worden op zijn bijdrage aan de wetenschap, aan het wetenschappelijke proces van kennisverwerving. Dit proces bestaat uit zowel het opbouwen van nieuwe kennis en inzichten, als het onderzoeken, bekritiseren en soms afbreken van aanwezige kennis en inzichten die niet meer voldoen. De keuze voor een bepaald onderwerp en de opzet van een onderzoek bewegen zich ergens binnen dit spectrum, tussen nieuw te onderzoeken gegevens of nieuw te verwerven kennis, en het herevalueren van bestaande kennis. De vaststelling van het onderwerp is een strategische handeling waarbij met deze factoren rekening gehouden dient te worden. formuleren van een vraag 1.1.2 Soorten vragen: beschrijvend, verklarend, verkennend

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 19 keurig mogelijk wat je te weten wilt komen door het uitvoeren van je onderzoek. De waarde van het onderzoek ligt dus meer dan in de onderwerpskeuze besloten in de vraagstelling. Simpel gezegd: een goede vraag is het halve werk. Vragen bestaan er in soorten en maten. Sommige vragen zijn groot, gericht op bijvoorbeeld langlopende historische ontwikkelingen of een probleem op wereldschaal. Maar vragen kunnen ook kleiner zijn en betrekking hebben op een specifieke historische gebeurtenis, een specifiek thema of een korte periode. Vaak vallen grotere vragen uiteen in kleinere (sub)vragen. De beantwoording van een kleinere vraag kan cruciaal zijn voor de wijze waarop naar een groter vraagstuk gekeken wordt. Om grotere onderzoeksvragen werkbaar te maken worden deze opgedeeld in deelvragen. De keuze van deelvragen is niet willekeurig: de behandeling van de deelvragen vormt op een systematische wijze de stapsgewijze beantwoording van de hoofdvraag. Een onderzoeksvraag is dus niet hetzelfde als een zoekvraag zoals je die vast verschillende malen per dag intypt in een zoekmachine; het is ook geen helpvraag waar voorgestructureerde antwoorden op kunnen komen die kort uitleggen hoe het zit of hoe het moet. Een goede historische onderzoeksvraag zoekt niet louter een antwoord op vragen naar wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom, maar zoekt naar verdieping van inzicht in een bepaald probleem. Bij de vraagstelling draait het om de kwaliteit en haalbaarheid van de vraag. Tegelijkertijd is het van belang om de plaats te bepalen van de gekozen onderzoeksvraag ten opzichte van andere, vaak grotere vraagstukken. Leidt de beantwoording van de vraag van jouw onderzoek tot nieuwe inzichten of nieuwe vragen in een breder probleemveld? In het algemeen worden de volgende typen vraagstellingen onderscheiden: beschrijvende, verklarende en verkennende vraagstellingen. Beschrijvende vraagstellingen vragen naar aspecten en kenmerken van een onderwerp. De vraagstelling leidt vaak tot een beschrijving waarin geen oordelen over het onderwerp van de tekst worden gegeven. Vaak is de kennis die voortkomt uit beschrijvende vraagstellingen nodig om te komen tot verklarende vraagstellingen. Verklarende vraagstellingen vragen naar oorzaken van een bepaald verschijnsel, of naar andere verbanden tussen verschijnselen. De vraagstelling stuurt aan op een zoektocht naar een verklaring voor een verschijnsel of proces. Verkennende vraagstellingen, ten slotte, kunnen toetsend, voorschrijvend of adviserend zijn. Een verkennende vraagstelling met een toetsend karakter probeert een bestaande verwachting of verklaring te onderzoeken of te testen. Dit kan door heel direct te toetsen of een theorie of hypothese iets kan verklaren over een nog niet onderzochte casus. Toetsen kan ook indirect door een vergelijking te maken tussen verschillende situaties of verschijnselen, deelvragen beschrijvende vraagstellingen verklarende vraagstellingen verkennende vraagstellingen

20 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! of door een specifieke situatie of een specifiek verschijnsel te vergelijken met een standaard of een ijkpunt. Verkennende vraagstellingen hebben een voorschrijvend of adviserend karakter wanneer het onderzoek bijvoorbeeld concepten of methoden toetst en conclusies formuleert met betrekking tot het gebruik daarvan. Ook beleidsonderzoek kan verkennend zijn. Historici zijn daar door hun opleiding goed voor toegerust, maar moeten daarbij wel oog houden voor het spanningsveld dat kan ontstaan tussen de verschillende belangen die spelen bij het doen van wetenschappelijk onderzoek en de maatschappelijke toepassing daarvan. Voor goede (wetenschappelijk verantwoorde) verkennende vraagstellingen zullen altijd de academische maatstaven moeten gelden. De inzichten die voortkomen uit beschrijvende en verklarende vraagstellingen zullen daarbij vaak nodig zijn. Het kan verhelderend werken om voorbeelden te bestuderen van vraagstellingen die in academische studies centraal staan. De voorbeelden zijn uiteraard talloos, omdat vrijwel iedere wetenschappelijke tekst is opgezet aan de hand van een historisch relevante onderzoeksvraag die expliciet of impliciet in de tekst wordt vermeld. Deze onderzoeksvraag geeft direct het doel, de richting en vaak ook de afbakening aan van het onderzoek dat achter een bepaalde tekst schuilgaat. Zo stelt Elise van Nederveen Meerkerk in haar studie De draad in eigen handen over vrouwen in de vroegmoderne Nederlandse textielindustrie als centrale vraag: Hoe is de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen te verklaren en welke factoren veroorzaakten hierin eventueel veranderingen in de pre-industriële periode? 1 Dit is een verklarende vraag, omdat gezocht wordt naar een verklaring voor of de oorzaken van de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen en mogelijke veranderingen daarin. Het is belangrijk om te beseffen dat daarmee gevraagd wordt naar een verklaring van een verschijnsel dat eerst beschreven moet worden. De achterliggende beschrijvende vraag is dan ook hoe de arbeid tussen mannen en vrouwen in de textielsector verdeeld was, en welke veranderingen hierin eventueel optraden gedurende de vroegmoderne periode. 2 In dit geval onderzoekt de historica aan de hand van literatuur en eigen bronnenonderzoek eerst het historische onderwerp op een beschrijvend niveau, om daarna onderzoek te kunnen doen naar de verklarende hoofdvraagstelling. Soms is het lastiger om onderscheid te maken tussen beschrijvende en verklarende vraagstellingen. Zo stellen Sofie De Langhe, Maja Mechant en Isabelle Devos in een studie naar ongehuwde moeders op het platteland in de Zuidelijke Nederlanden de vraag op welke manier de socio-econovoorbeelden 1.1.3 Vraagstelling

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 21 mische context van een streek het verdere leven van ongehuwde moeders beïnvloedde. 3 Deze vraag lijkt op het eerste gezicht een verklarend karakter te hebben, omdat ze aanstuurt op een duiding van het verband tussen sociale en economische omgevingsfactoren en de levensloop van ongehuwde moeders. Toch is de onderzoeksvraag primair een beschrijvende vraagstelling, omdat het onderzoek met op welke manier in feite aanstuurt op een beschrijving van de invloed van de omgevingsfactoren op de levensloop van ongehuwde moeders. Uit deze beschrijving moeten de historici vervolgens verklaringen halen voor het specifieke verband dat zij willen aantonen. 1.1.4 Criteria voor historische onderzoeksvragen Het is dus mogelijk om vragen te stellen in soorten en maten. Toch zijn niet alle mogelijke vragen ook goede vragen. Voor het opstellen van verantwoorde historische onderzoeksvragen is een aantal criteria belangrijk: een vraagstelling moet altijd zo precies mogelijk geformuleerd zijn; een vraagstelling mag geen onduidelijkheden, algemeenheden of ambiguïteiten bevatten; en ten slotte moet ze voldoen aan een aantal academische criteria. Vaagheden in de vraagstelling kunnen ertoe leiden dat het onderzoek op een dwaalspoor terechtkomt. Het kan ook zijn dat een onderzoeker met een onduidelijke vraagstelling zichzelf voorhoudt dat het doel van het onderzoek duidelijk is, terwijl dat in feite niet zo is. Beginnende onderzoekers komen deze valkuil vaak tegen. Het is niet erg om de vraagstelling gedurende het onderzoek enigszins bij te stellen, maar als de ondeugdelijkheid van een onderzoeksvraag pas laat in het onderzoek wordt vastgesteld, kan dit leiden tot kostbaar tijdverlies of mislukking van het onderzoek. Het karakter of het type van de vraagstelling moet duidelijk op te maken zijn uit de formulering. Vraagwoorden zoals hoe, waardoor en waarom zijn goede indicatoren voor het karakter van de vraag. Wanneer een vraagstelling gegoten wordt in een lopende zin is het van belang dat werkwoorden worden gebruikt die een duidelijke aanwijzing geven over het type vraagstelling. Het kan de (aankomend) historicus helpen om een goed lopend betoog te schrijven en de lezers bij de les te houden door de centrale vraagstelling van een onderzoek nadrukkelijk in de tekst te presenteren. Een goede vraagstelling moet bovendien voldoen aan een aantal academische criteria. Een vraag moet historisch zinvol zijn. Vragen die een onderwerp bijvoorbeeld op een technische, psychologische, medische of geografische wijze benaderen, zijn niet altijd te beantwoorden op basis van historisch onderzoek. De vraagstelling moet ook op andere manieren diepgang mogelijk maken. Zo is het weinig zinvol om een vraag te stellen verantwoorde historische onderzoeksvragen academische criteria

22 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! waarop alleen geantwoord kan worden met een naam, een begrip, een opsomming of een simpel ja of nee, of zo n beetje. Dit wordt vaak omzeild door een vraag te beginnen met in hoeverre, maar wees ook daar kritisch op. Een in hoeverre -vraag heeft de neiging een zwakke vraagstelling te verdoezelen. Immers: een academische vraagstelling behoort geen impliciete waardeoordelen te bevatten. Als er al een normatief uitgangspunt is gekozen, dan dient dit expliciet te zijn. Een vraagstelling moet concreet zijn en duidelijk aangeven wat wordt onderzocht. Ook moet een vraagstelling realistisch zijn: uitvoerbaar wat betreft de tijdsduur van het onderzoek en de beschikbaarheid van bronnen. 1.2 Oriënteren en vragen: de historiografische context Tot nu toe is afgetast welke soorten vragen gesteld kunnen worden en waar een goede vraagstelling aan moet voldoen. Maar hoe formuleer je een vraag? Hoe kom je tot een relevante en goede vraagstelling? Een vraag komt evenals het vinden van een interessant onderwerp niet vanuit het niets. Eraan vooraf gaat een oriëntatiefase. Het formuleren van een goede vraag vindt plaats op basis van 1) een gedegen kennis van de relevante wetenschappelijke literatuur, 2) een eerste verkenning van het beschikbare (bronnen)materiaal en 3) een inschatting van de potentiële bijdrage aan de wetenschap. Het doel van het onderzoek hetgeen je met de vraagstelling beantwoord wilt hebben moet zich tot deze drie elementen verhouden. Hoe beter je de context in beeld hebt, des te scherper kan de vraagstelling zijn. status quaestionis 1.2.1 Status quaestionis Op basis van een voorlopige onderzoeksvraag kan de bestaande kennis in kaart worden gebracht door middel van een verkenning van de literatuur. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in wat er al onderzocht is en welke verschillende perspectieven er bestaan op het bestudeerde onderwerp. Een goede manier om dit inzicht te verkrijgen is door de bevindingen uit de literatuur uiteen te zetten in een systematische analyse een status quaestionis (Latijn voor stand van zaken ; ook wel state of the art). Historici noemen zo n status quaestionis ook wel een historiografisch overzicht, een kritisch en analytisch overzicht van de ontwikkeling van de geschiedschrijving over het onderwerp. In zo n verhandeling over de bestaande kennis in academische literatuur wordt enerzijds in kaart gebracht wat bekend is en juist ook wat we nog niet weten. Anderzijds bespreekt de status quaestionis vanuit welke benaderingen de verschillende relevante

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 23 teksten zijn geschreven en welke debatten de relevante auteurs voeren over het te onderzoeken vraagstuk. De status quaestionis verbindt de kennis of stellingen die in de literatuur naar voren komen met het onderzoek waarop dit gebaseerd is. Verschillende soorten bronnen en onderzoeksmethoden kunnen namelijk tot verschillende perspectieven leiden. Bovendien wordt op deze manier al snel duidelijk welke bronnen waarvoor zijn gebruikt en waarvoor ze niet bruikbaar zijn. Een status quaestionis hoeft zich niet te beperken tot historisch-wetenschappelijke werken. Afhankelijk van de vraagstelling kunnen verwijzingen naar memoires, politieke geschriften, beleidsstukken, culturele producties of de bevindingen uit andere wetenschapsdisciplines relevant zijn in een beschrijving van de stand van zaken. De kerntaak van een status quaestionis is het in kaart brengen van het historisch-wetenschappelijke en soms ook maatschappelijke debat. Soms zijn debatten gemakkelijk te herkennen doordat auteurs elkaar expliciet bestrijden over een verschil van inzicht. Soms blijven de verschillen van inzicht impliciet, verwijzen auteurs niet naar elkaar en wordt hun werk pas vanuit deze nieuwe vraagstelling voor het eerst op dat van de ander betrokken. Juist in deze gevallen is het van belang om zelfstandig de verschillende perspectieven die in de literatuur voorkomen met elkaar te contrasteren. Door de literatuur op deze wijze systematisch te lijf te gaan, kunnen soms verrassend nieuwe inzichten worden verkregen over de belangrijke thema s, controverses of vragen die nog onvoldoende zijn onderzocht. Dit geeft reliëf en urgentie aan je eigen vraagstelling (zie verder hoofdstuk 4). debatten herkennen 1.2.2 De beschikbaarheid van bronnen Het is tevens belangrijk om een overzicht te krijgen van het (bronnen) materiaal dat voor het onderzoek beschikbaar is. Onder bronnen verstaan we elk soort documentatie direct afkomstig uit de tijd waarover de historicus onderzoek doet. Historisch onderzoek kan worden uitgevoerd op basis van heel veel verschillende soorten bronnen, die kunnen variëren van geschreven teksten tot gebouwen, van foto s tot objecten, en van interviews tot preken (zie verder hoofdstuk 3). Het is daarbij altijd van het grootste belang dat het geselecteerde bronnenmateriaal goed aansluit bij de vraagstelling. De vraag moet daadwerkelijk kunnen worden beantwoord op basis van het desbetreffende materiaal. Een goed overzicht van de beschikbare bronnen en een goed inzicht in de voor- en nadelen van het verschillende materiaal zijn dan ook van cruciaal belang voor de formulering van je definitieve onderzoeksvraag. Denk daarbij niet alleen aan de beschikbaarheid van bronnen, maar onder meer ook aan de betrouwbaarheid, de leesbaarheid, de aard van de informatie die ze bevatten en de hoeveelheid. overzicht beschikbare bronnen krijgen

24 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! (her)formulering van de onderzoeksvraag bijdragen aan de geschiedschrijving 1.2.3 Een eigen bijdrage aan de geschiedschrijving De verkenning van literatuur en bronnen op basis van een voorlopige onderzoeksvraag is nodig om heel nauwkeurig te kunnen formuleren welke bijdrage de beantwoording ervan zal leveren aan de stand van zaken in de historische wetenschap. Vaak zal door deze verkenning blijken dat de onderzoeksvraag enigszins bijgesteld of opnieuw geformuleerd moet worden. Op basis van het inzicht in de literatuur kan worden vastgesteld wat we al weten, welke perspectieven er bestaan op het onderwerp en welke wellicht overheersen. Deze kennis is nodig voor een goede (her)formulering van de onderzoeksvraag, omdat de onderzoeksvraag de slag maakt naar hetgeen toegevoegd kan of moet worden aan de wetenschappelijke discipline waartoe het onderzoek gerekend kan worden. Het beoogde onderzoek dat met de onderzoeksvraag wordt ingezet verhoudt zich altijd tot de resultaten en uitspraken in eerder academisch werk. Dat is ook het geval bij onderwerpen die nog (bijna) onbestudeerd zijn gebleven. Het gebrek aan studies naar een bepaald onderwerp kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een dominant geschiedbeeld, waardoor verondersteld werd dat het bestaande inzicht in het onderwerp al voldoende was, een thema soms zelfs helemaal niet relevant werd geacht, of bronnen niet als bron werden (h)erkend. Zo bezien is het opzetten van een onderzoek op basis van een specifieke vraagstelling ook in zichzelf een historiografische activiteit. Het is de voorbereiding tot het leveren van een bijdrage aan de geschiedschrijving. Tijdens het opzetten van je onderzoek bedenk je op welke wijze jouw vraagstelling zich verhoudt tot eerdere studies. Dit lijkt evident voor onderwerpen waarnaar veel studie gedaan is, maar gaat dus ook op voor onderwerpen waarover nog weinig bekend is. Geef jezelf in beide gevallen rekenschap van de bijdrage die het nieuwe onderzoek hopelijk zal leveren ten opzichte van eerdere studies naar hetzelfde historische onderwerp. Bedenk tevens de implicaties van de mogelijke resultaten van het nieuwe onderzoek voor het bredere historische kader. Voor onderwerpen waarnaar veel eerder historisch onderzoek is verricht, is het vaak gemakkelijker om een verklarende of verkennende vraagstelling te formuleren. Het is dan mogelijk om de verklaringen en inzichten van eerdere studies impliciet of expliciet centraal te stellen in de onderzoeksvraag. Voor onderwerpen waarnaar minder historisch onderzoek is verricht kan dit moeilijker zijn, vooral wanneer ook in studies met een meer overkoepelend karakter geen of weinig uitspraken zijn gedaan waarin verbanden worden verondersteld of gesuggereerd. In dat geval kan een meer beschrijvende vraagstelling voor de hand liggen. Vooral voor deze beschrijvende vraagstelling is het van belang om aan te geven wat de mogelijke implicaties zijn van het nieuw te verkrijgen inzicht voor het begrip van bredere thema s of ontwikkelingen. Geen enkel onderwerp

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 25 staat immers op zichzelf. Een onderzoek valt altijd binnen een breder kader of narratief (zie hoofdstuk 4), hoe groot, klein, toegespitst of thematisch een onderwerp ook is. 1.3 Stellingname en historisch debat De onderzoeksvraag kan beschouwd worden als een verbinding tussen het beoogde onderzoek, de stand van zaken van de historische kennis (literatuur over het specifieke onderwerp en over grotere historische thema s) en het beschikbare onderzoeksmateriaal. Of beschouw haar, als je een discussie wilt openbreken, als een breekijzer. Een strategisch gekozen onderzoeksvraag kan leiden tot nieuwe inzichten die een belangrijke bijdrage leveren aan een debat of een bestaande consensus openbreken. Voor zo n debat kan het zinvol zijn om uit de literatuur over jouw onderwerp toetsbare uitspraken of stellingen te lichten, ten opzichte waarvan je jouw onderzoek kunt plaatsen. Waak er dan wel voor deze eerdere uitspraken te versimpelen: maak van het werk van andere historici geen stro-pop die je vervolgens in jouw onderzoek afbrandt. In de sociale wetenschappen is het gebruikelijk om aan de hand van de conclusies van eerdere studies een hypothese op te stellen die onderzocht kan worden in het geplande onderzoek. Ook in historisch onderzoek is dat soms mogelijk. Een hypothese is een voorlopig aangenomen veronderstelling die nader op waarheidsgehalte onderzocht moet worden. Vaak bevat een hypothese stellingen of verwachtingen met betrekking tot de verklaring van bepaalde verschijnselen. De hypothese hoeft daarom niet noodzakelijkerwijs gebaseerd te zijn op hetzelfde historische onderwerp dat in het nieuwe onderzoek centraal staat. Ook uitkomsten van studies naar vergelijkbare gevallen kunnen met inachtneming van de eventuele overeenkomsten en verschillen een basis vormen voor een eigen hypothese. Verbinding of breekijzer: uiteindelijk zal een goede vraagstelling ervoor moeten zorgen dat het onderzoek een relevante bijdrage levert aan de stand van zaken in een wetenschappelijk veld. Aan het antwoord op een triviale vraagstelling gaat de lezer schouderophalend voorbij: nou en?, so what? verbinding breekijzer hypothese 1.3.1 Kritiek en zelfkritiek Wetenschap doe je niet alleen. Academici leggen hun onderzoeksvragen en -plannen voortdurend aan elkaar voor om door middel van kritiek en advies te komen tot bijstelling en verbetering. Tijdens de studie wordt met discussies in colleges niet alleen geoefend in het opstellen van onderzoeksvragen, maar juist ook in het sociale en collegiale proces van het

26 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! constructieve academische kritiek so what? (zelf)reflectie en aanscherping uitoefenen van constructieve academische kritiek. Deze constructieve kritiek is onmisbaar als toetsing van plannen en gedachten. Ze helpt bij het in een vroege fase van het onderzoek al onderkennen van onvolkomenheden in de vraagstelling en onderzoeksopzet (zie ook hoofdstuk 5). Geschiedschrijven vereist bovendien dat je jezelf kritisch ondervraagt. Lees je onderzoeksvraag geregeld opnieuw door en stel jezelf de vraag of deze echt begrijpelijk maakt wat je van plan bent. Bevat de vraag geen vaagheden en is deze historisch zinvol? Is de vraag wel goed afgebakend? Is het onderwerp niet te groot, of het te verwachten antwoord te triviaal? In de kern vraagt so what? naar de relevantie van het onderzoek of de onderzoeksresultaten. Dit kan vorm krijgen in de reactie waarom het eigenlijk belangrijk is dat dit onderzoek zal worden uitgevoerd, of welke nieuwe inzichten het onderzoek zal opleveren en wat daarvan dan weer de relevantie is. Deze vragen kun je voordat je naar buiten treedt ook aan je eigen onderzoek stellen. Het stellen van dergelijke vragen stuurt aan op (zelf )reflectie en aanscherping van de onderzoeksplannen. Het is in feite de toetssteen voor de kwaliteit van het onderzoeksbouwwerk. De onderzoeksvraag verbindt dan op een zinvolle manier de bestaande kennis, het beschikbare materiaal en het nieuw geplande onderzoek. eigen positionering. goede historische verklaring empirische regelmatigheden 1.3.2 Plaats bepalen: feiten, interpretaties en filosofische posities Het is van belang bij het opstellen van een onderzoeksvraag en onderzoeksplan stil te staan bij je eigen positionering. Wil je met het onderzoek een verklaring vinden voor een historisch fenomeen of historische ontwikkeling? Wil je controleren of gevestigde opvattingen kloppen? Of wil je de historische betekenis van een fenomeen vanuit een andere optiek belichten? Vooral voor onderwerpen waar uitgesproken stellingnamen het academische debat domineren, is het belangrijk om je bewust te zijn van je eigen plaats en rol. Wees niet angstig om jezelf te positioneren, maar bedenk dat je voor de stellingen die je inneemt wel altijd goede argumenten moet hebben. Ook voor het bewust nalaten van het innemen van een duidelijke positie in een academisch debat zijn overigens goede argumenten nodig. Over de vraag wat een goede historische verklaring is, hebben generaties van geschiedfilosofen zich het hoofd gebroken. Een grote variatie aan antwoorden is in de loop der tijd de revue gepasseerd. Sommige historici menen dat een historische verklaring pas wetenschappelijk is wanneer deze op empirische regelmatigheden berust (de positivisten ). Anderen stellen dat een historische verklaring de achterliggende betekenis van handelingen en verschijnselen moet beschrijven en deze begrijpelijk moet maken (de hermeneuten ). Er is ook beargumenteerd dat het verhaal zelf-

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 27 verklarend is en als constructie van de historicus een eigen zelfstandigheid (autonomie) kent ten opzichte van het verleden (de narrativisten ). De juistheid van een historische verklaring is in deze visie afhankelijk van zaken als reikwijdte, originaliteit en overtuigingskracht. Dit zijn geschiedfilosofische kwesties die in deze wegwijzer verder blijven rusten, maar waartoe ieder historisch onderzoek zich expliciet of impliciet verhoudt. Dat geldt ook voor de veranderingen als gevolg van informatie- en communicatietechnologie (ict), waardoor op een andere wijze toegang tot historische gegevens wordt verkregen en onderzoeksresultaten middels nieuwe narratieve en visuele vormen worden gepresenteerd. Sommigen verwijzen naar deze ontwikkeling als Digital History, anderen noemen het in het verlengde van escience liever ehistory, waarbij de e staat voor electronic, maar ook voor enhanced verbeterd, uitgebreid. Belangrijk in deze ict-ontwikkeling is de discussie over digitale hermeneutiek: het betekenis geven aan de gegevens en verschijnselen die de computer digitaal zichtbaar maakt en aan de patronen met betrekking tot het verleden die de techniek genereert. De feiten juist weergeven is geen voldoende voorwaarde voor een goed geschiedkundig verslag. Een historicus die zonder vraagstelling louter een opsomming geeft van ongerelateerde historische feiten kan wellicht niet op onwaarheden worden betrapt, maar laat de lezer evengoed verbouwereerd achter. Ook een pure opsomming van feiten die wel direct aan elkaar zijn gerelateerd draagt weinig bij aan geschiedkundige kennis. Neem als voorbeeld de volgende opsomming van feiten over de Franse Revolutie: De Bastille werd bestormd in 1789, Louis xiv werd onthoofd in 1793, Napoleon Bonaparte greep de macht in 1799. Deze vorm van geschiedschrijving is een kroniek: een chronologische opsomming van gerelateerde historische feiten. De academisch gevormde historicus dient niet alleen aan de lezer te communiceren wat er in het verleden is gebeurd, maar met name waardoor dit gebeurde en wat de (historische) betekenis ervan is. Hiertoe moet de historicus selecteren, interpreteren en verklaren. Debatten in de geschiedwetenschap, waaraan je in een status quaestionis aandacht schenkt, gaan dan ook niet alleen over de vraag of bepaalde historische gebeurtenissen al dan niet juist zijn weergegeven, maar vooral over hoe gebeurtenissen geïnterpreteerd en verklaard moeten worden. Hierbij speelt de historiografische traditie waarin de historicus werkt een belangrijke rol. Het schrijven van een wetenschappelijke historische tekst vertoont enige verwantschap met literair schrijven. Hoofdstuk 4 bespreekt de meer technische aspecten van schrijven. Net zoals de romanschrijver, integreert de historicus gebeurtenissen in een narratieve structuur die van die gebeurtenissen een samenhangend geheel maakt. Dit is een belangconstructie Digital History kroniek selecteren, interpreteren en verklaren literair schrijven

28 GESCHIEDENIS SCHRIJVEN! waarheidsclaims rijke reden waarom geschiedenis volgens sommigen tot de geesteswetenschappen moet worden gerekend en niet tot de sociale wetenschappen wat niet wegneemt dat tussen deze disciplines veel raakvlakken zijn, bijvoorbeeld doordat historici soms methoden uit sociaalwetenschappelijke disciplines gebruiken. Maar het verschil tussen een geschiedkundige en een literaire tekst is essentieel. De tekst van de historicus bevat waarheidsclaims die onderbouwd moeten worden, terwijl de tekst van de literator daarin vrij is (non-fictie en fictie). 1.4 Het onderzoeksplan: vragen, materiaal en methoden, planning operationalisering Terug dan naar het handwerk van de geschiedschrijving. Het opzetten van een onderzoek behelst meer dan het kiezen van een onderwerp, het opstellen van een goede onderzoeksvraag en het nadenken over de aard van de bronnen die toegang zullen verschaffen tot noodzakelijke feiten om verbanden te kunnen onderzoeken. Denk in dit beginstadium van je onderzoek ook al aan de operationalisering van het onderzoek. Daarvoor is een onderzoeksplan nodig: een stappenplan voor de uitvoering van het daadwerkelijke onderzoek. deelvragen onderzoeksplan 1.4.1 Hoofdvraag, deelvragen, opbouw Allereerst wordt de vraagstelling opgedeeld in verschillende deelvragen. De deelvragen vormen gezamenlijk de uitwerking van de hoofdvraag. De beantwoording van de afzonderlijke deelvragen moet leiden tot een systematische en stapsgewijze beantwoording van de hoofdvraag. In het onderzoeksplan wordt naast de hoofd- en deelvragen een overzicht gegeven van de opbouw van het betoog: geplande hoofdstukindeling, de hypothese, de bronnen en de literatuur. Het plan bevat tevens een toelichting op de beoogde aanpak en eventueel wordt daaraan de status quaestionis toegevoegd. Bij de toelichting op de aanpak gaat het niet alleen om een opsomming van beschikbare bronnen, maar vooral ook om de methode en werkwijze waarmee deze bronnen benaderd zullen worden. Welke technieken zijn bijvoorbeeld nodig? (Denk aan paleografie voor handschriften, interviewtechnieken voor mondelinge geschiedenis, statistiek voor cijfermateriaal, text mining voor het doorzoeken van gedigitaliseerde grote tekstbestanden, materiaalkunde voor voorwerpen als bron, etc.) Zet helder uiteen welke bronnen je zult onderzoeken, wanneer en waarom. Mocht het bijvoorbeeld nodig zijn om het onderzoek steekproefsgewijs op te zetten aan de hand van steekjaren, of om ter bepaling van geschikte steekjaren eerst bredere

HISTORISCH ONDERZOEK: HET BELANG VAN EEN VRAAGSTELLING 29 steekproeven uit te voeren, dan is het noodzakelijk om in het onderzoeksplan te beargumenteren welke overwegingen ten grondslag lagen aan de keuzes voor bepaalde jaren, onderdelen of cases. Zo ook moet je overwegen of je onderzoek betrouwbaar genoeg zal zijn indien een cruciaal archief zich buiten je bereik bevindt en je er alleen digitaal toegang toe kunt krijgen. Zijn de gedigitaliseerde bestanden door de archiefhoudende instantie voorgeselecteerd? Wat krijg je daardoor wel te zien, en wat niet? Zo is er met elke bron wel iets aan de hand. Voor ieder onderzoek moet een werkbare strategie worden uitgestippeld, die gebaseerd is op aannemelijke overwegingen en argumenten (zie ook hoofdstuk 2 en 3). 1.4.2 Planning en terugkoppeling Bij een onderzoeksplan hoort ook een planning. Het opstellen en bijhouden van een gedegen planning is van groot belang voor het welslagen van ieder onderzoek. Juist door het opstellen en kritisch nalopen van een planning wordt duidelijk in welke mate de aanvankelijke onderzoeksplannen haalbaar zijn binnen het gegeven tijdsbestek. Voor een scriptie is nu eenmaal minder tijd beschikbaar dan voor een proefschrift waar de onderzoeker vaak vier jaar aan kan werken. De mate van detail van de planning hangt samen met de duur en omvang van het onderzoek. Maar maak voor ieder groter onderzoek (zoals een werkstuk of een scriptie), meteen een planning op grote lijnen, zoals een indeling van werkzaamheden of deelresultaten per maand, en werk die vervolgens uit in wekelijkse of zelfs dagelijkse werkschema s. Kijk met het daadwerkelijk onderzoek altijd ook verder naar de schrijffases die nog zullen volgen: overzie het gehele proces. Met het opstellen van dergelijke planningen wordt het onderzoek- en schrijfwerk opgedeeld in kleinere onderdelen. Het verrichten van onderzoek en het schrijven van academische teksten zijn complexe werkzaamheden. Het betreft zelden of nooit een eenduidige invuloefening. Schrijven is denken en zoeken naar het verhaal. Het is voor vrijwel iedere onderzoeker moeilijk om tijdens het werk het overzicht over het gehele project te bewaren. Of juist andersom: om vooraf te overzien welke details moeten worden uitgewerkt om het grotere onderzoek of betoog mogelijk te maken. Bovendien is het zelden mogelijk om een boek, scriptie, maar ook een werkstuk in één keer te schrijven. Het is daarom verstandig om de werkzaamheden op te delen in kleinere eenheden. Het opdelen van de werkzaamheden in kleinere onderdelen, die elk terugkomen in de planning, zorgt ervoor dat het geheel hanteerbaar en overzichtelijk wordt. Zo n opdeling van werkzaamheden in een werkschema maakt inzichtelijk of het voorgenomen onderzoek wel uitvoerbaar is. planning werkschema