Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008



Vergelijkbare documenten
Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2009

NEM Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2013

Handleiding voor het gebruik van de kaartmodule NEM Meetnet Amfibieën

RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004

Atlas Amfibieën en Reptielen van de Provincie Vlaams-Brabant. Sam Van de Poel Natuurpunt Studie

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

RAVON Hemelvaartweekend

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Invoerportaal Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

Verslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren!

Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Waarnemingenoverzicht 2013

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Environmental DNA Ontwikkelingen en mogelijkheden

Verspreidingsonderzoek vissen 2009

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

3.8 Praktische aanpak monitoring natte dooradering en water Rémon ter Harmsel Stichting RAVON

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

Notitie. 1 Aanleiding

Een deel van de vrijwilligersgroep die heeft deelgenomen aan Vissen in de West-Betuwe. Foto: Fabrice Ottburg

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide

Verspreidingsonderzoek vissen 2008 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Eindrapport. Rugstreeppad en kleine modderkruiper ter plaatse van en direct rond de Hoefweg noord en zuid te Lansingerland

RAVON JAARVERSLAG 2007

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

Amfibieën. Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal)

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Landschappelijke elementen

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

Grote vos Nymphalis polychloros

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM

Ontwikkeling leerlingaantallen

Productiebos maakt plaats voor oorspronkelijk heidelandschap.

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

RAVON Hemelvaartweekeind

VAN ERVE NATUURONDERZOEK

Aantalsontwikkeling van amfibieën,

Nieuwsbrief 8 van RAVON Afdeling Utrecht juli 2012

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad.

Nieuwe verdeelmodel provinciefonds

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

Inhaalslag verspreidingsonderzoek

Tuinieren voor amfibieën en reptielen

Wat zijn occupancy modellen?

d rm Neder wa e landopg

Noordse woelmuis, 2010

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Aantalsontwikkeling van amfibieën

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Onzichtbaar maar wel aanwezig! Soorten in kaart brengen met Environmental DNA

Onderwaterbeschoeiing Gouda

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

RAVON Hemelvaartweekend

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

Rapportage Vergelijkend Onderzoek naar Ziekteverzuim SW-sector 2003

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Inventarisatie beschermde vissen met behulp van vrijwilligers in het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland 2008

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Flora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Nieuwsbrief Jaar van de Patrijs in Zeeland

CSI in de Polder Environmental DNA voor het opsporen van dieren

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Transcriptie:

Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND

Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Een rapportage van RAVON In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Gegevensautoriteit Natuur Jelger Herder, Annemarie van Diepenbeek & Raymond Creemers juni 09 STICHTING RAVON POSTBUS 1413 6501 BK NIJMEGEN www.ravon.nl

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Colofon 2009 Stichting RAVON, Nijmegen Tekst: Jelger Herder, Annemarie van Diepenbeek & Raymond Creemers Met medewerking van Peter Frigge Foto s: Jelger Herder In opdracht van: Gegevensautoriteit Natuur, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Wijze van citeren: Herder, J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers, 2009. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03.

Stichting RAVON INHOUD 1 INLEIDING...5 1.1 Kader...5 1.2 Vraagstelling...5 2 PRIORITERING...7 2.1 Werkwijze...7 2.2 Toelichting gebruikte categorieën...7 2.3 Afleiden nulwaarnemingen...9 3 VERZAMELDE GEGEVENS...11 3.1 Vrijwilligersgegevens...11 3.2 Verkregen via andere organisaties...12 3.3 Eindresultaat per doelsoort...13 3.4 Validatie...14 4 VERSPREIDINGSBEELDEN DOELSOORTEN...16 4.1 Doelsoorten reptielen...16 4.1.1 hazelworm...16 4.1.2 zandhagedis...18 4.1.3 gladde slang...20 4.1.4 ringslang...22 4.1.5 adder...24 4.2 Doelsoorten amfibieën...26 4.2.1 vuursalamander...26 4.2.2 kamsalamander...28 4.2.3 vinpootsalamander...30 4.2.4 knoflookpad...32 4.2.5 rugstreeppad...34 4.2.6 boomkikker...36 4.2.7 heikikker...38 4.2.8 poelkikker...40 5 RAAKVLAK VERSPREIDINGSONDERZOEK EN MEETNETTEN...43 5.1 Raakvlakken verspreidingsonderzoek en Meetnetten Reptielen & Amfibieën...43 5.2 Reptielen...43 5.3 Amfibieën...48 5.3.1 Lokale (zeldzame) soorten met een rechtstreeks bepaalde trend...48 5.3.2 Lokale (zeldzame) soorten met een afgeleide trend...49 5.3.3 Regionale soorten met een rechtstreeks bepaalde trend...49 5.3.4 Regionale soorten met een afgeleide trend...51 5.3.5 Landelijk algemene soorten met een rechtstreeks bepaalde trend...52 6 WERVING EN BEGELEIDING VAN VRIJWILLIGERS...53 6.1 Excursies & Weekeinde...53 6.2 Cursussen...53 6.3 Website, nieuwsbrief en de media...54 6.4 Werving en overige public relations...55 6.5 Helpdesk...55

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 7 EVALUATIE...57 7.1 Vrijwilligersbestand...57 7.2 Gegevensinwinning en -verwerking...57 7.3 Knelpunten en aanbevelingen...57 8 DANKWOORD...59 9 LITERATUUR...61 BIJLAGE 1 excursieoverzicht...63

Stichting RAVON 1 INLEIDING 1.1 Kader RAVON is in mei 2008 door de Gegevensautoriteit Natuur gevraagd om de verspreiding van beleidsrelevante reptielen en amfibieën in kaart te brengen. Deze opdracht is een vervolg op de Inhaalslag verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën (Spikmans et al., 2006, Kuenen & Creemers, 2007 & Kuenen et al., 2008). Bij het verzamelen van gegevens met betrekking tot reptielen en amfibieën worden vrijwilligers ingezet. De vrijwilligers onderzoeken volgens een vaste methode of de betreffende soort (nog) aanwezig is in potentieel habitat (van Diepenbeek & van Delft, 2006). Hiernaast wordt gebruik gemaakt van de gegevens die door andere organisaties verzameld worden. 1.2 Vraagstelling Ten behoeve van de rapportage naar de EU voor de Habitatrichtlijn, onderdeel range van soorten, is het gewenst dat de verspreiding van doelsoorten landsdekkend bekend is op een schaal van 10x10 kilometerhokken. Bij het coördineren van het verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën is het uitgangspunt daarom om in de periode 2007-2012 het verspreidingsbeeld voor de doelsoorten (zie tabel 1) op 10x10 kilometerhokken zo compleet en actueel mogelijk te krijgen. Het verspreidingsonderzoek concentreert zich met name op de zwakke plekken in het verspreidingsbeeld. Om de Gegevensautoriteit Natuur een indruk te geven van de vorderingen gaat deze rapportage in op de volgende zaken: de hoeveelheid verzamelde verspreidingsgegevens per 10x10 en per 1x1 kilometerhok per doelsoort prioritering (a. hoe wordt de prioriteit van een km-hok bepaald en b. resultaten van onderzoek naar de mogelijkheid om nulwaarnemingen af te leiden uit de database) de actualiteit van de gegevens: o op 10x10 km-hokniveau: waarnemingen die meetellen voor de rapportage naar de EU (2007 en 2008) en waarnemingen van 1980 t/m 2006 o op 1x1 km-hokniveau: waarnemingen verzameld sinds de start van het verspreidingsonderzoek (onderverdeeld in drie perioden) de resultaten van de validatie van de gegevens (a. welke criteria zijn gehanteerd, b. hoeveel waarnemingen zijn afgewezen en waarom) een vergelijking tussen gegevens afkomstig van de Meetnetten (monitoring) en het verspreidingsonderzoek evaluatie van het vrijwilligersbestand (aantal vrijwilligers, behoefte aan uitbreiding aantal waarnemers, behoefte aan opleiding/bijscholing) evaluatie van de logistiek van de gegevensinwinning en verwerking een beschrijving van de problemen die zich tijdens de uitvoering van de opdracht hebben voorgedaan en hoe hiermee is omgegaan verbeteringen die doorgevoerd moeten worden en aanbevelingen. 5

6 Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008

Stichting RAVON 2 PRIORITERING Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de toegepaste priortering. Er is voor de prioritering rekening gehouden met vijf verschillende criteria waarvan Aanvullen van het verspreidingsbeeld op 10x10km het belangrijkst is. 2.1 Werkwijze Evenals vorig jaar wordt sturing gegeven aan de vrijwilligers door middel van een systeem van prioritering, onder andere op basis van de Nieuwe Kaart van Nederland. Per kilometerhok is op de website van RAVON aangegeven welke prioriteit het desbetreffende hok heeft. Er bestaan verschillende opties om de prioriteit te berekenen. Bij de prioritering van kilometerhokken is rekening gehouden met: Aanvulling van het verspreidingsbeeld (10 x 10 km, eventueel 5 x 5 km) Bestaande kansenkaarten (alleen voor de poelkikker) De Nieuwe Kaart van Nederland Ouderdom van de gegevens Aanwezigheid van andere relevante soorten (meer soorten = hogere prioriteit) Ieder kilometerhok gelegen binnen een te onderzoeken hok van 10 x 10 kilometer krijgt voor alle bovenstaande categorieën een prioriteitsgetal. De combinatie van al deze getallen leidt tot een totale prioriteitswaarde. Bijstelling van de prioriteitswaarden kan plaatsvinden door een weegfactor mee te geven aan de bovengenoemde categorieën. In overleg met de Gegevensautoriteit Natuur zijn de prioriteit en de weegfactor vastgesteld op hoofdlijnen. 2.2 Toelichting gebruikte categorieën Aanvullen verspreidingsgebied Er is ingezet op het onderzoeken van de potentiële habitat op een schaal van 10 x 10 kilometer. Alle hokken van dit schaalniveau die waarschijnlijk niet zullen worden ingevuld door losse waarnemingen en de Meetnetten, vallen onder het verspreidingsonderzoek. Bestaande kansenkaarten Kansenkaarten zijn gebaseerd op een aantal factoren die verband houden met de verspreiding van soorten. Op basis van deze factoren wordt een kans berekend dat een soort ergens aanwezig is. Voor de poelkikker bestaat een bruikbare kansenkaart. Voor deze soort is de prioritering uitgebreid en deze is gericht op die gebieden die leiden tot een kwaliteitsverhoging van de bestaande kansenkaart. Nieuwe Kaart van Nederland De Nieuwe Kaart van Nederland geeft een beeld van geplande ingrepen in het landschap. In de legenda van deze kaart is een aantal verschillende categorieën gebiedsingrepen te zien. Er is gekeken naar het aantal hectares binnen een km-hok dat in de categorie natuur of in de categorie bedrijf, wonen en recreatie valt. De prioriteit wordt hoger als er weinig hectares als natuur staan aangemerkt en veel als bedrijf, wonen en recreatie, en lager als dat omgekeerd is. Aan de hand van de Nieuwe Kaart van Nederland is er dus per kilometerhok een prioriteitswaarde berekend. 7

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Ouderdom van gegevens De beschikbare data over de verspreiding van soorten verschillen in ouderdom. De kilometerhokken met de oudste gegevens krijgen een hogere prioriteit omdat de noodzaak van onderzoek hier het hoogst is. Aanwezigheid van andere doelsoorten Veel te onderzoeken kilometerhokken hebben betrekking op meerdere soorten. Een kilometerhok krijgt een hogere prioriteit wanneer het onderzoek meerdere doelsoorten betreft. Hoe hoger het aantal te actualiseren doelsoorten, des te hoger de prioriteitswaarde voor deze categorie. Ter verduidelijking is Figuur 1 opgenomen waarin een voorbeeld wordt gegeven van het resultaat van prioritering. Figuur 1: Werkwijze prioritering binnen een hok van 10 x 10 kilometer. A. De donkere hokken vallen binnen potentieel habitat en worden naar verwachting niet opgevuld met losse waarnemingen. B. De zwarte kilometerhokken liggen in een gebied waar ingrepen in de ruimtelijke ordening zijn gepland. De grijze kilometerhokken maken deel uit van A. C. De zwarte hokken bevatten verouderde gegevens. Hier is de betreffende soort ooit waargenomen. De grijze kilometerhokken maken deel uit van B. D. De zwarte kilometerhokken bevatten de oudste gegevens. Binnen afzienbare tijd vervallen deze data omdat ze dan te oud zijn. De data worden dan gezien als historisch en tellen alleen nog mee voor het vaststallen van de potentiële habitat. De grijze kilometerhokken maken deel uit van C. 8

Stichting RAVON 2.3 Afleiden nulwaarnemingen Van veel kilometerhokken zijn meer gegevens bekend dan alleen die van de te onderzoeken soort. Door in de databank te kijken hoe goed een km-hok onderzocht is op een soortgroep is het mogelijk om nulwaarnemingen af te leiden. Hierbij moet wel worden vermeld dat een dergelijke afgeleide nulwaarneming niet te vergelijken is met een harde nulwaarneming. Een afgeleide nulwaarneming zal nooit leiden tot bevestiging van afwezigheid van een bepaalde soort, maar kan wel worden gebruikt om de prioriteitswaarde bij te stellen. In plaats van de aanwezigheid van soorten met elkaar te vergelijken is er gekeken naar de inventarisatie-activiteit voor een hele soortgroep (reptielen of amfibieën). Als periode waarover de inventarisatie-activiteit is berekend is gekozen voor de laatste tien jaar (1998-2007). Als een km-hok goed is geïnventariseerd is op een bepaalde soortgroep kan men aannemen dat vrijwel alle voorkomende soorten van die soortgroep ook daadwerkelijk gevonden zijn in dat km-hok. Wanneer een prioritair km-hok voor de zandhagedis goed onderzocht is op het voorkomen van reptielen mag je aannemen dat de zandhagedis ook gevonden zou zijn als deze aanwezig is. Als dit dus niet het geval is kunnen we dit als afgeleide nulwaarneming beschouwen en de prioriteit van het hok omlaag bijstellen. Het hok is dan niet afgerond als harde nulwaarneming, maar we bieden het niet langer aan als prioritair km-hok omdat de kans erg klein is dat de zandhagedis nog aanwezig is. Daarnaast is het km-hok al goed onderzocht in de laatste jaren, waarbij men kan aannemen dat dit in de toekomst ook het geval zal zijn. Voor het bepalen van de inventarisatie-activiteit van een km-hok voor reptielen of amfibieën is gebruik gemaakt van de methode die beschreven is in het RAVON tijdschrift (Creemers & van Delft, 2001). De methode kijkt bij amfibieën naar de volgende criteria: Aantal waarnemingen van amfibieën Spreiding van de waarnemingen in het jaar (aantal vroege en aantal late soorten) De verhouding tussen het aantal algemene en zeldzame soorten Opname in het Meetnet amfibieën Bij reptielen wordt gekeken naar de volgende criteria: Aantal waarnemingen van reptielen Spreiding van de waarnemingen in het jaar (aantal vroege en aantal late waarnemingen) Aantal waarnemingen van moeilijk waarneembare soorten Opname in het Meetnet reptielen Een aantal soorten (hazelworm, gladde slang en knoflookpad) zijn door hun verborgen levenswijze moeilijk waar te nemen. Dergelijke soorten kunnen zelfs voorkomen in hokken die volgens bovenstaande methode goed geïnventariseerd zijn.. Er is daarom gekozen om alleen voor de makkelijk waarneembare soorten nulwaarnemingen af te leiden. In totaal zijn er met deze methode 78 nulwaarnemingen afgeleid voor prioritaire km-hokken. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal afgeleide nulwaarnemingen per soort. 9

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Tabel 1: Aantal afgeleide nulwaarnemingen per doelsoort. Soort Aantal afgeleide 0-waarnemingen voor prioritaire km-hokken vuursalamander 0 kamsalamander 2 vinpootsalamander 0 rugstreeppad 4 boomkikker 1 heikikker 6 poelkikker 7 zandhagedis 19 ringslang 19 adder 20 Foto 1: Heikikker: één van de doelsoorten (foto Jelger Herder). 10

Stichting RAVON 3 VERZAMELDE GEGEVENS In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de verspreidingsgegevens die in 2008 verzameld zijn. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen gegevens die door vrijwilligers verzameld zijn en gegevens die via andere organisaties verkregen zijn. In totaal zijn er 2944 km-hokwaarnemingen van de dertien doelsoorten verkregen. 3.1 Vrijwilligersgegevens De verspreidingsgegevens van reptielen en amfibieën die worden verzameld komen uit verschillende bronnen: via de kaartjes op de RAVON website van het verspreidingsonderzoek Reptielen en Amfibieën via de online invoerportals Telmee.nl en Waarneming.nl via de formulieren van de Meetnetten (monitoring) Losse waarnemingen (op waarnemingskaartjes of in persoonlijke bestanden). waarnemingen die verzameld zijn tijdens (door RAVON) georganiseerde excursies. Website verspreidingsonderzoek Reptielen & Amfibieën Op de RAVON website is een aparte pagina aangemaakt voor het verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën: www.ravon.nl/verspreidingsonderzoek. Op deze pagina kunnen de vrijwilligers voor iedere doelsoort van het verspreidingsonderzoek kaartjes vinden met de prioritaire km-hokken die onderzocht dienen te worden. Vrijwilligers kunnen op basis hiervan de km-hokken gaan onderzoeken en hun bevindingen doorgeven. Nulwaarnemingen kunnen ze op de pagina zelf doorgeven via een formulier. Voor het doorgeven van positieve waarnemingen worden de vrijwilligers doorgestuurd naar het invoerportal Telmee.nl. Door een koppeling tussen Telmee.nl en de kaartjes met prioritaire km-hokken worden reeds afgeronde hokken direct groen op de kaartjes zodat er geen dubbel werk wordt gedaan. Telmee.nl en Waarneming.nl Via de online invoerportals komen jaarlijks duizenden waarnemingen binnen. Via Telmee.nl en Waarneming.nl zijn in 2008 respectievelijk 5748 en 3219 records van doelsoorten ingevoerd. Omdat Telmee.nl deels ook voor het verspreidingsonderzoek en de losse waarnemingen uit de Meetnetten wordt gebruikt is het moeilijk onderscheid te maken tussen losse waarnemingen en gericht verzamelde gegevens. Meetnetten Via de Meetnetten reptielen en amfibieën (NEM) worden op gestandaardiseerde wijze gegevens verzameld op trajecten verspreid over heel Nederland. Doel van de Meetnetten is het verkrijgen van trends. Naast de doelsoorten worden er op de trajecten ook veel waarnemingen verzameld van andere reptielen en amfibieën. Deze worden genoteerd op de formulieren en vervolgens ingevoerd via Telmee.nl. De data van de doelsoorten zelf worden ook aan de RAVON-database toegevoegd en dragen dus ook bij aan het verspreidingsonderzoek. 11

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Losse waarnemingen Nog steeds komt bijna de helft van de waarnemingen binnen als losse bestandjes, waarnemingskaartjes, mondelinge meldingen etc. Deze worden ingevoerd in de RAVONdatabase. Excursies Tijdens de excursies die in 2008 zijn georganiseerd zijn 135 km-hokken onderzocht op de aanwezigheid van één of meer van de doelsoorten. 3.2 Verkregen via andere organisaties In het kader van het verspreidingsonderzoek wordt er ook gebruikt gemaakt van gegevens die verzameld zijn door andere organisaties zoals adviesbureaus en terreinbeheerders. Met een groot aantal organisaties bestaat een gegevensuitwisselingsovereenkomst waarbij jaarlijks gegevens (van een bepaald gebied of regio) worden uitgewisseld. Voor deze bestanden is RAVON afhankelijk van andere organisaties die de gegevens pas kunnen uitwisselen als ze hun eigen bestanden op orde hebben. Hierdoor komen de gegevens vaak met een jaar vertraging in de RAVON database. Zo worden bijvoorbeeld voor deze rapportage de gegevens van het NHGL van 2007 gebruikt; de in 2008 verzamelde gegevens komen pas halverwege 2009 binnen en kunnen dus nog niet worden verwerkt in deze rapportage. Met de volgende organisaties is een gegevensuitwisseling overeengekomen of zijn er gegevensbestanden verkregen. Met een aantal andere organisaties wordt momenteel een uitwisseling opgezet. Diverse ecologische adviesbureaus Faunawerkgroep Hoge Veluwe Landschap Noord-Holland Landschapsbeheer Groningen Natuur Historisch Genootschap Limburg (NHGL) Vereniging Natuurmonumenten Provincie Drenthe Provincie Flevoland Provincie Noord-Brabant Provincie Zuid-Holland Staatsbosbeheer Waarneming.nl Waterschap Zuiderzeeland Werkgroep Amfibieën Reptielen Drenthe Werkgroep Amfibieën Reptielen Friesland De verkregen gegevens variëren sterk in zowel kwaliteit als kwantiteit. Sommige organisaties hebben een goed gestructureerd databestand, de meeste bezitten echter slechts losse bestanden van projecten en inventarisaties. In het laatste geval is er geen eenduidig format en kost het omzetten van de gegevens om ze te kunnen opnemen in de RAVON database veel tijd. 12

Stichting RAVON 3.3 Eindresultaat per doelsoort In 2008 zijn er 751 10x10 kilometerhokken (tabel 2) en 2944 1x1 kilometerhokken (tabel 3) voor de doelsoorten van het verspreidingsonderzoek geactualiseerd. Dit is ruim boven de prognose van 901 km-hokken. Tabel 2 geeft een overzicht van het aantal geactualiseerde 10x10 km-hokken voor de periode 2007-2012, het totaal aan te actualiseren 10x10 km-hokken en de stand van zaken als percentage geactualiseerde 10x10 km-hokken tot nu toe. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal geactualiseerde km-hokken in 2008, het verwachte aantal te actualiseren km-hokken in 2008 (volgens de offerte) en het aantal geactualiseerde prioritaire km-hokken waar de doelsoort is aangetroffen en het aantal geactualiseerde prioritaire km-hokken waar de doelsoort niet is aangetroffen (nulwaarnemingen). Tabel 2: Aantal geactualiseerde 10x10 kilometerhokken binnen de periode 2007-2012. In de eerste kolom staan de doelsoorten. In de tweede en derde kolom staat het aantal afgeronde 10x10 kilometerhokken uitgesplitst naar jaar/periode. In de vijfde kolom staat het totaal aantal te actualiseren 10x10 kilometerhokken en in de zesde kolom staat het percentage dat geactualiseerd is binnen de periode 2007-2008. Totaal 2007-2012 Aantal te actualiseren 10x10 km-hokken 2007-2012 Percentage geactualiseerde 10x10 km-hokken Nederlandse Naam 2007 2008 Reptielen hazelworm 86 83 106 150 71 zandhagedis 76 68 80 98 82 gladde slang 38 32 41 67 61 ringslang 70 62 85 145 59 adder 42 45 47 64 73 Amfibieën vuursalamander 3 3 3 4 75 kamsalamander 84 75 109 200 55 vinpootsalamander 25 15 25 49 51 knoflookpad 9 15 16 43 37 rugstreeppad 152 142 182 297 61 boomkikker 21 19 28 47 60 heikikker 116 112 142 230 62 poelkikker 102 80 129 190 68 13

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Tabel 3: Aantal geactualiseerde kilometerhokken, verwacht aantal geactualiseerde km-hokken en aantal geactualiseerde en onderzochte prioritaire km-hokken in 2008 Aantal geactualiseerde km-hokken 2008 Verwachte aantal geactualiseerde km-hokken 2008 (volgens offerte) Aantal geactualiseerde prioritaire km-hokken waar doelsoort is aangetroffen Aantal onderzochte prioritaire km-hokken waar doelsoort niet is aangetroffen Nederlandse naam Reptielen hazelworm 380 94 21 6 zandhagedis 471 41 24 2 gladde slang 110 20 5 1 ringslang 410 70 16 4 adder 242 69 17 5 Amfibieën vuursalamander 6 10 0 1 kamsalamander 144 149 8 2 vinpootsalamander 63 19 17 3 knoflookpad 18 14 1 0 rugstreeppad 456 264 22 8 boomkikker 105 21 4 1 heikikker 356 111 22 0 poelkikker 183 19 18 1 Totaal 2944 901 175 34 3.4 Validatie De waarnemingen zijn handmatig gevalideerd. Er is in hoofdlijnen gevalideerd op drie punten: locatie, fenologie en determinatie. Alle binnengekomen waarnemingen zijn gevalideerd. Slechts een zeer klein deel van de binnengekomen waarnemingen (ongeveer 1%) is afgekeurd. Het valideren van data is één van de belangrijkste ingrediënten voor het verkrijgen van een goed en betrouwbaar databestand. Het handmatig valideren van data kost veel tijd en moeite. Nu het aantal waarnemingen dat binnenkomt explosief stijgt door de komst van online invoerportals en actieve promotie van het verspreidingsonderzoek en het doorgeven van waarnemingen, wordt de vraag naar automatische validatieregels steeds groter. Automatische validatie neemt veel werk uit handen, waarnemingen die voldoen aan alle validatieregels kunnen automatisch worden goedgekeurd en aan de database worden toegevoegd. Deze validatieregels zijn opgesteld en terug te lezen in het document Validatieregels Reptielen & Amfibieën dat op 1 november 2008 als derde tussenproduct van het verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 is opgeleverd (Herder en Creemers 2008). 14

Stichting RAVON 15

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4 VERSPREIDINGSBEELDEN DOELSOORTEN Dit hoofdstuk beschrijft de verspreiding van de doelsoorten amfibieën en reptielen in Nederland. Per soort wordt aan de hand van kaarten een beschrijving gegeven van de verspreiding binnen Nederland, de volledigheid van het verspreidingsbeeld en de actualiteit van de waarnemingen. 4.1 Doelsoorten reptielen 4.1.1 Hazelworm Verspreiding binnen Nederland Met uitzondering van Zeeland worden in alle Nederlandse provincies hazelwormen waargenomen. In de Noordoostpolder (Flevoland) en de Hollandse duinen gaat het zeer waarschijnlijk om uitzettingen. De verspreiding van de hazelworm in Nederland valt grotendeels samen met de aanwezigheid van pleistocene zandgronden, maar de soort wordt ook aangetroffen op andere bodemsoorten. De voorkeurshabitat van de hazelworm bestaat uit enigszins vochtige, met dichte vegetatie bedekte gebieden. De soort komt voor in bossen, bosranden, heide, houtwallen, struwelen, spoor- en wegbermen, kalkgraslanden, vestingwerken, steenhopen, ruderale plaatsen en tuinen. De meeste waarnemingen hebben betrekking op bos- en heideterreinen. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 km-hokniveau is het verspreidingsgebied van de hazelworm waarschijnlijk compleet. De range van de hazelworm bedraagt 150 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de hazelworm in 106 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 71%. Dit percentage blijft iets achter bij andere soorten. Dit komt door de verborgen levenswijze van de hazelworm. Daardoor is er een hogere inspanning nodig om deze soort waar te nemen. In de resterende jaren zal er extra aandacht aan deze soort besteed moeten worden om het verspreidingsbeeld compleet te actualiseren. 16

Stichting RAVON hazelworm waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 17

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.1.2 Zandhagedis Verspreiding binnen Nederland In Nederland is het voorkomen van de zandhagedis gebonden aan de hogere zandgronden en de duinen. De kustduinen en de Veluwe vormen samen de twee belangrijkste kerngebieden. In de Zeeuwse duinen ontbreekt de soort overigens, net als op Texel en Ameland. Op Schiermonnikoog is de soort uitgestorven. De zandhagedis wordt in vooral aangetroffen op droge struikheideterreinen en in open duinstruweel. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuren (weg- en spoorbermen) en op ruderale terreinen. De zandhagedis heeft een voorkeur voor zandige op het zuiden geëxponeerde hellingen. De optimale habitat is een mozaïek van rijk gestructureerde dwergstruikvegetatie, afgewisseld met hogere grassen, kale grond en plekken met open zand. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de zandhagedis waarschijnlijk compleet. De range van de zandhagedis bedraagt 98 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de zandhagedis in 80 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 82%. De range van de zandhagedis is dus al bijna geheel geactualiseerd. Dit komt doordat het een opvallende, gemakkelijk waarneembare soort is, waarvan de verspreiding bijna geheel samenvalt met drukbezochte gebieden zoals de duinen en heideterreinen. 18

Stichting RAVON zandhagedis waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 19

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.1.3 Gladde slang Verspreiding binnen Nederland Het verspreidingsgebied van de gladde slang in Nederland omvatte ooit grote delen van de hogere zandgronden. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt tegenwoordig op de Veluwe (Veluws district). In de andere districten waar de soort voorkomt (Drents, Kempen, Oost-Nederlands district) is de verspreiding vaak beperkt tot grotere hoogvenen en stuwwallen. In Nederland heeft de gladde slang heeft een voorkeur voor hoogveen en heide. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuren (weg- en spoorbermen) en soms ook op ruderale terreinen en langs bosranden. De gladde slang komt met name voor in droge heidegebieden, maar soms ook in open bossen en jonge aanplant op zandgrond. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de gladde slang waarschijnlijk compleet. De range van de gladde slang bedraagt 67 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de gladde slang in 41 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 61%. De gladde slang heeft een zeer verborgen leefwijze. Daardoor is er een hogere inspanning nodig om deze soort waar te nemen. In de resterende jaren zal er extra aandacht en inspanning aan deze soort besteed moeten worden om het verspreidingsbeeld compleet te actualiseren. 20

Stichting RAVON gladde slang waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 21

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.1.4 Ringslang Verspreiding binnen Nederland De ringslang komt vooral aanwezig in drie min of meer gescheiden kernen die in een ruim gebied rondom het IJsselmeer liggen. De belangrijkste populaties zijn aanwezig in Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe en Friesland. De ringslang is gebonden aan waterrijke habitats. Veelal liggen deze op de zandgronden en de overgangen van zandgronden naar veen. Het leefgebied van de ringslang vertoont vaak een ruimtelijke variatie en kleinschaligheid. Er moeten plaatsen aanwezig zijn om eieren af te zetten, hoge droge plaatsen voor de overwintering en een ruim aanbod aan wateren. De ringslang komt voor langs waterkerende dijken, spoordijken en op de oevers van sloten, beken, meren, vennen vijvers en poelen of in de directe omgeving hiervan. De soort komt ook regelmatig voor in een stedelijke omgeving. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de ringslang waarschijnlijk grotendeels compleet. Het is bekend dat individuen van de ringslang kunnen zwerven, waardoor het mogelijk is dat de soort ook nog buiten zijn bekende range zal worden aangetroffen. De range van de ringslang bedraagt 145 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de ringslang in 85 10x10 kmhokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 59%. 22

Stichting RAVON ringslang waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 23

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.1.5 Adder Verspreiding binnen Nederland De adder komt voor op de hoge zandgronden van Nederland met uitzondering van de duinen. Er zijn momenteel nog twee grote min of meer aaneengesloten leefgebieden van de adder, gelegen in Friesland en Drenthe (het Drents district) en op de Veluwe (in het Veluws district). Daarnaast is de soort nog aanwezig in Overijssel en Limburg. In maar liefst vier provincies (Noord-Brabant, Utrecht, Noord-Holland en Groningen) is de adder uitgestorven. De adder komt met name voor op hoogveen en heide maar soms ook in (open) bos en struweel langs infrastructuur (spoor- en wegbermen). De adder is een vochtminnende soort die vaak wordt aangetroffen op venoevers en op de overgang van natte naar droge gebieden. Binnen zijn leefgebied dienen er voldoende open plekken te zijn om te zonnen en ook voldoende schuilmogelijkheden. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de adder waarschijnlijk compleet. De range van de adder bedraagt 64 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de adder in 47 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 73%. De range van de adder is dus al voor een groot deel geactualiseerd. Dit komt doordat het een opvallende soort is waarvan de verspreiding bijna geheel samenvalt met relatief drukbezochte natuurgebieden. 24

Stichting RAVON adder waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 25

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2 Doelsoorten amfibieën 4.2.1 Vuursalamander Verspreiding binnen Nederland De verspreiding van de vuursalamander beperkt zich tot Zuid-Limburg. Daarnaast zijn er geruchten over vuursalamanders in het zuidoosten van Gelderland. Ondanks herhaalde, intensieve zoektochten zijn ze daar niet aangetroffen. Net over de grens in Duitsland is er wel een populatie aanwezig. Een heuvelachtig landschap met vochtige loofbossen, doorsneden met bronbeekjes vormen het typische leefgebied van de vuursalamander. Kalkrijke bodems, bronnen en een hoge bodemvochtigheid lijken de belangrijkste biotoopeisen te zijn. Een ander belangrijk aspect van dit schaduwrijke biotoop is de aanwezigheid van koele, vochtige schuilplaatsen. Voor het afzetten van de larven is helder, zuurstofrijk water van bronbeekjes, bronputten en bronpoelen noodzakelijk. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de vuursalamander waarschijnlijk compleet. De range van de vuursalamander bedraagt 4 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de vuursalamander in 3 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 75%. De verwachting is dat deze soort met doelgericht onderzoek in 2009 kan worden afgerond. 26

Stichting RAVON vuursalamander waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 27

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.2 Kamsalamander Verspreiding binnen Nederland De kamsalamander komt verspreid over het gehele zuiden, midden en oosten van ons land voor. Hij is vrij zeldzaam en wordt landelijk gezien als een kwetsbare soort die in zijn verspreiding achteruit gaat. Zijn voorkeur gaat uit naar kleinschalige landschappen met bospercelen, heggen en struwelen. Het voortplantingsbiotoop bestaat voornamelijk uit matig voedselrijke tot voedselrijke, stilstaande wateren met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Veel vindplaatsen zijn beek- of rivierbegeleidend. De poel mag niet geheel beschaduwd zijn en moet permanent water bevatten. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de kamsalamander waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de kamsalamander bedraagt 200 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de kamsalamander in 109 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 55%. Dit percentage blijft achter bij andere soorten. Dit komt door de wijde verspreiding, het veelvoudig voorkomen in landelijk gebied en zijn redelijk verborgen levenswijze. Hierdoor komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is het nodig gericht op zoek te gaan naar deze soort. 28

Stichting RAVON kamsalamander waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 29

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.3 Vinpootsalamander Verspreiding binnen Nederland De verspreiding van de vinpootsalamander beperkt zich in Nederland tot de provincies Noord-Brabant en Limburg. De soort is zeldzaam en gaat achteruit, waardoor zij als kwetsbaar wordt beschouwd. De vinpootsalamander komt voornamelijk voor in bosgebieden op zandgrond. Aan de samenstelling van het bos worden weinig eisen gesteld. In Noord- Brabant en het noordelijke deel van Limburg is de soort te vinden in de grotere bos- en heidegebieden, waar de vinpootsalamander zich voortplant in heidevennen, bosvijvers en poelen. In het Zuid- Limburgse heuvelland komt de vinpootsalamander vooral voor in en rond hellingbossen waar hij van allerlei typen water gebruik maakt voor zijn voortplanting en zelfs in karrensporen en langzaam stromende beekjes zijn eieren afzet. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de vinpootsalamander waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de vinpootsalamander bedraagt 49 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de vinpootsalamander in 25 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 51%. Door het beperkte verspreidingsgebied van de vinpootsalamander moet het mogelijk zijn de range van de soort binnen enkele jaren compleet te actualiseren. 30

Stichting RAVON vinpootsalamander waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 31

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.4 Knoflookpad Verspreiding binnen Nederland De knoflookpad is gebonden aan de stroomdalen van beken en rivieren in het oosten en zuidoosten van Nederland. Het is een bedreigde soort die slechts op een gering aantal locaties voorkomt, waar zij ook nog eens sterk achteruit gaat. Het leefgebied van de knoflookpad bestaat uit rivierduinen en kleinschalig agrarisch landschap met bos in de nabijheid. Een absolute voorwaarde voor deze soort is de aanwezigheid van open zandplekken, omringd door vegetatie, waarbij het zand een zodanige structuur moet hebben dat het goed vergraafbaar is. Ook extensief bewerkte akkers hebben deze structuur. Het voortplantingsbiotoop van de knoflookpad bestaat vaak uit vrij grote en diepe poelen met een weelderige onderwater- en oevervegetatie en vaak een eutroof karakter. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de knoflookpad waarschijnlijk grotendeels compleet. Door zijn verborgen levenswijze is het echter niet uit te sluiten dat de soort nog op nieuwe locaties ontdekt wordt. De range van de knoflookpad bedraagt 43 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de knoflookpad in 16 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 37%. De knoflookpad is een zeer moeilijk te inventariseren soort en zo komt het voor dat de soort op een bepaalde plaats na een afwezigheid van 15 jaar toch weer opnieuw gevonden wordt. Hierdoor zal er een grote inspanning nodig zijn om de complete range te actualiseren binnen de periode 2007-2012. In de komende jaren zullen onderwatermicrofoons worden ingezet voor het inventariseren van de knoflookpad. Het gebruik hiervan blijkt een zeer goede methode te zijn om de zacht roepende dieren op te sporen. 32

Stichting RAVON knoflookpad waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 33

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.5 Rugstreeppad Verspreiding binnen Nederland De rugstreeppad wordt in alle Nederlandse provincies gevonden, behalve in Groningen. Het zwaartepunt van zijn verspreiding ligt in West- en Midden-Nederland, langs de grote rivieren en plaatselijk op de hoger zandgronden. Hij is een bewoner van zandige open terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers, maar kan ook op klei- en veengronden worden aangetroffen. Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de rugstreeppad waarschijnlijk grotendeels compleet. De rugstreeppad is echter een zeer mobiele soort en het is daarom niet uit te sluiten dat de soort nog in nieuwe 10x10 km-hokken opduikt. De range van de rugstreeppad bedraagt 297 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de rugstreeppad in 182 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 61%. Dit percentage blijft achter bij andere soorten. Dit komt door de wijde verspreiding en het veelvoudig voorkomen in landelijk gebied waar minder waarnemers actief zijn. Hierdoor komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk voor een complete actualisatie. 34

Stichting RAVON rugstreeppad waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 35

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.6 Boomkikker Verspreiding binnen Nederland De boomkikker komt verspreid voor op geïsoleerde locaties in het oosten en zuiden van Nederland. Door zijn beperkte verspreiding en de sterke afname van het aantal populaties wordt hij als bedreigd beschouwd. Hij heeft een voorkeur voor een kleinschalig landschap waar hij zich ophoudt in de struweelzone van bosranden, houtwallen en moerasgebieden. Vooral de zuidkant van braamstruwelen heeft de voorkeur. Voor de voortplanting dienen wateren met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie in de nabijheid voorhanden te zijn. Dit zijn meestal niet te diepe poelen met een open ligging, veel zoninstraling, waarin vrijwel geen stroming is. Buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied is de boomkikker ook op een groot aantal plaatsen in Nederland uitgezet. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de boomkikker waarschijnlijk compleet. De range van de boomkikker bedraagt 47 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de boomkikker in 28 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 60%. 36

Stichting RAVON boomkikker waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 37

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.7 Heikikker Verspreiding binnen Nederland De heikikker is uit alle Nederlandse provincies (behalve Flevoland) bekend, maar kent zijn grootste verspreiding in de hoger gelegen delen van het land. Hij wordt als kwetsbaar aangemerkt. Hij komt voornamelijk voor in vochtige heidegebieden waar sprake is van veenvorming en in hoog- en laagveengebieden. Ook in de rest van zijn verspreidingsgebied is veenvorming een belangrijk element van zijn biotoop. Maar hij wordt ook wel aangetroffen in vochtige schaalgraslanden, duinvalleien, bosranden, langs meren en rivieren en in komkleigebieden. De aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen is hier van belang. De heikikker maakt voor zijn voortplanting gebruik van ondiepe stilstaande wateren met een goed ontwikkelde oevervegetatie. Het water zelf is vaak enigszins zuur (ph 4-5.5) en voedselarm. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de heikikker waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de heikikker bedraagt 230 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de heikikker in 142 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 62%. Dit percentage blijft achter bij andere soorten. Dit komt door de wijde verspreiding en het veelvoudig voorkomen in landelijk gebied. Hierdoor komen er voor deze soort minder losse waarnemingen binnen en is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk voor een complete actualisatie. 38

Stichting RAVON heikikker waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 39

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 4.2.8 Poelkikker Verspreiding binnen Nederland De poelkikker komt in Nederland vooral in het oosten en zuiden voor. Het is een zon- en warmteminnende soort die een voorkeur heeft voor onbeschaduwde wateren. De oeverzone hiervan moet bij voorkeur goed begroeid zijn en de wateren zijn vaak vrij omvangrijk of maken deel uit van een groter complex van wateren. De poelkikker is een kritische soort die houdt van voedselarm, schoon water. Poelkikkers hebben een voorkeur voor zwak zure, stilstaande wateren in bos- en heidegebieden op de hogere zandgronden, in vennen, poelen en watergangen in hoogveengebieden en in uiterwaarden. Actualiteit en volledigheid van het verspreidingsgebied Op 10x10 kmhok niveau is het verspreidingsgebied van de poelkikker waarschijnlijk grotendeels compleet. De range van de poelkikker bedraagt 190 10x10 km-hokken. Doel is deze range compleet te actualiseren in de periode 2007-2012. Sinds 2007 is de poelkikker in 129 10x10 km-hokken waargenomen, wat neerkomt geactualiseerd percentage van 68%. Dit percentage blijft achter bij andere soorten. Dit komt doordat de poelkikker lastig te onderscheiden is van de bastaardkikker en meerkikker. Onervaren waarnemers hebben hier moeite mee en geven de soort vaak door als groene kikker onbepaald. De soort is echter wel gemakkelijk te inventariseren omdat het een dagactieve soort is die ook goed op geluid te inventariseren is. Er zal extra aandacht besteed moeten worden aan de herkenning en het inventariseren van de poelkikker om het verspreidingsgebied compleet te kunnen actualiseren in de periode 2007-2012. 40

Stichting RAVON poelkikker waarnemingen vanaf 1980 niet waargenomen sinds 2004 waarnemingen 2004-2008 41

42 Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008

Stichting RAVON 5 RAAKVLAKKEN VERSPREIDINGSONDERZOEK EN MEETNETTEN In dit hoofdstuk word teen vergelijking gemaakt tussen de Meetnetten en het verspreidingsonderzoek voor de verschillende soorten amfibieën en reptielen. 5.1 Raakvlakken verspreidingsonderzoek en Meetnetten Reptielen & Amfibieën De Meetnetten Reptielen en Amfibieën zijn respectievelijk in 1994 en 1997 gestart. Als onderdeel van het NEM (Netwerk Ecologische Monitoring) houden de Meetnetten een vinger aan de pols wat betreft de ontwikkelingen van herpetofaunapopulaties in Nederland. Hoewel de Meetnetten primair ingericht zijn als monitoringsnetwerken hebben ze ook een -meestal beperkte- functie als leverancier van verspreidingsgegevens. Een ander belangrijk raakvlak tussen beide projecten zijn de betrokken vrijwilligers. Niet zelden doen monitoorders mee aan verspreidingsonderzoek en vice versa en het zijn dus voor een deel dezelfde vrijwilligers die deelnemen aan verspreidingsonderzoek én aan monitoring. Trajecten van de Meetnetten liggen vaak op bekende vindplaatsen van reptielen, zeer marginale vindplaatsen zijn niet of minder goed vertegenwoordigd vanwege de onmogelijkheid om op zulke plekken vrijwilligers gemotiveerd te houden. Daarnaast dragen deze marginale populaties niet of nauwelijks bij aan de landelijke populatie en zijn derhalve voor de Meetnetten van ondergeschikt belang. Hier ligt dan ook een belangrijke taak voor het verspreidingsonderzoek, waarvoor deze zeer marginale vindplaatsen wél van groot belang kunnen zijn. 5.2 Reptielen Hazelworm De aantalontwikkelingen voor de hazelworm sinds de start van de monitoring laten een matige toename zien (p<0.01) voor de jaren 1994-2007. In de verspreiding blijft de soort vrij stabiel, mede dankzij nieuwe correctiemethodieken is de soort afgevoerd van de nieuwe Rode Lijst. Voor het waarnemen van hazelwormen is vaak wel enige ervaring vereist, met de plaatjesmethode is de soort echter goed aan te treffen. Dekking verspreidingsonderzoek Goed. Dekking Meetnet Goed, representatief. Analysevraag NEM (vinger aan de pols): Blijven letten op eventuele invloed van verschillende methodieken en leereffecten. Zandhagedis De aantalontwikkelingen duiden op een sterke toename sinds de start van het Meetnet. Deze toename komt voor een belangrijk deel op conto van de duinen, waar de soort sterker is toegenomen dan op de heidegebieden in het binnenland. Deze eierleggende soort heeft waarschijnlijk geprofiteerd 43

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 van een reeks van warmere zomers, waardoor de juvenielen eerder geboren worden en een sterkere groei in hun eerste jaar kunnen doormaken. Ook het beheer is tegenwoordig op veel plaatsen gunstiger voor de soort (meer dynamiek). Dekking verspreidingsonderzoek Goed, makkelijk waarneembare soort. Dekking Meetnet Zeer goed, representatief. Traditioneel ligt een belangrijk zwaartepunt voor de zandhagedis in de duinen. Hier ligt de oorsprong van het Meetnet reptielen. Inmiddels is in de rest van het verspreidingsgebied een zeer goede invulling van trajecten gerealiseerd. Conclusie Deze verhoging van de dichtheden binnen de bestaande leefgebieden komt vooralsnog niet tot uiting in een grotere verspreiding op het niveau van bijv. atlasblokken (5 bij 5 km), maar wel op lagere schaalniveaus. De zandhagedis zit opgesloten in haar huidige verspreiding op stuwwallen en in de duinen en kan geen (of nauwelijks) nieuwe leefgebieden koloniseren, tenzij er nieuw leefgebied wordt gecreëerd door middel van het open kappen van bossen. Onderzoeksvraag voor zowel NEM als verspreidingsonderzoek: vindt er verdringing plaats van de levendbarende hagedis door de zandhagedis? De resultaten van een eerste studie naar dit onderwerp op Terschelling komen binnenkort beschikbaar. Analysevraag NEM: mogelijk positief effect van klimaatsverandering, deze analyse zal dit jaar in samenwerking met het CBS opgepakt worden. Levendbarende hagedis De aantalontwikkelingen duiden op een sterke afname sinds de start van de monitoring (p<0.01, 252 trajecten) voor de jaren 1994-2007. Deze afname verloopt parallel aan de teruglopende verspreiding van de soort sinds 1950, beide afnames zijn gecombineerd in de Rode Lijst en hebben ertoe geleid dat de soort wordt opgenomen als gevoelige soort op de nieuwe Rode Lijst. Dekking verspreidingsonderzoek In de regel goed, status in Zeeland echter vrij onbekend. In deze provincie worden vrij ongebruikelijke en unieke habitats bezet. Dekking Meetnet Goed, representatief. De soort heeft het met name in cultuurlandschap steeds moeilijker. De al versnipperde leefgebieden worden door verdroging, verbossing en wellicht klimatologische factoren steeds slechter van kwaliteit en kleiner van omvang. Conclusie Achteruitgang in zowel verspreiding als in dichtheden door processen als verdroging, versnippering en verbossing. Verdroging kan voor deze vochtminnende soort mogelijk de concurrentieverhoudingen met zandhagedis wijzigen. 44

Stichting RAVON Onderzoeksvraag voor zowel NEM als verspreidingsonderzoek: vindt er verdringing plaats door de zandhagedis? Is de achteruitgang groter in gebieden en trajecten waar beide soorten samen voorkomen? Muurhagedis De toename die de muurhagedis de laatste decennia vertoont lijkt te resulteren in vergroting van het verspreidingsgebied. Bijna jaarlijks worden rondom de bekende vindplaatsen in Maastricht nieuwe vindplaatsen ontdekt, waarbij het niet altijd duidelijk is of het hier een recente kolonisatie betreft of dat de vindplaats al langer bezet was. Het NEM verzamelt integraal zowel de verspreidingsgegevens als de aantalsontwikkelingen van de natuurlijke populatie(s) in de stad Maastricht. Uitgezette populaties (Eijsden, Bemelerberg, Echt, Overijssel en Utrecht) worden niet gevolgd en bestaan deels uit uitheemse ondersoorten. Dekking verspreidingsonderzoek Zeer goed, omvat alle natuurlijke vindplaatsen. Dekking Meetnet Zeer goed, representatief. Integrale tellingen van alle inheemse bekende populaties. Conclusie Vooruitgang, eerst alleen in aantallen en daarna ook in verspreiding. De populatie is echter nog steeds klein en daarmee vatbaar voor calamiteiten. Analysevraag NEM: mogelijk positief effect van klimaatsverandering; deze analyse zal dit jaar in samenwerking met het CBS opgepakt worden. Gladde slang De aantalsontwikkelingen voor de gladde slang sinds de start van de monitoring fluctueren nogal en geven geen duidelijk beeld (65 trajecten) voor de jaren 1994-2007. In de Rode Lijst is de soort aangemerkt als kwetsbaar, maar de soort is waarschijnlijk redelijk stabiel in de laatste 25 jaar gebleven. Dekking verspreidingsonderzoek Goed, leefgebieden zijn grotendeels bekend, af en toe worden er echter nog nieuwe ontdekkingen of (her-)ontdekkingen gedaan. Dekking Meetnet Goed, representatief. Conclusie Veel actieplannen in uitvoering voor de soort, o.a. in Noord-Brabant. Aandachtspunten: monitoring van het effect van beheersmaatregelen. Daaraan wordt dit jaar al veel aandacht besteed. Analysevraag NEM: In hoeverre is de geconstateerde toename in aantallen het gevolg van mogelijke leereffecten onder de vrijwilligers? 45

Eindrapport verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008 Ringslang De aantalsontwikkelingen voor de ringslang sinds de start van de monitoring geven een matige toename (p<0.05; 127 trajecten) voor de jaren 1994-2007. In de Rode Lijst is de soort aangemerkt als kwetsbaar, maar de soort blijft de laatste 25 jaar vrij stabiel. Dekking verspreidingsonderzoek Goed, gemakkelijk waarneembare en opvallende soort. Dekking Meetnet Goed, representatief. De ringslang reageert snel op soortspecifieke maatregelen zoals die in regionale beschermingsplannen worden vastgelegd (o.a. Friesland, Amsterdam). Deze mobiele soort met specifiek zwerfgedrag, schuwt de nabijheid van mensen niet en kan op onverwachte plaatsen opduiken. Conclusie Populaire soort waarvoor veel vrijwilligersgroepen actief zijn met aanleg en controle van broeihopen. Recente kolonisatie van nieuwe leefgebieden in o.a. Limburg en Flevoland illustreren de dynamische aard van het areaal van deze soort. Aandachtspunt: in hoeverre is het haalbaar om voor ringslangenwerkgroepen een eigen kennisplatform (website in de stijl van www.padden.nu ) op te richten? Adder De aantalontwikkelingen voor de adder sinds de start van de monitoring geven een stabiel beeld (p<0.01; 123 trajecten) voor de jaren 1994-2007. In de Rode Lijst is de soort aangemerkt als kwetsbaar. Analyses voor de landelijke atlas geven aan dat de soort in verspreiding nog steeds achteruitgaat (1971-1995 t.o.v. 1996-2007). Dekking verspreidingsonderzoek Goed, status op de noordelijke Veluwe echter niet geheel bekend. Dekking Meetnet Goed, representatief. De achteruitgang van de adder in verspreiding heeft erin geresulteerd dat de soort vrijwel volledig is teruggedrongen tot grotere heidegebieden en hoogvenen in Noord-Nederland (met name Friesland en Drenthe), op de Veluwe en enkele geïsoleerde populaties in Overijssel en Limburg. Hoofdoorzaak van deze achteruitgang is habitatvernietiging. In kleine leefgebieden gaat de adder achteruit. De heidesnippers zijn gevoelig voor verbossing en daarmee habitatvernietiging. In de steeds schaarser wordende leefgebieden kunnen verdroging, versnippering en verbossing een negatieve invloed hebben. Gebieden waar de soort vroeger nog verspreid in lage dichtheden voorkwam (Veluwe: de Kroondomeinen en de boscomplexen tussen Stroe en Putten) zijn door successie ongeschikt geraakt. Daardoor zijn veel lokale, kleine populaties verdwenen. Voor verspreidingsonderzoek en monitoring is de noordelijke Veluwe een lastig gebied omdat veel terreinen niet zomaar te betreden zijn (Kroondomeinen, Koninklijke Landmacht) en het lastig te vinden restpopulaties in uitgestrekte boscomplexen betreft. Bovendien wonen er in deze regio weinig vrijwilligers. Het Meetnet heeft op 46