De Scandinavische verzorgingsstaat



Vergelijkbare documenten
3. VERZORGINGSSTATEN IN EUROPA. 3.1 Esping-Andersen

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

Uw SOCIALE ZEKERHEID WANNEER U ZICH VERPLAATST IN DE EUROPESE UNIE. Een praktische gids

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Symposium Kindcentra 2020

Inhoudsopgave. Informatie voor grensarbeiders

FNV Vrouw Postbus 8576, 1005 AN Amsterdam Tel: Minder gaan werken? Of stoppen misschien?

Zekerheden over een onzeker land

Maatregelen voor een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor werkende ouders en mantelzorgers

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Gemiddelde van grootteklasse 1734 Overbetuwe. aantal uitkeringen einde kwartaal laatste kwartaal afgerond op tientallen abs. perc. abs. perc.

5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief

Niet (kunnen) werken. 1. Werkloosheidswet (WW)

Cijferbijlage Wonen in Nederland en werken in België

4.2 Hogere arbeidsdeelname

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Kinderbijslag in internationaal perspectief Bijlage 2

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Uitkeringsbedragen per 1 juli Nieuwsbericht

Werkloosheid in de Europese Unie

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2016

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2019

U bent ARBEIDS - ONGESCHIKT. Wat betekent WAO voor uw pensioen?

10. Veel ouderen in de bijstand

Moedige overheden. Stille kampioenen = ondernemingen. Gewone helden = burgers

De minimale inkomensbescherming in Europa

O N B E TA A L D V E R L O F E N U W I N KO M E N M A A RT

Het Maatschappelijk Belang van Cao s. Leren van Zweden, Duitsland en Australië? dr. Judith Raven Erasmus Universiteit Rotterdam

Beroepsbevolking 2005

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

DE JONGE OUDEREN IN EUROPA BELASTING OF HULP- BRON VOOR DE VERZORGINGSSTAAT?

De uitkeringsbedragen per 1 januari 2014

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ouders op de arbeidsmarkt

Maak een nieuw dienstverband aan vanaf 1 maart. Dat doet u via Werknemers, Nieuw, en dan de middelste optie Maak een nieuw dienstverband voor :

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Themabijeenkomst ouderenbeleid

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2018

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2015

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Een Werkende Arbeidsmarkt

Pensioenleeftijd niet vaak 65

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Statistisch Jaarboek inkomen

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Sociale verzekeringen per 1 januari 2010

Doorwerken na 65 jaar

H9 De drie volksverzekeringen

ADDENDUM voor de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor werkgevers en werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en aanverwante artikelen

Cijferbijlage Uitzendbureau, onderneming of werkgever gevestigd in Nederland of België

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2017

Uitzenden van 65-plussers Wat zijn de specifieke regelingen?

De sociale verzekeringen vallen weer uiteen in de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen.

Langdurig arbeidsongeschikt. VOP0034_arbeidsongeschikt-2.indd :36

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Special. Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op Het (economisch) belang van kinderopvang

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2016

Oplossingsrichtingen voor een betaalbaar sociaal zekerheidsstelsel

Hoe wordt Nederland Miss Europe?

Inhoud. Wet werk en bijstand... 2 IOAW en IOAZ... 4 AOW... 5 Anw... 7 Wajong... 8 Maximumdagloon (WW, WIA en WAO)... 9 Toeslagenwet...

Het Anw-Zekerheidsplan. Goed werkgeverschap voor de nabestaanden van uw werknemer

Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing?

Miljoenennota Helmer Vossers

Alleenstaande ouders en kindregelingen

Een verantwoord krediet

U bent arbeidsongeschikt. Wat betekent WAO voor uw pensioen?

Hoe hoog is de ANW-uitkering? Hoogte ANW-uitkering Verzekerd bedrag ANW Hiaat Kostendelersnorm ANW... 5

De Levensloopregeling

Resultaten van het project 50+ In Europa

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van:

Gebruik van kinderopvang

Werken of vrije tijd?

Arbeidsongeschikt? Bang voor een gat in uw inkomen? Aanvullend pensioen. WGA uitkering. Uw salaris AOW + Vervolguitkering WGA 100% Inkomsten.

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Dienstverlening aan huis (bron

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

Bijlagen. Bijlage 1. Schematische weergave van de belangrijkste naoorlogse kostwinnersbepalingen in de sociale verzekeringen

Vrouwenraadinfofiche 2016

Vrijwillige verzekering. Voor de gevolgen van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid

UWV Tijdreeksen 2018

S A M E N V A T T I N G

WIA door de Tweede Kamer. Stand van zaken juli 2005

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NAAR EEN TOEKOMST DIE WERKT Visuele samenvatting rapport Commissie Arbeidsparticipatie Juni OPLOSSINGEN Hoe kan de. arbeidsparticipatie

50+ in Europa Samenvatting van de eerste resultaten

Transcriptie:

De Scandinavische verzorgingsstaat Reader voor de RWI studiereis naar Zweden en Finland Ellen Verveen B2979 Leiden, 7 januari 2005

Voorwoord Voor u ligt de reader over het sociaal-economisch bestel van Zweden en Finland. Deze reader heeft tot doel om u inzicht te geven in de sociaal-economische kenmerken van de Scandinavische landen Zweden en Finland in relatie tot andere landen. Om hierin inzicht te krijgen is globale kennis van de verschillende sociaal-economische stelsels onontbeerlijk. Om u alvast op hoofdlijnen een beeld te geven van de sociale zekerheid en arbeidsmarktsituatie in Zweden en Finland geeft de reader in het eerste hoofdstuk een korte schets over de sociale zekerheid en de arbeidsmarktsituatie in Zweden, Finland en Nederland. In hoofdstuk 2 beschrijft de reader de bestaande sociaal economische stelsels aan de hand van een indeling in vier verzorgingsstaten. In hoofdstuk 3 worden verschillende landen met elkaar vergeleken op de kenmerken van het sociaal-economisch bestel, met name op het gebied van sociale uitkeringen (WW, WAO en pensioen) en de arbeidsmarktsituatie en activering. Tevens gaat dit hoofdstuk in op de voor- en nadelen van de verschillende verzorgingsstaten. In de bijlagen vindt u artikelen die dieper ingaan op enkele aspecten in hoofdstuk 3 aan de orde zijn gekomen. De reader is samengesteld door Ellen Verveen, onderzoeker bij Research voor Beleid. Wij hopen dat deze reader u een goede impressie geeft van het sociaal-economisch bestel van Zweden en Finland en wensen u een leerzame studiereis naar Zweden en Finland. Cornelis van der Werf Directeur Research voor Beleid 3

4

Inhoudsopgave 1 Zweden, Finland en Nederland; sociale zekerheid en arbeidsmarkt in het kort 7 2 Typologie van verzorgingsstaten 9 3 De Scandinavische verzorgingsstaat 11 3.1 Collectieve voorzieningen: uitkeringen en pensioen 11 3.2 Arbeidsmarkt en arbeidsmarktbeleid 12 3.3 Overwegingen bij de Scandinavische verzorgingsstaat 17 Geraadpleegde literatuur 19 Inhoud van de bijlagen 21 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Sociale zekerheid in Zweden Sociale zekerheid in Finland Actief Arbeidsmarktbeleid onder de Internationale loep Kruispunt of rondpunt, bewandelt het tewerkstellingsbeleid rond ouderen andere wegen? Tegen de storm in Challenges to the Sandinavian welfare model Europa en de prijs van solidariteit 5

6

1 Zweden, Finland en Nederland; sociale zekerheid en arbeidsmarkt in het kort Sociale Zekerheid De sociale zekerheid in Nederland, Zweden en Finland vertoont op hoofdlijnen veel overeenkomsten. Er zijn werkloosheidsuitkeringen, zowel voor personen met als personen zonder arbeidsverleden. Ook zijn er regelingen voor zieke werknemers en arbeidsongeschikten. In detail verschillen de regelingen wel degelijk van elkaar. Daarbij gaat het met name om de hoogte van de uitkeringen en de voorwaarden waaraan de personen moeten voldoen om voor de uitkeringen in aanmerking te komen. Bijlage 1 en 2 zijn uitgebreide overzichten van de sociale zekerheid in Zweden en Finland. In de overzichten staat beschreven welke regelingen er zijn en wat de voorwaarden zijn om van deze regelingen gebruik te mogen maken 1. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste kenmerken van de regelingen voor werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid in de drie genoemde landen samengevat. Waar mogelijk zijn (actuele) bedragen/percentages genoemd. Werkloosheid Personen zonder arbeidsverleden Nederland Zweden Finland Bijstandsuitkering Basisbedrag Basisbedrag (70% van het minimumloon) ( 29,- per dag) ( 22,75 per dag) Personen met arbeidsverleden Werkloosheidsuitkering (70% van het inkomen) Inkomensafhankelijk deel (80% van het inkomen) Daguitkering die gekoppeld is aan het loon ( 22,75 + 42% van het verschil tussen daguitkering en inkomen) Ziekte Werkgever moet loon doorbetalen (max 2 jaar) (70% van het inkomen) 14 dagen loondoorbetaling, daarna ziektegeld (80% van het inkomen) 10 dagen loondoorbetaling, daarna daggeld op basis van inkomen, voor maximaal 300 dagen Arbeidsongeschiktheid WAO vanaf 15% arbeidsongeschikt. Vanaf Bij minimaal 25% arbeidsongeschiktheid: Ongevallenverzekering bij arbeidsongeschiktheid 2006 krijgt alleen nog vervangend loon of vervroegd door arbeidsongevallen iemand die meer dan pensioen. en beroepsziekten (vanaf 80% arbeidsongeschiktheid Bij blijvende arbeidson- 60 jaar werkloosheidsring is een WAO uitkegeschiktheid door arpensioen). en komt er een beidsongevallen en tijdelijke regeling voor beroepsziekten krijgt personen die meer dan men lijfrente (het verschil 35% en minder dan 80% tussen het verwachte salaris arbeidsongeschikt zijn. bij geschiktheid en het geschatte salaris bij ongeschiktheid) 1 Deze gegevens komen uit de in 2002 herziene versie van Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003). Veranderingen ná 2002 staan hierin dus niet vermeld. 7

In tabel 1.1 staat vermeld hoeveel netto inkomsten werkloze personen overhouden van hun laatst verdiende inkomen (replacement rate), in de eerste fase van werkloosheid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar alleenstaanden, getrouwde stellen met één inkomen en getrouwde stellen met dubbel inkomen. Het gaat om personen zonder kinderen en met een gemiddeld inkomen. Bij personen die een lager inkomen hebben liggen de percentages over het algemeen wat hoger, bij personen met een hoger inkomen liggen de percentages lager, omdat de inkomsten gekoppeld zijn aan een bepaald maximum. In Finland bijvoorbeeld, houdt een alleenstaande zonder kinderen met een inkomen dat 150% van het gemiddelde is, slechts 50% netto over bij werkloosheid. Personen mét kinderen houden netto meer over dan personen zonder kinderen. Tabel 1.1 Replacement rate van werkloosheidsuitkeringen in Nederland, Zweden en Finland (2002), in percentages, voor personen met een gemiddeld inkomen. Nederland Zweden Finland geen kinderen alleenstaande 71 81 64 stel met enkel inkomen 74 81 70 stel met dubbel inkomen 83 89 77 twee kinderen alleenstaande 78 90 83 stel met enkel inkomen 78 83 82 stel met dubbel inkomen 83 90 81 Bron: OECD employment outlook (2004) Arbeidsmarkt In tabel 1.2 worden de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en de uitgaven aan het activeringsbeleid in Nederland, Zweden en Finland met elkaar vergeleken. Tabel 1.2 Enkele kenmerken van de arbeidsmarktsituatie in Nederland, Zweden en Finland, in percentages*. Nederland Zweden Finland Arbeidsparticipatie 73,6 74,3 67,4 arbeidsparticipatie vrouwen 65,8 72,8 65,7 arbeidsparticipatie ouderen 44,9 69,0 49,9 percentage parttimers (minder dan 30 uur p/w) 34,5 14,1 11,3 aandeel vrouwen in parttime werk 76,0 70,8 63,5 werkloosheid totaal 3,6 5,8 9,1 percentage langdurige werkloosheid 6-12 maanden 49,2 35,4 41,4 percentage langdurige werkloosheid > 12 maanden 29,2 17,8 24,7 uitgaven aan activeringsbeleid (% van het bbp) 1,85 1,40 1,01 Bron: OECD employment outlook (2004) *gegevens over werkloosheid en arbeidsparticipatie zijn over 2003, actief arbeidsmarktbeleid gaat over 2002. 8

2 Typologie van verzorgingsstaten Elk land kent zijn eigen sociaal-economische stelsel. Geen enkel land heeft precies hetzelfde sociale zekerheidsstelsel en dezelfde economische kenmerken als een ander land. Esping- Andersen heeft een bruikbare indeling gemaakt naar drie soorten verzorgingsstaten, waarin verschillende Europese landen, die op hoofdlijnen dezelfde kenmerken hebben, ingedeeld kunnen worden. In deze reader wordt gebruik gemaakt van een indeling die is afgeleid van Esping- Andersen, waarbij vier soorten verzorgingsstaten zijn te onderscheiden, namelijk: De liberale of Angelsaksische verzorgingsstaat (Verenigd Koninkrijk en Ierland) Dit regiem kent beperkte collectieve voorzieningen, de doelgroep van de voorzieningen zijn alleen die personen die niet op een andere wijze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Alle anderen moeten zelf risico s afdekken via verzekeringen of werkregelingen. Buiten Europa heeft onder andere de Verenigde Staten veel kenmerken van dit model. De sociaal-democratische of Scandinavische verzorgingsstaat (Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland) Een belangrijke doelstelling in deze staten is het verkleinen van de inkomensverschillen. Alle inwoners kunnen aanspraak maken op collectieve voorzieningen voor een groot aantal sociale risico s, er zijn ruime toegangsvoorwaarden en hoge uitkeringen. Deze landen voeren echter wel een beleid dat is gericht op stimulering naar de arbeidsmarkt. Er is een hoge arbeidsparticipatie van vrouwen door goede verlofregelingen. De corporatistische of Continentale verzorgingsstaat (Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en België) Er zijn regelingen voor verschillende beroepsgroepen in de samenleving. De financiering voor de regelingen is voornamelijk gebaseerd op premieheffing. Er is een sterke relatie tussen de premiebetaling en de latere uitkering. Deze landen kennen een lage arbeidsparticipatie van vrouwen doordat er slechts beperkte voorzieningen zijn (bv ouderschapsverlofregelingen). De staatscorporatistische of Mediterrane verzorgingsstaat (Spanje, Portugal, Griekenland en Italië) Dit regiem vertoont kenmerken van het corporatistische type, echter er is geen of heel lage bijstand en ook de werkloosheidsuitkeringen zijn laag. De mediterrane landen kennen wel betaald zwangerschapsverlof, in Spanje is er ook betaald vaderschapsverlof. Het ouderschapsverlof is onbetaald. Kindertoelagen zijn zeer laag. De Mediterrane landen kennen een zeer strikte ontslagbescherming en de ouderdomspensioenen liggen op een zeer hoog niveau. Nederland Niet alle landen zijn duidelijk in te delen in één van deze stelsels. Nederland bijvoorbeeld kende tot voor kort een mengvorm van het sociaal-democratische model en het corporatistische model. De aanpassingen die de laatste tijd in de sociale zekerheid in Nederland zijn aangebracht lijken er op te wijzen dat Nederland zich beweegt in de richting van een meer liberaal model, vergelijkbaar met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De corporatistische elementen die in 9

Nederland altijd belangrijk waren, hebben de afgelopen jaren aan belang ingeboet. In de uitvoering van de sociale zekerheid spelen werkgevers en vakbonden nu een minder prominente rol, de kostwinnersvoordelen zijn uit de regelingen verwijderd. Ook vervroegde uittreding wordt in beleid niet langer gestimuleerd. Tegelijkertijd neemt het gewicht van liberale elementen toe. Er zijn meer financiële prikkels gekomen, de marktwerking in de uitvoering wordt groter, de collectieve regelingen worden meer toegespitst op degenen die echt niet voor zichzelf kunnen zorgen en de eigen verantwoordelijkheid van burgers en individuele werkgevers wordt sterker benadrukt. Tegelijkertijd nam vanaf het midden van de jaren negentig ook de aandacht voor armoedebestrijding en het activeren van werklozen en arbeidsongeschikten toe, mede in het licht van afspraken op Europees niveau. Deze ontwikkeling past eerder bij het sociaal-democratische model van landen als Zweden en Denemarken, dat gekenmerkt wordt door een grote nadruk op arbeidsparticipatie. Het is plausibel dat in Nederland op termijn een gemengd sociaal-democratisch/liberaal stelsel zal ontstaan. Zweden en Finland Zweden en Finland vallen onder de sociaal-democratische of Scandinavische verzorgingsstaat. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de sociale zekerheid en enkele economische kenmerken van de Scandinavische verzorgingsstaat. Daarbij wordt ook een vergelijking gemaakt met de andere verzorgingsstaten. 10

3 De Scandinavische verzorgingsstaat Dit hoofdstuk gaat nader in op de kenmerken van de Scandinavische verzorgingstaat in relatie tot de overige verzorgingsstaten. Achtereenvolgens komen aan de orde: de collectieve voorzieningen (paragraaf 3.1), de arbeidsmarkt en het arbeidsmarktbeleid (paragraaf 3.2) en overwegingen bij de Scandinavische verzorgingsstaat (paragraaf 3.3). 3.1 Collectieve voorzieningen: uitkeringen en pensioen In onderstaande tabel zijn de belangrijkste kenmerken van de collectieve voorzieningen per soort verzorgingsstaat beschreven. Scandinavische verzorgingsstaat hoge uitkeringen voor iedereen ruimhartige toegangsvoorwaarden financiering grotendeels uit algemene middelen redelijk pensioen Liberale verzorgingsstaat lage uitkeringenvoor de behoeftige zeer strikte toegangsvoorwaarden financiering grotendeels uit algemene middelen laag arbeidsgerelateerd staatspensioen Corporatistische verzorgingsstaat Staatscorporatistische verzorgingsstaat zeer lage uitkeringen tot geen uitkeringen zeer strikte toegangsvoorwaarden financiering vooral uit premies hoog ouderdomspensioen hoge uitkeringen afhankelijk van beroep en ingelegde premies vrij strikte toegangsvoorwaarden financiering vooral uit premies gemiddeld pensioen Uitkeringen De Scandinavische verzorgingsstaat heeft het meest ruimhartige beleid ten aanzien van de uitkeringen voor bijstand, werkloosheid 1 en arbeidsongeschiktheid. Zo krijgen personen in Zweden hoge uitkeringen bij werkloosheid (80% van het salaris) en arbeidsongeschiktheid (80%). Dit is in grote tegenstelling met de landen van een Liberale verzorgingsstaat, waar de uitkeringen juist laag zijn. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn vooral de werkloosheidsuitkeringen laag en de hoogte van deze uitkering is onafhankelijk van het laatstverdiende loon. De inkomensteruggang is in die landen bij werkloosheid dan ook vaak zeer groot. In de staatscorporatistische verzorgingsstaten zijn de uitkeringen nog lager en in Portugal en Griekenland zijn zelfs helemaal geen uitkeringen voor bijstand. In de landen met kenmerken van een corporatistische verzorgingsstaat zijn de uitkeringen afhankelijk van het verworven levenspeil. De sociale zekerheid wordt daar dan ook voor een groot deel via de afdracht van premies geregeld. Pensioen De Scandinavische landen bieden in het algemeen een redelijk pensioen. Voor personen die geen arbeidsverleden hebben, zijn er aparte regelingen getroffen, waardoor ze geen beroep op de bijstand hoeven te doen. De pensioenen in landen met een staatscorporatistische verzorgingsstaat liggen op een zeer hoog niveau. Een werknemer in Spanje kan in 35 jaar een volledig ouderdomspensioen opbouwen, dat 100% van zijn salaris bedraagt. Omdat juist in deze landen de vergrijzing in de toekomst hoog is, zal het lastig worden om de pensioenen betaalbaar te houden. In Nederland is iedereen verzekerd krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW). Voor werknemers zijn er in de meeste gevallen aanvullende pensioenregelingen. In Nederland zal de ver- 1 De werkloosheidsuitkering is wel aan een maximum gebonden van 81,- per dag. In Nederland bedraagt dit maximum 117,-. 11

grijzing ervoor zorgen dat de uitgaven in de komende decennia aan de AOW zullen verdubbelen van 4,7 naar 9% van het BBP. De landen met een liberale verzorgingsstaat hebben een laag arbeidsgerelateerd staatspensioen. Personen die werken kunnen zich bijverzekeren middels een bedrijfspensioenregeling of particulier aanvullende regelingen. In het Verenigd Koninkrijk hoeven zij dan minder sociale verzekeringspremie af te dragen en zijn ze verzekerd van een even hoog of hoger pensioen dan het loongebonden (staats)pensioen. De bedragen van het staatspensioen zijn zeer laag. Zo kent Ierland veel gepensioneerden met zeer lage inkomens. In Ierland is het staatspensioen in 2004 voor een alleenstaande ongeveer 100 euro per week. 3.2 Arbeidsmarkt en arbeidsmarktbeleid Het arbeidsmarktbeleid verschilt bij de vier verzorgingsstaten aanzienlijk van elkaar. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste kenmerken op het gebied van het arbeidsmarktbeleid van de verschillende verzorgingsstaten aangegeven. Scandinavische verzorgingsstaat hoog minimumloon (afspraken in CAO s) actief arbeidsmarktbeleid veel incentives voor werkende vrouwen weinig disincentives voor werkende ouderen veel reïntegratie van arbeidsgehandicapten hoge arbeidsparticipatie van vrouwen, ouderen en arbeidsgehandicapten Liberale verzorgingsstaat laag minimumloon geen actief arbeidsmarktbeleid weinig disincentives voor werkende vrouwen weinig disincentives voor werkende ouderen redelijk hoge arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen Corporatistische verzorgingsstaat hoog minimumloon actief arbeidsmarktbeleid disincentives voor werkende vrouwen disincentives voor werkende ouderen matig tot lage arbeidsparticipatie van vrouwen, ouderen en arbeidsgehandicapten Staatscorporatistische verzorgingsstaat zeer laag minimumloon geen actief arbeidsmarktbeleid disincentives voor werkende vrouwen disincentives voor werkende ouderen zeer lage arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen Arbeidsparticipatie De Europese raad heeft in Lissabon (2000) een tienjarige strategie gelanceerd om tot economische, sociale en ecologische vernieuwing te komen. Er is afgesproken dat de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld moet zijn, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Hiervoor zijn voor het sociaal beleid, net als op andere beleidsterreinen, enkele kerndoelstellingen afgesproken: Bevordering van de arbeidsparticipatie Bevordering van de toegang van eenieder tot alle hulpmiddelen, rechten en diensten Voorkomen van risico op sociale uitsluiting Maatregelen ten behoeve van de meest kwetsbare groepen Stimulering van alle betrokkenen 12

Landen mogen zelf uitmaken hoe zij het sociaal beleid vormgeven om deze kerndoelstellingen te bereiken. Wel zijn er afspraken gemaakt over de resultaten die zij moeten bereiken. Zo is onder andere afgesproken dat alle Europese lidstaten in 2010 een totale arbeidsparticipatie van 70% moeten hebben, dat de arbeidsparticipatie van vrouwen 60% moet zijn en voor oudere werknemers 50%. De percentages arbeidsparticipatie van 2003 zijn weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1 Arbeidsparticipatie (werkzame deel van de bevolking), totaal, vrouwen en ouderen, 2003 Verzorgingsstaat Totale arbeidsparticipatie a Arbeidsparticipatie vrouwen b Arbeidsparticipatie ouderen c Nederland 73,6 65,8 44,9 Scandinavisch Denemarken 75,1 70,5 60,7 Noorwegen e 75,9 72,9 68,8 Zweden e 74,3 72,8 69,0 Finland 67,4 65,7 49,9 Liberaal Verenigde Staten e 71,2 65,7 59,9 Verenigd Koninkrijk e 72,9 66,4 55,5 Ierland 65,0 55,4 49,3 Corporatistisch Oostenrijk 68,2 61,2 28,9 Duitsland 64,6 58,7 39,0 Frankrijk 61,9 56,0 39,3 d België 59,3 51,4 28,1 Staatscorporatistisch Portugal 67,1 60,6 51,5 Italië 56,2 42,7 30,3 Spanje e 60,7 46,8 40,8 Griekenland 58,0 44,0 41,9 a aantal werkenden in procenten van de bevolking van 15-64 jaar b aantal werkende vrouwen in procenten van de bevolking van 15-64 jaar c aantal werkende ouderen (55-64 jaar) in procenten van de bevolking van 15-64 jaar d in 2002, 2003 is (nog) niet bekend e voor deze landen geldt de leeftijd van 16-64 jaar Bron: OECD employment outlook (2004) Uit tabel 3.1 blijkt dat de Scandinavische landen, de liberale landen (met uitzondering van Ierland) en Nederland een hogere arbeidsparticipatie hebben in vergelijking met de overige landen. De corporatistische en staatscorporatistische landen hebben in verhouding een lage arbeidsparticipatie. Vooral de arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen laat te wensen over. Ook in Nederland is de participatie van ouderen relatief laag. Bij deze cijfers dient opgemerkt te worden dat het hierbij gaat om participatie van het aantal personen. Als gekeken wordt naar de participatie in uren, is de participatiegraad van vrouwen in Nederland een stuk lager. De participatiegraad van vrouwen in Nederland is dus vooral hoog omdat veel vrouwen parttime werken. 13

Sluitende aanpak Om de arbeidsparticipatie te bevorderen zijn er Europese afspraken gemaakt over de aanpak van werkloosheid. Zo moeten alle Europese lidstaten binnen een jaar een reïntegratieaanbod of werkaanbod doen aan geregistreerde werklozen. Voor jongeren is deze termijn zelfs gesteld op een half jaar. Veel lidstaten zetten steeds sterker in op activering; zo worden werkloze personen zeer actief begeleid bij het zoeken naar werk, maar ook wordt er veel gebruik gemaakt van scholing en/of werkervaringsplaatsen om de personen aantrekkelijker te maken voor de arbeidsmarkt. In Finland en Zweden is iedereen die bijstand wil ontvangen verplicht zich in te schrijven bij een arbeidsbureau. Deze landen kennen geen vrijstelling van arbeidsplicht, zoals in Nederland tot voor kort het geval was. In Denemarken spreekt men van een inclusieve arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat iedereen absoluut volwaardige toegang tot de arbeidsmarkt moet hebben, ook al kan iemand niet voldoen aan de geldende prestatienormen. Hiervoor zijn allerlei maatregelen genomen, zoals afspraken in CAO s om mensen met beperkte arbeidscapaciteit op te nemen, reductie van werkgeverskosten voor bepaalde groepen werklozen, uitbreiding van beschermde, gesubsidieerde arbeid en werkervaringsplaatsen. Ook in Zweden en Finland zijn enkele van deze maatregelen van kracht. In tabel 3.2 staan de uitgaven van de verschillende staten aan het actieve arbeidsmarktbeleid in 2002 vermeld. Tabel 3.2 Onderverdeling uitgaven actief arbeidsmarktbeleid in 2002 (in % BBP) Verzorgingsstaat Arbeidsvoorzienineerd Scholing Jongeren Gesubsidi- Arbeids- Totaal werk ongeschikt Nederland 0,28 0,60 0,04 0,33 0,59 1,85 Scandinavisch Denemarken* 0,12 0,86 0,10 0,17 0,34 1,58 Noorwegen 0,13 0,05 0,01 0,01 0,67 0,87 Zweden 0,37 0,29 0,02 0,21 0,50 1,40 Finland 0,12 0,30 0,17 0,33 0,08 1,01 Liberaal VS 0,04 0,03 0,02 0,01 0,03 0,14 VK 0,17 0,02 0,13 0,03 0,02 0,37 Ierland* 0,24 0,15 0,18 0,53 0,03 1,14 Corporatistisch Duitsland 0,23 0,32 0,10 0,22 0,30 1,18 Frankrijk 0,18 0,23 0,40 0,35 0,09 1,25 België 0,21 0,30 0,01 0,60 0,13 1,25 Oostenrijk 0,14 0,21 0,02 0,10 0,06 0,53 Staatscorporatistisch Italië - 0,05 0,20 0,32 - - Spanje 0,09 0,22 0,06 0,45 0,03 0,87 Griekenland 0,06 0,21 0,10 0,08 0,01 0,46 Portugal 0,11 0,15 0,22 0,09 0,04 0,61 * Denemarken: gegevens over 2000, Ierland: gegevens over 2001 Bron:OECD (2004) In de tabel is te zien dat in de Scandinavische landen relatief veel geld wordt uitgegeven aan actief arbeidsmarktbeleid. In Noorwegen zijn de uitgaven aan actief beleid een stuk lager dan in de andere Scandinavische landen. Ook de corporatistische landen geven veel geld uit aan het ar- 14

beidsmarktbeleid. Er is een duidelijk verschil waaraan zij het geld precies uitgeven; bij de Scandinavische landen wordt er in verhouding meer besteed aan de arbeidsongeschikten, terwijl in de corporatistische landen de gesubsidieerde arbeid een hoger aandeel heeft. In de liberale en staatscorporatistische verzorgingsstaten wordt relatief weinig geld uitgegeven aan het actieve arbeidsmarktbeleid. Uit het artikel actief arbeidsmarktbeleid onder internationale loep (bijlage 3), blijkt dat in Nederland de hoge uitgaven aan actief beleid samenhangen met een relatief lage werkloosheid onder laagopgeleiden. Bij een toenemend actief beleid vanaf de jaren negentig, zijn de uitgaven aan passief beleid (uitkeringen) verminderd. In de tabel is dan ook te zien dat Nederland relatief veel besteedt aan scholing. In Denemarken wordt scholing het meest van alle landen ingezet als reïntegratie-instrument. Zij gaven 0,86% van het BBP uit aan scholing in 2002. Doelgroepenbeleid Het activerend arbeidsmarktbeleid kenmerkt zich door een doelgroepbenadering. Zo worden er specifieke maatregelen genomen voor langdurig werklozen, arbeidsongeschikten, ouderen, vrouwen en etnische minderheden. Onderstaand wordt het specifieke doelgroepenbeleid voor arbeidsongeschikten, vrouwen en ouderen uitgelicht. Arbeidsongeschikten In de Scandinavische landen wordt een zeer actief beleid gevoerd ten aanzien van de activering van arbeidsgehandicapten. In Zweden is een wetswijziging ingevoerd waardoor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geen onderdeel meer zijn van het pensioenstelsel (je kreeg een soort vervroegd pensioen als je langdurig arbeidsongeschikt was). Arbeidsongeschikten krijgen nu een ziektewetuitkering. Hierdoor blijft de gerichtheid op de arbeidsmarkt behouden. Ook is in Zweden de activeringsuitkering in het leven geroepen. Dit is een uitkering voor jonge arbeidsgehandicapten met behulp waarvan men zonder financieel risico kan proberen te werken. In Denemarken worden flexbanen gecreëerd voor die arbeidsongeschikten die voorheen gebruik zouden maken van een vervroegde uittredingsregeling. Ook in Nederland zijn herzieningen van de WAO in aantocht. Momenteel komen personen die vanaf 15% arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor een WAO-uitkering. Vanaf 2005 zal dit drastisch veranderen en komen alleen nog personen die minimaal 80% arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor een WAO-uitkering. Daarbij zullen ook de keuringseisen strenger worden. In tabel 3.2 is duidelijk te zien dat de staatscorporatistische en de liberale verzorgingsstaten in verhouding aanzienlijk minder geld besteden aan de arbeidsongeschikten dan de sociaaldemocratische en corporatistische verzorgingsstaten. Vrouwen Alle lidstaten kennen maatregelen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Het combineren van arbeid en zorg wordt als belangrijkste instrument gezien. In de Scandinavische landen is de kinderopvang al goed geregeld, zij richten zich dan ook vooral op de maatregelen die zowel de mannen als de vrouwen in staat stellen om zorg en arbeid te combineren. Zweden kent een uitgebreide verlofregeling voor ouders. Ieder Zweeds ouderpaar heeft recht op in totaal 480 dagen betaald verlof per kind. De eerste 360 dagen krijgt de ouder die verlof neemt 80% van het inkomen doorbetaald, de overige 90 dagen geldt een minimuminkomen. Om vaders aan te moedigen ook voor het kind te zorgen, zijn in ieder geval twee maanden voor hem gereserveerd. Als hij deze twee maanden niet opneemt, gaan deze dagen níet naar de moeder maar raakt het ouderpaar de aanspraak op de dagen kwijt. 15

In veel landen (waaronder Nederland) heeft de opvang van de kinderen momenteel een hoge prioriteit. De staatscorporatistische landen benadrukken dat arbeid niet ten koste mag gaan van gezin en familie. Zij geven een hoge prioriteit aan het creëren van opvang- en zorgvoorzieningen voor kinderen én ouderen. De ondersteuning aan gezinnen met kinderen (belastingaftrek, kinderbijslag, kinderopvang, alle vormen van verlof) is in de Europese lidstaten de laatste jaren sterk uitgebreid. Het niveau is echter in de verschillende landen heel verschillend. Zo is bijvoorbeeld in Frankrijk het ouderschapsverlof tot 11 dagen uitgebreid, en is in Zweden het ouderschapsverlof verhoogd van 450 tot 480 dagen, voor beide partners samen. Veel landen ontwikkelen specifiek beleid voor alleenstaande moeders. Zo is in het Verenigd Koninkrijk specifiek activeringsbeleid ontwikkeld voor alleenstaande ouders met kinderen van vijf jaar of ouder. In Nederland is de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar afgeschaft. Deze vrouwen kunnen alleen nog een vrijstelling van arbeidsplicht krijgen als zij kunnen aantonen dat daarvoor dringende redenen zijn. Er moet echter wel kinderopvang voor de kinderen beschikbaar zijn. Ook in Luxemburg zijn alleenstaande moeders met kinderen onder de zes jaar niet meer vrijgesteld van de arbeidsplicht. In de Scandinavische landen ligt de arbeidsparticipatie van alleenstaande ouders veel hoger dan in de andere landen, waardoor er in deze landen de afgelopen tijd geen nieuw beleid voor deze groep is ontwikkeld. Ouderen De participatie van ouderen is laag (zie tabel 3.1), met name in de corporatistische en staatscorporatistische verzorgingsstaten. In Scandinavië is de participatie van ouderen relatief hoog. Toch zijn ook deze landen bezig met het bevorderen van de participatie van ouderen aan het arbeidsproces. Deze landen richten zich vooral op flexibele arrangementen voor werknemers op het einde van hun loopbaan. In plaats van vervroegde uittreding is er in die landen een combinatie van werk en vervroegd pensioen ingevoerd. Ook in Spanje, Frankrijk en Oostenrijk is de mogelijkheid van een gedeeltelijk pensioen ingevoerd. In Duitsland kent men eveneens een dergelijk systeem. Het lijkt erop dat de landen de participatie van ouderen vooral willen bevorderen door het invoeren van wijzigingen in het pensioenstelsel, die het eerder stoppen met werken financieel onaantrekkelijk maken. In de maat van de verzorgingsstaat wordt vermeld dat de hoge arbeidsdeelname van ouderen in de Scandinavische landen is terug te voeren op het niet stimuleren van uittreding van ouderen en gehandicapten middels het beperken van (pensioen)voorzieningen én middels een actief reïntegratiebeleid. Er kan bijvoorbeeld sprake van zijn dat een oudere niet meer goed in staat is om het huidige werk te doen (bijvoorbeeld bij zwaar lichamelijk werk), maar dat deze persoon wel in staat is om ander werk te doen, waar bijvoorbeeld scholing een bijdrage aan kan leveren. In het artikel kruispunt of rondpunt, bewandelt het tewerkstellingsbeleid rond ouderen andere wegen? (bijlage 4) is te zien dat in Denemarken, waar een relatief hoge arbeidsparticipatie van ouderen is, veel vijftigplussers een opleiding of cursus volgen. In Nederland is de vrijstelling van de arbeidsplicht voor ouderen in de werkloosheid en de bijstand afgeschaft. Ouderen moeten actief op zoek naar werk en krijgen hier ook ondersteuning bij. 16

3.3 Overwegingen bij de Scandinavische verzorgingsstaat De verschillende verzorgingsstaten hebben verschillende consequenties. In onderstaande tabel staan de voor- en nadelen van de verschillende verzorgingsstaten gepresenteerd. Scandinavische verzorgingsstaat Voordelen hoge arbeidsparticipatiegraad lage inkomensverschillen hoge levensstandaard Nadelen de participatiegraad moet nog hoger om de vergrijzing aan te kunnen Liberale Verzorgingsstaat Voordelen lage langdurige werkloosheid goede arbeidsmarktprestaties Nadelen working poor: door geen minimumloon leven velen toch onder de armoedegrens armoede Corporatistische verzorgingsstaat Voordelen investeren relatief veel in activering van uitkeringsgerechtigden Nadelen armoedeval hoge werkloosheid onder laag opgeleiden lage arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen Staatscorporatistische verzorgingsstaat Nadelen rigide arbeidsmarkt lage arbeidsparticipatie van vrouwen hoge langdurige werkloosheid door strikte arbeidsmarktregulering inkomensonzekerheid voor mensen met tijdelijke contracten (vaak jongeren) De landen met een Scandinavische verzorgingsstaat zullen het in de toekomst vooral moeilijk krijgen als zij geconfronteerd worden met een toenemende vergrijzing. Bij een toename van het aantal ouderen zal de arbeidsparticipatie moeten toenemen, om de hoge uitkeringen en goede sociale voorzieningen in deze landen te kunnen behouden. Omdat de participatie van ouderen (en vrouwen) echter al hoog is, zal het lastig worden deze participatiegraad nog hoger te krijgen. In het artikel Challenge to the Scandinavian welfare model (bijlage 6) wordt de Scandinavische verzorgingsstaat beschreven in relatie tot de huidige ontwikkelingen op het gebied van economische integratie en vergrijzing. Relatie verzorgingsstaat en inkomen De aanleiding voor de Lissabon doelstelling om in 2010 de meest competitieve economie te worden, is het substantieel hogere inkomen per hoofd van de Amerikanen. Uit nader onderzoek blijkt dat dit verschil in inkomen vooral toe te schrijven is aan een verschil in het aantal gewerkte uren per werknemer. Als er gekeken wordt naar productiviteit per uur én de mate van arbeidsparticipatie, dan zijn er een aantal Europese landen die beter scoren dan de Verenigde Staten, namelijk Noorwegen, Denemarken, en Nederland. In Ierland (ook een liberale verzorgingsstaat), België en Duitsland is de productiviteit per uur eveneens hoger dan in de Verenigde Staten, maar in deze landen is de arbeidsparticipatie lager. De landen met kenmerken van een liberale verzorgingsstaat hebben als zeer grote nadeel dat de inkomensverschillen in deze landen zeer groot zijn. Door het ontbreken van een wettelijk minimumloon zijn er veel mensen die wél werken maar die toch onder de armoedegrens leven, de zogenaamde working poor. In deze landen is zowel meer armoede onder de mensen die geen werk hebben als onder de mensen die wél werk hebben. In het artikel Europa en de prijs van de solidariteit (bijlage 7) wordt het Amerikaanse model beoordeeld op toepasbaarheid in de Europese landen. 17

Relatie verzorgingsstaat en werkloosheid In tabel 3.3 staan de werkloosheidscijfers van de verschillende landen vermeld. Uit de tabel blijkt dat er geen duidelijk verband is tussen de soort verzorgingsstaat en de toe- of afname van de werkloosheid in de afgelopen jaren. Wel lijkt de werkloosheid in de corporatistische en de staatscorporatistische landen over het algemeen hoger dan in de Scandinavische landen en de liberale landen. Uit het artikel actief arbeidsmarktbeleid onder de internationale loep (bijlage 3) blijkt dat vooral de langdurige werkloosheid in de liberale landen veel lager is dan in de overige landen. Tabel 3.3 Werkloosheid*, van 2000 t/m 2003 Verzorgingsstaat Werkloosheid 2000 Werkloosheid 2001 Werkloosheid 2002 Werkloosheid 2003 Nederland 2,7 2,1 2,6 3,6 Scandinavisch Denemarken 4,5 4,2 4,3 5,5 Noorwegen e 3,5 3,5 4,0 4,5 Zweden e 5,9 5,1 5,2 5,8 Finland 9,9 9,2 9,1 9,1 Liberaal Verenigde Staten e 4,9 4,8 5,9 6,1 Verenigd Koninkrijk e 5,6 4,8 5,1 4,9 Ierland 4,4 3,7 4,3 4,5 Corporatistisch Oostenrijk 4,7 4,0 4,9 4,7 Duitsland 7,8 7,9 8,7 9,4 Frankrijk 10,1 8,8 8,9 9,3 België 6,6 6,2 6,9 7,7 Staatscorporatistisch Portugal 4,2 4,3 5,4 6,8 Italië 10,6 9,6 9,1 8,7 Spanje e 13,9 10,5 11,4 11,4 Griekenland 11,3 10,4 9,8 9,1 * Hierbij dient opgemerkt te worden dat de absolute vergelijking van landen arbitrair is, omdat de definitie van werkloosheid per land kan verschillen. Bron: OECD Employment outlook (2004) 18

Geraadpleegde literatuur Unequal Welfare States (2004), A.J. Soede, J.C. Vrooman, P.M. Ferraresi, G. Segre, SCP en SeRP Sociaal Europa, Europese verkenning, bijlage bij Staat van de Europese Unie 2004, P. Dekker, S. Ederveen e.a OECD Employment outlook (2004) De maat van de verzorgingsstaat, inrichting en werking van het sociaal-economisch bestel in elf westerse landen (2000), J.M. Wildeboer Schut, J.C. Vrooman, P.T. de Beer, SCP CBP Discussion Paper, is the American Model Miss World (2004), H.L.F. de Groot, R. Nahuis, P.J.G. Tang, CBP Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003), Europese gemeenschappen De pensioen actieplannen van de Europese lidstaten, een impressie, B. Pot, tijdschrift voor pensioenvraagstukken (april 2003) Actief Arbeidsmarktbeleid onder de Internationale loep, E.H.W.M. Vogels, tijdschrift voor Openbare Financiën (4, 2003) Kruispunt of rondpunt, bewandelt het tewerkstellingsbeleid rond ouderen andere wegen?, F. Tros, OverWerk (3, 2004) Tegen de storm in, J.J.M. Theeuwes, Economisch Sociaal Bulletin (26 februari 2004) Challenges to the Sandinavian welfare mode, Torben M. Andersen, European Journal of Political Economy (Vol. 20, 2004) Europa en de prijs van solidariteit, H.P van Dalen e.a, Economisch Sociaal Bulletin (17 september 2004) 19

20

Inhoud van de bijlagen Bijlage 1: Sociale zekerheid in Zweden, uit: Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003), Europese gemeenschappen In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van alle regelingen van de sociale zekerheid in Zweden. Bijlage 2: Sociale zekerheid in Finland, uit: Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003), Europese gemeenschappen In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van alle regelingen van de sociale zekerheid in Finland. Bijlage 3: Actief Arbeidsmarktbeleid onder de Internationale loep, door E.H.W.M. Vogels in Tijdschrift voor Openbare Financiën (4, 2003) In dit artikel gaat de auteur in op de uitgaven aan actief arbeidsmarktbeleid, de trends en de arbeidsmarktprestaties van Nederland in relatie tot de overige verzorgingsstaten. Bijlage 4: Kruispunt of rondpunt, bewandelt het te-werkstellingsbeleid rond ouderen andere wegen?, door F. Tros, OverWerk (3, 2004) In dit artikel wordt ingegaan op de mate waarin flexibiliteit en zekerheid samengaan bij het beleid dat landen voeren ten aanzien van oudere werknemers. De landen Denemarken, Nederland, België en Duitsland worden met elkaar vergeleken op het gebied van de arbeidsparticipatie van ouderen in relatie tot het gevoerde beleid. Bijlage 5: Tegen de storm in, door J.J.M. Theeuwes, Economisch Sociaal Bulletin (26 februari 2004) Er zijn verschillende manieren om voor een hoge arbeidsparticipatie van ouderen te zorgen. In dit artikel wordt ingegaan op het afremmen van vroege uittreding, het stimuleren van langer blijven werken en het inwisselen van vrije tijd in de jongere jaren voor langer doorwerken in de latere jaren. Bijlage 6: Challenges to the Sandinavian welfare model, door Torben M. Andersen, European Journal of Political Economy (Vol. 20, 2004) In dit artikel beschrijft de auteur de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van economische integratie en vergrijzing en de mogelijke consequenties hiervan voor de Scandinavische verzorgingsstaat. Bijlage 7: Europa en de prijs van solidariteit, door H.P van Dalen e.a, Economisch Sociaal Bulletin (17 september 2004) In het artikel Europa en de prijs van de solidariteit wordt het Amerikaanse model beoordeeld op toepasbaarheid in de Europese landen. 21

22

Bijlage 1 Sociale zekerheid in Zweden uit: Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003), Europese gemeenschappen

Bijlage 2 Sociale zekerheid in Finland uit: Sociale zekerheid en maatschappelijke reïntegratie, uw sociale zekerheid wanneer u zich verplaatst in de Europese Unie (2003), Europese gemeenschappen

Bijlage 3 Actief Arbeidsmarktbeleid onder de Internationale loep door Els Vogels, Tijdschrift voor Openbare Financiën (4, 2003)

Bijlage 4 Kruispunt of rondpunt, bewandelt het tewerkstellingsbeleid rond ouderen andere wegen? door F. Tros, OverWerk (3, 2004)

Bijlage 5 Tegen de storm in door J.J.M. Theeuwes, Economisch Sociaal Bulletin (26 februari 2004)

Bijlage 6 Challenges to the Sandinavian welfare model door Torben M. Andersen, European Journal of Political Economy (Vol. 20, 2004)

Bijlage 7 Europa en de prijs van solidariteit door H.P van Dalen e.a, Economisch Sociaal Bulletin (17 september 2004)

Research voor Beleid Schipholweg 13-15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail: rvb@rvbh.nl www.researchvoorbeleid.nl 37