Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? (Opvattingen over) seksuele opvoeding in Nederland



Vergelijkbare documenten
Resultaten onderzoek Rutgers i.s.m. het NOS Jeugdjournaal 2016 Samenvatting. Utrecht, maart 2016 Auteur: Hanneke de Graaf.

Zie De Graaf e.a voor een uitgebreide onderzoeksverantwoording van het onderzoek Seks onder je 25ste.

Belangrijkste conclusies Seks onder je 25 ste 2012

Seksuele gezondheid van holebi s

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland)

ANTICONCEPTIEKEUZE Achtergronden en uitkomsten van anticonceptiegebruik

Seksuele gezondheid is een staat van lichamelijk, Seksueel gedrag en seksuele beleving in Nederland Hanneke de Graaf. Onderzoek. Rutgers WPF, Utrecht

Seksuele vorming: gave (op-)gave

Seksuele gezondheid Uitdagingen voor migranten organisaties

Programma workshop seksuele opvoeding: Daar praat je toch niet over met je kinderen?

Factsheet Seksuele opvoeding en beeldvorming

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

3/13/17. Adolescente jongens met autisme over hun seksualiteit. sex is not for the majority of autistic people

Jongeren en alcohol. Ouders aan het woord. Resultaten Bewonerspanel septemberpeiling Utrecht.nl/volksgezondheid

Tijdschrift voor Seksuologie (2010) 34,

DE SEKSUELE LEVENSLOOP

Week van de Lentekriebels

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Seksuele gezondheid in Nederland 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

3 Competenties en indicatoren...11

Seksuele ontwikkeling bij jongeren: risicovol of plezierig?

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Resultaten onderzoek seksualiteit

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting. aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen

Tabel 1a. Ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag naar leeftijd leeftijd eerste 12 tot 15 (%) 18 tot 21 (%) 15 tot 18 (%)

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G.

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

FEITEN EN CIJFERS OVER DE SEKSUELE GEZONDHEID VAN JONGEREN IN DE REGIO S LIMBURG-NOORD EN ZUID-LIMBURG

Onderzoek postpartum depressie HvdM mei 2018

Seks onder je 25 e. Onderzoek naar de seksuele gezondheid van jarigen in Gelderland-Zuid

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Anticonceptie en zwangerschap

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

GO Jeugd 2008 Seksualiteit

Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Onderzoek Veilig of niet?

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Meningen en opvattingen van Haagse MBO-leerlingen over veilig vrijen

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2014

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Reactie vanuit de praktijk op het themanummer Kinderen, jongeren, seksualiteit en opvoeding

1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? 2. Wat betekent Nederland?

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Vaderbetrokkenheid staat volop in de

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Rapport Consumentenonderzoek 2016 Keurmerk Klantgericht Verzekeren

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Oudercommunicatie over seksuele gedragingen en risico s met meisjes in relatie tot ongeplande zwangerschap bij meisjes

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2014

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Hoe denken Zeeuwse jongeren en ouders over alcoholgebruik door jongeren? Onderzoek GGD Zeeland maart 2011

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Feiten en cijfers Fryslân

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Problemen met het seksueel functioneren

Aanvullende seksualiteitshulpverlening: de cijfers over 2013

DE SEKSUELE GEZONDHEID VAN JONGEREN IN HET WERKGEBIED VAN GGD ROTTERDAM-RIJNMOND

Arbeidsdeelname van paren

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Gebruik van kinderopvang

Samenvatting Jong; dus gezond!?

SeCZ TaLK: wie gaat het bordspel toepassen?

1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen. 3. Welke informatie hoort u? Kruis aan: JA of NEE.

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Jeugdige daders van zedendelicten Inzichten uit de Respect Limits-trainingen

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Ouderavond lijf & relaties

Ouderbijeenkomst Week van de Lentekriebels

duurzaam eten November 2010 Kim Paulussen Marcel Temminghoff

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Het Groninger Stadspanel over LGBT. Meningen over bi- en homoseksualiteit en transgender in Groningen stad

Transcriptie:

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? (Opvattingen over) seksuele opvoeding in Nederland Hanneke de Graaf (Rutgers WPF) URN:NBN:NL:UI:10-1-100797 Samenvatting Nederland heeft internationaal de reputatie een bijzonder open houding te hebben ten aanzien van seksualiteit van jongeren. Deze studie gaat na of dit inderdaad zo is en of deze open houding ook kinderen onder de twaalf jaar betreft. Onderzocht is welke aan seksualiteit gerelateerde thema s ouders bespreken met kinderen van 4 tot 17 jaar, welke informatie zij op welke leeftijd belangrijk vinden, of ze zichzelf in staat achten om deze informatie te geven en hoe zij denken over de rol van school. Een representatieve groep van 789 vaders en 802 moeders tussen de 20 en 68 jaar (M = 42.9, SD = 6.79) vulde een online vragenlijst in. De resultaten laten zien dat de open houding ten aanzien van seksualiteit vooral jongeren betreft. Bij kinderen van 4 tot 8 zijn verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht en voortplanting gevoelige thema s, met kinderen van 8 tot 12 wordt door een minderheid van de ouders gesproken over seksueel gedrag of voorbehoedsmiddelen. Tien tot vijftien procent van de ouders wil ook liever niet dat de school deze informatie geeft. Relationele en seksuele vorming op de basisschool blijft van belang, omdat kinderen anders het risico lopen dat zij met gevoelens of situaties worden geconfronteerd, zonder over juiste en genuanceerde informatie te beschikken. Inleiding Ouders vinden over het algemeen dat zij een belangrijke taak hebben in de seksuele opvoeding van hun kinderen (Byers, 2011). Door middel van seksuele opvoeding kunnen ouders kennis, waarden en normen overdragen over fysieke ontwikkeling, voortplanting, seksueel gedrag en relaties, seksuele gevoelens en Correspondentieadres:h.degraaf@rutgerswpf.nl Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 21

Hanneke de Graaf andere aan seksualiteit gerelateerde thema s (Lefkowitz & Stoppa, 2006). Het overdragen van deze waarden en normen gebeurd zowel non-verbaal als verbaal. De manier waarop ouders met naaktheid, het tonen van affectie of seksueel getint gedrag of taalgebruik van hun kinderen omgaan, geeft het kind al boodschappen mee over seksualiteit. Praten over seksualiteit is echter ook een belangrijk middel voor het overdragen van informatie en opvattingen (Shtarkshall, Santelli, & Hirsch, 2007). Nederland staat bekend om zijn open, pragmatische houding ten aanzien van seksualiteit van jongeren (Braeken, Rademakers, & Reinders, 2003; Parker, Wellings, & Lazarus, 2009). Over het algemeen wordt geaccepteerd dat jongeren seksueel actief worden als ze hier aan toe zijn en bestaat de opvatting dat ze hier dan maar beter goed op voorbereid kunnen zijn. In kwalitatief onderzoek geven ouders van jonge kinderen aan dat ze hun kind mee willen geven dat seks iets positiefs is en niet iets om je voor te schamen (Zwiep, 2008). Ouders van jongeren geven aan dat ze het belangrijk vinden dat seksualiteit bespreekbaar is, omdat ze goed op de hoogte willen zijn van wat hun kind doet, ook al is dit iets waar ze niet achter staan (Schalet, 2011). Ook jongeren zelf geven aan dat hun ouders, vooral de moeder, een belangrijke bron van informatie is en veel jongeren hebben met hun ouders over seksualiteit en relaties gesproken (De Graaf, Kruijer, Van Acker, & Meijer, 2012). Hierin verschillen zij bijvoorbeeld van jongeren in de Verenigde Staten, die minder vaak met de ouders over seks praten en vaker enkel de boodschap krijgen dat ze zich van seksuele activiteit moeten onthouden (Brugman, Caron, & Rademakers, 2010). Het meeste onderzoek naar de communicatie tussen ouders en kinderen over seksualiteit heeft echter betrekking op jongeren. Onderzoek onder ouders van jonge kinderen is bijzonder schaars (Dilorio, Pluhar, & Belcher, 2003). In Nederland en Vlaanderen is vooral kwalitatief onderzoek gedaan, bijvoorbeeld onder moeders met kinderen in de kinderopvang (Zwiep, 2008) of Marokkaanse en Turkse moeders (Van Lee & Mouthaan, 2007). Dit onderzoek geeft wel een beeld van hoe ouders tegen seksuele opvoeding aankijken en welke knelpunten zij ervaren, maar geeft geen inzicht in de praktijk van de algemene bevolking. Bovendien geven deze studies geen inzicht in welke thema s meer of minder bespreekbaar zijn. Uit Canadees onderzoek onder ouders van kinderen in de basisschoolleeftijd kwam naar voren dat vooral voorbehoedsmiddelen en veilig vrijen, keuzes maken op seksueel gebied en seksueel plezier nauwelijks besproken werden (Weaver, Byers, Sears, Cohen, & Randall, 2002). Omdat Nederlandse cijfers vooralsnog ontbreken, is de eerste doelstelling van het huidige onderzoek te beschrijven welke seksuele thema s Nederlandse ouders met hun kinderen bespreken en hoe zij hierover denken. In veel landen hebben niet alleen de ouders een belangrijke rol in het overdragen van kennis en attitudes rondom seksualiteit, maar is ook een taak weggelegd voor de school. Idealiter ondersteunen ouders en scholen elkaar in de seksuele opvoeding en vullen ze elkaar aan (Shtarkshall et al., 2007). Nederland steekt positief af tegen andere landen in haar brede aandacht voor seksuele 22 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? opvoeding op scholen en het Nederlandse onderwijs wordt hierin ook internationaal gekend (Ferguson, Vanwesenbeeck, & Knijn, 2008; Weaver, Smith, & Kippax, 2005). In 2001 had 50% van de basisscholen en 97% van de scholen voor voortgezet onderwijs informatie over seksualiteit in hun curriculum (Weaver et al., 2005). Ook jongeren zelf geven vrijwel unaniem aan dat ze op school informatie hebben gekregen over seksualiteit (De Graaf et al., 2012). Binnenkort maken de thema s seksualiteit en seksuele diversiteit ook deel uit van de kerndoelen voor het basisonderwijs. In de invulling hiervan zijn scholen echter behoorlijk vrij. In hun keuzes in het geven van seksuele vorming laten docenten zich onder andere leiden door de (gepercipieerde) houding van ouders (Cense, Martens, Maris, Janssen, & De Graaf, 2011). Docenten in het basisonderwijs ervaren soms weerstand van ouders rondom relationele en seksuele vorming, of zijn hier bang voor. In een onderzoek naar belemmerende en stimulerende factoren bij het geven van seksuele vorming op de basisschool, noemde 14% van de docenten ouders als een belemmerende factor. Achttien procent zegt dat ze op weerstand van ouders stuiten als ze op school aandacht besteden aan relaties en seksualiteit. Ook GGD-en geven aan dat angst voor weerstand van ouders voor veel basisscholen een knelpunt is bij het geven van seksuele vorming (Cense et al., 2011). Het aanvullen van de seksuele vorming thuis wordt voor scholen nog lastiger omdat juist de ouders die niet met hun kinderen over seksualiteit praten, het meest moeite hebben met seksuele vorming op school (Byers, Sears, & Weaver, 2008). Op dit moment is niet bekend hoeveel ouders weerstand hebben tegen seksuele vorming op school. De tweede doelstelling van dit artikel is om de opvattingen van Nederlandse ouders ten aanzien van seksuele vorming op school in kaart te brengen. Er zijn aanwijzingen dat demografische factoren een rol spelen bij de (opvattingen over) seksuele opvoeding van ouders. In Canadees onderzoek komt naar voren dat ouders met het ouder worden van hun kinderen vaker over seksualiteit praten (Pluhar, Dilorio, & McCarty, 2008). Moeders praten over het algemeen vaker met hun kinderen over seksualiteit dan vaders (Byers et al., 2008; Dilorio et al., 2003; Regnerus, 2005). Hoog opgeleide ouders lijken dit thema vaker te bespreken dan laag opgeleide ouders (Byers et al., 2008; Regnerus, 2005). Religieuze ouders van jongeren praten minder vaak over seks en voorbehoedsmiddelen met hun kind dan niet-religieuze ouders en wanneer deze ouders wel over seks praten, gaat het meestal over de morele aspecten (Regnerus, 2005). Jongeren met een Marokkaanse of Turkse achtergrond geven aan dat zij minder vaak met hun ouders over seksualiteit en relaties praten dan andere jongeren (De Graaf et al., 2012). Marokkaanse en Turkse moeders geven zelf aan dat ze hun kinderen wel seksuele vorming willen geven, maar dat dit niet altijd goed lukt (Van Lee & Mouthaan, 2007). Inzicht in de groepen die meer en minder over seksualiteit praten met hun kinderen is belangrijk om richting te geven aan de ondersteuning op dit gebied. De derde doelstelling van dit manuscript is om na te gaan welke demografische factoren samenhangen met (opvattingen over) seksuele opvoeding van Nederlandse ouders. Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 23

Hanneke de Graaf Methode Steekproef De data voor dit onderzoek zijn afkomstig uit Seksuele Gezondheid in Nederland 2011, een grootschalige populatiestudie. De procedure van dataverzameling en steekproef van dit onderzoek zijn eerder beschreven door Wijsen en De Haas (2012). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een aselecte steekproef uit een online onderzoekspanel (Panelclix). 41.831 panelleden ontvingen een uitnodiging om mee te doen aan een onderzoek over relaties en seksualiteit. Hiervan zijn 12.594 mensen (30%) begonnen met het invullen van de vragenlijst. Een deel van deze mensen (3.293) werd geweerd omdat zij tot een groep behoorden die al oververtegenwoordigd was in de steekproef en een deel (1.209) maakte de vragenlijst niet af. Achtentwintig respondenten werden verwijderd uit de datafile, omdat ze buiten de doelgroep vielen, geen demografische gegevens hadden opgegeven of diverse inconsistente antwoorden hadden gegeven. De netto steekproef bestond uit 8.064 respondenten van 15 tot 70 jaar. Na weging was deze steekproef representatief voor de Nederlandse bevolking wat betreft leeftijd, geslacht, opleiding en stedelijkheid. Aan deze 8.064 respondenten is gevraagd of zij kinderen hadden en zo ja, hoe oud het jongste kind dan was op het moment dat zij de vragenlijst invulden. Respondenten die aangaven dat hun jongste kind tussen de 4 en 17 jaar oud was, zijn geselecteerd voor de onderhavige studie. Deze groep bestond uit 789 mannen en 802 vrouwen tussen de 20 en 68 jaar (M = 42.9, SD = 6.79). Een kwart van deze groep had een laag opleidingsniveau, 46% een middelbaar opleidingsniveau en 29% was hoger opgeleid. Elf procent van de respondenten had een niet-westerse allochtone achtergrond. Meetinstrument De dataverzameling vond plaats met behulp van een online vragenlijst. Voor de onderhavige studie werden naast demografische kenmerken de volgende constructen in de analyses meegenomen: Praten over seksualiteit. Respondenten kregen acht aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen voorgelegd met de vraag aan te geven of ze hier met hun jongste kind over hadden gesproken (ja/nee). De verschillende onderwerpen die werden voorgelegd aan ouders van 4- tot 8-jarigen, 8- tot 12-jarigen en 12- tot 17-jarigen zijn te vinden in Tabel 1. Onderwerpen die aan bod kwamen zijn verschillen tussen jongens en meisjes, de benamingen van geslachtsdelen, voortplanting, verliefdheid en relaties, homoseksualiteit, grensoverschrijding, lichamelijke veranderingen in de puberteit, voorbehoedsmiddelen en condooms, seksueel gedrag, seksueel plezier en seks in de media. Deze onderwerpen zijn gebaseerd op veel gebruikte adviezen voor het bespreken van seksualiteit 24 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? met kinderen (Van der Doef, 2007; 2009). Voor de analyses op demografische verschillen werd een somscore berekend (0 = nergens over gesproken met kind, 8 = over alle onderwerpen gesproken met kind). Cronbach s alpha varieerde van.83 (4- tot 8-jarigen) tot.90 (12- tot 17-jarigen). Belang van informatie over seksualiteit. Respondenten kregen nogmaals de acht onderwerpen uit tabel 1 voorgelegd, ditmaal met de vraag aan te geven in hoeverre zij het belangrijk vinden dat hun kind hier op zijn of haar leeftijd informatie over krijgt (1 = heel onbelangrijk, 5 = heel belangrijk). Voor de analyses op demografische verschillen werd een gemiddelde schaalscore berekend. Cronbach s alpha varieerde van.91 (4- tot 8-jarigen) tot.92 (12- tot 17-jarigen). Eigen effectiviteit in het geven van informatie over seksualiteit. Voor elk onderwerp uit Tabel 1 waarvan een respondent had aangegeven dat hij of zij het minstens een beetje belangrijk vond dat hun kind hier informatie over kreeg, werd de vraag gesteld of men dacht dat men deze informatie ook zelf zou kunnen geven. Respondenten gaven dit aan op een 5-puntsschaal (1 = lukt zeker niet, 5 = lukt zeker wel). Voor de analyses op demografische verschillen werd een gemiddelde schaalscore berekend. Cronbach s alpha varieerde van.97 (8- tot 12-jarigen) tot.99 (4- tot 8-jarigen). Beantwoorden van vragen werd nagevraagd met één item: Als uw jongste kind een vraag stelt over relaties en seksualiteit, geeft u dan altijd eerlijk antwoord? (1 = ja, 2 = soms wel, soms niet, 3 = nee, nooit). Indien iemand aangaf niet altijd of nooit antwoord te geven op een dergelijke vraag, werd gevraagd wat de reden hiervoor was. Hierbij kon men kiezen uit zeven mogelijke antwoorden (bijvoorbeeld ik vind mijn kind nog te jong om hierover te praten ) en bestond ook de mogelijkheid om een andere reden te geven. Attitude ten aanzien van seksuele informatie op school. Ditmaal werd de respondenten gevraagd wat zij ervan zouden vinden als hun kind op zijn of haar leeftijd op school informatie krijgt over de acht onderwerpen uit tabel 1. Respondenten gaven dit aan op een 5-puntsschaal (1 = heel slecht, 5 = heel goed). Voor de analyses op demografische verschillen werd een gemiddelde schaalscore berekend. Cronbach s alpha varieerde van.94 (8- tot 12-jarigen) tot.96 (12- tot 17-jarigen). Analyses Voor het nagaan van verschillen naar geslacht, leeftijd van het kind, etniciteit en religie is gebruik gemaakt van verschillende statistische toetsen. Voor het vergelijken van het percentage ouders dat altijd antwoord geeft op een vraag over seksualiteit in verschillende groepen, is gebruik gemaakt van de Chi 2 -toets. Voor het vergelijken van gemiddelde schaalscores (op praten over seksualiteit, het belang van informatie over seksualiteit, eigen effectiviteit in het geven van informatie en de attitude ten aanzien van seksuele informatie op school) is variantie-analyse gebruikt. De samenhang tussen gemiddelde schaalscores en de leeftijd van het kind werd getoetst met Pearson s product-moment correlatie (r). Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 25

Hanneke de Graaf Deze toets werd bijvoorbeeld gebruikt om na te gaan of ouders het belangrijker vinden dat hun kind informatie krijgt naarmate het kind ouder is. In de tabellen wordt aangegeven of er significante verschillen zijn gevonden (p <.05). Daarnaast wordt ook gekeken naar effectgrootte: Cramer s V bij de Chi 2 -toets en Eta 2 bij variantieanalyse. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen marginale verschillen (Cramer s V <.10 of Eta 2 <.02) en verschillen met een minstens klein effect (Cramer s V >.10 of Eta 2 >.02). Significante verschillen die minstens klein zijn worden aangegeven met een of, significante maar marginale verschillen worden aangegeven met een of. Resultaten Praten over seksualiteit Bij kinderen van vier tot acht jaar zijn de meest besproken onderwerpen het aangeven van grenzen, lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes en de benamingen van geslachtsdelen (zie Tabel 1). Ook bij kinderen van 8 tot 12 jaar is het aangeven van grenzen het meest besproken onderwerp, gevolgd door homoseksualiteit en lichamelijke veranderingen in de puberteit. Deze drie thema s zijn door een meerderheid van de ouders van kinderen van deze leeftijd besproken. Ditzelfde geldt voor alle thema s die aan de ouders van 12- tot 17-jarigen zijn voorgelegd. In deze leeftijdsgroep is verliefdheid en relaties het meest besproken onderwerp, gevolgd door homoseksualiteit en het bewaken van de eigen grenzen. Onderwerpen die gevoeliger liggen die althans het minst worden besproken zijn bij de jongste groep kinderen vooral verliefdheid op iemand van het eigen geslacht en voortplanting. Van deze ouders heeft 57% met het kind gesproken over verliefdheid, terwijl 38% hun kind verteld heeft dat je ook verliefd kunt worden op iemand van het eigen geslacht. Bij kinderen van 8 tot 12 jaar zijn de minst besproken onderwerpen seksueel gedrag (zoals masturbatie of geslachtsgemeenschap), voorbehoedsmiddelen en seksueel plezier. Bij ouders van 12- tot 17-jarigen komen seksueel plezier en seks in de media het minst aan bod. Ook heeft een kwart van de ouders van 12- tot 17-jarigen met hun kind (nog) niet over voorbehoedsmiddelen gesproken en heeft ruim één op de vijf het (nog) niet over condooms gehad. 26 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? Tabel 1. (Opvattingen over) seksuele opvoeding van ouders van 4- tot 17-jarigen (%) besproken belangrijk eigen-effectiviteit a info op school ja niet beetje wel niet beetje wel slecht neutraal goed jongste kind 4 tot 8 jaar n=510 n=510 n=311-474 n=509 hoe het geslachtsdeel van een jongen heet 80.3 16.8 30.0 53.2 0.4 8.8 90.8 6.2 26.9 66.9 anderen mogen je niet aanraken als je dat niet wilt 76.6 6.9 9.9 83.1 0.5 6.1 93.3 3.4 13.0 83.6 lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes 72.9 9.8 24.8 65.4 0.4 8.3 91.4 4.3 22.0 73.6 hoe het geslachtsdeel van een meisje heet 71.6 17.8 30.8 51.5 0.4 9.5 90.2 6.4 27.1 66.5 verliefdheid 56.6 22.9 36.5 40.6 0.8 9.2 89.9 6.1 26.2 67.7 hoe een baby uit de buik komt 44.1 34.8 36.0 29.2 1.6 13.0 85.4 14.9 32.3 52.8 verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht 37.6 38.9 32.0 29.1 1.8 11.3 87.0 14.8 29.9 55.3 hoe een baby in de buik komt 33.1 37.0 33.6 29.3 1.4 13.3 85.3 15.8 33.8 50.4 jongste kind 8 tot 12 jaar n=480 n=481 n=344-459 n=480 anderen mogen je niet aanraken als je dat niet wilt 79,.4 4.4 4.0 91.6 0.6 6.3 93.1 1.3 8.8 89.9 homoseksualiteit 63.9 16.0 23.5 60.5 0.9 7.5 91.6 7.7 18.5 73.8 lichamelijke veranderingen in de puberteit 57.4 11.3 14.4 74.3 1.5 6.5 92.0 5.4 14.9 79.7 seks op televisie en internet 44.4 21.6 31.5 47.0 1.0 8.9 90.1 11.1 24.2 64.8 menstruatie of zaadlozing 39.1 25.8 19.4 54.8 2.6 9.1 88.3 12.3 24.1 63.6 dat seks (ook) leuk is 35.2 27.3 18.7 54.1 1.6 9.7 88.7 14.4 24.9 60.7 voorbehoedsmiddelen (bijvoorbeeld de pil) 32.1 27.9 20.2 51.9 1.1 7.5 91.4 11.7 22.7 65.6 seksueel gedrag (masturbatie, geslachtsgemeenschap) 26.5 28.4 22.8 48.8 2.2 11.3 86.5 15.1 25.6 59.3 jongste kind 12 tot 17 jaar n=602 n=601 n=531-596 n=602 verliefdheid en relaties 89.0 1.0 10.9 88.1 1.1 8.4 90.4 0.3 9.0 90.7 homoseksualiteit 80.8 6.9 17.6 75.5 2.1 11.9 86.0 2.2 9.9 87.9 niets doen op seksueel gebied wat je niet wilt 80.5 2.8 10.1 87.1 1.9 10.7 87.5 2.3 9.5 88.2 condooms 77.9 3.4 10.3 86.2 1.6 7.8 90.6 1.3 8.3 90.4 niets doen op seksueel gebied wat de ander niet wil 76.1 2.1 5.5 92.4 1.4 9.6 89.0 0.7 7.6 91.7 voorbehoedsmiddelen (bijvoorbeeld de pil) 75.0 3.6 10.1 86.3 1.6 8.2 90.3 1.3 8.4 90.3 seks op televisie en internet 73.0 11.8 22.8 65.3 1.4 11.1 87.6 2.1 15.0 83.0 dat seks (ook) leuk is 68.2 4.3 15.0 80.6 1.8 11.1 87.1 3.1 12.9 84.0 a Alleen gevraagd indien info geven over dit onderwerp ook minstens een beetje belangrijk wordt gevonden Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 27

Hanneke de Graaf Het gepercipieerde belang van informatie over seksualiteit Onderwerpen die meer ouders bespreken in de verschillende leeftijdsgroepen, zijn vaak ook de onderwerpen die meer ouders belangrijk vinden (Tabel 1). In alle leeftijdsgroepen wordt informatie over grenzen aangeven en respecteren heel belangrijk gevonden. Voor ouders van 4- tot 8-jarigen staan de lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes en de benamingen van geslachtsdelen daarnaast hoog op de lijst van belangrijkheid. Ouders van 8- tot 12-jarigen vinden informatie over lichamelijke veranderingen in de puberteit van belang. Ouders van twaalfplussers vinden naast grenzen aangeven en respecteren, vooral verliefdheid en relaties en anticonceptie en condooms belangrijke thema s. De thema s waarvan de minste ouders het belangrijk vinden dat hun kinderen hier informatie over krijgen, zijn de onderwerpen waarover ook het minst wordt gecommuniceerd. Ruim een derde van de ouders van 4- tot 8-jarigen vindt het bijvoorbeeld (nog) niet belangrijk om hun kind informatie te geven over verliefdheid op seksegenoten of voortplanting. Bij 8- tot 12-jarigen vindt ruim een kwart van de ouders het (nog) niet belangrijk om over voorbehoedsmiddelen, seksueel gedrag of seksueel plezier te beginnen. Ouders van 12- tot 17-jarigen vinden informatie over seks in de media het minst belangrijk. Bij kinderen onder de 8 geven meer ouders aan dat ze bepaalde thema s besproken hebben, dan dat ze het belangrijk vinden dat het kind informatie krijgt. Mogelijk komen deze onderwerpen terloops ter sprake, zonder dat de ouder hier veel waarde aan hecht. Vanaf 8 jaar zeggen meer ouders dat ze informatie belangrijk vinden, dan dat er met een kind over wordt gepraat. Mogelijk zijn deze ouders er nog niet aan toegekomen om dit te bespreken of wellicht bestaat er toch een drempel om dit ter sprake te brengen. Eigen effectiviteit in het geven van informatie over seksualiteit De resultaten met betrekking tot eigen-effectiviteit in het geven van informatie, wijzen niet op een dergelijke drempel bij het bespreken van seksualiteit. Ouders die aangeven dat ze het belangrijk vinden dat hun kind over een bepaald thema informatie krijgt, schatten over het algemeen in dat het hen lukt om die informatie zelf te geven (zie Tabel 1). Hooguit 2 á 3 procent van de ouders denkt dat dit hen niet zal lukken. Dat geldt vooral voor onderwerpen waarover minder gesproken wordt en die minder belangrijk gevonden worden. Voor deze gevoelige onderwerpen geeft 10 tot 15% van de ouders aan dat het niet of een beetje lukt om hier informatie over te geven. Dat geldt bijvoorbeeld voor informatie over voortplanting bij 4- tot 8-jarigen, informatie over seksueel gedrag bij 8- tot 12-jarigen en informatie over seksueel plezier, homoseksualiteit en seks in de media bij 12- tot 17-jarigen. 28 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? Vragen over seksualiteit beantwoorden Op de vraag of men altijd eerlijk antwoord geeft op vragen over relaties en seksualiteit van hun jongste kind, antwoordt ruim twee derde van de ouders volmondig ja. Van de ouders die dit niet altijd doen, geeft het overgrote deel aan dat ze dit soms wel en soms niet doen. Eén procent van de ouders zegt dat ze nooit eerlijk antwoord geven op dergelijke vragen. Aan de ouders die niet altijd eerlijk antwoord geven op vragen over relaties en seksualiteit is gevraagd wat de reden hiervoor is (zie Tabel 2). De meest genoemde reden, vooral bij ouders van 4- tot 8-jarigen, is dat men het kind nog te jong vindt om hierover te praten (74%). Achtentwintig procent van de ouders zegt dat ze soms niet goed weten hoe ze iets in voor het kind begrijpelijke taal moeten uitleggen en voor 21% van de ouders komt de vraag soms op een verkeerd moment. Negen procent van de ouders geeft geen antwoord als het een persoonlijke vraag betreft en 8% van de ouders weet het antwoord zelf soms niet. Vier tot vijf procent vindt dat het niet hoort om hierover te praten of is bang om het kind aan te zetten tot seks. Dertien ouders hebben hier nog een andere reden ingevuld, bijvoorbeeld dat ligt aan de vraag, mijn kind stelt geen vragen, ik zie mijn kinderen bijna nooit, ik wil dat eerst overleggen met mijn partner of jongste is dochter, dus mijn vrouw kan beter met haar praten dan ik. Tabel 2. Redenen om (soms) geen antwoord te geven op een vraag over seksualiteit (%) man vrouw totaal ik vind mijn kind nog te jong om hierover te praten 71.0 76.6 73.5 ik weet niet hoe ik het in kinderwoorden moet uitleggen 24.5 31.1 27.5 de vraag komt soms op een verkeerd moment 17.7 25.7 21.3 ik geef geen antwoord op persoonlijke (privé) vragen 7.9 10.3 9.0 ik weet zelf het antwoord niet 7.5 7.9 7.7 het hoort niet om hier met een kind over te praten 4.9 5.4 5.1 ik ben bang om mijn kind aan te zetten tot seks 3.6 3.7 3.7 anders 3.8 0.9 2.5 n 279 226 505 Wat als de school informatie geeft? Vrijwel alle ouders staan er positief tegenover als de school informatie geeft over seksualiteit, vooral over de onderwerpen die zij belangrijk vinden. Maar ook ouders die het (nog) niet belangrijk vinden dat hun kind ergens informatie over krijgt, vinden het vaak wel in orde dat de school hier aandacht aan besteedt. Er bestaan wel verschillen tussen thema s, waarbij de thema s die het minst door ouders zelf worden besproken ook het minst worden geaccepteerd in de seksuele vorming op school. Rond de 15% van de ouders van 4- tot 8-jarigen Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 29

Hanneke de Graaf vindt het slecht als de school aan kinderen van deze leeftijd informatie zou geven over voortplanting of verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht. Een even groot deel van de ouders van 8- tot 12-jarigen vindt dat de school het op deze leeftijd niet moet hebben over seksueel gedrag, 14% vindt het slecht als de school informatie geeft over seksueel plezier en 12% staat negatief tegenover informatie over menstruatie of zaadlozing op school. Vrijwel geen van de ouders van 12- tot 17-jarigen heeft echt problemen met seksuele vorming op school. Met informatie over seksueel plezier heeft nog het grootste deel van deze ouders moeite, maar zelfs bij dit thema is dit slechts 3%. Demografische verschillen In Tabel 3 is te zien welke ouders vaker met hun kinderen over seksualiteit praten, antwoord geven op vragen, informatie over seksualiteit belangrijk vinden, denken dat ze deze informatie kunnen geven en positief denken over informatie op school. Er is gekeken naar verschillen in geslacht, opleidingsniveau, etniciteit en geloof van de ouders. Verder is gekeken of de leeftijd van het kind een rol speelt. Omdat de leeftijd van de ouder zelf sterk samenhangt met de leeftijd van het kind, is hier niet apart naar gekeken. Tabel 3. Demografische verschillen in (attitudes ten aanzien van) seksuele opvoeding (M) n Seksualiteit besproken (M a ) Altijd antwoord (%) Informatie belangrijk (M b ) Eigen- Effectiviteit (M c ) Info op school goed (M d ) man 789 4.7 64.6 3.7 4.4 4.0 vrouw 802 5.3 71.8 3.8 4.6 4.1 leeftijd kind (r) 1591.29 ***.34 ***.45 *** -.06.35 *** laag opgeleid 399 4.6 66.8 3.8 4.4 4.1 midden opgeleid 734 5.0 67.2 3.8 4.6 4.0 hoog opgeleid 456 5.3 71.3 3.8 4.6 4.1 autochtoon/westers 1414 5.1 70.1 3.8 4.5 4.1 Turks/Marokkaans 49 2.9 36.2 3.3 4.0 3.5 Surinaams/Antilliaans 119 4.5 57.7 3.8 4.6 4.0 gelovig 779 4.8 66.1 3.7 4.5 4.0 niet gelovig 810 5.2 70.4 3.8 4.6 4.1 totaal 1591 5.0 68.2 3.8 4.5 4.1 a = gemiddelde van de somscore van 8 items (0 = nergens over gesproken met kind, 8 = over alle onderwerpen gesproken met kind); b = gemiddelde score op 5-puntsschaal (1 = heel onbelangrijk, 5 = heel belangrijk); c gemiddelde score op 5-puntsschaal (1 = lukt zeker niet, 5 = lukt zeker wel); d gemiddelde score op 5-puntsschaal (1 = heel slecht, 5 = heel goed); *** = p <.001; = significant lager of hoger dan in de totale groep, Cramers V >.10 of Eta 2 >.02; = significant lager of hoger dan het percentage in de totale groep, Cramers V <.10 of Eta 2 <.02 30 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? Moeders praten vaker over seksualiteit met hun kind dan vaders (F(1, 1570) = 17.45, p <.001). Ze geven ook vaker altijd antwoord op vragen over relaties en seksualiteit (χ 2 (1, 1591) = 9.47, p =.002) en geven vaker aan dat ze denken dat het hen lukt om hun kinderen de informatie te geven die ze zelf belangrijk vinden (F(1, 1544) = 34.28, p <.001). Opleidingsniveau speelt ook een rol: laag opgeleide ouders geven minder vaak aan dat ze met het kind over seksualiteit hebben gesproken (F(2, 1567) = 7.98, p <.001) en denken ook minder vaak dat dit hen zou lukken (F(2, 1541) = 12.25, p <.001) dan hoger opgeleide ouders. Gelovige ouders praten minder vaak met hun kinderen over seksualiteit (F(1, 1569) = 10.67, p <.001), vinden informatie geven minder belangrijk (F(1, 1569) = 9.86, p <.01), denken minder vaak dat ze informatie kunnen geven (F(1, 1543) = 17.16, p <.001) en staan ook minder positief tegenover seksuele vorming op school (F(1, 1569) = 13.58, p <.001) dan niet gelovige ouders. De meeste en grootste verschillen in (opvattingen over) seksuele opvoeding zijn gevonden tussen ouders met verschillende etnische achtergronden. Ouders van Marokkaanse of Turkse afkomst scoren vergeleken met andere ouders relatief laag wat betreft het bespreken van seksualiteit (F(3, 1569) = 14.70, p <.001), het beantwoorden van vragen (χ 2 (3, 1590) = 31.81, p <.001) en de inschatting dat ze informatie kunnen geven die ze belangrijk vinden (F(3, 1543) = 14.58, p <.001). Met betrekking tot opvattingen over seksuele vorming op school worden verschillen in dezelfde richting gevonden, maar deze zijn minder groot (F(3, 1569) = 7.51, p <.001). Daarnaast geven ouders van Surinaamse en Antilliaanse afkomst ook minder vaak aan dat ze altijd eerlijk antwoord geven op een vraag over seksualiteit en relaties (χ 2 (3, 1590) = 31.81, p <.001). Daarnaast worden zwakke tot matig sterke verbanden gevonden tussen (opvattingen over) seksuele opvoeding en de leeftijd van het kind. Binnen elke leeftijdsgroep (4- tot 8-jarigen, 8- tot 12-jarigen en 12- tot 17-jarigen) wordt met oudere kinderen vaker over seksualiteit gesproken dan met jongere kinderen (r(1598) =.29, p <.001). Ook worden de opvattingen over het geven van informatie positiever naarmate het kind ouder is, zowel algemeen (r(1598) =.45, p <.001) als met betrekking tot school (r(1598) =.35, p <.001). In figuur 1 is het verband tussen leeftijd van het kind en seksuele communicatie gevisualiseerd voor de vier thema s die in dezelfde bewoordingen zijn voorgelegd aan ouders van 8- tot 12-jarigen en ouders van 12- tot 17-jarigen: homoseksualiteit, anticonceptie, seksueel plezier en seks in de media. Deze figuur laat zien dat het praten met kinderen over deze thema s toeneemt tussen het 8 e en 14 e jaar. Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 31

Hanneke de Graaf 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 8 9 10 11 12 13 14 15 16 voorbehoedsmiddelen dat seks (ook) leuk is homoseksualiteit seks in de media Figuur 1. Praten over seksualiteit naar leeftijd Discussie Nederland staat bekend om zijn openheid rondom seksualiteit van jongeren, zowel thuis als in het onderwijs (Braeken et al., 2003; Parker et al., 2009). De huidige studie bevestigt dit beeld. Een overgrote meerderheid van de ouders van jongeren van 12 tot 17 jaar heeft over de aan hen voorgelegde thema s met hun kind gesproken. De meeste ouders vinden het ook belangrijk dat hun kind informatie krijgt over seksualiteit in brede zin en denken deze informatie zelf te kunnen geven. Voor enkele thema s, namelijk het aangeven en respecteren van grenzen, condooms en anticonceptie en seksueel plezier, geldt wel dat meer ouders van 12- tot 17-jarigen zeggen dat ze het belangrijk vinden dat hun kind hier informatie over krijgt, dan dat ze dit zelf bespreken. Mogelijk zijn deze ouders er nog niet aan toegekomen om dit te bespreken of wellicht bestaat er toch een drempel om dit ter sprake te brengen. Wanneer het laatste het geval is, schatten ouders de eigen-effectiviteit in het geven van informatie misschien te hoog in. Ook kan het zijn dat ouders weten of ervan uitgaan dat hun kind de informatie via andere kanalen verwerft (bijvoorbeeld via internet of school). De open houding ten aanzien van seksualiteit lijkt minder te bestaan in relatie tot kinderen onder de 12 jaar. (Opvattingen over) seksuele opvoeding hangen samen met de leeftijd van het kind. Verschillende aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen, zoals voortplanting en voorbehoedsmiddelen, zijn door een minderheid van de ouders met kinderen onder de 12 jaar besproken. Bovendien is de leeftijd van het kind de meest genoemde reden om geen antwoord te geven op een vraag over seksualiteit van het kind. 32 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? Toch is het belangrijk om al op jonge leeftijd open over seksualiteit te praten met kinderen. Wanneer je al op jonge leeftijd met kinderen over aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen praat en de gesprekken hierover geleidelijk uitbreid, geven ouders aan dat zij het eenvoudiger vinden om hier over te blijven praten (Wilson, Dalberth, Koo, & Gard, 2010). Door aan seks gerelateerde thema s bij kinderen te vermijden, wordt non-verbaal gecommuniceerd dat dit niet bespreekbaar is. Bovendien komen kinderen ook op andere manieren in aanraking met informatie, waarden en normen op het gebied van seksualiteit, bijvoorbeeld via de media of vriendjes. Dit strookt niet altijd met wat de ouders hun kinderen mee willen geven. Ook geven ouders zelf aan dat ze op tijd willen zijn met het geven van informatie (Weaver et al., 2002). Gevoelens of gebeurtenissen moeten dan besproken worden vóórdat een kind hier zelf mee te maken krijgt. Door bijvoorbeeld als verliefdheid ter sprake komt aan te geven dat dit op jongens of meisjes kan zijn, komt het minder als een verrassing als ze zelf verliefd zouden worden op iemand van hetzelfde geslacht. En voorbehoedsmiddelen moeten dan besproken worden voordat een jongere seksueel actief wordt. Sommige thema s liggen gevoeliger dan andere. Bij ouders van 4- tot 8-jarigen geldt dit vooral voor voortplanting en verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht. Bij iets oudere kinderen betreft dit thema s die met volwassen seksualiteit te maken hebben, zoals masturbatie, voorbehoedsmiddelen of seksueel plezier. Ook onder ouders van jongeren van 12 tot 17 jaar is seksueel plezier het minst besproken thema. Dat de leuke kanten van seks minder besproken worden dan de seksuele risico s, wordt ook internationaal gevonden (Ingham, 2005; Weaver et al., 2002). Seksueel plezier maakt echter deel uit van seksuele gezondheid. Het bespreken van seksueel plezier maakt dat jongeren zich meer bewust zijn van hun seksuele wensen en beter in staat zijn om deze kenbaar te maken (Fay, 2002). Omdat ouders en school elkaar aan kunnen vullen in het geven van seksuele vorming, was één van de doelstellingen van deze studie om de houding van ouders ten aanzien van seksuele vorming op school in kaart te brengen. Ouders van 12- tot 17-jarigen vinden het vrijwel allemaal goed als de school informatie geeft over seksualiteit. Op de basisschool ligt dit anders: rond de 15% van de ouders van kinderen tot 12 jaar vindt het niet in orde als de school informatie geeft over de meer gevoelige onderwerpen (zie hierboven). Dit maakt het lastig voor docenten om het gebrek aan informatie thuis in sommige gezinnen te compenseren, omdat ze de steun van ouders hierin missen. Ook uit eerder onderzoek kwam weerstand van ouders al naar voren als belemmerende factor in het geven van seksuele en relationele vorming op de basisschool (Cense et al., 2011). Toch zouden docenten ook gevoelige onderwerpen in de seksuele vorming moeten bespreken, omdat kinderen hier anders geen of te laat informatie over krijgen. In bepaalde demografische groepen is seksualiteit minder bespreekbaar dan in andere groepen. Vooral ouders met een Marokkaanse of Turkse achtergrond Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 33

Hanneke de Graaf vallen op wat dit betreft. Deze ouders bespreken minder aan seksualiteit gerelateerde thema s met hun kinderen, staan minder positief tegenover het geven van informatie over seksualiteit aan hun kind (zowel thuis als op school) en achten zichzelf ook minder in staat om deze informatie te geven. In eerder, kwalitatief, onderzoek schreven Marokkaanse en Turkse moeders dit vooral toe aan gebrekkige voorlichting in hun eigen jeugd. Ook gaven zij aan dat schaamte, normatieve culturele beperkingen en de angst dat voorlichting aanzet tot seksueel gedrag hen ervan weerhouden om seksuele vorming te geven (Van Lee & Mouthaan, 2007). Deze moeders gaven echter wel aan dat ze zichzelf een belangrijke rol in de seksuele opvoeding toebedelen. Ondersteuning bij de seksuele opvoeding zou voor deze ouders - en andere ouders met een hulpvraag dan ook beschikbaar moeten zijn. Deze studie geeft unieke informatie over wat Nederlandse ouders met (jonge) kinderen en tieners bespreken en belangrijk vinden op seksueel gebied, alsook over hun opvattingen over de rol van school hierin. Er is echter ook nog steeds een groot onontgonnen gebied. Seksuele opvoeding is in dit onderzoek beperkt tot het praten over seksualiteit en het geven van informatie. Hierbij weten we nu alleen of bepaalde thema s besproken zijn en niet wat er dan precies besproken is. Als ouders met hun kind praten over homoseksualiteit, kunnen zij bijvoorbeeld zeggen dat dit prima is, maar zich hier juist ook negatief over uitlaten. Ook bij een onderwerp als seks in de media weten we niet precies welke beelden ouders hierbij voor ogen hebben. Wellicht denken ze hier aan de meer expliciete seksuele mediabeelden en is dit hierdoor een weinig besproken onderwerp, ondanks de zorgen die ouders over seksueel getinte mediabeelden hebben (De Graaf, Nikken, Janssens, Felten, & Van Berlo, 2008). Een andere beperking van de huidige studie is dat enkel gevraagd is naar de seksuele opvoeding van het jongste kind. Vooral voor sommige thema s, zoals voortplanting, is goed denkbaar dat dit vooral ter sprake komt bij oudste kinderen, wanneer de moeder zwanger is van een broertje of zusje. Bovendien is seksuele opvoeding meer dan verbaal informatie geven of waarden en normen overdragen. Waarden en normen worden immers ook nonverbaal gecommuniceerd. Ouders kiezen soms ook heel bewust voor andere vormen van het overdragen van informatie, bijvoorbeeld door boekjes of foldertjes neer te leggen. Ook de voorbeelden die ouders zelf geven, bijvoorbeeld de mate waarin ouders elkaar knuffelen in het bijzijn van de kinderen, dragen bij aan de seksuele ontwikkeling van kinderen. Al deze aspecten komen in de huidige studie niet aan de orde en zouden wellicht ook beter met een andere methodiek achterhaald kunnen worden. Bovendien zijn in deze studie alleen de ouders aan het woord gekomen. Het perspectief van de kinderen zelf op seksuele opvoeding is wellicht heel anders en hun behoeften kunnen mede richting geven aan de gewenste invulling hiervan. Het verdient aanbeveling om dit in een toekomstige studie naar seksuele opvoeding in brede zin nader te onderzoeken. 34 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013

Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? Abstract The Netherlands is known about its open attitudes regarding young people s sexuality. The present study investigates whether these open attitudes also pertain to children under twelve years old. We studied which to sexuality related topics parents discuss with their children (aged 4 to 17 years), which information they think is important, whether they perceive themselves to be capable of providing this information, and how they feel about the role of school in sexuality education. A representative Dutch sample of 789 fathers and 802 mothers aged 20-68 years (M = 42.9, SD = 6.79) completed an online questionnaire. The results show that the open sexual attitudes mainly concern adolescents. In talking about sexuality to children aged 4 to 8 years, being in love with someone of the same sex and reproduction are sensitive topics, and a minority of the parents talks to children aged 8 to 12 years about sexual behavior or contraceptives. Ten to 15 per cent of the parents disapproves of the school giving this kind of information. Sexuality education at elementary school continues to be important, because otherwise children run the risk of being confronted with feelings or situations, without having adequate information to deal with them. Literatuur Braeken, D., Rademakers, J., & Reinders, J. (2003). Welcome to the Netherlands: A journey through the Dutch approach to young people and sexual health. Utrecht: Youth Incentives. Brugman, M., Caron, S. L., & Rademakers, J. (2010). Emerging adolescent sexuality: a comparison of American and Dutch college women s experiences. International Journal of Sexual Health, 22, 32-46. Byers, E. S. (2011). Beyond the birds and the bees and was it good for you?: Thirty years of research on sexual communication. Psychological Association, 52, 20 28. Byers, E. S., Sears, H. A., & Weaver, A. D. (2008). Parents reports of sexual communication with children in kindergarten to grade 8. Journal of Marriage and Family, 70, 86-96. Cense, M., Martens, M., Maris, S., Janssen, E., & de Graaf, H. (2011). Onderzoek naar determinanten van succesvolle implementatie van het leskatern relaties & seksualiteit in het basisonderwijs. Utrecht: Rutgers WPF. De Graaf, H., Kruijer, H., van Acker, J., & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon. De Graaf, H., Nikken, P. Janssens, K., Felten, H., & van Berlo, W. (2008). Seksualisering: Reden tot zorg? Utrecht: Rutgers Nisso Groep/NJi/MOVISIE. Dilorio, C., Pluhar, E., & Belcher, L. (2003) Parent child communication about sexuality: a review of the literature from 1980 to 2002. Journal of HIV/AIDS Prevention and Education for Adolescents and Children, 5, 7 32. Fay, J. (2002). Teaching teens about sexual pleasure. SIECUS report, 30, 12-17. Ferguson, R. M., Vanwesenbeeck, I., & Knijn, T. (2008). A matter of facts and more: an exploratory analysis of the content of sexuality education in The Netherlands. Sex Education, 8, 93 106. Ingham, R. (2005). We didn t cover that at school : education against pleasure or education for pleasure? Sex Education, 5, 377-390. Pedagogiek 33e jaargang 1 2013 35

Hanneke de Graaf Lefkowitz, E. S., & Stoppa, T. M. (2006). Positive sexual communication and socialization in the parent adolescent context. New Directions for Child and Adolescent Development, 12, 39 55. Parker, R., Wellings, K., & Lazarus, J. V. (2009). Sexuality education in Europe: an overview of current policies. Sex Education, 9, 227 242. Pluhar, E. I., DiIorio, C. K., & McCarty, F. (2008). Correlates of sexuality communication among mothers and 6 12-year-old children. Child: care, health and development, 34, 283 290. Regnerus, M. D. (2005). Talking about sex: Religion and patterns of parent child communication about sex and contraception. The Sociological Quarterly, 46, 79 105. Schalet, A. T. (2011). Not under my roof: Parents, teens, and the culture of sex. Chicago: University of Chicago. Shtarkshall, R. A., Santelli, J. S., & Hirsch, J. S. (2007). Sex education and sexual socialization: Roles for educators and parents. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 39, 116 119. Van der Doef, S. (2007). Kleine mensen, grote gevoelens: de seksuele opvoeding van kinderen van 0 tot 12 jaar. Amsterdam: Uitgeverij Ploegsma. Van der Doef, S. (2009). Kinderen en seksualiteit: de seksuele opvoeding van kinderen van 0-17. Utrecht/Antwerpen: Kosmos. Van Lee, L., & Mouthaan, I. (2007). Ouders en de seksuele opvoeding van kinderen: Marokkaanse en Turkse moeders aan het woord. Tijdschrift voor Seksuologie, 31, 3-10. Weaver, A. D., Byers, E. S., Sears, H. A., Cohen, J. N., & Randall, H. E. S. (2002). Sexual health education at school and at home: Attitudes and experiences of New Brunswick parents. The Canadian Journal of Human Sexuality, 11, 19-31. Weaver, H., Smith, G., & Kippax, S. (2005). School-based sex education policies and indicators of sexual health among young people. Sex Education, 5, 171 88. Wijsen C., & de Haas, S. (2012). Seksuele gezondheid in Nederland 2011: achtergronden en samenstelling van een representatieve steekproef voor een bevolkingsonderzoek. Tijdschrift voor Seksuologie, 36, 83-86. Wilson, E. K., Dalberth, B. T., Koo, H. P., & Gard, J. C. (2010). Parents perspectives on talking to preteenage children about sex. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 42, 56-63. Zwiep, C. S. (2008). De seksuele opvoeding van jonge kinderen. Ervaringen van moeders en leidsters. Amsterdam: Kind&Zo. 36 Pedagogiek 33e jaargang 1 2013