Monitor uitbreiding kinderopvang 2002



Vergelijkbare documenten
Monitor uitbreiding kinderopvang 2003

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

Het aanbod van kinderopvang per eind 2004

MONITOR CAPACITEIT KINDEROPVANG Capaciteitsgegevens in het jaar 2008

Kinderopvang in Helmond

Ruimte voor groei in de kinderopvang. Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

Monitor capaciteit kinderopvang

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet

Voor het wachtlijstonderzoek is de wachttijd per kind onderzocht en gewerkt met het bestand kinderen.

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persoonlijke gegevens van Wethouders

Inspectierapport Jolie Karawanken (KDV) Karawanken DA Utrecht Registratienummer

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Rapportage Vergelijkend Onderzoek naar Ziekteverzuim SW-sector 2003

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN

*Inkomende post 3368 %PAGE%

e kwartaal Kinderdagcentra Buitenschoolse opvang

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Uw brief van Uw kenmerk Datum september Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer CCZ/ J. Knollema (020)

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Oorzaken prijsstijging kinderopvang

pagina 1 18 aan Sectorcommissie Paddenstoelen onderwerp Factsheet Paddenstoelen 2010 Documentnummer N datum 21 februari 2012

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt DA regio Noord (LHV-kringen Groningen, Friesland, Drenthe en Zwolle/Flevoland)

Analyse NVM openhuizendag

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Inhoudsopgave. Onderzoek Marktaandelen Hulp bij het Huishouden pagina 1 van 12

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bundeling werken in nationale bundelingsgebieden,

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid licht gedaald

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Aanbod en contracten in de kinderopvang. [Type hier Eindrapport subtitel van offerte]

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE AMERSFOORT

Kinderopvang tot 2015: krimp en yuppificatie zet door

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Wet kinderopvang. Tegemoetkoming van het Rijk Aanvraagformulier Belastingdienst/Toeslagen 2005

Ontwikkeling leerlingaantallen

Zzp ers in de provincie Utrecht Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

SAMENVATTING RAPPORT VAN HET KWALITEITSONDERZOEK NAAR MATE VAN KLANTTEVREDENHEID OVER DIENSTVERLENING VAN ADVOCATEN

Persbericht. Werkloosheid licht gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Toezichtinformatie Kinderopvang Eindhoven in 2014

Inspectierapport. De Kindersuite B.V. (BSO) Eva Besnyostraat LG AMSTERDAM Registratienummer:

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Aantal medewerkers West-Brabant

Cijfers kinderopvang derde kwartaal Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag 12 2 e. 3 e. heel kwartaal kwartaal 2015

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Bundeling wonen in nationale bundelingsgebieden,

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Werkloosheid in oktober vrijwel onveranderd

Kinderopvang in aandachtswijken

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt

pagina 1 18 onderwerp Factsheet Loonwerk 2010 aan Sectorcommissie Loonwerk Documentnummer N datum 29 november 2011 van Daniella van der Veen

Gebruik van kinderopvang

Financiering in het MKB

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof AA Den Haag

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Persbericht. Groei vacatures ten einde. Centraal Bureau voor de Statistiek

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

1. Hoeveel voorzieningen zijn er geregistreerd op 31 december 2012?

pagina 1 25 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2011 Documentnummer Na datum 29 oktober 2012 van Judith Terwijn

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Inspectierapport Kinderdagopvang Ot en Sien (GOB) Oude Rijksweg EA Staphorst Registratienummer

De 10 minutenavonden zijn goed verlopen, ook de oudercommissie heeft dit zo ervaren.

Toelichting bij de SZW-Adviestabel ouderbijdragen kinderopvang 2004 Percentagetabel

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Toezichtinformatie Kinderopvang Dongen in 2016

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Vierde kwartaal Publicatie april 2018

pagina 1 20 aan Sectorcommissie Bedrijfsverzorgingsdiensten onderwerp Factsheet Bedrijfsverzorgingsdiensten 2011 Documentnummer N

WerkSaam in Beeld

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

KvK-Bedrijvendynamiek

Persoonlijke gegevens raadsleden

Inspectierapport Gastouderservice Unique! (GOB) Kerkstraat HH Landgraaf Registratienummer

Inspectierapport Sport en Science BSO Eigenwijs (BSO) Havikstraat 5A 6135ED Sittard Registratienummer

Door de indexatie gaan de maximale uurprijzen voor kinderopvang met 2% omhoog:

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Persoonlijke gegevens van wethouders

Rapportage trendonderzoek, prognose vraag naar kinderopvang

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Arbeidsmarktkansen voor startende leraren in het PO

Wachtlijsten en tijden in de kinderopvang

Transcriptie:

Monitor uitbreiding kinderopvang 2002 Derde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland, november 2002

Dit is een rapport van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang op basis van het onderzoek naar de uitbreiding kinderopvang, uitgevoerd door VdMA en Deloitte & Touche/ICS adviseurs. Dit rapport is in maart 2003 verzonden aan alle organisaties voor kinderopvang (en hun vestigingen) en aan alle gemeenten. Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag tel: 070 302 82 14 e-mail: netwerkbureau@sopo.nl

Voorwoord 3 In november 2002 is voor de derde maal een onderzoek gedaan naar de uitbreiding van de kinderopvang voor nul- tot dertienjarigen in Nederland: de Monitor 2002. Dit onderzoek is de derde meting in een serie metingen, waarvan de eerste in november 2000 en de tweede in november 2001 plaatsvond. Deze serie onderzoeken geeft een beeld van de uitbreiding die gerealiseerd is in het kader van de Regeling Uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb). De resultaten van de onderzoeken zijn gebaseerd op gegevens die de organisaties voor kinderopvang, zowel gesubsidieerd als niet gesubsidieerd, zelf aanleveren. Deze rapportage geeft de opzet, de resultaten en de conclusies van het derde onderzoek weer. Ook worden, door de verschillende metingen met elkaar te vergelijken, conclusies getrokken over de voortgang van het uitbreidingsproces. De belangrijkste conclusie van de Monitor 2002 is dat in 2002 bijna 18.500 nieuwe plaatsen zijn gerealiseerd. Daarmee is de oorspronkelijke doelstelling van de Rkb gehaald: voor 31 december 2002 72.130 extra plaatsen realiseren voor hele dagopvang (HDO), buitenschoolse opvang (BSO) en opvang bij gastouders (GOB) gezamenlijk. De regio s die in eerdere metingen leken achter te blijven bij het realiseren van de uitbreiding, hebben in 2002 een inhaalslag gemaakt. Opvallend is dat de werkelijke groei van de buitenschoolse opvang in 2002 ongeveer de helft lager is dan in 2001 is voorspeld. Het aanbod aan gastouderopvang is in 2002 ten opzichte van 2001 met ruim 8 % afgenomen. De kinderopvang kent op dit moment twee grote uitdagingen: het realiseren van de uitbreiding en de voorbereiding op de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (Wbk). Wij wensen iedereen veel succes bij het invullen en uitvoeren hiervan. Ook willen wij iedereen bedanken voor het beschikbaar stellen van de gegevens, waardoor het onderzoek succesvol kon worden uitgevoerd. De medewerkers van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang Walter Maclennan, Yvette Vervoort en Serv Vinders

4 Inleiding In oktober 2000 is het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang geïnstalleerd op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het Netwerkbureau heeft als taak de uitbreiding van de kinderopvang te monitoren en te stimuleren. Het richt zich daarbij op de landelijk opererende organisaties die gemeenten en kinderopvangorganisaties bijstaan bij de uitbreiding van de kinderopvang. De activiteiten van het Netwerkbureau zijn erop gericht de inspanningen van de landelijke organisaties te ondersteunen en de onderlinge afstemming te verbeteren. Geïnitieerd door VWS, voert het Netwerkbureau zijn opdracht onder eigen verantwoordelijkheid uit. De doelstelling van de Regeling Uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb) is het realiseren van een uitbreiding van 72.130 kindplaatsen voor 31 december 2002. Als nulmeting geldt voor de buitenschoolse opvang het aantal plaatsen op 31 december 1996 en voor de hele dagopvang het aantal plaatsen op 31 december 1998. De regeling is van toepassing op de formele kinderopvang, dat wil zeggen kinderopvang in kinderdagverblijven, centra voor buitenschoolse opvang en gastoudergezinnen. Uit onderzoek blijkt dat op dit moment ongeveer 30 % van de totale kinderopvang bij de formele opvang wordt afgenomen, ( Vyvoj, januari 2003: Trendonderzoek kinderopvang, nulmeting 2002). De rest wordt door ouders informeel geregeld door opvang bij familie, vrienden enzovoort. De einddatum van de Rkb: 31 december 2002, was gekoppeld aan de ingang van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (Wbk). De Rkb is uitgevoerd op basis van aanbodfinanciering. Dat wil zeggen dat het aantal plaatsen bepaald wordt door de financiële middelen die beschikbaar zijn. Door de invoering van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang ontstaat vraagfinanciering. Het aantal beschikbare plaatsen wordt dan vooral bepaald door de vraag van de ouders. Die ouders krijgen van de rijksoverheid een vergoeding voor de kosten voor kinderopvang als zij daarvoor conform de Wbk in aanmerking komen. Meer informatie over de Wbk staat op de website van het implementatiebureau: www.wbk.nl. In december 2001 is besloten dat de invoering van de Wbk uitgesteld wordt tot 1 januari 2004. Door het aflopen van de Rkb op 31 december 2002 wordt 2003 dus een overgangsjaar. Om ook in dat jaar de uitbreiding te stimuleren, zijn de volgende maatregelen getroffen: - Verlenging van de Rkb tot en met 31 december 2003. Hierdoor hebben gemeenten en kinderopvangorganisaties een jaar langer de tijd om de in het kader van de Rkb geplande uitbreidingen die op 31 december 2002 nog niet gerealiseerd waren, alsnog te verwezenlijken. - Extra middelen voor een uitbreiding van 10.000 extra plaatsen in 2003. - Een instandhoudingssubsidie voor 2003 om de in het kader van de Rkb gerealiseerde plaatsen in stand te kunnen houden.

Per 15 juli 2002 is kinderopvang overgegaan van het Ministerie van VWS naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Gemeenten hebben bij dat ministerie een aanvraag kunnen indienen voor het extra aantal plaatsen dat zij in 2003 willen realiseren. De gemeenten hebben half januari 2003 van het ministerie de definitieve toekenning van het aantal plaatsen ontvangen. De instandhoudingssubsidie is aan gemeenten uitgekeerd op basis van de taakstelling van de afzonderlijke gemeenten. Afrekening van deze subsidie zal plaatsvinden bij de afrekening van de Rkb op basis van het werkelijke aantal plaatsen in 2003. Deze rapportage bevat de inhoud en de resultaten van de derde meting. Meer gegevens over de uitbreiding, vooral die op gemeentelijk niveau kunt u vinden op de website van het Netwerkbureau: www.uitbreidingkinderopvang. nl/onderzoeksgegevens/monitoruitbreiding/resultaten/monitor2002 5 In bijlage 1 is per regio het aantal beschikbare plaatsen per 100 kinderen op 31 december 2002 weergegeven. Bij de start van de uitbreiding werden het vinden van voldoende huisvesting en personeel als mogelijke knelpunten gesignaleerd. Inmiddels is bekend dat ongeveer 45 % van de uitbreiding is ondergebracht in al bestaande accommodaties. Tussen december 2000 en december 2002 zijn 745 nieuwe vestigingen gerealiseerd. Het lijkt er dus op dat het knelpunt van de huisvesting grotendeels is opgelost. Door de sociale partners is berekend dat er 16.000 extra mensen nodig zouden zijn om de uitbreiding te kunnen realiseren. Onduidelijkheid over de feitelijke personeelsbehoefte was voor het Netwerkbureau aanleiding om daar vanaf september 2001 onderzoek naar te doen. In bijlage 2 vindt u de resultaten van dit onderzoek.

6 1 Het onderzoek 1.1 Monitoring Het onderzoek naar de uitbreiding in het kader van de Rkb is voor het eerst uitgevoerd in november 2000: de Monitor 2000. Het onderzoek is in oktober 2001 herhaald: de Monitor 2001. Het derde onderzoek in oktober 2002, de Monitor 2002, levert gegevens op over het aantal gerealiseerde plaatsen in 2002 en geeft de prognose voor het aantal nieuwe plaatsen in 2003. 1.2 Gegevensverzameling De Monitor Uitbreiding Kinderopvang wordt gehouden onder alle kinderopvangorganisaties die bij het Netwerkbureau bekend zijn, zowel gesubsidieerde als niet gesubsidieerde. In 2002 is gewerkt met het adressenbestand van de Monitor 2001, tussentijdse mutaties zijn verwerkt. Het bestand is aangevuld met de gegevens uit de startersonderzoeken die het Netwerkbureau in 2002 heeft laten uitvoeren. Bovendien is, om een zo compleet mogelijk bestand te genereren, het adressenbestand vergeleken met dat van Kintent, een van de grote bemiddelingsorganisaties. Organisaties uit dit bestand die in het bestand van het Netwerkbureau ontbraken, zijn toegevoegd. Bij het onderzoek voor de Monitor 2002 zijn 1226 kinderopvangorganisaties benaderd. Hiervan heeft 81 % de gevraagde gegevens aangeleverd. Deze hoge respons maakt dat de uitkomsten van het onderzoek zeer betrouwbaar zijn. Inmiddels blijkt dat de organisaties voor kinderopvang de Monitor kennen, de manier van enquêteren waarderen en het belang inzien van de gegevens die de onderzoeken opleveren. 1.3 Vraagstelling De enquête van 2002 is gebaseerd op de eerdere onderzoeken. Gevraagd is naar het aantal plaatsen per vestiging, uitgesplitst naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Nieuw is dat voor gastouderopvang gevraagd is naar de gemeente waarin de koppeling tot stand is gebracht en niet alleen naar de gemeente waarin het gastouderbureau is gevestigd. Voor gastouderbureaus is dit extra werk geweest. Het resultaat is dat gemeenten inzicht krijgen in de uitbreiding van gastouderopvang in hun gemeente. De vraagstelling over het aantal plaatsen is iets aangepast ten opzichte van die van 2001. Dat is gedaan omdat de Rkb in 2004 door het ministerie van SZW afgerekend moet worden op basis van gegevens van de gemeenten. De verwachting is dat de gemeenten de daarvoor benodigde gegevens zullen opvragen bij de organisaties voor kinderopvang. Om te voorkomen dat de kinderopvangorganisaties op verschillende manieren om ongeveer dezelfde gegevens wordt gevraagd, is de vraagstelling van de Monitor 2002 vergelijkbaar gemaakt met de wijze waarop destijds de gegevens voor de nulmeting zijn opgevraagd. De bij de nulmeting door het ministerie ge-

bruikte omrekenfactoren voor verlengde opvang zijn overgenomen in het onderzoek voor de Monitor 2002. De verwachting is dat de afrekenmethode zal aansluiten bij de nulmeting. 2 De resultaten 2.1 Inleiding In paragraaf 2.2 worden de resultaten op landelijk niveau gepresenteerd, in paragraaf 2.3 op regionaal niveau en in paragraaf 2.4 op gemeentelijk niveau. 7 2.2 Landelijk Op basis van de gegevens van de Monitor 2002 kan definitief geconcludeerd worden dat de doelstelling van de Rkb: het realiseren van 72.130 extra plaatsen voor eind 2002 is gehaald. Met een uitbreiding van bijna 18.500 plaatsen in 2002 komt het totaal aantal extra plaatsen op 78.790. Op 31 december 2002 is de totale capaciteit aan kinderopvang 172.653 plaatsen, de doelstelling was 166.000 plaatsen. In onderstaande tabel worden de uitkomsten van de monitor 2002 onder meer vergeleken met: - de nulmeting: - voor buitenschoolse opvang: het aantal plaatsen per 31 december 1996, - voor hele dagopvang: het aantal plaatsen per 31 december 1998; - de resultaten van de monitor 2001 en - de resultaten van de monitor 2002. In figuur 1 op pagina 8 zijn die resultaten en de verwachte capaciteit in 2003 grafisch weergegeven. De uitbreiding in 2002 is ten opzichte van 2001 wat vertraagd: in 2002 zijn bijna 18.500 plaatsen gerealiseerd en in 2001 waren dat er 28.000. Deze vertraging is deels te verklaren door het verlengen van de Rkb tot 31 december 2003. Organisaties voor kinderopvang en gemeenten zullen in plaats van voor 31 december 2002 te gaan zoeken naar noodoplossingen voor hun uitbreidingsplannen, die nu wat later (dus na 31 december 2002) uitvoeren. Tabel 1: Uitbreiding kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 2003 soort opvang nulmeting 1999 2000 2001 2002 2003* hele dagopvang 66.380 71.238 79.298 93.345 107.211 119.296 buitenschoolse opvang 19.278 32.438 37.642 49.458 54.995 61.260 gastouderopvang 8.208 8.775 9.252 11.387 10.447 10.628 totaal 93.866 112.451 126.192 154.190 172.653 191.184 * verwachte aantal plaatsen eind 2003

8 De totale capaciteit aan opvang is eind 2002 ruim 172.000 plaatsen. Voor kinderen van 0 tot 4 jaar zijn ruim 107.000 plaatsen hele dagopvang (HDO) beschikbaar. Een plaats HDO wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet. Dit betekent dat voor 1 op de 4 kinderen een plaats beschikbaar is. Voor kinderen van 4 tot 13 jaar zijn bijna 55.000 plaatsen buitenschoolse opvang (BSO) beschikbaar. Een plaats BSO wordt gemiddeld door 1,6 kinderen bezet. Er is dus voor 1 op de 20 kinderen een plaats beschikbaar (gebaseerd op Monitor 2002, CBS 1/1/2002 en SGBO 2000). Totaal HDO BSO 200 180 x 1000 GOB 160 140 120 100 80 60 40 20 0 Nul 1999 2000 2001 2002 2003 Figuur 1: Uitbreiding vanaf de nulmeting tot eind 2002 Flexibele, verlengde en bijzondere opvang Bij de opvang kan gekeken worden naar de wijze waarop de opvang wordt aangeboden. Bij flexibele opvang kunnen ouders wisselen wat betreft de dagen waarop wordt opgevangen en het aantal dagen opvang per periode (week of maand). Bij verlengde opvang wordt met ruimere openingstijden gewerkt. Bijzondere opvang wordt incidenteel, bijvoorbeeld bij ziekte (van ouder of kind) geboden. Ten opzichte van de gegevens van de Monitor 2001 is het aanbod aan flexibele, verlengde en bijzondere opvang nauwelijks veranderd. Volgens de gegevens van de Monitor 2002 wordt 5 % van het totale aanbod aan kinderopvang flexibel aangeboden. Het aanbod aan verlengde opvang in de hele dagopvang is 11 % van het totaal, 18 % van de buitenschoolse opvang wordt met ruimere openingstijden aangeboden. Slechts 0,3 % van het totale aanbod aan kinderopvang is 24-uursopvang, dat zijn ongeveer 500 plaatsen. Het aanbod aan bijzondere opvang is 1 % van het totaal.

Tabel 2: Overzicht resultaten startersonderzoek Starters Het Netwerkbureau heeft vanaf mei 2001 onderzoek laten doen naar het aantal nieuwe kinderopvangorganisaties: de starters, en hun aandeel in de uitbreiding. De resultaten daarvan staan in tabel 2. periode aantal starters aantal pl. HDO aantal pl. BSO aantal pl. GOB mrt - mei 2001 68 612 211 20 mei - dec 2001 59 751 387 8 jan - mrt 2002 30 399 191 8 apr - sep 2002 42 991 236 21 totaal 169 2753 1025 57 9 * opvangvorm: voor definities zie bijlage 2 Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de meeste starters kleinschalig beginnen, met 1 groep. De starters nemen gezamenlijk tot eind 2002 bijna 5 % van de totale uitbreiding voor hun rekening. 2.2.1 Afname groei buitenschoolse opvang en gastouderopvang De groei in de buitenschoolse opvang is in 2002 afgenomen. Vanaf de nulmeting tot december 2000 was de uitbreiding gemiddeld ruim 4500 plaatsen per jaar. In 2001 was de groei erg groot: een uitbreiding van ruim 11.000 plaatsen. In 2002 is deze groei gehalveerd tot 5500 plaatsen. De hele dagopvang is in 2002 ongeveer net zoveel toegenomen als in 2001: ongeveer 14.000 plaatsen. Op dit moment is er bij de buitenschoolse opvang onderbezetting op woensdag en vrijdag. Er is nog wel vraag naar buitenschoolse opvang op maandag, dinsdag en donderdag. Organisaties moeten zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden wat betreft accommodaties en personeel op hun piekdagen. Dat blijkt in de praktijk lastig te zijn. Het landelijke project Sport en Kinderopvang onderzoekt de mogelijkheden van het gebruik van bestaande of nieuw te realiseren sportaccommodaties en de inzet van menskracht uit de sportwereld in de buitenschoolse opvang. Meer info hierover is te vinden op: www.sportenkinderopvang.nl. De gastouderopvang is in 2002 ten opzichte van 2001 met ruim 8 % gedaald. Voorlopige verklaring is dat de kinderdagverblijven concurrent zijn geworden van de gastouderopvang. Ouders gebruiken gastouderopvang als tijdelijke oplossing totdat zij een plaats in een kinderdagverblijf hebben gevonden. Doordat er meer aanbod van kinderopvang is, is zo n tijdelijke opvang minder vaak nodig. Volgens de gastouderbureaus is het aanbod aan gastouders in 2002, in tegenstelling tot in 2001, weer toegenomen.

10 De zelfstandige gastouderbureaus, in 2002 zijn dat er 27, bemiddelen voor gemiddeld 156 koppelingen en zijn daarmee groter dan gastouderbureaus die onderdeel zijn van een kinderopvangorganisatie. Deze bemiddelen voor gemiddeld 129 koppelingen. De omvang van de zelfstandige gastouderbureaus is in 2002 met 2,5 % afgenomen, zij voorspellen wel een groei van 1,5 % in 2003. In 2002 zijn de niet-zelfstandige gastouderbureaus 1,5 % in omvang toegenomen; zij voorspellen een kleine groei van 1 % in 2003. 2.2.2 Kinderopvangorganisaties Uit de Monitor 2002 blijkt dat er in Nederland ruim 1200 organisaties voor kinderopvang zijn. Deze organisaties hebben in totaal ongeveer 3800 vestigingen. Tabel 3 geeft de grootte van de organisaties en hun marktaandeel weer. Tabel 3: De omvang van de organisaties en hun marktaandeel per 31-12-2002 1 2 t.e.m. 5 6 t.e.m. 10 11 t.e.m. 20 21 vestiging vestigingen vestigingen vestigingen vestigingen of meer aantal organisaties 59 % 28 % 6 % 4 % 3 % marktaandeel 16 % 24 % 14 % 18 % 28 % In vergelijking met de situatie in december 2000 is het aantal eenpitters ongeveer gelijk gebleven, maar hun marktaandeel is gedaald van 24 % naar 16 %. Het aantal grote organisaties met 11 of meer vestigingen is gelijk gebleven: 7 % van het totale aantal organisaties, evenals hun marktaandeel: 46 %. Het aantal organisaties met 6 tot 11 vestigingen is met 2 % toegenomen. Zij hebben hun marktaandeel vergroot van 9 % naar 14 %. Relatief gezien hebben zij het meest van de uitbreiding gerealiseerd. Vestigingen Het aantal vestigingen is tussen december 2000 en december 2002 met 745 toegenomen. Dat is minder dan de 842 nieuwe vestigingen die in 2000 verwacht werden. Opmerkelijk is dat 62 % van de in 2000 aangekondigde vestigingen niet tot stand is gekomen op de oorspronkelijk opgegeven locatie, maar op een andere. Per saldo blijkt dat 11 % van de nieuwbouwplannen is uitgevoerd. De gemiddelde omvang van een vestiging in 2002 is ten opzichte van 2000 nauwelijks veranderd. Een vestiging voor hele dagopvang heeft een omvang van gemiddeld 3 groepen met 36 kindplaatsen. Een vestiging voor buitenschoolse opvang heeft gemiddeld anderhalve groep met 30 kindplaatsen.

Tabel 4: Prognose van de groei in 2003 2.2.3 Prognoses Door de prognoses voor de groei in 2003 die nu gegeven worden, te vergelijken met de prognoses uit voorgaande jaren, blijkt dat een aantal organisaties die prognoses naar beneden hebben bijgesteld. soort opvang organisaties met organisaties met dezelfde of hogere prognose lagere prognose hele-dagopvang 69 % 31 % buitenschoolse opvang 62 % 38 % gastouderbemiddeling 47 % 53 % totaal organisaties 65 % 35 % 11 Uit tabel 4 blijkt dat eind 2002 het optimisme van de Monitor 2000 inderdaad niet helemaal is waargemaakt. Het aantal kindplaatsen blijkt uiteindelijk 17.000 kindplaatsen minder dan in 2000 door de kinderopvangorganisaties is voorspeld. Kaart 1 op pagina 13 geeft per regio in procenten aan hoeveel kindplaatsen op 31 december 2002 zijn gerealiseerd ten opzichte van de taakstelling. Tabel 5: Voorspelde en werkelijke omvang per 31-12-2002 soort opvang voorspelling voorspelling werkelijk voorspelling 2003 monitor 2000 monitor 2001 monitor 2002 monitor 2002 hele dagopvang 115.616 113.119 107.211 119.296 buitenschoolse opvang 61.978 61.545 54.995 61.260 gastouderopvang 12.070 12.022 10.447 10.628 totaal 189.664 186.686 172.653 191.184 Voor deze afname van de uitbreidingsplannen zijn meerdere verklaringen mogelijk. Op het moment van het onderzoek Monitor 2001 was nog niet bekend dat de Rkb verlengd zou worden tot eind 2003. Tijdens de meting van Monitor 2002 was duidelijk dat de Rkb eind 2003 afloopt. Kennelijk baseren de organisaties hun uitbreidingsplannen op de financieringsmogelijkheden van de Rkb. De uitbreidingsplannen in de periode na de Rkb zijn waarschijnlijk op de autonome groei, dus zonder stimuleringsgelden, gebaseerd. Een aanvullende verklaring kan zijn dat ondernemers voorzichtiger worden in hun uitbreidingsplannen door het dichter bij elkaar komen van de vraag naar kinderopvang en het beschikbare aanbod. 2.3 Regionaal Ten opzichte van de voorspelling in 2001 is landelijk gezien de werkelijk gerealiseerde uitbreiding ongeveer 8 % lager. Opvallend is dat tegen de eerder genoemde trend van vertraging in, de regio s Flevoland, Gooi- en Eemland, West-Brabant, Zeeland, Zwolle en Groningen meer plaatsen hebben gerealiseerd dan in 2001 werd voorspeld.

12 De regio die ten opzichte van de verwachting in 2001 het meest afwijkt in negatieve zin is Zuid-Limburg. Hier zijn twee verklaringen voor. Allereerst is bekend dat in deze regio niet alle organisaties gegevens hebben aangeleverd. De werkelijke uitbreiding is dus hoger, niet bekend is hoeveel. De tweede verklaring is de ten opzichte van 2001 gewijzigde verdeling van de gastouderopvang. Hierdoor is de gastouderopvang van een groot gastouderbureau in deze regio verdeeld naar de gemeenten waar de gastouderopvang plaatsvindt en die liggen voor een deel buiten de regio. Dit heeft een afname van het aantal plaatsen in de regio ten opzichte van 2001 tot gevolg. Andersom geredeneerd kan men ook zeggen dat de uitbreiding die in 2001 is weergegeven eigenlijk te hoog was. De gewijzigde verdeling van de gastouderopvang heeft in nog een paar regio s dit effect, bijvoorbeeld in de regio s Rotterdam en Noord-Holland. 2.4 Gemeentelijk Voor de gemeenten zijn de gegevens van de nulmeting, de taakstelling, het aantal plaatsen in 1999, 2000, 2001 en 2002 en de prognose voor 2003 te vinden op de website van het Netwerkbureau: www.uitbreidingkinderopvang. nl/onderzoeksgegevens/monitoruitbreiding/resultaten/monitor 2002. Als we de prognose die in 2000 werd gegeven voor het aantal plaatsen in 2002 vergelijken met de werkelijke aantallen kindplaatsen in 2002 (zie tabel 6) valt op dat er in de kleinste gemeenten (minder dan 10.000 inwoners) en in de grote gemeenten (100.000-230.000 inwoners) meer is uitgebreid dan voorspeld. Met name de inhaalslag van de kleinste gemeenten, die vaak voor deze uitbreidingsregeling nog geen kinderopvang hadden, is aanzienlijk groter dan voorspeld werd. Tabel 6: Vergelijking voorspelde en werkelijke groei van de kinderopvang per gemeenteklasse Omvang gemeente voorspelde groei werkelijke groei volgens Monitor 2000 volgens Monitor 2002 < 10.000 166 % 187 % 10.000-20.000 175 % 140 % 20.000-50.000 168 % 168 % 50.000-100.000 145 % 144 % 100.000-230.000 153 % 170 % Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht 140 % 132 % totaal 155 % 150 % Volgens de gegevens van deze laatste meting zijn er nog 23 gemeenten van de in totaal 496 waar geen kinderopvang is. Van twee gemeenten is bekend dat daar wel kinderopvang wordt aangeboden, maar daarvan zijn geen gegevens bekend. De overige behoren tot de kleine gemeenten. Ook in 2002 heeft gemeentelijke herindeling plaatsgevonden. Bij de presentatie van de gegevens wordt uitgegaan van de actuele situatie. In twee gevallen heeft de herindeling de grenzen van de regio s overschreden, de gegevens op regioniveau zijn aangepast, de regiogrenzen niet.

Kaart 1: Het aantal kindplaatsen op 31 december 2002 ten opzichte van de taakstelling 13 120,21 107,86 99,52 101,48 116,05 111,60 135,28 105,15 108,90 96,24 142,58 102,15 82,61 99,42 87,18 99,04 131,09 92,59 105,68 90,04 68,37

14 3 Conclusies - In 2002 zijn er 18.500 extra plaatsen bijgekomen, het totaal aantal plaatsen is nu 172.653. - De Regeling (Rkb) is dus tot dusver geslaagd. De Monitor 2002 bevestigt dat de voorgenomen uitbreiding met 72.130 plaatsen per 31 december 2002 ruim gehaald is; er zijn in totaal 78.790 nieuwe plaatsen gerealiseerd. - De werkelijk gerealiseerde uitbreiding in 2002 is vertraagd ten opzichte van de in 2001 voorspelde uitbreiding. De verwachting is dat die in 2003 alsnog tot stand zal komen, uitstel dus en geen afstel. - De organisaties voor kinderopvang geven aan dat zij in 2003 nog ruim 18.000 extra plaatsen zullen realiseren. - De regio s die eerder achterbleven bij het realiseren van de voorgenomen uitbreiding vertonen in 2002 een inhaalslag. - Opvallend is dat de buitenschoolse opvang minder is uitgebreid dan in 2002 werd voorspeld, ook in verhouding met de hele dagopvang. - Gastouderopvang is in absolute zin afgenomen in 2002 ten opzichte van 2001. - De kleinste gemeenten hebben relatief gezien de grootste uitbreiding gerealiseerd. - Het marktaandeel (45 %) van de grootste kinderopvangorganisaties met meer dan 11 vestigingen, is gedurende de uitbreidingsregeling nauwelijks gewijzigd. - De middelgrote organisaties hebben hun marktaandeel vergroot van 30 % naar 38 % ten koste van de eenpitters. Het aantal eenpitters blijft overigens ongeveer gelijk. Het aandeel van de starters in de uitbreiding is ongeveer 5 %. Na 2003 De organisaties voor kinderopvang zijn voorzichtig met hun uitbreidingsplannen na 2003. Daarvoor kunnen drie mogelijke oorzaken worden genoemd: - het wegvallen van subsidie voor uitbreiding; - onzekerheid over de situatie onder het regime van de Wbk en - onzekerheid over ontwikkelingen in de vraag naar kinderopvang.

Bijlage 1: Aantal plaatsen per 100 kinderen 15 Kaart 2: Het aantal plaatsen hele-dagopvang op 31 december 2002 per 100 kinderen van 0-4 jaar NB: iedere plaats wordt gemiddeld door 1,8 kind bezet. 7,68 13,58 9,08 9,73 20,28 13,28 8,68 20,63 11,93 16,27 14,98 11,10 13,30 7,87 12,57 8,85 14,21 10,24 12,27 10,14 8,44 Aantal kinderen per 1/1/2002, bron CBS

16 Kaart 3: Het aantal plaatsen buitenschoolse opvang op 31 december 2002 per 100 kinderen van 4-13 jaar NB: iedere plaats wordt gemiddeld door 1,6 kind bezet. 3,60 2,71 3,19 2,89 2,60 5,16 4,81 4,31 3,62 1,96 6,34 3,97 3,79 1,79 2,78 2,81 3,52 2,30 2,69 2,35 2,35 Aantal kinderen per 1/1/2002, bron CBS

Bijlage 2: Personeel 17 Berekend is dat, om de totale uitbreiding van 72.130 plaatsen te kunnen realiseren, 16.000 nieuwe mensen nodig zijn die gemiddeld 24 uur per week werken. Dit aantal komt bij het aantal dat nodig is voor het opvullen van het verloop binnen de al bestaande arbeidsplaatsen. Halverwege 2001 was er onduidelijkheid over de werkelijke personeelsbehoefte binnen de kinderopvang. Dit was voor het Netwerkbureau aanleiding om daar onderzoek naar te doen. Inmiddels zijn drie metingen gedaan. Het betreft een representatieve landelijke steekproef: bij grote en kleine organisaties, in grote en kleine steden, in stedelijke en niet stedelijke gebieden en in de hele dagopvang en de buitenschoolse opvang. Tabel 7: Behoefte aan personeel in de kinderopvang sept. 2001 febr. 2002 okt. 2002 aantal medewerkers 35.000 38.000 40.000 vacatures voor nieuwe arbeidsplaatsen 577 368 305 vacatures voor bestaande arbeidsplaatsen 1.376 1.433 1.523 totaal aantal vacatures 1.953 1.801 1.828 in procenten 5,5 % 4,7 % 4,6 % Uit de onderzoeken blijkt dat de vacatures in nieuwe vestigingen makkelijker zijn te vervullen dan in bestaande centra. Leidsters vinden het aantrekkelijk om in een nieuwe centrum te werken en hun eigen groep te hebben. Uit de Monitoren 2001 en 2002 blijkt dat met name in de kleine kernen veel nieuwe kinderopvang is gerealiseerd. Leidsters verkorten hun reistijd door in hun eigen woonomgeving te gaan werken. Vacatures voor hele dagopvang zijn makkelijker te vervullen dan die voor buitenschoolse opvang. De gemiddelde vacature voor hele dagopvang heeft een omvang van 25,5 uur en staat 7 weken open. Voor buitenschoolse opvang wordt gemiddeld een contract van 22 uur aangeboden en duurt het 11 weken voordat de vacature is vervuld. Van de in de onderzoeken ondervraagde vestigingsmanagers verwacht 25 % binnen een half jaar vacatures te hebben en 40 % verwacht daarbij problemen te krijgen. Regionale verschillen Uit de onderzoeken blijkt dat de personeelsbehoefte per regio erg verschilt. Voor een regionale vergelijking is Nederland hier ingedeeld in drie regio s: Noord-oost: Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Flevoland West-midden: Noord- en Zuid-Holland, Utrecht Zuid: Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland, Limburg.

18 Uit de meting in oktober 2002 blijkt dat de behoefte aan personeel, uitgedrukt in het gemiddeld aantal te vervullen vacatures per vestiging, in de zuidelijke regio het laagst is, zowel voor groepsleidsters hele dagopvang als buitenschoolse opvang. Een op de negen vestigingen heeft een of meer vacatures. Voor buitenschoolse opvang zijn bijna geen vacatures gemeld. In de noordoostelijke regio heeft een op de zes vestigingen een of meer vacatures. De vacatureduur is voor hele dagopvang 4 weken en voor buitenschoolse opvang 7 weken. In de regio west-midden heeft iets meer dan een op de vier vestigingen één of meer vacatures. De vacatureduur is voor hele dagopvang ruim 8 weken en voor buitenschoolse opvang 13 weken. Als de personeelsbehoefte in de vier grote steden gezamenlijk wordt vergeleken met die in de rest van Nederland, blijkt dat de vacatureduur in de grote steden anderhalf maal zo lang is als in de rest van het land. In de vier grote steden zijn duidelijk meer vacatures en met name vacatures voor bestaande arbeidsplaatsen. BBL-ers Voor de instroom van nieuw personeel in de kinderopvang kan, behalve onder gediplomeerde SPW-3 leidsters, ook gezocht worden onder herintreders en/of zij-instromers. Voor deze groep zijn en worden speciale, verkorte trajecten ontwikkeld. Dit zijn de (verkorte) BBL-routes, de beroepsbegeleidende leerweg. Uit het onderzoek blijkt dat inmiddels 43 % van de kinderopvangorganisaties met BBL-ers werkt. Ondertussen hebben kinderopvangorganisaties de groepsleidster in opleiding geaccepteerd als werknemer en als een van de oplossingen voor hun personeelsbehoefte. De hoeveelheid en de mate waarin BBL-ers worden ingezet, verschilt sterk per organisatie. In totaal waren 3200 BBL-ers in oktober 2002 aan het werk, 8 % van het totaal aantal leidsters.