Gemeente Den Haag rv 229 Gemeentelijke Belastingdienst GBD/2004.24467 RIS 121988_ 041210 RIS121988_13-DEC-2004 Den Haag, 16 november 2004 Aan de gemeenteraad Wijziging Legesverordening 1998. In het raadsvoorstel 156/2004 inzake de tariefsaanpassing van de Legesverordening 1998 in het kader van de begroting 2005 hebben wij reeds aangekondigd dat voor een aantal tarieven een separaat voorstel zou volgen. De reden hiervoor is gelegen in het feit, dat deze tarieven voor een deel zijn opgebouwd uit een tarief in een hogere regelgeving (rijkscomponent in het tarief). Van deze gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om ook andere aanpassingen cq tariefswijzigingen mee te nemen. Hoofdstuk 3 Burgerlijke stand Het tarief voor het bij wijze van een op naam gesteld abonnement verstrekken van inlichtingen door middel van wekelijks uit te geven lijsten vermeldende de namen van degenen die in een week aangifte hebben gedaan van hun voornemen om een huwelijk of een partnerschap aan te gaan en de door hen opgegeven adressen, kan komen te vervallen, aangezien dit in de praktijk niet voor komt. Hoofdstuk 5 Bouwvergunningen Uitgangspunt bij de leges is dat de legesopbrengsten kostendekkend zijn, hetgeen betekent dat er een evenwicht bestaat tussen de begrote inkomsten en de begrote lasten. Op basis van de Haagse en landelijke bouwprognoses heeft een analyse plaatsgevonden van de ontwikkeling van zowel de begrote legesopbrengsten als de begrote apparaatlasten over de jaren 2004 en verder. De uitkomst hiervan is de tarieven bouwleges kunnen dalen. Voorgesteld wordt de tarieven voor het belastingjaar 2005, conform het collegebesluit van 2 juli 2004, met 5% te verlagen. Hoofdstuk 7 Reisdocumenten Het rijk acht een stijging van het gemeentelijk legesdeel met 3,75% toelaatbaar. De algemene trendmatige verhoging voor 2005 is in de gemeente Den Haag bepaald op 0,8%. Voor de dienstverlening op het gebied van reisdocumenten is het niet mogelijk om te volstaan met een stijging van 0,8%, omdat de werkzaamheden verband houdend met de aanmaak en uitreiking van reisdocumenten evenals in de rest van Nederland toenemen, bijvoorbeeld op het terrein van beveiliging en fraude(preventie). De door het Rijk toegestane verhogingen zijn gebaseerd op berekeningen van de werkelijke kosten. Voorgesteld wordt de tarieven aan te passen naar de door het Rijk aangegeven maximaal toegestane bedragen. Voor het paspoort en identiteitskaart betekent dit een stijging met 2,5%, de bijschrijving van een kind en de kindersticker stijgen met 4,1%. Voor de overige tarieven, bestaande uitsluitend rijksleges, wordt voorgesteld het nieuwe bedrag aan rijksleges in rekening te brengen, hetgeen een stijging is van 3,75% Met het voorstel komen de tarieven voor reisdocumenten op het niveau van de meeste gemeenten in Nederland. De gemeentelijke meeropbrengst bedraagt naar verwachting 90.000,- Hoofdstuk 8 Rijbewijzen De tarieven voor de spoedleges kunnen door de aangepaste werkwijze bij de Dienst Burgerzaken (het nieuwe bevolkingssysteem) vervallen. Voorgesteld wordt om het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs te verhogen met 1,10%. Deze boventrendmatige verhoging wordt veroorzaakt door het feit, dat naast de verhoging van de gemeentelijke component (0,8%) de kostenstijging van de Rijksdienst Wegverkeer (0,3%) rechtstreeks in het tarief wordt doorberekend. De verwachte meeropbrengst bedraagt 8.000,-. Grondslag voor de tariefberekening Op de Legesverordening 1998 is het gestelde in artikel 229b van de Gemeentewet van toepassing. Daarin wordt bepaald, dat de tarieven in een retributieverordening zodanig moeten worden vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten terzake. Dit houdt in dat maximaal de lasten die verband houden met de dienstverlening verhaald kunnen worden. Tot de lasten mogen ook worden gerekend bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa. Ook de BTW-component in de kosten die de gemeente doorberekent in het tarief, maar vanaf 1 januari 2003 vergoed krijgt via het BTW-compensatiefonds, mag als last opgevoerd worden. 1
Toe te rekenen kosten moeten een relatie hebben met de dienstverlening en niet nagenoeg geheel (voor meer dan 90%) andere doeleinden dienen. Kosten die dus voor minder dan 10% samenhangen met de dienstverlening, kunnen niet worden toegerekend. Van de kosten die meer dan 10% samenhangen met de dienstverlening, kan dat samenhangende gedeelte volledig worden toegerekend. De kosten die aan een bepaalde retributie worden toegerekend moeten op controleerbare wijze worden vastgelegd. Dit vastleggen vindt plaats in de begroting. Voor toerekening komen in aanmerking de kosten die rechtstreeks met de dienstverlening samenhangen (directe kosten) en de kosten waarvoor dit niet geldt (indirecte kosten), maar die wel in enig verband daarmee staan. Voor de leges gaat het onder andere om de volgende directe kosten: directe loonkosten, directe kapitaalslasten (rente en afschrijving van de investeringen), kosten voor exploitatie en periodiek onderhoud en bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa. Toe te rekenen indirecte kosten zijn onder andere de kosten van ondersteuning (secretariaat) en management ten behoeve van voor de dienstverlening verrichte werkzaamheden, huisvestingskosten en kosten salarisadministratie. Ingevolge het bepaalde in artikel 229b van de Gemeentewet is het niet toegestaan om onder andere kosten voor plan- en beleidsvoorbereiding, kosten voor inspraak-, bezwaaren beroepsprocedures toe te rekenen. Bij het bepalen van de hoogte van het tarief worden deze kosten buiten aanmerking gelaten. Financiële consequenties Naar wij verwachten zal uit de voorgestelde tariefberekening van de Dienst Burgerzaken een meeropbrengst voortvloeien van circa 98.000. Bekendmaking Voor het in werking treden moeten de belastingverordeningen op voorgeschreven wijze worden bekendgemaakt. Minima Wij merken op, dat een en ander slechts beperkte consequenties heeft voor de financiële positie van de minima. Gezien het vorenstaande stellen wij u voor het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, Gelet op de artikelen 216 en 229, eerste lid, aanhef, onderdelen a en b van de Gemeentewet, Besluit: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van leges (legesverordening 1998) Artikel I A. In hoofdstuk 3 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 1998 vervalt onderdeel 3.4.4. B. Hoofdstuk 5 met uitzondering van de onderdelen 5.12 tot en met 5.12.3 en 5.17.1 tot en met 5.17.2.1 en de hoofdstukken 7 en 8 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 1998 worden vervangen door: HOOFDSTUK 5 BOUWVERGUNNINGEN Bouwkosten 5.1 Het bedrag van de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk, bedoeld in de onderdelen 5.2 tot en met 5.5, wordt vastgesteld op de aanneemsom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), echter inclusief omzetbelasting. Tarief Ter vergelijking: bestaande tarieven 2
Voorzover de aanneemsom ontbreekt, wordt het bedrag van de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk, bedoeld in de onderdelen 5.2 tot en met 5.5, vastgesteld op een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is gewijzigd of vervangen waarbij van toepassing is het bepaalde onder 3.2 van dit normblad inclusief omzetbelasting. Bouwvergunningen 5.2.0 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (reguliere bouwvergunning): 19,95 promille 21 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 107,78 113,45 5.2.0.1 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor de eerste fase, in het geval de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet overeenkomstig artikel 56a van de Woningwet in twee fasen wordt ingediend 7,481 promille 7,875 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met 5.2.0.2 een minimum van Het tarief bedraagt terzake van het in 107,78 113,45 behandeling nemen van een aanvraag voor de tweede fase, in het geval de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet overeenkomstig artikel 56a van de Woningwet in twee fasen wordt ingediend 12,469 promille 13,125 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 107,78 113,45 5.2.1 Indien de aanvraag als bedoeld in onderdeel 5.2.0 of 5.2.0.1 betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend met toepassing van artikel 11, 15, 16, 17 of 19, tweede lid, indien geen verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van de provincie nodig is, of derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of artikel 50, zesde lid van de Woningwet, dan wel een combinatie van twee of meer van deze bepalingen, wordt het overeenkomstig onderdeel 5.2.0 of 5.2.0.1 berekende bedrag verhoogd met 215,55 226,89 5.2.2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor vergunning moet worden verleend met toepassing van 3
artikel 19, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, indien vooraf een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van de provincie nodig is, of artikel 50, vijfde lid van de Woningwet, dan wel een combinatie van twee of meer van deze bepalingen, wordt het overeenkomstig onderdeel 5.2.0 of 5.2.0.1 berekende bedrag verhoogd met een bedrag berekend naar 6,65 promille 7 promille 5.2.3 vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk berekend over elk geheel bedrag van _ 50,00 met een minimum van Indien de aanvraag als bedoeld in onderdeel 215,55 226,89 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2 of 5.4.1 betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend voor het hebben onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van kabels, leidingen en spoorstaven alsmede afzettingen, tenten, steigers, bouwmaterialen en dergelijke voor de uitvoering van het bouwplan, onderhouds- en/of renovatiewerkzaamheden en dergelijke, wordt het overeenkomstig onderdeel 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2 of 5.4.1 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.1, of 5.2.2 dan wel de onderdelen 5.4.1, 5.4.2 of 5.4.3 berekende bedrag verhoogd met een bedrag berekend naar 1,9 promille 2 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk met een minimum van 64,87 68,28 5.2A Indien eerst, nadat een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet (bouwvergunning) dan wel in artikel 44, tweede lid van de Woningwet (lichte bouwvergunning) in behandeling is genomen, blijkt dat tevens een vergunning moet worden verleend voor het hebben onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van kabels, leidingen en spoorstaven alsmede afzettingen, tenten, steigers, bouwmaterialen en dergelijke, bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor laatstgenoemde vergunning vast- 2 promille 2 promille gestelde bedrag van de kosten van dat uit te 5.3 voeren bouwwerk met een minimum van Het tarief bedraagt terzake van het in behande- 68,83 68,28 ling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een nadere vergunning in verband met het afwijken van het bouwplan, waarvoor een bouwvergunning als bedoeld in onderdeel 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.1 of 5.2.2 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.3 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.1 of 5.2.2 en 5.2.3 werd verleend: een bedrag berekend op de wijze als in onderdeel 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.1 of 5.2.2 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.3 dan wel de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.0.2, 5.2.1 4
of 5.2.2 en 5.2.3 bepaald, naar het tarief van en verminderd met de voor de oorspronkelijke vergunning berekende leges, met dien verstande, dat in elk geval 215,55 226,89 is verschuldigd en dat geen restitutie van de voor de oorspronkelijke vergunning betaalde leges plaatsvindt; Lichte bouwvergunning 5.4.1 Het tarief bedraagt terzake van het in het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 44, tweede lid van de Woningwet (lichte bouwvergunning) 9,975 promille 10,5 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 53,91 56,75 5.4.2 Indien de aanvraag als bedoeld in onderdeel 5.4.1 betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend met toepassing van artikel 11, 15, 16, 17 of 19, tweede lid, indien geen verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van de provincie nodig is, of derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of artikel 50, zesde lid van de Woningwet, dan wel een combinatie van twee of meer van deze bepalingen, wordt het overeenkomstig onderdeel 5.4.1 berekende bedrag verhoogd met 215,55 226,89 5.4.3 Indien de aanvraag als bedoeld in onderdeel 5.4.1 betrekking heeft op een bouwplan waarvoor vergunning moet worden verleend met toepassing van artikel 19, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, indien vooraf een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van de provincie nodig is, of artikel 50, vijfde lid van de Woningwet, wordt het overeenkomstig onderdeel 5.4.1 berekende bedrag verhoogd met een bedrag berekend naar vast- 6,65 promille 7 promille gestelde bedrag van de kosten van het uit te voeren bouwwerk berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 215,55 226,89 5.4.4 Het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een nadere vergunning in verband met het afwijken van het bouwplan waarvoor een lichte bouwvergunning als bedoeld in onderdeel 5.4.1, 5.4.2 of 5.4.3 werd verleend: een bedrag berekend op de wijze als in onderdeel 5.4.1, 5.4.2 of 5.4.3 bepaald, naar het tarief van en verminderd met de voor de oorspronkelijke vergunning berekende leges, met dien verstande dat in elk geval 107,78 113,45 is verschuldigd en dat geen restitutie van de voor de oorspronkelijke vergunning betaalde leges plaatsvindt. Gedoogvergunningen 5.5 Het tarief bedraagt terzake van het in het afgeven van een mededeling dat de 5
bouw welke zonder vergunning is aangevangen of heeft plaatsgevonden wordt gedoogd, het in onderdeel 5.2.0 of 5.2.0 en 5.2.1 of 5.2.0 en 5.2.2 of 5.2.0 en 5.2.3 of 5.4.1 of 5.4.1 en 5.4.2 of 5.4.1.en 5.4.3 genoemde promillage verhoogd met 47,5 procent 50 procent vastgestelde bedrag van de kosten van het uitgevoerde bouwwerk berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 390,56 411,12 wanneer onderdeel 5.2.0 van toepassing is en met een minimum van wanneer de onderdelen 5.2.0 en 5.2.1 van 1.131,61 1.191,17 toepassing zijn en met een minimum van wanneer de onderdelen 5.2.0 en 5.2.2 van 1.131,61 1.191,17 toepassing zijn en met een minimum van wanneer de onderdelen 5.2.0 en 5.2.3 van 13,37 14,07 toepassing zijn en met een minimum van wanneer onderdeel 5.4.1 van toepassing is 195,27 205,55 en met een minimum van 565,82 595,60 wanneer de onderdelen 5.4.1 en 5.4.2 van toepassing zijn en met een minimum van 565,82 595,60 wanneer de onderdelen 5.4.1 en 5.4.3 van toepassing zijn. Overschrijven bouwvergunning 5.6 Het tarief bedraagt terzake van het in het overschrijven van een bouwvergunning, als bedoeld in artikel 10.3 van de Bouwverordening gemeente Den Haag, op naam van een ander dan degene op wiens naam de vergunning is gesteld 38,02 40,02 5.7 Het tarief bedraagt terzake van het in het verlengen van de termijn van instandhouding, als bedoeld in artikel 45 van de Woningwet 38,02 40,02 Vergunning aanleg pad 5.8 (Vervallen) Aanlegvergunning 5.9 Het tarief bedraagt terzake van het in het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (aanlegvergunning) al dan niet gevolgd door het verlenen van een zodanige vergunning 215,55 226,89 Vrijstelling bestemmingsplan 5.10 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van vrijstelling van het geldende bestemmingsplan, zonder dat er sprake is van een aanvraag om een reguliere vergunning of een vergunning eerste fase 6
of tweede fase of van een lichte bouwvergunning of een aanlegvergunning, welke moet worden verleend met toepassing van artikel 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 215,55 226,89 Inzage 5.11 Het tarief bedraagt terzake van het in het verlenen van inzage in: 5.11.1 de bescheiden van een bestaand bouwwerk bestaande uit bouwvergunning met tekeningen 9,51 10,01 5.11.2 een situatietekening 4,76 5,01 Sloopvergunning 5.13 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Bouwverordening gemeente Den Haag (sloopvergunning) al dan niet gevolgd door het verlenen van een zodanige vergunning 33,25 promille 35 promille vastgestelde bedrag van de kosten van het slopen van het betrokken bouwwerk, berekend over elk geheel bedrag van 50,00 met een minimum van 255,21 268,64 Beginseluitspraken 5.14.1 Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot het verkrijgen van een beginseluitspraak: 5.14.1.1 15 procent van van het op de aanvraag, als bedoeld in 19,95 promille 21 promille de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.1, 5.2.2 aangegeven bedrag van de bouwkosten met een minimum van 107,78 113,45 5.14.1.2 30 procent van 9,975 promille 10,5 promille van het op de aanvraag, als bedoeld in de onderdelen 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3 aangegeven bedrag van de bouwkosten 5.14.2 met een minimum van De op grond van het bepaalde in onderdeel 53,91 56,75 5.14.1.1 en 5.14.1.2 geheven leges worden in mindering gebracht op de leges die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.1, 5.2.2, 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3; 5.14.3 Indien een vergunning als bedoeld in de onderdelen 5.2.0, 5.2.0.1, 5.2.1, 5.2.2, 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3 niet wordt aangevraagd of te laat wordt aangevraagd bestaat geen aanspraak op restitutie van de geheven leges. Vaststelling werkelijke bouwkosten/sloopkosten 5.15.1 Indien terzake van een vergunning, als bedoeld in de onderdelen 5.2.0 tot en met 5.3 alsmede in de onderdelen 5.4.1 tot en met 5.4.3, de werkelijke bouwkosten na het gereedkomen van de bouw afwijken van het op de voet van onderdeel 5.1 vastgestelde bedrag, zijn over het verschil afzonderlijke leges verschuldigd. Het verschuldigde bedrag wordt berekend door op de werkelijke bouwkosten het desbetreffende tarief toe te passen en vervolgens de reeds geheven leges als voorheffing in mindering te brengen. 7
5.15.2 Indien terzake van een vergunning, als bedoeld in onderdeel 5.13, de werkelijke sloopkosten na het gereedkomen van de sloop afwijken van het op de voet van onderdeel 5.1 vastgestelde bedrag, zijn over het verschil afzonderlijke leges verschuldigd. Het verschuldigde bedrag wordt berekend door op de werkelijke sloopkosten het desbetreffende tarief toe te passen en vervolgens de reeds geheven leges als voorheffing in mindering te brengen. Ontheffing 5.16.1 Leges, geheven ingevolge het onderdeel 5.2.0 worden indien de aanvraag om de vergunning wordt geweigerd dan wel ongebruikt gelaten, op aanvraag terruggegeven tot de helft van het terzake verschuldigde bedrag, met dien verstande dat tenminste het minimumbedrag verschuldigd blijft. 5.16.2 Leges, geheven ingevolge het onderdeel 5.2.0.2 worden indien de aanvraag om de vergunning wordt geweigerd dan wel ongebruikt gelaten, op aanvraag terruggegeven tot vier vijfde van het terzake verschuldigde bedrag, met dien verstande dat tenminste het minimumbedrag verschuldigd blijft. 5.16.3 Leges, geheven ingevolge de onderdelen 5.2.1 tot en met 5.3 worden indien de aanvraag om vergunning wordt geweigerd dan wel ongebruikt gelaten, op aanvraag teruggegeven tot de helft van het terzake verschuldigde bedrag, met dien verstande dat tenminste het minimumbedrag verschuldigd blijft. 5.16.4 Leges, geheven ingevolge de onderdelen 5.4.1, 5.4.2, 5.4.3 worden indien de aanvraag om de vergunning wordt geweigerd dan wel ongebruikt gelaten, op aanvraag terruggegeven tot de helft van het terzake verschuldigde bedrag, met dien verstande dat tenminste het minimumbedrag verschuldigd blijft. 5.16.5 Leges, geheven ingevolge de onderdelen 5.2.0 tot en met 5.3 worden indien de aanvraag om de vergunning wordt ingetrokken binnen twee weken na het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, teruggegeven tot drie vierde van het terzake verschuldigde bedrag, met dien verstande dat ten minste het minimumbedrag verschuldigd blijft. HOOFDSTUK 7 REISDOCUMENTEN 7.1 Het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag: 7.1.1 tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument vreemdelingen 38,83 37,87 7.1.2 tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort bedoeld in onderdeel 7.1.1 (zakenpaspoort) 43,41 42,38 7.1.3 tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteiten-paspoort) 38,83 37,87 8
7.1.4 tot het bijschrijven van een kind in een reisdocument als bedoeld in de onderdelen 7.1.1, 7.1.2 en 7.1.3 direct bij de aanvraag van dit nieuwe reisdocument 8,06 7,74 7.1.5 tot het bijschrijven van een kind middels een bijschrijvingssticker in een reeds uitgegeven 7.1.6 reisdocument als bedoeld in de onderdelen 7.1.1, 7.1.2 en 7.1.3 (vervallen) 18,80 18,06 7.1.7 tot het verstrekken van een Nederlandse iden- 7.1.8 titeitskaart tot het verstrekken van een reisdocument, 31,26 30,48 7.2.1 indien aan de aanvrager reeds eerder een reisdocument werd verstrekt, welk document bij de aanvraag niet compleet kan worden overgelegd, de terzake verschuldigde leges verhoogd met De tarieven als genoemd in de onderdelen 31,64 31,39 7.1.1 tot en met 7.1.3 alsmede in onderdeel 7.1.7 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van 39,51 38,08 7.2.2 Het tarief als genoemd in onderdeel 7.2.1 wordt bij een gecombineerde spoedlevering van een nieuw reisdocument als bedoeld in de onderdelen 7.1.1 tot en met 7.1.3 en het bijschrijven van een of meer kinderen als bedoeld in onderdeel 7.1.4 slechts een keer per reisdocument berekend. 7.2.3 Het tarief als genoemd in onderdeel 7.1.5 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag per bijschrijvingssticker van 18,80 18,12 HOOFDSTUK 8 RIJBEWIJZEN 8.1 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag: 8.1.1 tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen 8.1.2 van een rijbewijs tot het verkrijgen van gegevens uit het 43,35 42,88 Centraal Register Rijbewijzen 10,05 9,97 8.2 Indien aan de aanvrager reeds eerder een rijbewijs werd verstrekt, welk document bij de aanvraag niet compleet kan worden overlegd, wordt het tarief als bedoeld in onderdeel 8.1.1 verhoogd met 31,64 31,39 Artikel II 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005, met dien verstande dat de bepalingen welke op grond van deze verordening worden gewijzigd van kracht blijven voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De griffier, De voorzitter, Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, D.M.F. Jongen. De burgemeester W.J. Deetman. 9