Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn)



Vergelijkbare documenten
Stichting Personeelspensioenfonds Cordares. Actuariële en bedrijfstechnische nota

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

Reglement Versleepregeling

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Aanvullend reglement

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Pensioenreglement. Vastgesteld door het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds APG op 13 december Ingangsdatum: 1 januari 2014

Actuariële en bedrijfstechnische nota

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Samenvatting DEPF reglementen

Reglement Verantwoordingsorgaan

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

Pensioenreglement. Stichting Personeelspensioenfonds APG. Vastgesteld door het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds APG op

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

voor de beleggingscommissie van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (hierna: SPV).

Stichting IKEA Pensioenfonds. Reglement Verantwoordingsorgaan

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Tabellenboek Stichting Pensioenfonds ING. Geldig vanaf

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Profielschets voor lid verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds DuPont Nederland

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V.

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017

HERSTELPLAN 31 maart 2009

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Artikel 1 - Definities

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn) Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

Profielschets voor lid verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Chemours Nederland

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Reglement van het Verantwoordingsorgaan. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland. Reglement intern toezicht. In werking

Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij, statutair gevestigd te Enschede, hierna te noemen: "het Fonds"

Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Reglement Verantwoordingsorgaan

BeterExcedent. Pensioenregeling 2015

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: Uw partner Y. Partner Geboren op: 5 februari 1975

Stichting Pensioenfonds Xerox

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Communicatiekalender 2017 en 2018

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Januari 2018

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht 2017 Uitkeringsovereenkomst

Aanvullend reglement

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

BeterExcedent. Pensioen Werknemer 2015

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Stichting Pensioenfonds. voor. Verloskundigen

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Nota, waarin het beleid van het fonds op alle relevante gebieden beschreven wordt.

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Personeelspensioenfonds APG

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Huishoudelijk Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland.

Pensioenreglement BETEREXCEDENT. <WERKGEVER> Contract: <LEDNR>/001

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

27 september Deelnemersvergadering

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

de aangesloten onderneming volgens de statuten van het pensioenfonds; de personen, in dienst van de werkgever.

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Competentievisie verantwoordingsorgaan. Juli 2014

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES

Beschrijving Pension Fund Governance Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

VPL Reglement. 1 februari 2016 Pagina 1 van 7

Stichting Pensioenfonds SABIC

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Update! WIJZIGINGEN PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI bpfhibin.nl

STICHTING VUT FONDS ECI IN LIQUIDATIE

Transcriptie:

Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) Laatstelijk gewijzigd door het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds APG op 27 maart 2014

I. INLEIDING... 2 II. DE PENSIOENREGELING... 3 II.1. AANSLUITING WERKGEVERS... 3 II.2. VERKRIJGING VAN DEELNEMERSCHAP... 3 II.3. VERZEKERDE AANSPRAKEN EN OVERIGE DEFINITIES... 4 III. GOVERNANCE EN INTEGRAAL RISICOMANAGEMENT... 9 III.1. GOVERNANCESTRUCTUUR... 9 III.2. SCHEMA VAN OPDRACHTVERLENING... 10 III.3. BESTUUR... 10 III.4. VERANTWOORDINGSORGAAN... 11 III.5. INTERN TOEZICHT... 12 III.6. RISICOBELEID ALS KERN VAN DE BELEIDSVORMING... 12 III.7. RISICOBEHEERSKADER... 13 III.8. RISICOMANAGEMENTCYCLUS... 13 III.9. ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE... 14 III.9.1. Controlemechanismen... 14 III.9.2. Managementinformatie... 15 III.9.3. Ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille... 15 III.10. PENSIOENADMINISTRATIE... 16 III.11. CONTROLE EN CERTIFICERING... 16 III.12. GEDRAGSCODE... 17 IV. FINANCIËLE OPZET... 18 IV.1. INLEIDING... 18 IV.2. WAARDERING ACTIVA... 18 IV.2.1. Algemeen... 18 IV.2.2. Aandelen en andere niet vastrentende waarden... 18 IV.2.3. Vastrentende waarden... 19 IV.2.4. Vastgoed... 19 IV.2.5. Derivaten... 19 IV.2.6. Alternatieve beleggingen... 20 IV.2.7. Vorderingen en overlopende activa... 20 IV.3. WAARDERING PASSIVA... 20 IV.3.1. Technische voorzieningen... 20 IV.3.2. Kortlopende schulden en overlopende passiva... 20 IV.4. ACTUARIËLE GRONDSLAGEN... 21 IV.5. ALGEMENE RESERVE... 22 IV.6. DEKKINGSGRAAD... 23 IV.7. VEREIST EIGEN VERMOGEN... 23 V. FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN... 25 V.1. ALGEMEEN... 25 V.2. PREMIE- EN TOESLAGBELEID... 25 V.2.1. Premiebeleid Pensioenen... 26 V.2.2. Premiebeleid aanvullingsregelingen... 27 V.2.3. Kostendekkende premie... 27 V.2.4. Premie bij vrijwillige voortzetting... 28 V.2.5. Toeslagbeleid Pensioenen... 28 V.2.6. Moment vaststelling premies en toeslagverlening... 29 V.2.7. Economische Uitgangspunten... 29 V.2.8. Continuïteitsanalyse... 30 V.2.9. Toeslagenmatrix... 31 V.3. BELEGGINGSBELEID... 31 V.3.1. Inleiding... 31 V.3.2. Uitgangspunten... 31

V.3.3. Beleggingsorganisatie... 31 V.3.4. Strategisch beleggingsbeleid... 32 V.3.5. Tactisch en actief beleggingsbeleid... 34 V.3.6. Valutarisico... 36 V.3.7. Renterisico... 37 V.3.8. Inflatierisico... 39 V.4. KORTINGSBELEID... 40 VI. UITVOERINGSOVEREENKOMST... 42 VII. VERKLARING... 43 Separate bijlagen: Verklaring inzake beleggingsbeginselen d.d. 27 maart 2014 Risicobeleid PPF APG versie 2.4 Financieel crisisplan PPF APG d.d. 27 maart 2014 Versie: 27 maart 2014-1 -

I. Inleiding De Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) opstelt. De Stichting Personeelspensioenfonds APG (hierna te noemen PPF APG of het fonds ) vermeldt in artikel 3 van de statuten dat het fonds werkt volgens een abtn betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen, waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Deze abtn beschrijft: de procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van werknemers; de aanspraken die voor de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden voortvloeien uit de pensioenregeling; de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico's; de financiële opzet; de financiële sturingsmiddelen; de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst Deze abtn is vastgesteld in de bestuursvergadering van 27 maart 2014 en vervangt de tot die datum geldende abtn. Versie: 27 maart 2014-2 -

II. De pensioenregeling De door het fonds uitgevoerde pensioenregeling is vastgelegd in een reglement dat is vastgesteld op 13 december 2012 en laatstelijk is gewijzigd op 27 november 2013. De ingangsdatum van het reglement is 1 januari 2014. II.1. Aansluiting werkgevers De aangesloten werkgevers omvatten de (voormalige) groepsmaatschappijen van APG Groep N.V. en de ondernemingen en instellingen die op grond van artikel 3 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet na 2006 vrijwillig aangesloten zijn gebleven bij de Stichting. Het betreft de volgende ondernemingen en instellingen: Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid (TBB); Bouwinvest B.V.; Stichting Economisch Instituut voor de Bouw (EIB); Stichting Arbouw. De aansluiting is geformaliseerd in een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst. II.2. Verkrijging van deelnemerschap Deelnemers zijn, voor zover zij de pensioendatum nog niet hebben bereikt, de werknemers die werkzaam zijn binnen de onderneming van een aangesloten werkgever en die op grond van de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever voor deelneming in aanmerking komen. De aangesloten werkgever heeft zich, op grond van de schriftelijke uitvoeringsovereenkomst, verplicht de voor deelneming in aanmerking komende werknemers aan te melden als deelnemer bij PPF APG. PPF APG heeft zich verplicht deze aangemelde werknemers te accepteren en voor hen pensioen te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en reglementen. Het bestuur is bevoegd vrijwillige voortzetting van de deelneming toe te staan overeenkomstig het bepaalde in het reglement. Versie: 27 maart 2014-3 -

II.3. Verzekerde aanspraken en overige definities Pensioenleeftijd 65 jaar, flexibele ingangsdatum tussen 55 jaar en 70 jaar. Prepensioenleeftijd Pensioengrondslag Franchise Prepensioengrondslag Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen 62 jaar. Gelijk aan het verschil tussen het vaste brutomaandsalaris verhoogd met voor zover van toepassing - de in die maand genoten vakantietoeslag, de eindejaarsuitkering, de variabele inkomensbestanddelen en de in de CAO APG Groep overeengekomen eenmalige uitkeringen, en een twaalfde deel van de, met de geldende deeltijdbreuk gecorrigeerde, franchise. De franchise is de in artikel 18a, lid 8, sub a Wet op de Loonbelasting vastgestelde minimumfranchise, behorende bij het opbouwpercentage van 1,84% bij een pensioenleeftijd van 65 jaar. In 2014 is dit 13.449. Gelijk aan 13,96 maal het vaste bruto maandsalaris op 31 december 2005 dan wel een eerdere uittreeddatum. De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt voor iedere kalendermaand met ingang van 1 januari 2014 1,84% van de pensioengrondslag in die kalendermaand. De opbouw van het prepensioen bedroeg 1,89% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2006. De opbouw van het partnerpensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2014 1,505% van de pensioengrondslag in die kalendermaand. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is in beginsel een partnerpensioen verzekerd van 49% van het laatste vaste bruto maandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 verminderd met de franchise en met inachtneming van de laatst geldende deeltijdbreuk. Dit bedrag kan zowel lager zijn (indien onvoldoende dienstjaren bereikt hadden kunnen worden) als hoger (als het reeds opgebouwde partnerpensioen de 49% overstijgt). Het jaarlijks wezenpensioen per kind van de deelnemer die na beëindiging van de deelneming overlijdt, bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2013 opgebouwde ouderdomspensioen, met uitzondering van de eventuele extra rechten op ouderdomspensioen die zijn ingekocht; Het jaarlijks wezenpensioen per kind van de deelnemer die tijdens de deelneming overlijdt, bedraagt maximaal 9,8% van het laatste vaste bruto-maandsalaris, herleid naar een voltijds salaris, vermenigvuldigd met 13,96 en verminderd met de franchise en met inachtneming van de laatst geldende deeltijdbreuk verzekerd met in achtneming van de fiscale grenzen. Dit bedrag kan zowel lager zijn (indien onvoldoende dienstjaren bereikt Versie: 27 maart 2014-4 -

Invaliditeitspensioen hadden kunnen worden) als hoger (als het reeds opgebouwde wezenpensioen de 9,8% overstijgt); Uitkering tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd van de wees, dan wel 27-jarige leeftijd voor een studerende wees. Verdubbeling voor volle wezen. Het invaliditeitspensioen van de deelnemer bedraagt, bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer in de zin van Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) 5%, respectievelijk bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer in de zin van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) 10%, van het laatste vaste bruto-maandsalaris op het moment van arbeidsongeschiktheid vermenigvuldigd met (13,96/12) tot ten hoogste het maximumdagloon in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), vermenigvuldigd met de laatst geldende deeltijdbreuk. De deelnemer met een salaris boven het maximumdagloon als hiervoor bedoeld heeft voorts aanspraak op invaliditeitspensioen, bij een mate van arbeidsongeschiktheid in de hiervoor bedoelde zin van 80% of meer, ter hoogte van 80% van het gedeelte van het hiervoor genoemde bruto-maandsalaris dat uitgaat boven het maximumdagloon, vermenigvuldigd met de laatst geldende deeltijdbreuk. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt door het UWV vastgesteld. Bij een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het in lid 1, eerste en tweede volzin, omschreven invaliditeitspensioen vastgesteld door vermenigvuldiging van het uitkeringspercentage met een factor. Deze factoren bedragen: Tussen 80% en 100% 100% Tussen 65% en 80% 72,5% Tussen 55% en 65% 60% Tussen 45% en 55% 50% Tussen 35% en 45% 40% Tussen 0% en 35% 0% Het invaliditeitspensioen bedraagt nimmer méér dan 10% van het verlies van inkomen uit arbeid door arbeidsongeschiktheid ten hoogste het maximumdagloon in de zin van de WIA vermenigvuldigd met de laatst geldende deeltijdbreuk als bedoeld in het pensioenreglement, en 80% van het verlies van inkomen uit arbeid door arbeidsongeschiktheid dat uitgaat boven het maximumdagloon in de zin van de WIA vermenigvuldigd met de laatst geldende deeltijdbreuk als bedoeld in het pensioenreglement. Versie: 27 maart 2014-5 -

Vrijstelling premiebetaling Vrijstelling van de door de deelnemer verschuldigde premie, bij arbeidsongeschiktheid, op basis van een klassensysteem. a. 100% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid van 80% - 100%; b. 72,5% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid van 65% - 80%; c. 60% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid van 55% - 65%; d. 50% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid van 45% - 55%; e. 40% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid van 35% - 45%. f. 30% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO van 25% - 35%. g. 20% van de premie bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO van 15% - 25%. Bij een wijziging van de arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de premievrije deelneming zo nodig opnieuw bepaald. Het percentage wordt echter nooit hoger dan het was op de datum van uitdiensttreding, dan wel, indien dit later is, op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid. Aanvulling geboren na 1949 Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949, die voldoen aan de voorwaarden in het pensioenreglement. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 37 jaar, recht op een aanvulling op het ouderdomspensioen op basis van 1,89% maal het gecorrigeerd pensioenloon ultimo 2005 over alle jaren, waarin niet is gespaard voor vroegpensioen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling; hierbij wordt een vroegpensioenrichtleeftijd van 62 jaar in acht genomen. De formule luidt: Cw = [C ( A B)] x 1,89% x PG x F waarbij geldt dat: A = de leeftijd van 62 jaar; B = de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2002; C = 37 jaar; PG = op 31 december 2005 geldende prepensioengrondslag; F = actuariële prepensioenfactor geldend op 31 december 2005. Of; Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949, die per 1 juli 2013 deelnemen aan de pensioenregeling van PPF APG en gebruik hebben gemaakt van de door de werkgever geboden keuze om per die datum over te Versie: 27 maart 2014-6 -

stappen vanuit Stichting Pensioenfonds ABP naar PPF APG, en die op dat moment voldeden aan de voorwaarden voor de aanvullingsregeling van Stichting Pensioenfonds ABP, en die vanaf dat moment tot het moment van toekenning blijven voldoen aan de voorwaarden in het pensioenreglement. De hiervoor genoemde berekeningssystematiek is niet van toepassing op werknemers die deelnamen aan de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds ABP en die per 1 juli 2013 de keuze hebben gemaakt van de door de werkgever geboden keuze om per die datum toe te treden tot de pensioenregeling van PPF APG. Het aanvullend ouderdomspensioen van deze deelnemers is conform de toezegging die op 31 december 2007 ingevolge de Overgangsregeling VPL van Stichting Pensioenfonds ABP door de werkgever aan hen is gedaan en waarvan de omvang aan PPF APG is medegedeeld door Stichting Pensioenfonds ABP. Dit aanvullingsrecht is een toezegging tot aanvulling op het ouderdomspensioen en is bepaald door (fictief)aanvullend vroegpensioen te converteren naar een aanspraak op aanvullend levenslang ouderdomspensioen. Het aanvullingsrecht wordt ingekocht met een uitstel van maximaal 15 jaar vanaf 1 januari 2006. Deelnemers moeten tot aan het moment van inkoop blijven voldoen aan de voorwaarden. De toezegging is gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. Versie: 27 maart 2014-7 -

Aanvulling geboren vóór 1950 Aanvulling opbouw OP Uitruil van pensioenrechten Vervroeging/uitstel Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1950, die voldoen aan de voorwaarden. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 37 jaar, recht op een tijdelijk ouderdomspensioen op basis van 1,89% maal het gecorrigeerde pensioenloon over alle jaren, waarin niet is gespaard voor vroegpensioen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling; hierbij wordt een vroegpensioenrichtleeftijd van 62 jaar in acht genomen. Tijdens prepensioen wordt de opbouw van ouderdomspensioen met 3 jaar voortgezet met een opbouwpercentage van 1,75% van het laatste vaste bruto-maandsalaris vermenigvuldigd met 13,96 verminderd met de franchise, voor diegene die een uitkering ontvangt uit de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór 1950. Uitruil op de pensioendatum van partnerpensioen in ouderdomspensioen danwel van ouderdomspensioen in partnerpensioen voor rechten opgebouwd vanaf 1 januari 2006. Uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen is ook mogelijk bij einde deelneming; De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid te kiezen voor een eerdere of latere ingang van het ouderdomspensioen en/of prepensioen, vervroeging niet eerder dan 55 jarige leeftijd en uitstel tot maximaal 70 jarige leeftijd. Versie: 27 maart 2014-8 -

III. Governance en Integraal risicomanagement III.1. Governancestructuur Verschillende partijen spelen een rol bij de uitvoering van het risicomanagement van PPF APG. De governancestructuur geeft weer welke partijen betrokken zijn en wat hun rol in het risicomanagement van het fonds is. Figuur 1: Partijen betrokken bij risicomanagement Versie: 27 maart 2014-9 -

III.2. Schema van opdrachtverlening Figuur 2: schema van opdrachtverlening van het fonds 1 Bestuur Stichting Personeelspensioenfonds APG Advisering APG Investment Services APG Pensioenbeheer Certificering Ernst & Young: accountant Aon Hewitt: actuaris Uitvoering pensioen en financiële administratie APG Pensioenbeheer Uitvoering en coördinatie beleggingen APG Investment Services Financiële Administratie Pensioen administratie Communicatie III.3. Bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit negen leden, waarvan vier leden van werkgeverszijde en vijf leden van werknemerszijde. De leden van werkgeverszijde worden voorgedragen door de raad van bestuur van APG. Van de vijf zetels voor werknemerszijde zijn ingevolge artikel 100 lid 2 van de Pensioenwet drie of vier zetels gereserveerd voor de deelnemers en één of twee zetels voor pensioengerechtigden. De leden van werknemerszijde worden benoemd op voordracht van het verantwoordingsorgaan dan wel na verkiezingen onder de deelnemers respectievelijk onder de pensioengerechtigden. Alleen kandidaten die voldoende geschikt zijn, worden toegelaten tot benoeming respectievelijk tot de verkiezingen. Het bestuur heeft een geschiktheidsplan waarin is vastgelegd dat bestuursleden hun deskundigheid op peil houden. Jaarlijks voert het bestuur een zelfevaluatie uit over het functioneren van het bestuur. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft, op grond van de statuten, onder meer de volgende verantwoordelijkheden: 1 APG Investment Services N.V. gaat in de loop van 2014 fuseren met APG Asset Management N.V. Onder de naam APG Asset Management N.V. zal de rechtsopvolger van APG Investment Services N.V ook partij zijn bij de uitvoeringsovereenkomst met PPF APG. Op het moment dat de fusie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, dient figuur 2 op dit punt te worden aangepast. Versie: 27 maart 2014-10 -

het waken over de handhaving van de statuten, reglementen en overeenkomsten; toezien op uitvoering conform wet- en regelgeving; het besturen van het fonds; het beheren van het vermogen. Het bestuur heeft, op grond van de statuten, onder meer de volgende bevoegdheden: het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; het opdragen van de uitvoering van het dagelijks beleid aan andere personen of instellingen; het opdragen van het beheer aan andere rechtspersonen; het sluiten van overeenkomsten met (her)verzekeringsmaatschappijen; het benoemen van commissies, die met een speciale taak of taken worden belast en waarvan de bevoegdheden bij bestuursbesluit worden geregeld; het benoemen van de accountant en de certificerend actuaris; het benoemen van andere externe deskundigen om advies uit te brengen. Het bestuur stelt voorafgaande aan elke jaar een jaarplanning vast. Het bestuur vergadert in aanwezigheid van 1 of meer vertegenwoordigers van APG die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van door het bestuur genomen besluiten, binnen het kader van de uitvoeringsovereenkomst. III.4. Verantwoordingsorgaan PPF APG beschikt over een verantwoordingsorgaan bestaande uit 7 leden, waarvan 2 leden afkomstig zijn uit de geleding van de werkgevers. De overige 5 leden bestaan uit 3 vertegenwoordigers namens de deelnemers en 2 vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. De deelnemers en de pensioengerechtigden zijn evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen in het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat derhalve uit een drietal geledingen, te weten de geleding van de werkgevers, de geleding van de deelnemers en de geleding van de pensioengerechtigden Het bestuur van het fonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid jaarlijks een oordeel te geven over: a. Het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie van PPF APG; b. Het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; c. Het beleid voor de toekomst; d. De wijze waarop het bestuur van PPF APG invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur en de Code Pensioenfondsen naleeft als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Voorts heeft het verantwoordingsorgaan het recht, gevraagd of ongevraagd, een advies uit te brengen aan het bestuur van PPF APG over de volgende onderwerpen: 1. Het beloningsbeleid van het fonds; 2. De vorm, de inrichting en de samenstelling van het interne toezicht; 3. De profielschets voor de leden van de visitatiecommissie; 4. Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; 5. Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van PPF APG; 6. Gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van PPF APG of de overname van verplichtingen door PPF APG; 7. Liquidatie, fusie of splitsing van PPF APG; 8. Het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; Versie: 27 maart 2014-11 -

9. Het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en 10. Samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1 van de Pensioenwet. Het oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van PPF APG opgenomen. III.5. Intern toezicht PPF APG geeft invulling aan intern toezicht door de instelling van een visitatiecommissie bestaande uit drie onafhankelijke leden die op basis van een instructie van het bestuur ieder jaar de volgende taak heeft: a. Het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen PPF APG; b. Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur PPF APG aanstuurt; c. Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico s op lange termijn. III.6. Risicobeleid als kern van de beleidsvorming De missie van PPF APG is om te voorzien in het pensioen van zijn deelnemers. Het bestuur van PPF APG geeft in het beleid aan hoe het zijn strategie tot verwezenlijking van deze pensioendoelstelling tot uitvoer brengt. Bij alle activiteiten die PPF APG ontplooit voor de realisatie van de pensioendoelstelling krijgt het fonds te maken met risico s. Het risicobeleid vormt daarom een belangrijk element van het financiële beleid, waarin wordt beschreven op welke het bestuur omgaat met de sturingsinstrumenten van het fonds (premie- en toeslagbeleid, het beleggingsbeleid, eventueel afstempelen). Het beleid is echter breder: in zijn risicobeleid geeft het bestuur tevens aan hoe het in control wil zijn en dat raakt niet alleen het financieel beleid maar alle aspecten van het fonds. Het bestuur heeft zijn organisatie en processen zodanig ingericht dat het de doelstellingen van het fonds kan bereiken. Het beleid is er op gericht om weloverwogen risico s te nemen. Dit betekent bijvoorbeeld enerzijds dat voor een bepaalde beleggingsallocatie wordt gekozen zodat niet alleen de gewenste risicoblootstelling wordt gerealiseerd maar ook voldoende beloning (rendement) wordt gegenereerd voor het gelopen risico. Anderzijds betekent dit dat risico s die het behalen van de doelstellingen van het pensioenfonds bedreigen, worden beheerst. Risicobeleid vormt daarmee het hart van de beleidsvoorbereiding. Figuur 3: Van missie naar uitvoering missie strategie beleid organi- ---satie & proces control --- & rapportage assurance Met het vaststellen van het risicobeleid stelt het bestuur enerzijds vast welke risico s aanvaardbaar zijn gegeven de doelstellingen en de populatie van het fonds (risicohouding). Anderzijds zijn de beheersmaatregelen en infrastructuur vastgesteld in het risicobeleid. Hieruit vloeien instructies en afspraken voort met uitvoeringsbedrijven Versie: 27 maart 2014-12 -

die worden ingeschakeld voor de feitelijke uitvoering van pensioenadministratie en communicatie en het vermogensbeheer. III.7. Risicobeheerskader Het risicobeheerskader bevat alle onderkende risico s en bijbehorende beheersmaatregelen van het fonds. Als leidraad hanteert PPF APG het model FIRM (tegenwoordig: Focus) en de daarin benoemde risicocategorieën en risico-items. In het separate document Risicobeleid PPF APG is het gehele risicobeheerskader opgenomen, waarin alle onderkende risico s en beheersmaatregelen zijn benoemd. Tevens is als bijlage bij de abtn het Financieel crisisplan opgenomen. Dit plan beschrijft hoe het bestuur (in principe) zal omgaan met vooraf beschreven financiële crisissituaties. Hierbij moet vooral gedacht worden aan extreme fluctuaties in de dekkingsgraad of het bereiken van kritieke grenzen van de dekkingsgraad. Als zich daadwerkelijk een financiële crisis voordoet, zal het bestuur de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat moment. Een financieel crisisplan is daarom niet hetzelfde als een herstelplan. III.8. Risicomanagementcyclus Het vormgeven en operationaliseren van het risicobeleid vindt plaats middels de risicomanagementcyclus. In onderstaande figuur is deze cyclus weergegeven. Figuur 4: Stappen uit de risicomanagementcyclus Bijstellen aan de hand van praktijkervaring 5 1 Vaststellen van de risico s, hun kans en gevolg, en van de eigen risicotolerantie Monitoren/controleren van de beheersmaatregelen 4 3 2 Vaststellen van passende beheersingsmaatregelen Uitvoeren van beheersmaatregelen Op basis van de strategie heeft het bestuur het risicobeleid vastgesteld. In het risicobeleid hanteert het bestuur een brede risicodefinitie, waarin de verschillende financiële- en operationele risico s worden onderkend. Daarnaast staat in het risicobeleid hoe het bestuur omgaat met de risico s, in analogie met FIRM, waarmee het fonds te maken krijgt bij de realisatie van de pensioendoelstellingen (stap 1). De keuze voor de wijze waarop met de risicoblootstelling wordt omgegaan, vloeit voort uit de eerder door het bestuur van het fonds vastgestelde risicohouding. Deze risicohouding vormt het uitgangspunt voor het vaststellen van de risicotolerantie; de maximale mate waarin het bestuur risico s kan en wil nemen. Aan de hand van het gekozen risicoprofiel en de risicotolerantie 2 wordt een concrete risicodoelstelling bepaald (bijvoorbeeld in de vorm van acceptabele range in variabiliteit 2 De risicotolerantie is het maximaal acceptabele risiconiveau gegeven de risicohouding en de karakteristieken van het fonds. Versie: 27 maart 2014-13 -

van de dekkingsgraad of een bepaalde omvang van het surplus at risk) waarvan een risicobudget wordt afgeleid. Het bestuur zal het risicobudget vervolgens toewijzen aan de verschillende risicofactoren waaraan het fonds blootstaat. Binnen deze kaders zal het fonds haar activiteiten (keuzes ten aanzien van beleggingsmix, inrichting pensioenadministratie, de diverse operationele processen, e.d.) zodanig inrichten dat de risicoblootstelling aan de verschillende risicofactoren in lijn is met de gestelde kaders uit het risicobudget. Doordat PPF APG bij dergelijke keuzes een duidelijke afweging maakt ten aanzien van de bijdrage van de verschillende risico s aan de realisatie van de pensioendoelstelling, gegeven de risicohouding, is het fonds in staat om kansen te benutten in termen van het nemen van risico s die opbrengsten voortbrengen. Naast het benutten van risico s met een positieve invloed, is het tevens van belang om risico s te beheersen die een negatieve invloed hebben op het resultaat. Goed bestuur vereist aldus het vaststellen en uitvoeren van passende beheersmaatregelen (stap 2 en 3). Daarom worden naast de beslissingen over hoe om te gaan met de risico s ook doelen gesteld ten aanzien van hun individuele bijdrage. In het risicobeheerskader worden alle onderkende risico s, risicodoelen en bijbehorende beheersmaatregelen van PPF APG in meer detail beschreven. Als leidraad hanteert PPF APG het model FIRM en de daarin benoemde risicocategorieën en risico-items. Het gehele risicobeheerskader is opgenomen in het separate document Risicobeleid PPF APG. Door het inrichten van een goede informatievoorziening vindt periodiek monitoring plaats van de genomen maatregelen (stap 4) en wordt nagegaan of de risico-exposures zich binnen het toegewezen risicobudget bewegen conform de gestelde doelen, waarna eventuele bijstellingen plaatsvinden op basis van gewijzigde omstandigheden of uitkomsten (stap 5). Jaarlijks ontvangt het bestuur een rapportage over de opzet en het bestaan van alle beheersmaatregelen uit het risicobeleid. Over de status van vastgestelde tekortkomingen wordt elk kwartaal gerapporteerd. In het jaarverslag wordt over het risicobeleid en de bevindingen uit de jaarlijkse rapportage verantwoording afgelegd. Uitbesteding van werkzaamheden naar pensioenuitvoeringsbedrijven (administratie of vermogensbeheer) brengt met zich mee dat de beheersingmechanismes binnen deze uitvoeringsbedrijven worden gekoppeld aan de beheersing vanuit het pensioenfonds zelf: het bestuur van het pensioenfonds blijft immers verantwoordelijk. Het risicobeleid biedt zodoende het kader waarbinnen het bestuur de agenda realiseert. III.9. Administratieve organisatie III.9.1. Controlemechanismen In de contracten met externe deskundigen inzake uitbestede werkzaamheden heeft het bestuur clausules opgenomen inzake functiescheiding en verdere interne controlemaatregelen. Het bestuur delegeert aan de administrateur de taak toe te zien op de naleving van deze interne controlemaatregelen zowel intern als extern. Het fonds heeft een gedragscode opgesteld die voor bestuurders en andere betrokkenen voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. PPF APG verlangt adequate controlemechanismen van de uitvoerende organisatie. Daartoe verzoekt zij aan haar opdrachtnemers een In Control Statement (ISAE3402) te overleggen over de beheersing van uitvoering van deze uitbestede werkzaamheden. Tevens heeft het fonds met de opdrachtnemers prestatieafspraken (SLA+SLM) gemaakt over de kwaliteit van de dienstverlening, waarover periodiek wordt gerapporteerd. Versie: 27 maart 2014-14 -

III.9.2. Managementinformatie Het bestuur vergadert zo dikwijls het bestuur dat wenselijk acht. Het bestuur wordt als volgt voorzien van managementinformatie: Door Door middel van / naar aanleiding van Administrateur Gegevensverstrekking ten behoeve van de opstelling van de jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank; Verspreiden van notulen ten behoeve van bestuursvergaderingen; Kwartaalrapportages stand van zaken met betrekking tot administratieve verwerking en financiële risico s middels Service Level Agreement (SLA-) rapportages; Het tijdig informeren van het bestuur op zodanig wijze dat aan alle wettelijke eisen en verplichtingen wordt voldaan. Adviserend actuaris Actuariële adviezen waaronder adviezen ten aanzien van het premie- en toeslagbeleid. Certificerend actuaris Actuariële verklaring, inbegrepen de toereikendheidstoets; Actuarieel verslag; Vermogensbeheerder Kwartaalrapportages over de ontwikkeling en de resultaten uit het belegd vermogen; Rapportage over de uitvoering van het beleggingsbeleid; Voorstellen t.b.v. de jaarlijkse vaststelling van strategisch beleggingsbeleid. Accountant Controle van de jaarrekening en staten DNB; Rapportage omtrent zijn bevindingen. III.9.3. Ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille APG Investment Services rapporteert iedere maand aan het bestuur over de ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille. De rapportage wordt ondersteund door een analyse van de performance. Versie: 27 maart 2014-15 -

III.10. Pensioenadministratie Het fonds heeft het voeren van haar pensioenadministratie opgedragen aan APG. De omvang en kwaliteit van de te verrichten werkzaamheden is vastgelegd in een administratieovereenkomst en een service-level agreement. Daarnaast wordt jaarlijks een Jaarcontract vastgesteld. In het Jaarcontract worden onder andere afspraken gemaakt over: - de te leveren deelprestaties en het verlangde kwaliteitsniveau; - de delegatie van bevoegdheden voor de uitvoering van de regelingen; - de vertegenwoordiging tegenover derden; - vorm en inhoud van periodieke rapportages ter verantwoording en informatie. Als administrateur heeft APG onder andere tot taak: - Het administreren van de pensioenaanspraken en het verrichten van de uitkeringen; - Het adviseren van het bestuur op zodanige wijze dat aan alle wettelijke eisen en verplichtingen wordt voldaan; - het adviseren over en opstellen van benodigde juridische bescheiden van het fonds zoals reglement, statuten, overeenkomsten met derden en registratie bij de Kamer van Koophandel; - het voorbereiden van bestuursvergaderingen en het uitvoering geven aan/monitoring van de besluitvorming; - de controle op de naleving van de afgesloten contracten; - het verzorgen van de communicatie en het adviseren van het bestuur op dit gebied. Voorts is APG verantwoordelijk voor de dagelijkse advisering aangaande het financiële beleid van het fonds (onder andere met betrekking tot premie, financiering en de afstemming van verplichtingen en beleggingen) en het maken van het jaarwerk en van de technische analyse. III.11. Controle en certificering Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheersmaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt door middel van een accountantsverslag aan het bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en verstrekt een verklaring bij de jaarrekening. Het bestuur verbindt aan het fonds een adviserend actuaris en benoemt een certificerend actuaris. De adviserend actuaris is belast met het geven van advies aan het bestuur over de actuariële grondslagen en de financiële opzet waarop de uitvoering berust van hetgeen bepaald is in de pensioenreglementen met betrekking tot de te verstrekken pensioenen. De adviserend actuaris is belast met de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen, de verlies- en winstrekening, het actuarieel verslag alsmede de actuariële verslagstaten. De door het bestuur aangestelde actuaris, ook wel certificerend actuaris genoemd, controleert de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen en de technische analyse en verstrekt daarbij een (actuariële) verklaring. Versie: 27 maart 2014-16 -

III.12. Gedragscode Het fonds beschikt over een gedragscode die voor bestuurders en medewerkers van het fonds voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. Het bestuur heeft een compliance officer aangewezen die is belast met het verschaffen van informatie en het houden van toezicht op de naleving van de gedragscode. Versie: 27 maart 2014-17 -

IV. Financiële opzet IV.1. Inleiding De balans van PPF APG ziet er als volgt uit: Activa Passiva Belegd Vermogen Algemene Reserve - Aandelen en andere niet vastrentende waarden Technische voorzieningen - Vastrentende waarden - Vastgoed - Derivaten - Alternatieve beleggingen Vorderingen en overlopende activa Schulden en overlopende passiva Bovenstaande balansposten zullen in dit hoofdstuk behandeld worden, te beginnen met de activa. Aangegeven zal worden welke beleggingscategorieën PPF APG ter beschikking heeft en hoe deze activa gewaardeerd worden. De beleggingen worden extern beheerd, onder andere via fondsen voor gemene rekening. Vervolgens komen de technische voorzieningen aan de orde, waarbij tevens de actuariële grondslagen behandeld zullen worden, op basis waarvan deze voorzieningen worden vastgesteld. Tot slot zal stil gestaan worden bij de samenstelling van de Algemene Reserve. IV.2. Waardering activa IV.2.1. Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op basis van actuele waarde. Het resultaat wordt vastgesteld als totaal van de directe en indirecte opbrengsten en zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeveranderingen. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op de waardering per beleggingscategorie. Een gedetailleerde beschrijving van de waarderingsmethodieken die worden gehanteerd bij de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden is opgenomen in het waarderingshandboek ( Valuation Manual ) van de uitvoerder (APG). Dit waarderingshandboek is van toepassing op de participaties van PPF APG in beleggingsfondsen en de heritage- en overlay portefeuille van het fonds. IV.2.2. Aandelen en andere niet vastrentende waarden - Aandelen, converteerbare obligaties en private equity Beleggingen in aandelen, converteerbare obligaties en private equity worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, waar mogelijk tegen marktnoteringen. Deelnemingen in startende ondernemingen worden, gedurende de periode waarin aanloopverliezen worden verwacht, gewaardeerd tegen ten minste het ingebrachte kapitaal. Beleggingen in deze categorieën zijn ondergebracht in beleggingsfondsen. De participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. Versie: 27 maart 2014-18 -

IV.2.3. Vastrentende waarden - Obligaties Deze categorie wordt tegen actuele waarde gewaardeerd, waar mogelijk tegen marktnoteringen en inclusief opgelopen rente. - Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden tegen actuele waarde gewaardeerd op basis van een model waarbij een variabele spread voor het vervroegde aflossings-, krediet- en illiquiditeitsrisico wordt gehanteerd. - Onderhandse leningen Beleggingen in onderhandse leningen worden tegen actuele waarde gewaardeerd op basis van een model, zo nodig aangepast aan de hand van marktinformatie, aangevuld met een variabele spread voor de risico s van illiquiditeit en tegenpartij, en gecorrigeerd voor toewijsbare lopende rente. De actuele waarde van onderhandse leningen wordt bepaald door middel van het berekenen van de contante waarde van de gecontracteerde kasstromen van deze leningen, op basis van de bij de voor de resterende looptijd passende marktrentes. Vastrentende waarden worden in belangrijke mate belegd in beleggingsfondsen. De participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. IV.2.4. Vastgoed - Vastgoedfondsen Deze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen in vastgoed in binnen- en buitenland. Beleggingen in deze categorie zijn ondergebracht in beleggingsfondsen. De participaties worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. - Direct vastgoed Deze categorie wordt gewaardeerd op de rendementswaarde conform de ROZ/IPDmethodiek. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeveranderingen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. IV.2.5. Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten die worden gebruikt voor het beheersen van balans- en beleggingsrisico s en het realiseren van de (strategische) beleggingsmix. De toepassing is vooral op het verminderen van balansrisico s gericht. Dit geschiedt door het mitigeren van het renterisico van de pensioenverplichtingen, het afdekken van valutarisico s van de beleggingen en het (bij)sturen van de beleggingsmix. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de Overige schulden en overlopende passiva. De derivatenposities worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor bepaalde instrumenten, zoals over-the-counter derivaten, wordt gebruik gemaakt van waarderingsmodellen waarbij bepaalde veronderstellingen gemaakt worden, bijvoorbeeld ten aanzien van kredietrisico, correlaties en rentecurves. Andere waarderingsmodellen en veronderstellingen zouden tot een andere geschatte waarde kunnen leiden. Interest rate swaps De waardering vindt plaats op marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende EONIA swap rentecurve. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeveranderingen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Interest rate swaptions De waardering vindt plaats op basis van een optiewaarderingsmodel. Het Versie: 27 maart 2014-19 -

optiewaarderingsmodel maakt gebruik van de meest actuele marktdata voor het bepalen van de theoretische waarde. Valutatermijncontracten De waardering vindt plaats op marktwaarde. Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten worden verantwoord onder de indirecte beleggingsopbrengsten. IV.2.6. Alternatieve beleggingen - Commodities, hedge funds en infrastructuur Deze beleggingen worden tegen actuele waarde gewaardeerd, waar mogelijk tegen marktnoteringen. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeveranderingen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Beleggen in alternatieve beleggingen gebeurt in belangrijke mate via beleggingsfondsen. De participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie. IV.2.7. Vorderingen en overlopende activa Nog te ontvangen opbrengst beleggingen Onder deze balanspost zijn onder meer opgenomen de nog te ontvangen huren. De waardering vindt plaats op nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Nog te ontvangen bijdragen van werkgevers en werknemers Deze post betreft onder andere de vorderingen op werkgevers inzake de premie. Deze vordering wordt gewaardeerd op nominale waarde. IV.3. Waardering passiva IV.3.1. Technische voorzieningen Deze post bestaat uit de Voorziening Pensioenverplichtingen. Dit is het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor de door verzekerden verworven pensioenrechten. De voorziening is door het fonds vastgesteld met gebruikmaking van de in de volgende paragraaf vermelde actuariële grondslagen en veronderstellingen. In de Voorziening Pensioenverplichtingen is tevens een zogenaamde IBNR voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van mogelijke schades voor deelnemers die wel ziek zijn, maar nog niet arbeidsongeschikt zijn in de zin van het pensioenreglement. IV.3.2. Kortlopende schulden en overlopende passiva Kortlopende schulden Onder deze balanspost zijn opgenomen de te betalen uitkeringen, waardeoverdrachten, belastingen en overige crediteuren. Overlopende passiva Deze post betreft nog te betalen kosten, waardeoverdrachten, gelden inzake vastgoed en vooruit ontvangen opbrengsten. Versie: 27 maart 2014-20 -

IV.4. Actuariële grondslagen Bij de berekening van de Technische voorzieningen, de actuariële koopsommen en de doorsneepremie wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: Sterfte Leeftijdsverschil Gehuwdheidsfrequenties Rekenrente Netto premie Premie wezenpensioen Premie partnerpensioen Vrijstelling premiebetaling Premie invaliditeitspensioen Kosten Wezenpensioen De overlevingskansen worden vastgesteld op basis van de AG-Prognosetafel 2012-2062. De sterftekansen worden gecorrigeerd met fondsspecifieke ervaringssterfte voor zowel hoofdverzekerden als medeverzekerden. Voor de berekening van de voorziening voor het partnerpensioen wordt de man verondersteld 3 jaar ouder te zijn dan de vrouw. Tot de leeftijd van 65 jaar wordt gereserveerd op basis van het onbepaalde-partner-systeem. De gehuwdheidsfrequenties (inclusief geregistreerd partnerschap) zijn hierbij tot 65 op 1 gesteld en nemen daarna af met de sterftekans van de medeverzekerde. Vanaf de leeftijd van 65 wordt gereserveerd op basis van het bepaalde-partner-systeem. Bij de berekening van de Technische voorzieningen wordt rekening gehouden met de marktrente zoals deze geldt op het berekeningsmoment. Hiervoor worden de door De Nederlandsche Bank beschikbaar gestelde rentetermijnstructuren (RTS-en) toegepast. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling. De risicopremie voor het wezenpensioen bedraagt 0,65% van de netto premie. De risicopremie voor het partnerpensioen ingaand voor de pensioendatum bedraagt 5,0% van de netto premie. De risicopremie voor de vrijstelling van premiebetaling bedraagt 3,0% van de netto premie. De risicopremie voor het invaliditeitspensioen bedraagt 1,0% van de pensioengrondslag. Voor de kosten van de uitbetaling van de pensioenen (excassokosten) worden de voorzieningen verhoogd met 3,0%. Voor de kosten van de administratie is 0,35% van de pensioengrondslag beschikbaar. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers en verzekerden met premievrije rechten is 3,0% van het verzekerde jaarlijkse ouderdomspensioen, per toekomstig jaar tot de pensioendatum, beschikbaar voor administratiekosten. Ter financiering van opgebouwde wezenpensioenen is de Voorziening Pensioenverplichtingen van de niet ingegane Versie: 27 maart 2014-21 -

Arbeidsongeschiktheid Betaling pensioenen ouderdomspensioenen verhoogd met 0,5%. De in de toekomst te verwerven pensioenrechten worden volledig afgefinancierd op het moment dat een deelnemer aanspraak kan maken op premievrije bijboeking. De uitkeringen worden per maand achteraf betaalbaar gesteld. IV.5. Algemene Reserve Het fonds heeft pensioenaanspraken die voortvloeien uit een drietal regelingen: De pensioenregeling; De voorwaardelijke aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949; Het invaliditeitspensioen. De Algemene Reserve is opgesplitst in twee afzonderlijke delen: i. Reserve Pensioenen; ii. Reserve aanvullingsregelingen. Ad i Reserve Pensioenen Aan de Reserve Pensioenen (RP) worden jaarlijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: de beleggingsopbrengsten voor zover deze aan de Technische voorzieningen en de Reserve Pensioenen zelf toebehoren; benodigde interest over de Technische voorzieningen; de mutatie als gevolg van een nieuwe rentetermijnstructuur over de Technische voorzieningen; de koopsommen benodigd voor de toegekende toeslag; de benodigde buffers voor de jaarlagen; overige (actuariële) resultaten (premie, sterfte, kosten etc.). Ad ii Reserve aanvullingsregelingen Deze reserve ontwikkelt zich door: de premie-inkomsten voor de aanvullingsregelingen; de toe te rekenen beleggingsopbrengsten op basis van het gemiddelde fondsrendement; de onttrekkingen aan de reserve voor inkoop van aanspraken (inclusief opslag buffervereisten). De reserve dient ervoor om een stabiele premie voor de aanvullingsregelingen te waarborgen. Hierdoor kan het voorkomen dat de reserve negatieve waarden aanneemt. Versie: 27 maart 2014-22 -

IV.6. Dekkingsgraad De dekkingsgraad waarop de toereikendheid van het fonds zal worden getoetst wordt als volgt vastgesteld: Beschikbaar vermogen Technische Voorzieningen Waarbij het beschikbaar vermogen als volgt is opgebouwd: Balans Totaal xxxx -/- Reserve Aanvullingsregelingen xxxx -/- Schulden xxxx Beschikbaar vermogen xxxx IV.7. Vereist eigen vermogen Solvabiliteitstoets De solvabiliteitstoets bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de uitgangssituatie. De tweede stap beoordeelt de situatie over één jaar gegeven enkele risico s. Stap 1 De uitgangspositie van het eigen vermogen wordt bepaald als het verschil tussen het beschikbaar vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen (zie paragraaf IV.6). Herstelplan dekkingstekort, herstel in drie jaar Wanneer het eigen vermogen kleiner is dan het minimale vereiste eigen vermogen zijnde circa 5% (in 2012: 4,2%) van de voorziening pensioenverplichtingen dan is het beleid er op gericht om dit tekort binnen drie jaar op te lossen. Stap 2 Naast de toets op het minimale vereiste eigen vermogen op het berekeningstijdstip als omschreven onder stap 1 dient het fonds met een betrouwbaarheid van 97,5% aan te tonen dat één jaar na het berekeningstijdstip nog aan de verplichtingen kan worden voldaan, waarbij rekening moet worden gehouden met mogelijke waardedalingen van de beleggingen. Voor die waardedalingen moeten solvabiliteitsreserves (zogenoemde buffers) worden aangehouden waarbij het fonds de keuze heeft uit de gestandaardiseerde methode welke wordt voorgeschreven door DNB (de Toezichthouder), dan wel een eigen risicomodel. De uitkomst van deze éénjaarstoets resulteert in het vereist eigen vermogen. Herstelplan reservetekort, herstel in vijftien jaar Wanneer het eigen vermogen uit stap 1 kleiner is dan het vereist eigen vermogen uit stap 2 dan wordt het beleid zodanig aangepast dat er geen tekort meer is binnen een periode van 15 jaar. Deze wijziging van beleid is het zogenaamde herstelplan. Dit hoeft niet te betekenen dat er geen toeslag verleend kan worden. Als het herstel maar in een periode van 15 jaar wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft voor de toets vooralsnog gekozen voor de gestandaardiseerde methode van DNB. Versie: 27 maart 2014-23 -

1. De gestandaardiseerde methode Door DNB wordt een aantal risicocategorieën benoemd die een voorgeschreven scenario ondergaan met een éénjaarsbetrouwbaarheid van 97,5%. Dit leidt tot onderstaande solvabiliteitsreserves, te weten: S1 : S2 : solvabiliteitsreserve renterisico (daling afhankelijk van duration); solvabiliteitsreserve aandelen (daling van 25% bij mature markets, private equity 30% en bij emerging markets 35%) en vastgoed is gesplitst naar direct en indirect (daling van 15% respectievelijk 25%). Tevens wordt een correlatie van 0,75 verondersteld tussen de verschillende zakelijke waarden; S3 : solvabiliteitsreserve valutarisico (waardedaling van 20%); S4 : solvabiliteitsreserve commodities (daling van 30%); S5 : solvabiliteitsreserve kredietrisico (stijging van de credit spread met 40%); S6 : solvabiliteitsreserve verzekeringstechnisch risico doormiddel van een verzekeringsrisico opslag bestaande uit het procesrisico plus de wortel van de som van de onzekerheid rondom de sterftetrend (TSO) in het kwadraat en de negatieve stochastische afwijkingen van de theoretische sterfte (NSA) in het kwadraat. Voorgaande solvabiliteitsreserves worden in de volgende formule gecombineerd. De correlatie tussen rente en aandelen wordt daarbij op 0,5 gesteld, de overige correlaties op nul: Totaal = (S 1 2 + S2 2 + 2 * 0,5 * S1 * S 2 + S 3 2 + S4 2 + S5 2 + S6 2 ) Er is voldoende eigen vermogen indien bovenstaand Totaal (= het vereist eigen vermogen) kleiner is dan het eigen vermogen uit stap 1. 2. Intern model In plaats van de gestandaardiseerde methode kan een pensioenfonds een intern solvabiliteit-toereikendheidsmodel gebruiken. Hierbij dienen ook een horizon van één jaar en een betrouwbaarheid van 97,5% toegepast te worden. DNB zal het model moeten goedkeuren en stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit, de inbedding in de organisatie en de documentatie en rapportage aan DNB. Daarnaast zal ter vergelijking ook altijd de gestandaardiseerde toets uitgevoerd moeten worden. PPF APG heeft er vooralsnog voor gekozen om de gestandaardiseerde methode te gebruiken voor het vaststellen van de vereiste solvabiliteitsreserves van het fonds en rapportage hiervan aan DNB. Het fonds hanteert ook een eigen intern risicomodel, om de risico s die het fonds loopt in kaart te brengen. Het interne risicomodel confronteert de balans van het fonds met marktrisicofactoren, zoals rentes, koersen en prijzen. Op deze manier wordt in kaart gebracht wat de impact is van het marktrisico op de financiële positie van het fonds. Het interne risicomodel wordt gebruikt om het feitelijke risicoprofiel van het fonds te monitoren en te toetsen aan het gewenste risicoprofiel, zoals dat wordt vastgelegd door het strategische beleggingsbeleid. Indien het feitelijke risico teveel afwijkt van het gewenste risicoprofiel, dan kan met het interne risicomodel getoetst worden welke aanpassingen in het beleid gemaakt kunnen worden om weer in lijn te komen met het gewenste risicoprofiel. Het gebruik van het interne risicomodel is dus tweeledig: toetsing van het feitelijke risicoprofiel (risicometing) en beleidsondersteunend (risicomanagement). Versie: 27 maart 2014-24 -

V. Financiële sturingsmiddelen V.1. Algemeen Teneinde invloed uit te kunnen oefenen op de financiële positie, heeft het bestuur de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: Premiebeleid; Toeslagbeleid; Beleggingsbeleid; Kortingsbeleid. Deze verschillende beleidsvormen zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. Voorts wordt ingegaan op de continuïteitsanalyse, toeslagmatrix en -label V.2. Premie- en Toeslagbeleid Voor de financiering van de pensioenregeling is de werkgever jaarlijks een doorsneepremie verschuldigd. Deze premie wordt gebaseerd op de totale lasten van de inkoop van nieuwe aanspraken en de opbouw van een bijbehorende beleggingsbuffer. Het Financiële Toetsingskader heeft daarbij invloed op het beleid. Er wordt een beleidsstaffel gehanteerd die stuurt op basis van vaste dekkingsgraden. Binnen het vigerende beleid en de vigerende regelgeving voldoen deze vaste dekkingsgraden aan de buffervereisten. Zodra blijkt dat dit niet (meer) het geval is zullen de vastgestelde sturingsdekkingsgraden zodanig worden herzien dat dit wel weer het geval is. Voor het premie- en toeslagbeleid dient de volgende staffel als leidraad: 100% + (Reserve Pensioenen / Technische voorzieningen) Premie Indexatie kleiner dan: 105% tussen: 105% en 125% groter dan: 125% gedempte kostendekkende premie gedempte kostendekkende premie gedempte kostendekkende premie niet lineair volledig + eventueel inhaalindexatie Het bestuur kan in enig jaar besluiten om af te wijken van bovenstaande staffel indien, naar het oordeel van het bestuur, de financiële situatie van het fonds hiertoe aanleiding geeft. Versie: 27 maart 2014-25 -

V.2.1. Premiebeleid Pensioenen PPF APG onderscheidt de volgende premiebegrippen: 1. De kostendekkende premie: dit is de premie als bedoeld in artikel 128 lid 1 van de Pensioenwet, zoals die jaarlijks wordt vastgesteld; 2. De gedempte kostendekkende premie: dit is de premie als bedoeld in artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet, zoals die jaarlijks wordt vastgesteld; 3. De feitelijke premie: deze premie is de premie die jaarlijks in rekening wordt gebracht, en is gelijk aan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie bedraagt voor 2014: Samenstelling feitelijke premie 2014 Premie 2014 als percentage van pensioengrondslag Inkoop pensioen (incl. risico-opslagen) 17,8% Opslag voor Vereist Eigen Vermogen 3,3% Opslag voor kosten 0,4% Subtotaal 21,5% Premie voor aanvullingsregelingen 1,5% Totaal 23,0% De feitelijke premie wordt uitgedrukt in een percentage van de som van de pensioengrondslagen. Lasten die verband houden met extra pensioentoezeggingen worden separaat, op voor mannen en vrouwen gelijke grondslagen van het fonds, vastgesteld en komen geheel voor rekening van de betreffende aangesloten werkgever; De feitelijke premies zullen nimmer de wettelijke eisen mogen doorkruisen. Beleid bij verzekeringstechnisch nadeel Als gevolg van de toetreding van een groep nieuwe deelnemers of de uittreding van een groep bestaande deelnemers, kan de hoogte van de (gedempte) kostendekkende premie (sterk) stijgen. Het verwachte totaal aan extra premielasten, wordt verzekeringstechnisch nadeel (VTN) genoemd. Vergoeding van het VTN door toetredende werkgevers, voorkomt nadelige effecten voor de huidige deelnemers van het fonds en hun werkgevers. De stijging van de premie kan hierdoor namelijk naar verwachting gefinancierd worden uit de VTN vergoeding. Het kan ook in het belang zijn van de nieuwe deelnemers, als zij een keuze tot toetreding mede baseren op basis van de huidige gegevens van het fonds. De hoogte van de premie is bij een dergelijke keuze namelijk een belangrijk kenmerk. Ook in het geval van een uittredende werkgever kan er sprake zijn van een verhogend effect op de (gedempte) kostendekkende premie en daarmee van een verzekeringstechnisch nadeel. PPF APG heeft beleid vastgesteld voor het bepalen van de compensatie ter vergoeding van enig verzekeringstechnisch nadeel ( VTN ). Dit beleid is gebaseerd op het Vrijstellings- en boetebesluit Wet BPF 2000. Versie: 27 maart 2014-26 -

V.2.2. Premiebeleid aanvullingsregelingen De premie voor de aanvullingsregelingen wordt als volgt bepaald: Contante waarde verwachte lasten -/- Reserve aanvullingsregelingen Contante waarde pensioengrondslag tot 2021 Voor de aanvullingsregelingen wordt benadrukt dat alle toekomstige lasten, dus ook de lasten van de eindfinanciering in 2020, uit de premies worden betaald. Waarbij: De contante waarde wordt bepaald op basis van discontovoet van 3,9%; Het rendement over de Reserve Aanvullingsregeling is gelijk verondersteld aan de gedempte disconteringsvoet (3,9%); In de verwachte lasten wordt rekening gehouden met verwachte toeslagen over de voorwaardelijke aanspraken en een blijfkans tot de toekenningsdatum van 100%. In de lasten wordt verder rekening gehouden met de solvabiliteitsopslag en de opslag voor excassokosten zoals bekend op de datum waarop de benodigde premie wordt berekend. De solvabiliteitsopslag is daarbij gelijk aan het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix. De opslag voor excassokosten wordt periodiek geëvalueerd door PPF APG en bedraagt in 2014 3%; De pensioengrondslagsom wordt naar de toekomst toe constant verondersteld. Op die manier wordt in de financiering niet alvast rekening gehouden met mogelijke stijgende premieopbrengsten als gevolg van stijgende salarissen van de deelnemers van PPF APG; In de verwachte lasten wordt rekening gehouden met een solvabiliteitsopslag zoals die op lange termijn geldt. Om te grote schommelingen in de aanvullingspremies te voorkomen is de maximale premiesprong van 0,5% per jaar vastgesteld. De premie voor de aanvullingsregeling kan maximaal 5% en minimaal 0% van de pensioengrondslag zijn. Jaarlijks wordt in de premie- en toeslagnota, welke het premie- en toeslagadvies voor het daaropvolgende jaar bevat, ook een advies uitgebracht over het toekennen van de jaarlagen voor de aanvullingsregelingen. V.2.3. Kostendekkende premie Kostendekkende premie (artikel 128 lid 1 Pensioenwet) De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: a) De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling en risicopremies (bijvoorbeeld premievrije bijboeking); b) Solvabiliteitsopslag voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen. Voor deze solvabiliteitsopslag wordt uitgegaan van het strategisch Vereist Eigen Vermogen (VEV) per einde 3 e kwartaal. Daarbij wordt nog gerekend met het dan geldende beleggingsplan. Pas bij de VEV berekening per einde 4 e kwartaal wordt gerekend met het beleggingsplan voor het volgende jaar. Die berekening is echter later beschikbaar dan het moment waarop de premie vastgesteld dient te worden; c) Een opslag voor de uitvoeringskosten (administratie en uitbetaling). Versie: 27 maart 2014-27 -

Grondslagen De grondslagen die bij de berekening van de kostendekkende premie worden gebruikt zijn: Overlevingstafels zoals gebruikt voor de vaststelling van de voorziening; Een disconteringsvoet gelijk aan de actuele marktrente (rentetermijnstructuur). Gedempte kostendekkende premie (artikel 128 lid 2 Pensioenwet) Het fonds heeft een keuze met betrekking tot de disconteringsvoet voor de kostendekkende premie. De keuze bestaat uit: Actuele marktrente (rentetermijnstructuur); Historisch voortschrijdend gemiddelde rente (maximaal tien jaar); Vastgestelde verwachte waarde. Bij keuze voor een van de twee laatstgenoemde mogelijkheden spreekt men van een gedempte premie. Het fonds hanteert voor het vaststellen van de kostendekkende premie een gedempte disconteringsvoet van 3,9%. Deze wordt jaarlijks getoetst aan het 120-maands gemiddelde van de rente. De gedempte disconteringsvoet is voor 2014 bijgesteld van 4,0% naar 3,9% door een daling van het 120-maands gemiddelde. In de jaarrekening dient de premie die gebaseerd is op de actuele marktrente, de kostendekkende premie, altijd gepubliceerd te worden. Daarnaast mag alleen van de actuele marktrente worden afgeweken wanneer het beleid van het fonds erop is gericht om structureel op of boven de evenwichtssituatie te zitten. De keuze moet goed onderbouwd zijn. De disconteringsvoet voor de gedempte premie mag op de lange termijn niet teveel afwijken van de gemiddelde realisatie. Er moet naar het oordeel van DNB sprake zijn van consistentie in beleid. Er mag met andere woorden niet tussentijds gewisseld worden. Ten slotte dient de disconteringsvoet een consistent geheel te vormen met de gewekte verwachtingen. In de premienota zal jaarlijks worden getoetst of de gekozen disconteringsvoet voldoet aan bovenstaande voorwaarden. Jaarrekening, verslagstaten en actuarieel verslag In het jaarverslag moeten drie premies worden opgenomen: De kostendekkende premie op actuele marktrente; De gedempte kostendekkende premie; De feitelijk vastgestelde premie. In de verslagstaten moeten dezelfde premies als in de jaarrekening worden opgenomen. In het Actuarieel verslag dient de certificerende actuaris aan te geven of is afgeweken van de conform de richtlijnen vastgestelde kostendekkende premie. Indien sprake is van een afwijking dan dient de certificerende actuaris hier een oordeel over te geven. V.2.4. Premie bij vrijwillige voortzetting De premie bij vrijwillige voortzetting is gelijk aan de gedempte kostendekkende premie (inclusief premie voor de aanvullingsregelingen).indien een deelnemer kiest voor onbetaald verlof zonder voortzetting van pensioenopbouw, dan is er geen sprake van pensioenopbouw, maar wel van dekking voor het overlijdensrisico en het invaliditeitsrisico. Hiervoor dient aan het fonds een risicopremie te worden betaald. Deze risicopremie is gelijk aan de componenten voor dekking van het overlijdensrisico en het invaliditeitsrisico in de gedempte kostendekkende premie, verhoogd met een solvabiliteitsopslag voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen. V.2.5. Toeslagbeleid Pensioenen De eventuele toeslagverlening wordt per 1 januari van enig jaar verleend. Voor nietactieve deelnemers wordt de toeslag gebaseerd op de prijsinflatie (CPI alle huishoudens) Versie: 27 maart 2014-28 -

over het afgelopen jaar, gerekend van september tot september en zoals gepubliceerd door het CBS. De toeslag wordt voor actieve deelnemers gebaseerd op het maximum van de prijsinflatie en de totale structurele loonsverhoging in het afgelopen jaar. De toeslag wordt gefinancierd uit de Reserve Pensioenen aan het eind van het jaar voorafgaand aan de toeslagverlening tot zover de beschikbare middelen hierin dat toelaten. Inhaaltoeslag Indien in enig jaar de toeslag niet gelijk is aan de totale structurele loonverhoging danwel prijsinflatie ontstaat een achterstand in de toeslagen. PPF APG streeft ernaar achterstanden in de toeslagen later weer in te halen. Dit kan door een zogenaamde inhaaltoeslag. Inhaaltoeslag wordt gefinancierd uit de reserve pensioenen. Als de Reserve pensioenen groter is dan 25% van de Technische Voorzieningen kunnen er eventuele inhaaltoeslagen worden gegeven. De inhaaltoeslag is onbeperkt in hoogte en tijd voor zowel actieven als niet-actieven. Het toeslagbeleid kan te allen tijde door het bestuur worden aangepast. Dit geldt ook voor het toeslagbeleid dat betrekking heeft op reeds ingegane pensioenen en op premievrije aanspraken. V.2.6. Moment vaststelling premies en toeslagverlening Aan het eind van enig jaar worden de premies en toeslagverleningen voor het volgende jaar vastgesteld. Deze vaststelling zal gebeuren op basis van de verwachte vermogenspositie. Bij de schatting van de vermogenspositie per het einde van enig jaar worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: De gepubliceerde maanddekkingsgraad per eind oktober; De stijging van de dekkingsgraad op basis van het verwachte overrendement tot het eind van het jaar. Dit verwachte overrendement wordt gebaseerd op de verwachte rendementen conform DNB-uitgangspunten (zie paragraaf hieronder). Effecten op de dekkingsgraad als gevolg van overige verwachte wijzigingen, worden in de schatting van de vermogenspositie per einde van het jaar meegenomen. Hieronder valt bijvoorbeeld een aankomende grondslagwijziging. V.2.7. Economische Uitgangspunten In het navolgende overzicht worden de economische uitgangspunten gepresenteerd zoals deze voor verschillende lange termijn strategische analyses worden gebruikt. In de kolom Ongebonden zijn de verwachtingswaarden opgenomen zoals deze in de meest recente ALM studie uit 2013 (update van de ALM studie uit 2010) zijn gehanteerd. De vermelde ALM rendementen zijn gebaseerd op de rendementsverwachtingen voor de komende 15 jaar, uitgaande van de economische situatie van 2013. Het bestuur is verantwoordelijk voor het vaststellen van deze set van verwachtingswaarden, waarbij zij geadviseerd wordt door de vermogensbeheerder en de Beleggingsadviescommissie van het fonds. Deze parameterset is niet onderworpen aan voorwaarden van de toezichthouder. De kolom Gebonden geeft de verwachtingswaarden weer zoals deze door het fonds worden gebruikt voor het herstelplan en de continuïteitsanalyses. Voor het herstelplan en de continuïteitsanalyses worden door de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) bindende voorwaarden opgelegd ten aanzien van de te hanteren parameters. De parameterset zoals weergegeven in de laatste kolom is in overeenstemming met de richtlijnen uit de Regeling parameters pensioenfondsen. In maart 2014 zal de Commissie Parameters met een nieuwe parameterset komen. Versie: 27 maart 2014-29 -

Strategische Beleggingsmix PPF APG Ongebonden Gebonden Vastrentende waarden 44% Treasuries 15,5% 3,3% 4,5% Inflation Linked Debt 7,5% 3,1% 4,5% Credits 19,0% 3,3% 4,5% Emerging Markets Debt 2,0% 4,8% 4,5% Aandelen 31% Equity Developed 26,0% 5,9% 7,0% Equity Emerging 5,0% 7,1% 7,0% Vastgoed 10% Real Estate 10,0% 5,4% 7,0% Alternatieve beleggingen 15% Commodities 4,0% 2,5% 6,0% Hedge Funds (incl GTAA) 4,0% 6,3% 7,5% Private Equity 4,0% 8,7% 7,5% Infrastructure 2,0% 5,2% 7,5% Opportunities 1,0% 5,2% 7,5% Totale portefeuille 100% Totaal rendement: 4,7% 5,9% Valutahedge (alleen USD, GBP, JPY, CHF): 80% Rentehedge (bruto-afdekking van de dekkingsgraad) 72% Voor inflatie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Looninflatie: 3% Prijsinflatie: 2% PPF APG gebruikt als maatstaf voor het renteafdekkingsbeleid de bruto-afdekking van (de rentegevoeligheid van) de dekkingsgraad. Dit wil zeggen dat voor een bepaald percentage (strategische norm is 72%) de rentegevoeligheid van de dekkingsgraad -die voortvloeit uit de verplichtingen- wordt gemitigeerd (afgedekt) door middel van rentegevoelige beleggingen: vastrentende waarden portefeuilles en rente-overlay. V.2.8. Continuïteitsanalyse De continuïteitsanalyse heeft als doel het gevoerde beleid van het fonds ten aanzien van de beleggingen, de toeslag en de premie in onderlinge samenhang en in relatie met de verplichtingen met een tijdshorizon van 15 jaar te toetsen op de beheersbaarheid van risico s met betrekking tot de aanvaardbare geachte kansen ten aanzien het optreden van respectievelijk een dekkingstekort, een reservetekort, toeslagkortingen en nietkostendekkende premies. De methodiek is vergelijkbaar met een ALM-studie met een tijdshorizon van 15 jaar waarbij ook verschillende aannames worden gemaakt ten aanzien van ondermeer rendementen en inflatie. Een fonds heeft beperkte vrijheid deze zelf te bepalen. De DNB zal de aannames toetsen en beoordelen. De centrale grootheid in de continuïteitsanalyse is de aanwezige solvabiliteit, zowel in absolute zin als ten opzichte van de gewenste solvabiliteit. Daarnaast kan de analyse gebruikt worden om vast te stellen in hoeverre de toeslagambitie gerealiseerd wordt. Alleen indien de toeslagambitie niet in gevaar is, kan premiekorting worden verleend. De continuïteitsanalyse wordt standaard eens in de drie jaar uitgevoerd en zal tevens uitgevoerd worden bij wijziging van beleid, significante wijziging van risico s/de financiële Versie: 27 maart 2014-30 -

positie en wanneer DNB dit verlangt. Na enkele jaren zullen de gerealiseerde resultaten vergeleken worden met de resultaten uit de in het verleden uitgevoerde continuïteitsanalyses. Deze verschillenanalyse zal gemaakt worden om de gekozen aannames te kunnen evalueren. V.2.9. Toeslagenmatrix De nieuwe toeslagenmatrix is in werking getreden per 1 januari 2009. Vanaf dat moment wordt naar de deelnemer de voorwaardelijkheidsverklaring gecommuniceerd bij elke wijziging van de situatie van de deelnemer, zoals bij de startbrief, toeslagverleningsbrief, waardeoverdracht, scheiding en jaarlijks op de UPO naar de deelnemers. Zowel actieve als inactieve deelnemers van PPF APG zijn ingedeeld in de categorie D1. Onder deze categorie worden voorwaardelijke toeslagen gefinancierd uit overrendementen. V.3. Beleggingsbeleid V.3.1. Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten voor het te voeren beleggingsbeleid. Daarnaast wordt de beleggingsorganisatie binnen het fonds, de beleggingsmix en het te voeren beleid voor financiële derivaten nader omschreven. V.3.2. Uitgangspunten Het bestuur hanteert de volgende uitgangspunten voor het beleggingsbeleid: De middelen van het fonds worden belegd in genoteerde aandelen, participaties in private equity, hedgefunds, commodities, vastgoed en vastrentende waarden. Naast de beleggingscategorieën waarin mag worden belegd, zijn de beleggingsrichtlijnen vervat in het beleggingsplan en de fondsvoorwaarden van de beleggingsfondsen waarin PPF APG participeert. Hierbij zijn richtlijnen en begrenzingen opgenomen zoals: bandbreedtes waarbinnen de waarde van de deelcategorieën zich mag bevinden als gevolg van marktbewegingen en het beleid van de vermogensbeheerder; benchmark-indices van de deelcategorieën; restricties ten aanzien van risicokarakteristieken en exposures. De Verklaring inzake beleggingsbeginselen is in een separate bijlage bij deze abtn gevoegd. Deze verklaring is laatstelijk gewijzigd op 27 maart 2014. V.3.3. Beleggingsorganisatie Het bestuur heeft voor het vermogensbeheer een overeenkomst gesloten met APG. Het fonds heeft haar beleggingen deels ondergebracht in beleggingsfondsen van APG. Door de deelname in verschillende beleggingsfondsen realiseert het bestuur van het pensioenfonds op basis van haar risicoprofiel de gewenste asset allocatie. Deze beleggingsfondsen zijn fondsen voor gemene rekening, waarin identieke beleggingen van de opdrachtgevers van APG zijn ondergebracht. Door de inrichting van de fondsen is een strikte scheiding tussen het vermogen van de opdrachtgevers en het vermogen van de beheerder van de fondsen aangebracht. Daarnaast kan PPF APG ook beleggingen op eigen naam aanhouden. In alle gevallen is een strikte scheiding aangebracht tussen het vermogen van het fonds en het vermogen van de beheerder. De opzet van de beleggingsfondsen is zodanig dat PPF APG de eigen allocatie naar de beleggingsfondsen kan bepalen. Herschikking van middelen en uittreding door het fonds is voor liquide beleggingscategorieën maandelijks mogelijk, per de 1 e van de maand. Bij Versie: 27 maart 2014-31 -

uittreden worden de beleggingen van de deelnemer verkocht en wordt afgerekend met de uittredende deelnemer. Maandelijks wordt de netto vermogenswaarde van de beleggingsfondsen op basis van de onderliggende beleggingen, tegen marktwaarde, bepaald. Ook voor de beleggingen van het fonds die op eigen naam plaatsvinden, vindt maandelijks de waardering tegen marktwaarde plaats. APG brengt op maand- en kwartaalbasis verslag uit aan het bestuur over het gevoerde beleggingsbeleid. De beheerder van de APG beleggingsfondsen stelt jaarlijks een jaarrekening per beleggingsfonds op. Deze wordt, voorzien van een accountantsverklaring, voorgelegd aan de participanten. V.3.4. Strategisch beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid van het fonds is gebaseerd op door het fonds uitgevoerde ALM-studies en wordt periodiek vastgesteld door het bestuur. De meest recente ALM studie dateert uit 2013 (update van de ALM studie uit 2010). Het strategisch beleggingsbeleid is vastgelegd in de lange termijn normatieve portefeuille, met inbegrip van een relevant geachte benchmark voor elke beleggingscategorie. Tevens is er voor 2014 een normatieve portefeuille vastgesteld, met als uitgangspunt dat de norm voor 2014 naar de lange termijn norm toegroeit. De lange termijn normatieve portefeuille en de normatieve portefeuille voor 2014 kennen de volgende verdeling naar beleggingscategorieën: Strategische beleggingsmix: Normatieve beleggingsmix 2014: Vastrentende waarden 44,0% 48,0% Treasuries 15,5% 20,0% Inflation Linked Debt 3 7,5% 7,0% Credits 4 21,0% 19,0% Emerging Markets Debt 2,0% Aandelen 31,0% 32,0% Equity Developed 26,0% 24,0% Equity Emerging 5,0% 8,0% Vastgoed 10,0% 9,0% Real Estate 10,0% 9,0% Alternatieve beleggingen 15,0% 11,0% Commodities 4,0% 3,0% Hedge Funds (incl GTAA) 4,0% 5,0% Private Equity 4,0% 2,0% Infrastructure 2,0% 1,0% Opportunities 1,0% 0,0% Totale portefeuille 100,0% 100,0% 3 Inflation Linked Debt is de combinatie van de voormalige beleggingscategorieën Inflation Linked Bonds en Alternative Inflation (AI). AI wordt dus niet langer gecategoriseerd als alternatieve belegging. 4 Ten tijde van het opstellen van de strategische beleggingsmix (2010) werd Emerging Markets Debt (EMD) nog als onderdeel gezien van Credits. Met ingang van 2014 wordt EMD als separate beleggingscategorie beschouwd. Versie: 27 maart 2014-32 -

In onderstaande tabel zijn de benchmarks beschreven van de beleggingscategorieën waarin PPF APG belegt. Benchmarks Beleggingscategorie Benchmark 2014 Treasuries Samengesteld volgens: 70% FGR Euro Plus Treasuries benchmark 30% FGR Core Treasuries benchmark FGR Euro Plus Treasuries FGR Core Treasuries Inflation Linked Debt Barclays Capital Euro Aggregate: Treasuries Euro Denominated Barclays Capital Euro Treasury Bond Customized Index, 60% Germany +20% France +20% Netherlands, in euro Barclays Capital Euro Government Inflation Linked All Maturities, in euro Credits * Samengesteld volgens: 47,5% Barclays Capital EU Aggregate ex-treasuries and Sovereigns Index 47,5% Barclays Capital US Aggregate ex-treasuries and Sovereigns Index 5% High Yield benchmark High Yield Samengesteld volgens: 75% BofA Merrill Lynch US Non-Financial High Yield Constrained Index 25% BofA Merrill Lynch European Currency Non-Financial High Yield 3% Constrained Index Emerging Markets Debt Samengesteld volgens: 50% JP Morgan EMBI Global Diversified Index for hard currency 50% JP Morgan GBI-EM Diversified Index for local currency Equity Developed Samengesteld volgens: 85% FGR Developed Markets Equity benchmark 15% FGR Developed Markets Equity Minimum Volatility benchmark FGR Developed Markets Equity MSCI World Total return, netto dividend index en unhedged in euro FGR Developed Markets Equity Minimum Volatility MSCI World Minimum Volatility (optimized for Euro), total return, net dividends, unhedged in Euro Equity Emerging MSCI Emerging Markets Standard index, total return, net dividends, unhedged in Euro Benchmark tot 2014 is 50% MSCI World ex Europe en 50% MSCI Europe. De wijziging van de benchmark wordt per kwartaal geleidelijk doorgevoerd gedurende in totaal 8 kwartalen. Versie: 27 maart 2014-33 -

Benchmarks (vervolg) Beleggingscategorie Benchmark 2014 Real Estate NAV gewogen samengesteld volgens: Strategic Real Estate benchmark Tactical Real Estate benchmark Real Estate heritage benchmark Strategic Real Estate NAV gewogen samengesteld volgens regionale NCREIF en IPD property indices Tactical Real Estate NAV gewogen samengesteld volgens regionale FTSE EPRA/NAREIT indices Real Estate heritage NAV gewogen samengesteld volgens regionale NCREIF en IPD property indices,5 Commodities S&P GSCI Total Return Index USD Hedge Funds NAV gewogen samengesteld volgens: Hedge Funds benchmark Funded Asset Allocation benchmark Hedge Funds JP Morgan US Cash Index (one month) + 3,5% Funded Asset Allocation JP Morgan Euro Cash Index (one month) + 3,5% Private Equity NAV gewogen samengesteld volgens: Pooled Average Thomson Venture Economics De valutawegingen worden op basis van de feitelijke gewichten genomen. Infrastructure Samengesteld volgens: 40% NAV gewogen samengesteld volgens regionale Barclays Treasury indices 60% NAV gewogen samengesteld volgens regionale UBS Infrastructure & Utilities indices Asset Allocation & Overlay Deelbenchmarks per strategie volgens: Overlay benchmark Tactische Asset Allocatie: 0% Overlay Deelbenchmarks per strategie volgens: Afdekking renterisico: hedge resultaat op de normafdekking Afdekking valutarisico: hedge resultaat op de normafdekking De benchmark is vertraagd beschikbaar, waardoor er in de performance rapportage voor de benchmark vertraging optreedt. V.3.5. Tactisch en actief beleggingsbeleid Naast de normportefeuille stelt het bestuur per beleggingscategorie bandbreedtes vast voor de herbalanceringsstrategie. De herbalanceringsstrategie is gebaseerd op een neutraal gewicht voor iedere beleggingsstrategie met daaromheen gedefinieerde bandbreedtes. Op het moment dat op een maandelijks evaluatiemoment voor een beleggingscategorie de bandbreedte is doorbroken zal de allocatie minimaal dienen te worden teruggebracht naar de bandbreedte. Naast de (mechanische) herbalancering zoals hierboven beschreven heeft PPF APG een mandaat verstrekt aan de vermogensbeheerder om tactisch beleid te voeren binnen de bandbreedtes, met als doel waarde toe te voegen ten 5 Voor de Europese en Aziatische beleggingen in de Real Estate heritage worden representatieve regionale IPD indices als benchmark gebruikt. Specifiek voor CBRE Dutch Residential Fund IV en Museumplein is dat ROZ/IPD Netherlands. Versie: 27 maart 2014-34 -

opzichte van het rendement op de normportefeuille. Het mandaat houdt in dat de vermogensbeheerder: tactische posities in kan nemen door middel van het verkleinen of vergroten van de afwijkingen ten opzichte van de neutrale gewichten, en eventueel tegengestelde tactische posities in kan nemen; een onderweging ten opzichte van het neutrale gewicht kan worden omgezet in een overweging en vice versa. De beslissing om een tactische positie in te nemen is onderhevig aan verschillende factoren, namelijk visie ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van beleggingscategorieën, marktomstandigheden, risicoruimte ten opzichte van het herstelplan, tracking error, transactiekosten en operationele kosten. Het neutrale gewicht dat gebruikt wordt voor de herbalancering is voor alle liquide beleggingscategorieën gelijk aan de normallocatie. Equity Developed en Credits vormen hierop de uitzondering omdat deze de rol van funding asset voor de illiquide beleggingen vervullen. Dit houdt in dat zolang allocaties naar illiquide beleggingen nog niet gedaan kunnen worden, de allocaties tijdelijk ten gunste vallen aan Equity Developed en Credits. Equity Developed geldt als funding asset voor Real Estate, Hedge Funds, Private Equity en Infrastructure. Credits geldt als funding asset voor Emerging Markets Debt. Het neutrale gewicht voor een funding asset is gelijk aan de normallocatie van de funding asset plus het verschil tussen de normallocaties voor illiquide beleggingen waarvoor de beleggingscategorie als funding asset fungeert en de feitelijke allocaties naar deze beleggingen. In de onderstaande tabel voor de herbalanceringmethodiek zijn de bandbreedtes gedefinieerd voor 2014 ten opzichte van het neutrale gewicht van de (liquide) beleggingscategorieën in de normportefeuille. Beleggingscategorieën Bandbreedte Treasuries 2,0% Inflation Linked Debt 1,0% Credits 2,0% Equity Developed 3,0% Equity Emerging 2,0% Commodities 1,0% Overlay 3,0% In de tabel is ook de bandbreedte voor Overlay weergegeven. De normallocatie naar Overlay is 0%. Wanneer de waarde van de Overlay zich op een maandelijkse evaluatiedatum buiten de bandbreedte begeeft, zal deze minimaal worden teruggebracht naar de bandbreedte. Actieve beslissingen die leiden tot een (toenemende) onderschrijding van het neutrale gewicht zijn niet toegestaan. Dit zou immers leiden tot een portefeuille met leverage, waarbij de (toegenomen) leverage is veroorzaakt door actief beleid. Replicatie Een replicatiestrategie is een strategie waarbij de marktwaardeontwikkeling (c.q. het rendementsverloop) van een beleggingsportefeuille of benchmark wordt nagebootst met behulp van een portefeuille van andere beleggingsinstrumenten, meestal een combinatie van derivaten en cash. Een replicatieportefeuille wordt dusdanig geconstrueerd dat deze onder alle mogelijke toekomstige economische scenario s een vergelijkbaar rendement zal behalen als de beleggingsportefeuille of benchmark welke wordt nagebootst. Het rendement op een replicatiestrategie is echter niet identiek aan dat van het Versie: 27 maart 2014-35 -

beleggingsfonds, mede doordat het actief beleid binnen de gerepliceerde fonds niet wordt nagebootst. PPF APG staat het gebruik van replicatiestrategieën ten behoeve van een efficiënte uitvoering van de rebalancing of tactische asset allocatie toe voor de beleggingsfondsen Developed Markets Equity en Euro Plus Treasuries. Voor Developed Markets Equity is een replicatieportefeuille samengesteld met daarin aandelen index futures en valutatermijncontracten. Voor Euro Plus Treasuries bevat de replicatieportefeuille renteswaps met verschillende looptijden. De maximale exposures die door middel van replicatiestrategieën opgebouwd mogen worden zijn gelijk aan de enkelzijdige bandbreedtes voor de betreffende beleggingscategorieën, te weten: 3% van het totaal belegd vermogen voor Developed Markets Equity; 2% van het totaal belegd vermogen voor Euro Plus Treasuries. De duur van de ingenomen posities in replicatiestrategieën ten behoeve van rebalancing of tactische asset allocatie is doorgaans 1 tot 3 maanden. Tracking errors Om invulling te geven aan de beleggingsallocatie heeft PPF APG haar beleggingen deels ondergebracht in de beleggingsfondsen van APG. Om het risico van de beleggingsfondsen ten opzichte van de benchmarks te beheersen worden voor de verschillende beleggingsfondsen (maximale) tracking errors gehanteerd. Tracking error is een risicomaatstaf voor de afwijkingen van de benchmark. De tracking error is gebaseerd op de volatiliteit van het verschil in het rendement van de beleggingen en dat van de benchmark van de desbetreffende beleggingscategorie. Een tracking error van 0% geeft aan dat er in het geheel niet mag worden afgeweken van de benchmark. Naarmate de tracking error verder oploopt nemen de kansen op een outperformance toe, net als het risico op een slechter rendement dan de benchmark. De afgesproken maximale tracking errors zijn terug te vinden in onderstaande tabel. Tracking errors 2014 Beleggingscategorie Core Treasuries 0,5% Euro Plus Treasuries 1,0% Inflation Linked Bonds 1,25% Credits 2,0% Emerging Markets Debt 3,5% Equity Developed 2,5% Equity Developed Minimum Volatility 4,0% Equity Emerging 3,5% Tactical Real Estate 3,5% Maximale tracking error Commodities Bèta-portefeuille: 25% Hedge Funds Volatiliteitslimiet van 12,5% Funded Asset Allocation Volatiliteitslimiet van 15% Alpha-portefeuille: absoluut risico maximaal 3% van de NAV V.3.6. Valutarisico Het lange termijn strategische valutabeleid van het fonds bestaat uit de afdekking van de valutarisico s die het fonds loopt uit hoofde van zijn beleggingen in grotere vreemde valuta s (US dollar, Britse pond, Japanse yen, Zwitserse franc). Door middel van valutatermijncontracten worden deze valutarisico s voor 80% afgedekt. Versie: 27 maart 2014-36 -

Overige valuta s worden niet afgedekt vanwege de veelal geringe omvang van de posities en omdat (kosten-)efficiënte uitvoering van de afdekking slecht mogelijk is. Daarnaast is vanwege diversificatie het valutarisico van meerdere kleine posities gering. De valuta-afdekking vindt plaats op basis van de valutaverdeling van de benchmarks van de beleggingsfondsen. Dit wil zeggen dat voor de werkelijke allocatie naar de beleggingsfondsen de exposures naar USD, GBP, JPY en CHF worden vastgesteld op basis van de valutaverdeling van de benchmark. Deze posities worden vervolgens in een overlay op fondsniveau afgedekt. De valuta-exposures als gevolg van actief beleid binnen liquide beleggingscategorieën - zowel over- als onderwegingen- vallen onder de bevoegdheid van de betreffende portefeuillemanager. De portefeuillemanager heeft het mandaat om deze exposures al dan niet af te dekken binnen het beleggingsfonds. PPF APG heeft haar vermogensbeheerder (APG) een mandaat verstrekt om actief beleid te voeren ten opzichte van de vastgestelde afdekkingsniveaus. Gedurende het jaar geldt er een bandbreedte voor de valuta-afdekking van -10%-punt tot +10%-punt ten opzichte van de normatieve afdekkingsniveaus, voor wat betreft de valuta s USD, GBP, JPY en CHF. Binnen deze bandbreedte kan de vermogensbeheerder de hedge ratio aanpassen ten behoeve van het optimaliseren van het rendement en/of risico. Als op de maandelijkse evaluatiedatum (ultimo maand) een valuta zich buiten de bandbreedte begeeft, zal de afdekking van de desbetreffende valuta worden aangepast tot een waarde binnen de bandbreedte. Door marktbewegingen kan het wel voorkomen dat intra-maand de valuta-afdekking buiten de bandbreedte komt. Dit wordt gecorrigeerd als op maandultimo de valuta-afdekking nog steeds buiten de bandbreedte is. Het doel van het actieve beleid op de valuta-afdekking is om op basis van visie ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van valuta s waarde toe te voegen voor het fonds ten opzichte van het resultaat op de norm. De tactische posities worden in ieder geval op wekelijkse basis geëvalueerd en bezien wordt of ze gecontinueerd of aangepast worden. Daarnaast kan op ad-hoc basis iedere dag de positie worden aangepast. Hoewel frequent geëvalueerd wordt is de horizon in het algemeen langer dan een week: 1 tot 6 maanden. Vanwege de grote omvang van de portefeuille wordt ernaar gestreefd om weinig transacties te generen. Transactiekosten drukken het actieve beleggingsresultaat en daarmee is geborgd dat transactiekosten expliciet worden meegenomen in het actieve valutabeleid. V.3.7. Renterisico Als gevolg van de waardering van de verplichtingen op marktwaarde (verplicht ingevolge het FTK) is het fonds gevoelig voor veranderingen in de marktrente als gevolg van een mismatch in rentegevoeligheid tussen verplichtingen en beleggingen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten de systematiek van de Ultimate Forward Rate (UFR) van toepassing te verklaren op pensioenfondsen. Dit is echter voornamelijk een boekhoudkundige wijziging, welke samenhangt met de vraag hoe de verplichtingen gewaardeerd moeten worden. De UFR heeft dus impact op de vraag of nominale rechten al dan niet gekort moeten worden, of in welke mate ze geïndexeerd mogen worden. In de rapportage over de dekkingsgraad zal de rentetermijnstructuur dus op basis van de UFR systematiek worden gehanteerd. Ten behoeve van het beleggingsbeleid gaat PPF APG echter uit van de daadwerkelijke economische risico s welke gelopen worden: als de marktrente structureel lager blijft dan de UFR, zal ook de dekkingsgraad hier uiteindelijk de gevolgen van ondervinden. Om die Versie: 27 maart 2014-37 -

reden gaat PPF APG bij het definiëren van het renteafdekkingsbeleid uit van de marktrente 6. Afdekkingsmethodiek Tot en met het Beleggingsplan 2013 werd de renteafdekking door PPF APG uitgedrukt als percentage van het renterisico van de netto-verplichtingen. Netto-afdekking van de verplichtingen kan geïnterpreteerd worden als de afdekking uit hoofde van de overlay van het renterisico van de verplichtingen na aftrek van het renterisico van de vastrentende waarden portefeuilles. Naar aanleiding van de ALM-update van 2013 heeft PPF APG besloten de afdekkingsmethodiek voor het renterisico op twee punten te wijzigen: i) bruto-afdekking in plaats van netto-afdekking, en ii) afdekking van de dekkingsgraad in plaats van afdekking van de verplichtingen. Bruto-afdekking (van de verplichtingen) is gedefinieerd als de afdekking van het renterisico van de verplichtingen uit hoofde van de totale beleggingen (vastrentende waarden en rente-overlay). Er wordt dus bij bruto-afdekking geen onderscheid gemaakt tussen de instrumenten (vastrentende waarden of renteswaps) die gebruikt worden voor de afdekking. PPF APG is van mening dat bruto-afdekking een logischere interpretatie heeft dan netto-afdekking, omdat bij bruto-afdekking eenduidig is welk deel van het renterisico van de verplichtingen is afgedekt en welk renterisico resteert. Afdekking van de dekkingsgraad is erop gericht om de rentegevoeligheid van de dekkingsgraad te mitigeren, daar waar afdekking van de verplichtingen de rentegevoeligheid van het surplus (waarde van de beleggingen minus waarde van de verplichtingen) mitigeert. PPF APG is van mening dat het minder logisch is om de waarde van het surplus te beschermen, immers een surplus van 20 heeft voor een pensioenfonds een andere betekenis bij verplichtingen met een waarde van 100 dan bij verplichtingen met een waarde van 200. De numerieke uitkomsten van de ALM studie van 2013 hebben bevestigd dat afdekking van de dekkingsgraad leidt tot betere resultaten voor het fonds. Ten aanzien van nettoof bruto-afdekking volgt uit de numerieke uitkomsten van de ALM studie geen voorkeur. Op basis van de intuïtief logischere interpretatie van bruto-afdekking heeft PPF APG besloten om met ingang van het Beleggingsplan 2014 het renteafdekkingsbeleid te definiëren in termen van bruto-afdekking van de dekkingsgraad. Strategische afdekking De renteafdekking vindt enerzijds plaats door de positie in vastrentende waarden en anderzijds door een positie in te nemen in derivaten (plain vanilla renteswaps, forward starting renteswaps en rollercoaster renteswaps). Naar aanleiding van de ALM studie van 2013, heeft het bestuur van PPF APG besloten om de strategische bruto-afdekking van de dekkingsgraad vast te stellen op 72%. Dit komt overeen met het strategische afdekkingsbeleid van 75% afdekking van de netto-verplichtingen, dat het fonds tot en met 2013 voerde. PPF APG maakt gebruik van een staffel om van het actuele niveau van de renteafdekking te komen tot het strategische afdekkingsniveau, afhankelijk van de ontwikkeling van de 30-jaars Euribor swaprente. De norm wordt verhoogd vanaf de 1 e dag van de eerstvolgende kalendermaand, na het doorbreken van een renteniveau. Er zal geen verlaging van de norm voor de renteafdekking plaatsvinden indien de rente weer daalt tot onder eerder doorbroken renteniveaus volgens de rentestaffel. De staffel is in onderstaande tabel weergegeven. 6 De waarde en de rentegevoeligheid van de verplichtingen worden ten behoeve van het renteafdekkingsbeleid vastgesteld op basis van de EONIA swapcurve. Versie: 27 maart 2014-38 -

Normen en bandbreedtes renteafdekking 2014 30-jaars Euribor swaprente Bruto-afdekking Bandbreedte Rente < 3,73% 53% 50% - 56% Rente 3,73% 56% 53% - 59% Rente 4,23% 64% 61% - 67% Rente 4,73% 72% 69% - 75% De norm is de leidraad voor de feitelijke renteafdekking. Op het moment dat de rente (slotkoers) een hierboven genoemd niveau bereikt, wordt het bestuur van PPF APG hierover geïnformeerd door de vermogensbeheerder. Het bestuur van PPF APG beslist vervolgens over de eventuele daadwerkelijke uitbreiding van de renteafdekking. Tactische afdekking PPF APG heeft haar vermogensbeheerder (APG) een mandaat verstrekt om actief beleid te voeren ten opzichte van de normafdekking. Gedurende het jaar geldt er een bandbreedte voor de rente-afdekking van -3%-punt tot +3%-punt ten opzichte van het normatieve afdekkingsniveau (zie bovenstaande tabel). Binnen deze bandbreedte heeft de vermogensbeheerder het mandaat om actief beleid te voeren met betrekking tot de positionering op de rentecurve zolang dat duration-neutraal plaatsvindt. Dit laatste houdt in dat APG alleen het mandaat heeft om de positionering van de renteafdekking op de rentecurve aan te passen, maar niet de hoogte van de renteafdekking behalve als het een rebalancing betreft op het moment dat de bandbreedte wordt overschreden. Ultimo 2013 bedroeg de renteafdekking van PPF APG ca. 52%. Dit is iets lager dan de norm van 53% maar binnen de bandbreedte van 50% tot 56%. Het doel van het actieve beleid op de renteafdekking is om op basis van visie ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van looptijden waarde toe te voegen voor het fonds ten opzichte van het resultaat op de norm. De tactische posities worden in ieder geval op wekelijkse basis geëvalueerd en bezien wordt of ze gecontinueerd of aangepast worden. Daarnaast kan op ad-hoc basis iedere dag de positie worden aangepast. Hoewel frequent geëvalueerd wordt is de horizon in het algemeen langer dan een week: 1 tot 6 maanden. Vanwege de grote omvang van de portefeuille wordt ernaar gestreefd om weinig transacties te generen. Transactiekosten drukken het actieve beleggingsresultaat en daarmee is geborgd dat transactiekosten expliciet worden meegenomen in het actieve rentebeleid. V.3.8. Inflatierisico Het inflatierisico houdt in dat de beleggingen van PPF APG onderhevig kunnen zijn aan negatieve waardeontwikkelingen door veranderingen van de inflatie. Het inflatierisico is alleen aanwezig voor onverwachte veranderingen van de inflatie, aangezien verwachte veranderingen al door de financiële markten zijn verwerkt in de waardering van financiële instrumenten en de verplichtingen (via de rentetermijnstructuur waartegen de verplichtingen gewaardeerd worden). Onverwachte veranderingen van de inflatie kunnen ertoe leiden dat de koopkracht van de beleggingen afneemt. Vanwege de ambitie van PPF APG om de pensioenuitkeringen te laten meegroeien met de loon-/prijsinflatie, heeft het bestuur beleid geformuleerd om de inflatiegevoeligheid van de beleggingen beter in lijn te brengen met de inflatiegevoeligheid van de verplichtingen. Enerzijds belegt PPF APG in beleggingscategorieën met een directe link met inflatie zoals Inflation Linked Debt. Anderzijds wordt er belegd in beleggingscategorieën waarvan wordt verwacht dat de rendementen op lange termijn meebewegen met inflatie, zoals vastgoed, grondstoffen en infrastructuur. Voor deze beleggingscategorieën impliceren historische data echter dat de correlatie met inflatie op korte horizonnen laag of zelfs negatief is. Voor langere Versie: 27 maart 2014-39 -

horizonnen (10+ jaar) zijn er veelal pas (significante) positieve correlaties waar te nemen. De inflatiebescherming is dus pas voor langere horizonnen waarneembaar. De normering voor de beleggingscategorieën die een link met inflatie hebben is op categorieniveau vastgesteld, er geldt geen normering voor het totaal aan beleggingen dat een link heeft met inflatie. V.4. Kortingsbeleid Op het moment dat een kortetermijnherstelplan van kracht is, stelt PPF APG ieder jaar vast of het zich nog boven het kritische herstelpad bevindt. Indien de dekkingsgraad van PPF APG ultimo enig jaar gelegen is onder het kritische herstelpad, zal het bestuur vaststellen of alle sturingsmiddelen reeds ten volle zijn ingezet (met de beperking dat de inzet hiervan de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of werkgevers niet onevenredig schaadt) dan wel dat een korting op pensioenaanspraken overwogen moet worden. Het bestuur raadpleegt, voorafgaand aan een besluit hierover, de cao-partijen, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie. Na raadpleging neemt het bestuur een gemotiveerd besluit over een (voorgenomen) korting van pensioenaanspraken en/of inzet van andere sturingsmiddelen om tijdig het dekkingstekort op te kunnen heffen. Indien (enkel of onder meer) een voorgenomen besluit tot korten wordt genomen, zal het fonds, bij gebleken onafwendbaarheid hiervan, na de wettelijk vastgestelde termijnen, overgaan tot het korten van pensioenaanspraken. Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: o De belangen van de deelnemers, slapers, gepensioneerden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. o De kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk. o o De mogelijkheden om in toekomst de kortingsmaatregel te compenseren. De (verwachte) ontwikkelingen in het verleden en de toekomst. o Een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. Hierbij zal het bestuur gebruik maken van ondersteunende analyses die inzicht geven in de (inkomens)effecten van de kortingsmaatregel voor de verschillende groepen. PPF APG hanteert in beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenaanspraken en rechten van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden met hetzelfde percentage worden gekort. Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. PPF APG streeft ernaar een toegepaste korting in de toekomst ongedaan te maken. Het herstel van een korting maakt integraal onderdeel uit van het kortingsbeleid en zal worden vastgesteld behorende bij de vorm van de kortingsmaatregel. Gelet op de ernst van korten (het aantasten van nominale pensioenen), ligt het in de rede kortingen éérst ongedaan te maken alvorens wordt overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Toeslagverlening is als het ware het tweede doel van het fonds: welvaartsvast houden van pensioenen. Maar daaraan vooraf gaat het borgen van de nominale pensioenaanspraken. Vandaar de prioritering van herstel van kortingen boven toeslagverlening. Versie: 27 maart 2014-40 -

Aan de hand van onderbouwende analyses gaat het bestuur na of de wijze van het ongedaan maken van een korting in voldoende mate evenwichtig is. In het kortingsproces kunnen de volgende stappen worden onderkend: 1. Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen. 2. Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten. 3. Raadplegen van partijen die betrokken zijn bij het totstandkoming van CAO APG Groep. 4. Vaststellen noodzaak tot korten. 5. Vaststellen omvang korting. 6. Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging. 7. Invulling compensatiemogelijkheden toekomst. 8. Opstellen nieuw herstelplan. 9. Voorlopig kortingsbesluit. 10. Informatieverplichtingen vanuit Pensioenwet. 11. Definitief kortingsbesluit (effectuering). Gedurende het proces zal communicatie richting de (gepensioneerde) deelnemers doorlopend onder de aandacht staan. Versie: 27 maart 2014-41 -

VI. Uitvoeringsovereenkomst PPF APG heeft conform artikel 25 van de Pensioenwet uitvoeringsovereenkomsten gesloten met de werkgevers. Hierin is geregeld welke rechten en plichten de werkgevers hebben jegens PPF APG. De belangrijkste afspraken in deze overeenkomsten zijn: 1. Werkgevers melden nieuwe werknemers die voor deelneming in aanmerking komen aan bij PPF APG, en geven tijdig mutaties in deelnemersgegevens door; 2. Werkgevers voldoen tijdig de premies aan PPF APG op basis van de door PPF APG verstrekte facturen, en verwerken op correcte wijze de deelnemersbijdragen in de salarissen; 3. Partijen verplichten zich tot het getrouw naleven van het pensioenreglement en de statuten; 4. Aan werkgevers wordt jaarlijks een jaarrekening verstrekt, die in overeenstemming is met de eisen van de accountant, de certificerend actuaris en het bestuur van PPF APG. 5. Per werkgever zijn afspraken geformuleerd over (de voorwaarden) waaronder eventuele collectieve waardeoverdrachten kunnen plaatsvinden. De uitvoeringsovereenkomsten zijn voor het laatst vernieuwd op 1 januari 2013 en gelden voor de duur van 5 jaar. De overeenkomsten worden stilzwijgend verlengd met 5 jaar indien partijen niet ten minste 2 jaar voor afloop van de overeenkomst deze overeenkomst opzeggen. Tussentijdse opzegging is toegestaan bij faillissement of surseance van betaling van partijen, dan wel in geval van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Versie: 27 maart 2014-42 -

VII. Verklaring Hierbij verklaart het bestuur van Stichting Personeelspensioenfonds APG dat het werkt volgens het gestelde in deze abtn. Amsterdam, Stichting Personeelspensioenfonds APG. dhr. A.G. Oerlemans dhr. M. Brouwer Separate bijlagen: Verklaring inzake beleggingsbeginselen d.d. 27 maart 2014 Risicobeleid PPF APG versie 2.4 Financieel crisisplan PPF APG d.d. 27 maart 2014 Versie: 27 maart 2014-43 -

Stichting Personeelspensioenfonds APG Verklaring inzake beleggingsbeginselen

1. Inleiding De verklaring beschrijft de door het bestuur vastgestelde uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van de Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG). Met deze verklaring wordt invulling gegeven aan hetgeen daaromtrent is aangegeven in het kader van de Europese pensioenrichtlijn en de per 1 januari 2007 van kracht geworden Pensioenwet. De in deze verklaring behandelde onderwerpen zijn voortdurend onderwerp van discussie, binnen het bestuur van PPF APG en daarbuiten. Derhalve zal deze verklaring periodiek worden herzien, in ieder geval om de drie jaar en voorts indien er sprake is van een belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid. Met deze verklaring wil het bestuur informatie over haar beleid aan de deelnemers, actieven en niet-actieven, en gepensioneerden verstrekken. 2. Organisatie 2.1. De stichting PPF APG is een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 7 van de Pensioenwet verbonden aan APG Groep NV. Voorts is een viertal werkgevers op vrijwillige basis aangesloten overeenkomstig het overgangsrecht bij invoering van de Pensioenwet. De stichting heeft als doel gelden bijeen te brengen om bij ouderdom en overlijden pensioenen of uitkeringen te verstrekken aan (gewezen) werknemers en hun nabestaanden. Via de stichting is voor de deelnemers ook een aanvullende uitkering bij invaliditeit verzekerd. 2.2. De pensioenregeling De pensioenregeling van de stichting is vastgelegd in een pensioenreglement. 2.3. Enkele Kerncijfers Ultimo 2013 bedroeg het aantal deelnemers aan de stichting ca. 6.300 personen. Deze kunnen als volgt worden onderverdeeld: ca. 1.800 actieven, ca. 100 arbeidsongeschikten, 2.800 gewezen deelnemers en ca. 1.600 pensioengerechtigden. De verplichtingen van de stichting bedroegen ultimo 2013 ca. Euro 708 miljoen. Hiertegenover stonden de beleggingen waarover de stichting beschikt. De waarde van deze beleggingen bedroeg ultimo 2013 ca. Euro 814 miljoen. De verhouding tussen de beleggingen en de verplichtingen van de stichting kan worden uitgedrukt in de dekkingsgraad. Dit is een maatstaf voor de financiële positie van de stichting. Ultimo 2013 bedroeg de dekkingsgraad 115,0%. 2.4. Taken en verantwoordelijkheden in het beleggingsproces Het bestuur van de stichting werkt conform het bepaalde in artikel 3 van de statuten van PPF APG volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid. Onderdeel van deze nota vormt de beschrijving van de integrale toepassing van de financiële sturingselementen van het bestuur zijnde het premie-, indexatie en beleggingsbeleid. Deze sturingselementen worden door het bestuur van de stichting vastgesteld, waarbij voor het beleggingsbeleid geldt dat dit op hoofdlijnen geschiedt. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. De uitvoering van het beleggingsbeleid is onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan de uitvoeringsorganisatie APG. APG draagt zorg voor het integrale beleggingsbeleid in overeenstemming met de door het bestuur vastgestelde beleggingsplannen. De uitvoeringsorganisatie adviseert het bestuur over het vast te stellen strategisch beleggingsbeleid (= lange termijn beleggingsbeleid) en vervolgens jaarlijks over het te voeren beleggingsbeleid op korte termijn in de vorm van een beleggingsplan, dat mede is gebaseerd op het door het bestuur vastgesteld strategisch beleggingsbeleid. Dit strategisch beleggingsbeleid is afgeleid van de in opdracht van het bestuur periodiek uitgevoerde ALM studies. In een ALM studie wordt de afstemming tussen de (toekomstige) verplichtingen en de samenstelling van de beleggingen onderzocht. In hoofdstuk 3.2 wordt hier nader op ingegaan. Het bestuur laat zich bij de beoordeling van de door de uitvoeringsorganisaties ingediende plannen adviseren door een onafhankelijke Beleggingsadviescommissie. 1

De verdeling van de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het beleggingsbeleid kan schematisch als volgt worden weergegeven: Taak Vaststelling strategische beleid Advisering strategisch beleid Tactisch (= korte termijn) beleid Beheer beleggingen Verantwoordelijkheid. Bestuur PPF APG Beleggingsadviescommissie APG APG Het bestuur van PPF APG heeft eisen gesteld aan de uitvoeringsorganisatie. Deze zijn vastgelegd in uitbestedingovereenkomsten. Hierin is ondermeer vastgelegd met welke periodiciteit en op welke wijze gerapporteerd dient te worden aan het bestuur. In hoofdstuk 4 is dit nader uitgewerkt. Het bestuur van PPF APG legt ieder jaar in de jaarrekening en het jaarverslag van PPF APG verantwoording af over het door haar gevoerde beheer van het pensioenvermogen en geeft inzicht in de financiële positie van de stichting. 2.5. Medewerkers van de uitvoeringsinstellingen APG draagt er zorg voor dat zij in alle aan haar gedelegeerde fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid, die is vereist voor een professioneel beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan de beleggingen verbonden risico s. APG beschikt over een interne gedragsregeling (ook wel complianceregeling genoemd). Kern hiervan is dat de schijn van belangen verstrengeling tussen uitvoeringsorganisatie en haar opdrachtgevers enerzijds en de individuele medewerker anderzijds vermeden dient te worden. De uitvoeringsorganisatie beschikt over een compliance officer, die door de directie is aangewezen. Deze compliance officer is beschikbaar voor de medewerkers voor het beantwoorden van specifieke vragen op het gebied van gedragsregels. De medewerkers zijn voorts verplicht enkele specifieke zaken voor te leggen aan de compliance officer. Aan de hand van deze informatie ziet deze functionaris toe op een goede naleving van de gedragsregels. Zo nodig adviseert hij de directie over toe te passen arbeidsrechtelijke sancties. 3. Beleggingsbeleid 3.1. Doelstelling Bij de vaststelling en de uitvoering van het beleggingsbeleid staan de belangen van de deelnemers centraal. Dit betekent dat zowel bij de vaststelling van het beleid als bij de uitvoering de financiële positie van PPF APG mede in de beschouwing wordt betrokken. Daarnaast maakt PPF APG keuzes bij het vaststellen van zijn beleggingsbeleid. In de kern zijn deze keuzes gebaseerd op onze beleggingsovertuigingen. Deze bieden PPF APG sturing bij de vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid. De beleggingsovertuigingen van PPF APG luiden als volgt; Beleggingsrisico wordt beloond; de risico s van beleggen kunnen worden beheerst binnen het integrale risicomanagement van het fonds. Diversificatie is een free lunch ; gespreid beleggen biedt mogelijkheden om de rendementrisico verhouding van de portefeuille als geheel te verbeteren. Financiële markten zijn niet altijd efficiënt en daarvan kunnen beleggers profiteren. Waarderingen vallen in de loop van de tijd terug naar een gemiddelde. Wie vroeg inspeelt op nieuwe beleggingstrends, behaalt een voordeel. Onze lange termijn horizon biedt extra kansen voor rendement. Goed bestuur en maatschappelijk verantwoord beleggen zijn belangrijk. Bij het verantwoord beleggen worden aspecten op het gebied van milieu, maatschappij en corporate governance (goed ondernemingsbestuur) bij beleggingsprocessen betrokken omdat dit bijdraagt aan een beter risicoprofiel. Kostenbewuste uitvoering van beleggingen biedt extra toegevoegde waarde. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen zowel op korte, als op lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de middelen op verantwoorde en solide wijze te beleggen. Daarbij wordt, binnen vastgestelde risicogrenzen, bij voortduring gestreefd naar het creëren van een situatie waarbij: - Nominale pensioentoezeggingen worden waargemaakt; - De nominale aanspraken geïndexeerd kunnen worden; - Een aanvaardbare premie (laag en stabiel) mogelijk is; - Rekening gehouden wordt met een aanvaardbaar risico van onderdekking; - Een zo hoog mogelijk rendement op het belegde vermogen kan worden behaald. 2

Het bepalen van een koers, waarbij bovenstaande soms onderling concurrerende - doelen worden nagestreefd, impliceert een afweging van risico s. Deze risicoweging vraagt nog meer explicitering. 3.2 Vaststelling beleggingsbeleid Zoals beschreven in 2.4 vormt het beleggingsbeleid één van de sturingsinstrumenten van het bestuur van de stichting. Teneinde dit beleggingsbeleid op een verantwoorde wijze vast te stellen is het noodzakelijk een samenhangende benadering te hanteren waarbij ook de andere sturingselementen in de analyse en besluitvorming van het bestuur worden betrokken. Bij deze analyse wordt een lange termijn benadering gekozen, waarbij vervolgens bij de vaststelling ook rekening gehouden wordt met het voorgeschreven financieel toetsingskader dat meer aandacht vraagt voor korte termijn fluctuaties in de financiële positie van de stichting. In de praktijk wordt deze analyse verricht met behulp van in opdracht van de stichting uitgevoerde ALM studies, waarin de afstemming tussen de (toekomstige) verplichtingen en de samenstelling van de beleggingen wordt onderzocht tegen de achtergrond van verschillende economische scenario s. Het bestuur stelt aan de hand van deze ALM studies en gehoord de beleggingsvoorstellen van de uitvoeringsorganisatie en het advies van de Beleggingsadviescommissie het strategisch beleggingsbeleid vast. De lange termijn normatieve portefeuille op basis van de ALM studie luidt: Beleggingscategorie Lange termijn norm Vastrentende waarden 44 Aandelen 31 Vastgoed 10 Alternatieve beleggingen 15 Totaal 100 Met het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid is een besluit genomen over ondermeer de gewenst vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën zulks met inbegrip van een relevant geachte benchmark (vergelijkingsmaatstaf) voor elke beleggingscategorie. Op basis van het door het bestuur vastgestelde strategisch beleggingsbeleid adviseert de uitvoeringsorganisatie vervolgens jaarlijks over het te voeren beleggingsbeleid op korte termijn in de vorm van een beleggingsplan. Het bestuur stelt, gehoord de adviezen van de Beleggingsadviescommissie, het jaarlijks beleggingsplan vast. Naast de normportefeuille stelt het bestuur per beleggingscategorieën de bandbreedte vast waarbinnen de uitvoeringsorganisaties, waaraan het bestuur de uitvoering van het beleggingsbeleid heeft opgedragen, gemandateerd zijn tot uitvoering van het tactische beleggingsbeleid. Daarmee is de normportefeuille en de tactische beleidsruimte voor de uitvoeringsorganisatie voor in principe één kalenderjaar vastgelegd. 3.3 Beleggingsrisico s Aan het beleggen van de middelen van de stichting op de internationale geld- en kapitaalmarkten en in vastgoed zijn inherent risico s verbonden. Dit betreft algemene risico s zoals deze tot uitdrukking komen in waardefluctuaties van de beleggingen, de risico s samenhangend met veranderingen in de waarde van de valuta en de rente en onzekerheden ten aanzien van opbrengsten. Voorts is sprake van kredietrisico s. Tenslotte zijn aan de uitvoering van de beleggingen ook operationele risico s verbonden. Risicobeheer heeft bij vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid daarom een steeds belangrijkere functie gekregen. In deze aanpak wordt het beleggingsrisico beheerst door een complex van maatregelen. Deze aanpak bestaat ondermeer uit afstemming van de beleggingen op de verplichtingen, vergaande spreiding van de beleggingen naar de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en alternatieve beleggingen) alsmede een voldoende geografische spreiding waarbij een optimale opbrengst/risicoverhouding wordt nagestreefd en het totale risico wordt verminderd. Het bestuur van de stichting heeft voorts besloten tot gedeeltelijke afdekking (80%) van de valutarisico s die de stichting loopt uit hoofde van zijn beleggingen in Amerikaanse dollar, Japanse yen, Britse pond en Zwitserse franc. 3

Ingevolge het financieel toetsingskader worden ook de verplichtingen van de stichting beïnvloed door de marktrente. Als gevolg daarvan is de stichting gevoeliger voor veranderingen in de marktrente met name voor zover er een verschil is in duration (maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatieportefeuille of een serie van toekomstige kasstromen zoals bijvoorbeeld de verplichtingen van een pensioenfonds) van de beleggingen ten opzichte van die van de verplichtingen van de stichting. Daarom is door het bestuur een beleid geformuleerd dat er op is gericht de rentegevoeligheid van de beleggingen meer af te stemmen op die van de verplichtingen van de stichting. Specifieke sturing op marktrisico s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en value at risk (VAR). Standaarddeviatie is een maatstaf voor spreiding van beleggingsopbrengsten (gebaseerd op historische waarnemingen). De tracking error geeft de afwijking weer ten opzichte van een afgesproken vergelijkingsmaatstaf. Value at risk geeft het verwachte maximale verlies van een financieel product weer over een specifieke tijdshorizon, gegeven een bepaald betrouwbaarheidsniveau. Teneinde specifieke sturing op marktrisico s te kunnen realiseren zijn door APG op basis van besluitvorming van het bestuur van de stichting in de mandaten van de (externe) vermogensbeheerders voor kapitaalmarktbeleggingen grenzen gesteld aan het risico dat binnen portefeuilles van vastrentende waarden en aandelen mag worden gelopen. Operationele risico s worden beheerst door scherp toegepaste functiescheiding van en binnen de door het bestuur aangewezen uitvoeringsorganisatie. Deze uitvoeringsorganisatie ziet er op toe dat ook de door hen ingeschakelde externe vermogensbeheerders voldoen aan te stellen eisen op het gebied van administratieve organisatie. Controle op de procesvoering en de risicomaatregelen wordt bij de uitvoeringsorganisaties uitgevoerd door de door de stichting aangewezen externe accountant, die hierover rechtstreeks aan het bestuur rapporteert. 4. Rapportage en verantwoording De uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur van PPF APG opgedragen aan APG. APG rapporteert, op basis van de met het bestuur van de stichting afgesloten uitbestedingsovereenkomsten per kwartaal over de voortgang van de beleggingen, de beleggingsresultaten en de waarde van de beleggingen. Hiervoor heeft APG een adequate vermogensbeheeradministratie ingericht. De beleggingen en de verplichtingen van PPF APG worden op actuele (markt) waarde gewaardeerd. Op basis hiervan wordt per kwartaal de dekkingsgraad bepaald. De rapportage omvat de navolgende onderwerpen: - Waarde van de totale beleggingsportefeuille en de verschillende subportefeuilles; - Beleggingsresultaat van de totale portefeuille en de verschillende subportefeuilles in vergelijking met het (fictieve) resultaat van de normportefeuille; - Afwijkingen van de samenstelling van de feitelijke portefeuille en de normportefeuille; - De ontwikkeling van de dekkingsgraad; - Mate waarin sprake is van een verschil in rentegevoeligheid (zogenaamde rente mismatch) tussen de beleggingen en de verplichtingen. In een separate rapportage wordt gerapporteerd over de kwaliteit van de uitvoering in termen van tijdigheid, juistheid en volledigheid alsmede over de kosten van de uitvoering. 5. Maatschappelijke verantwoordelijkheid Beleid inzake verantwoord beleggen Het fonds heeft een beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Dat beleid heeft drie doelstellingen: het verbeteren van het financiële rendement, met inachtneming van de risico's; blijk te geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid; 4

bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële markten. Om de doelstellingen te realiseren, steekt PPF APG veel energie in het analyseren van de relaties tussen duurzaamheidsaspecten enerzijds en rendement en de lange termijn risico s anderzijds. Corporate governance Corporate governance is een integraal onderdeel van het beleid betreffende maatschappelijk verantwoord beleggen. Het begrip corporate governance wordt veelal gebruikt om aan te duiden hoe een onderneming goed, efficiënt en verantwoord geleid moet worden. Het beleid van PPF APG schrijft dan ook voor dat directies van ondernemingen waarin het fonds belegt, aangesproken kunnen worden op de manier waarop zij hun ondernemingen besturen. Als zij tekort schieten in de ogen van het fonds, zal PPF APG haar invloed uitoefenen om verbeteringen aan te brengen. Dit kan door middel van een directe dialoog, maar ook door te stemmen tijdens aandeelhoudersvergaderingen. Stembeleid PPF APG beschouwt de uitoefening van zijn stemrechten op de aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin het belegt als essentieel onderdeel van zijn taak als verantwoord belegger. Op deze manier oefent PPF APG invloed uit op het ondernemingsbeleid van een onderneming. Ook participeert PPF APG in samenwerkingsverbanden met een aantal institutionele beleggers om op deze manier zijn positie te versterken in de dialogen met ondernemingen. Uitsluitingen PPF APG verwacht van ondernemingen dat zij handelen met respect voor de uitgangspunten van de VN Global Compact. PPF APG belegt niet in producten die verboden zijn volgens de Nederlandse wet of internationale regelgeving. Het fonds investeert niet in bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van landmijnen, clustermunitie, afvuursystemen hiervoor en in chemische of biologische wapens. Ook sluit PPF APG beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij producten of diensten die in Nederland in brede kring als verwerpelijk worden beschouwd. Tenslotte investeert PPF APG niet in overheidsobligaties van landen waarvoor een VNveiligheidsraad wapenembargo van kracht is. Tot slot Met deze verklaring wil het bestuur van PPF APG informatie over haar beleid verstrekken aan de deelnemers, actieven en niet-actieven en gepensioneerden. Amsterdam, 27 maart 2014 dhr. A.G. Oerlemans Werknemersvoorzitter dhr. M. Brouwer Werkgeversvoorzitter 5

RISICOBELEID STICHTING PERSONEELSPENSIOENFONDS APG (PPF APG) VERSIE 2.4 Risicobeleid PPF APG Pag. 1

VERSIEBEHEER VERSIE VASTSTELLINGS- AANPASSINGEN AFGESTEMD MET GEÏNFORMEERD DATUM 1.0 5 MAART 2009 - BESTUUR PPF APG - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER 1.0A 17 JUNI 2010 AANVULLENDE - BESTUUR PPF APG BEHEERSMAATREGELEN - ACCOUNT MANAGEMENT OPGENOMEN NAAR APG PENSIOENBEHEER AANLEIDING VAN - ACCOUNT MANAGEMENT BESTUURSVERGADERING APG INVESTMENT SERVICES 17 JUNI 2010. - RISK MANAGEMENT 2.0 9 DECEMBER 2010 HOOFDSTUKKEN GOVERNANCESTRUCTUUR EN RISICOMANAGEMENT- CYCLUS OPGENOMEN. 2.1 17 FEBRUARI 2011 ENKELE OPMERKINGEN VOORTVLOEIEND UIT DE BESTUURSVERGADERING VAN 9 DECEMBER 2010 (TER VASTSTELLING VAN VERSIE 2.0). 2.2 3 MAART 2011 ENKELE OPMERKINGEN VOORTVLOEIEND UIT DE BESTUURSVERGADERING VAN 17 FEBRUARI 2011 (TER VASTSTELLING VAN VERSIE 2.1). 2.3 9 JUNI 2011 STUKKEN UIT DE ABTN MBT RISICOMANAGEMENT OPGENOMEN IN HET BELEID. 2.4 19 AUGUSTUS 2011 AANPASSING NAV GECONSTATEERDE TEKORTKOMING UIT FIRM-RAPPORTAGE APG PENSIOENBEHEER - BESTUUR PPF APG - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - ACCOUNT MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - RISK MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - RISK MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - RISK MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - COMMISSIE RISICOBEHEER EN ALM - ACCOUNT MANAGEMENT APG PENSIOENBEHEER - COMMISSIE RISICOBEHEER EN ALM - RISK MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - ACCOUNT MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - RISK MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - ACCOUNT MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - RISK MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - ACCOUNT MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - RISK MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - ACCOUNT MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES - RISK MANAGEMENT APG INVESTMENT SERVICES Risicobeleid PPF APG Pag. 2

INHOUD 1. INLEIDING RISICOBELEID PPF APG... 4 1.1. ONDERDELEN RISICOBELEID... 4 1.2. IN CONTROL STATEMENT... 4 2. GOVERNANCESTRUCTUUR... 5 3. RISICOMANAGEMENTCYCLUS... 7 3.1. RISICO-IDENTIFICATIE EN WEGING... 7 3.2. BEHEERSMAATREGELEN VASTSTELLEN... 7 3.3. IMPLEMENTEREN... 8 3.4. MONITOREN... 8 4. RISICOBEHEERSKADER... 9 4.1. MATCHING- EN RENTERISICO... 9 4.2. MARKTRISICO... 10 4.3. KREDIETRISICO... 12 4.4. VERZEKERINGSTECHNISCH RISICO... 13 4.5. OMGEVINGSRISICO... 13 4.6. OPERATIONEEL RISICO... 14 4.7. UITBESTEDINGSRISICO... 15 4.8. IT-RISICO... 15 4.9. INTEGRITEITSRISICO... 16 4.10. JURIDISCH RISICO... 17 4.11. SOLVABILITEITSBEHEER... 17 BIJLAGE I TOELICHTING OP RISICO S (CONFORM FIRM)... 19 BIJLAGE II VERANTWOORDELIJKHEDENMATRIX (RACI) PER RISICOCATEGORIE... 25 Risicobeleid PPF APG Pag. 3

1. Inleiding risicobeleid PPF APG Het Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) is een ondernemingspensioenfonds. Het risicobeleid is gedefinieerd vanuit het bestuur en is zodoende ook van toepassing op instanties waaraan het bestuur activiteiten heeft uitbesteed. 1.1. Onderdelen risicobeleid Het lopen van risico s hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Beheersing van deze risico s is hierin van wezenlijk belang. PPF APG hanteert een systematische aanpak om risico s te beheersen. Het doel is daarmee te komen tot integraal risicomanagement. In dit document is het beleid voor integraal risicomanagement van PPF APG vastgelegd. Dit beleid bestaat uit de structuur, werkwijze en het risicobeheerskader: - De governance structuur: bevat een overzicht van alle betrokken partijen bij het risicomanagement van het fonds en welke rol(len) zij vervullen. - De risicomanagementcyclus: beschrijft het model en de aanpak die PPF APG hanteert om invulling te geven aan risicomanagement. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Plan, Do, Check, Act cyclus gericht op risicomanagement. - Het risicobeheerskader: bevat alle relevante onderkende risicocategorieën inclusief het te voeren beleid en bijbehorende beheersmaatregelen. Tevens is hierin benoemd middels welke rapportages het bestuur over (de beheersing van) haar risico s wordt geïnformeerd. Dit deel komt voort uit het vorige beleidsdocument (versie 1.0) en is op enkele punten aangepast en uitgebreid. In dit beleidsdocument is tevens het aanvullende beleid en beheersmaatregelen opgenomen die het bestuur heeft vastgesteld in de bestuursvergadering van 17 juni 2010. Het geactualiseerde beleid is voorgelegd in de bestuurvergadering van 9 december 2010 ter uitvoering van de afspraak die is gemaakt in paragraaf 4.5, tweede onderdeel, van het Jaarcontract Pensioenadministratie 2010. 1.2. In Control Statement Een samenvatting van het risicobeleid wordt in de jaarrekening van het fonds opgenomen. Daarnaast zal het fondsbestuur in het jaarverslag een uitspraak doen over de mate waarin het risicobeleid in het verslagjaar volgens haar eigen constatering voldoende heeft gewerkt. Daarmee geeft het fondsbestuur zelfstandig een In Control Statement af. Risicobeleid PPF APG Pag. 4

2. Governancestructuur De governancestructuur van het risicomanagement wordt bepaald een interne en externe partijen van het fonds PPF APG. Elke partij heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid met betrekking tot risicomanagement: Het bestuur is eindverantwoordelijk en beleidsmakend voor het gehele risicomanagement. Een externe visitatiecommissie vervult op verzoek van het bestuur de taak van intern toezicht. Zij is daarin verantwoordelijk voor: 7 o het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds; o het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en; o het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico s op de langere termijn. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen oordeel te geven over: 8 o het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie van het fonds; o het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar ten aanzien van bestuurszaken; o het beleid voor de toekomst en; de wijze waarop het bestuur van het fonds invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet. Daarnaast adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over: o Vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; o Wijziging van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; o Vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht als bedoeld in artikel 33, lid 1, sub b van de Pensioenwet; o Wijziging van het reglement van de klachten- en geschillenregeling als bedoeld in artikel 20 van de statuten van PPF APG; o Vaststelling en wijziging van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van PPF APG. De compliance officer heeft de verantwoordelijkheid voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. De beleggingsadviescommissie (BAC) is verantwoordelijk voor het monitoren van het beleggingsbeleid. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid. Tevens is hij verantwoordelijk voor het beheersen van en rapporteren over integriteit, operationeel en IT-risico bij de vermogensbeheerder. o De compliance officer van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. o De operationeel risicomanager van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over het operationeel en IT-risico. o De financieel risicomanager van de vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de uitvoering van het beleggingsbeleid. De bestuursondersteuner is verantwoordelijk voor het monitoren van de financiële opzet, het actuarieel beleid en het juridisch beleid. 7 Deze taakomschrijving is conform de instructie van de visitatiecommissie. 8 De taakomschrijving is conform het reglement van het verantwoordingsorgaan. Risicobeleid PPF APG Pag. 5

o De accountmanager is verantwoordelijk voor het toezien op de uitvoering van het bestuursbeleid en bestuursbesluiten. o De juridisch adviseur voorziet het bestuur van advies over haar juridisch beleid. o De adviserend actuaris adviseert het bestuur over de financiële opzet en het actuarieel beleid en vervult daarin een monitorende rol. De pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de pensioenadministratie. Tevens is hij verantwoordelijk voor het beheersen van en rapporteren over integriteit, operationeel en IT-risico bij de pensioenadministrateur. o De compliance officer van de pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over de integriteit. o De operationeel risicomanager van de pensioenadministrateur is verantwoordelijk voor het monitoren van en rapporteren over het operationeel en IT-risico. Daarnaast adviseert de operationeel risicomanager het bestuur over het inrichten van integraal risicomanagement en verzorgt hij de rapportages aan het bestuur over het integraal risicomanagement. De externe accountant vervult een toetsende rol en verstrekt een oordeel ten aanzien van de financiële opzet, het actuarieel en juridisch beleid in het kader van de financiële verslaglegging van het fonds. Hij maakt daarbij gebruikt van de rapportages van de certificerend actuaris die een toetsende en certificerende rol heeft ten aanzien van de financiële opzet en het actuarieel beleid van het fonds. Onderstaand volgt een schematische weergave van deze governancestructuur. De rol die elke partij vervult per onderkende risicocategorie, is weergegeven in Bijlage II. Schematische weergave van de risicomanagement governancestructuur van PPF APG Risicobeleid PPF APG Pag. 6