WOONVISIE GEMEENTE TERNEUZEN 2005-2009



Vergelijkbare documenten
Zeeuwse Verhuisatlas deel III

Gemeente Valkenswaard

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen

Woningbehoefte onderzoek

Zeeuwse Verhuisatlas deel II. Waar gaan mensen van buiten Zeeland wonen?

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Grijs of groen Kadernotitie Woonvisie gemeente Dalfsen 2011 t/m 2015

Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost

Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE Op basis van deze factsheet trekken we de volgende conclusies: 2 Bevolkingsomvang

Bevolkingsprognose Purmerend

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Onderwerp: Woonvisie Brielle en het onderzoek ontwikkeling woningvoorraad Brielle

Doelgroepen TREND A variant

De Brabantse Agenda Wonen

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Kernprofiel Zuiddorpe

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte

Wijkprognoses gemeente Oosterhout

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Lichte toename jaar en kinderen 0-14

Bevolkingsprognose Gemeente Houten 2011 t/m 2031

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Stand van zaken gemeentelijke woonvisies

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010

Raadsvoorstel Vaststellen 'Woonvisie Eindhoven

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

INGEKOMEN 2 5 JAN Verzenddatum. Paraaf Provinciesecretaris lluou^y

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Beter leven voor minder mensen

Provincie Zeeland. Bouwsteen voor het Omgevingsplan. Provinciale Woonvisie

Raadsvergadering 6 december Portefeuillehouder C.Koppenol

GS brief aan Provinciale Staten

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

THERMOMETER AANDACHTSGROEP EN KERNVOORRAAD

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx]

Vaststellen plan van aanpak herijking Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Zeeuwse Verhuisatlas deel III

Kwartaalbericht Woningmarkt

Figuur 1: Veronderstellingen per onderdeel uit de Nationale CBS-Prognoses 2008 en 2012

PFM PFM Wonen 2016

Bundeling wonen in nationale bundelingsgebieden,

Groei en stedelijke ontwikkeling Vastgoedsociëteit Haaglanden

Bevolkingsprognoses Deventer 2013

Provincie Noord-Brabant

Werken binnen bestaand bebouwd gebied,

Bevolkingsprognose Arnhem

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

K a d e r s t e l l e n d e n o t i t i e

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Demografische ontwikkelingen

Nieuwe verdeelmodel provinciefonds

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

Gemeentelijk woonbeleid

Gedeputeerde Staten HK Haarlem. Betreft: beantwoording motie positie starters op de woningmarkt (M2-3/ ) Geachte leden,

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Provincie Noord-Holland

Demografische ontwikkelingen gemeente Groningen tot Narly Rambharos September

Ingek. d.d.: 2 5 SEP Beh. afd.: Ontv.bev. Afqed.

THEMABIJEENKOMST WONEN. 29 juni 2015

Kernprofiel Zuiddorpe

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

SAMEN. voor een sterke regio! Een perspectief voor het wonen in het stedelijk gebied Eindhoven

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Bevolkingsprognose Rotterdam Onderzoek en Business Intelligence

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Kernprofiel Zuiddorpe

snel dan voorzien. In de komende jaren zal, afhankelijk van de (woning)marktontwikkeling/

de nieuwe regio Provincie Zuid - Holland College van Gedeputeerde Staten Postbus JULI 2C: LP Den Haag Datum Onivpvi^sf

Startnotitie woonvisie Wassenaar

Bevolkingsprognose 2016

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Leerlingenprognose basisonderwijs

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL. SESSIE Stad maken

NR. GEMEENTEBESTUUR UITGEEST. Nota / advies van: Mw. mr. J. (Jelly) Beentjes Behandelende afdeling: Ruimte Datum:

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Transcriptie:

WOONVISIE GEMEENTE TERNEUZEN 2005-2009 I

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1 Inleiding 1 1.2 Waarom een woonvisie? 1 1.3 Leeswijzer 2 1.4 Tot slot 2 HOOFDSTUK 2 KADERS VAN HET WOONBELEID 2.1 Van volkshuisvesting naar woonbeleid 4 2.2 De kaders van het woonbeleid 4 2.3 De spelers binnen het beleidsveld wonen: rol en verantwoordelijkheden 6 2.4 Tot slot 8 HOOFDSTUK 3 THEORETISCH KADER 3.1 Inleiding 9 3.2 Woonconsumenten en woonmilieus 9 3.3 Huidige en historische gegevens woningvoorraad en bevolkingsomvang 10 3.4 Primos-prognose 11 3.5 Woningbehoefteonderzoek (WBO) 11 3.6 Instrumenten voor sturing van vraag en aanbod 12 HOOFDSTUK 4 DE WONINGMARKT IN PRAKTIJK 4.1 Inleiding 14 4.2 Demografie gemeente Terneuzen 14 4.3 De woningvoorraad 25 4.4 Verhuisgeneigde huishoudens 29 4.5 Toekomstige bevolkings- en woningbehoefte ontwikkeling 31 4.6 Samenvatting hoofdstuk 4 38 HOOFDSTUK 5 DE WOONAMBITIE 5.1 Inleiding 39 5.2 De opgave voor de stad Terneuzen 40 5.3 Kernkarakteristieken 42 5.4 Wat willen de andere partijen? 53 5.5 De ambitie vertaald 56 II

HOOFDSTUK 6 WOONTHEMA'S 6.1 Inleiding 58 6.2 Particulier opdrachtgeverschap 58 6.3 Starters op de woningmarkt 58 6.4 Woonwagens en standplaatsen 59 6.5 Wonen en zorg 61 6.6 Project wonen boven winkels 63 HOOFDSTUK 7 DE UITVOERING 7.1 Het woningbouwprogramma 2005-2009 65 7.2 Monitoring en sturing 66 7.3 Regionaal kader 67 HOOFDSTUK 8 SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN 68 BIJLAGE DEFINITIES EN BEGRIPPEN 71 III

HOOFDSTUK 1 - INLEIDING 1.1 Inleiding Wonen is een veelzijdige en voorname activiteit in een mensenleven. In totaal brengen we gemiddeld driekwart van onze tijd in en om het huis door. Goed wonen is daarmee een basisvoorwaarde voor de persoonlijke ontwikkelingen en ontplooiing. Nu de kwantitatieve woningbehoefte grotendeels is verdwenen verlegt de aandacht zich dan ook steeds meer naar de kwalitatieve aspecten van het wonen; voldoet dit aan de eisen die de hedendaagse consument er aan stelt? Analyses van de woningmarkt (o.a.woningbehoefte-onderzoek 2002/Woonverkenningen 2030) hebben geleid tot het algemene inzicht dat de kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. De geïndividualiseerde en geëmancipeerde burger wil in toenemende mate een eigen stempel drukken op het woonmilieu waarin hij of zij woont. Door de toegenomen welvaartgroei wordt daarbij verlangd naar meer ruimte en kwaliteit. Mede als gevolg van technologische ontwikkelingen zal de betekenis van de woning als zijnde werkplek (telewerken), studieplek of als winkel (teleshopping) aanzienlijk toenemen. De tijdsbesteding in het huis wordt dus gevarieerder, en zeker op de wat langere termijn, een stuk intensiever door de toenemende vergrijzing. Naarmate de lichamelijke gebreken verergeren neemt de woning als zijnde zorgplek in belang toe. Naast het leveren van zorg op maat en het verrichten van bouwkundige aanpassingen kan toepassing van technologische efficiency (domotica) in dit kader een ondersteunende rol vervullen. De woonomgeving als kwaliteit is een minstens zo belangrijk als het uitvoerings- en uitrustingsniveau van de woning zelf. De zorg voor een functionele, mooie, schone en veilig gebouwde omgeving kent naast een fysieke ook een sociale component. Het gaat daarbij meer dan om inspraak of meepraten alleen. Het op tal van facetten zelf mede vorm kunnen geven aan het wonen is hierbij het uitgangspunt. 1.2 Waarom een woonvisie? In deze woonvisie worden handreikingen geboden om voor de komende periode (2005-2009) invulling te geven aan het woonbeleid binnen de gemeente Terneuzen. De visie behelst niet alleen een weerslag van ambities op het gebied van het wonen. Daar waar mogelijk en/of noodzakelijk vindt tevens een praktische vertaling van deze ambities plaats in zogenaamde woonopgaven. Dit betekent concreet dat voor de periode 2005-2009 inzicht zal worden verschaft op welke wijze de gemeente Terneuzen, in samenwerking met de belangrijke marktpartijen op het gebied van wonen, in kwalitatieve en kwantitatieve zin, zorg zal dragen voor het creëren van het gewenste aanbod aan woningen en woonmilieus. Centraal in de woonvisie van de gemeente Terneuzen staat het scheppen van die randvoorwaarden waardoor de woonconsument in staat wordt gesteld om een eventueel gewenste kwaliteitssprong te maken. Er zijn een aantal redenen waarom de gemeente Terneuzen juist nu behoefte heeft aan een visie op het wonen. De woningvraag is de laatste jaren aan sterke veranderingen onderhevig onder meer als gevolg van het toenemende aantal oudere huishoudens. De vraag van de consument is tevens gedifferentieerder geworden; er worden meer keuzemogelijkheden gewenst. Punt van aandacht vormt tevens de regionale (lees: Zeeuws-Vlaamse) oriëntatie van de consument op de woningmarkt, de vraag naar een kwalitatief hoogwaardigere woning binnen een veilige woonomgeving etc.. De verwachting is dat deze tendensen ook in komende periode actueel zullen blijven, temeer daar in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat 1

woning en woonomgeving niet in onvoldoende mate aansluiten op datgene wat door de consument wordt gewenst. Voor het behoud en versterking van het woonklimaat binnen de gemeente Terneuzen is het van belang om met behulp van een actuele visie in te kunnen blijven spelen op de ontwikkelingen op het gebied van het wonen. De tijd dat de gemeente in eigen beheer een plan voor de toekomstige ontwikkelingen van haar gemeente maakte is voorbij. De lokale en regionale partijen zijn partners-in-business geworden maar wel ieder met hun eigen ambities en verantwoordelijkheden. De taak van de gemeente is om met de visie deze ambities bijeen te brengen en in samenwerking met deze partijen de woonopgaven ook waar te maken. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 zal, na een korte historische terugblik, worden ingegaan op datgene wat zowel op rijks- als provinciaal niveau op het gebied van het wonen wenselijk wordt geacht. Deze bestuurlijke kaders vormen belangrijke bouwstenen voor het gemeentelijke woonbeleid. Voordat de woningmarkt aan een nadere analyse wordt onderworpen zal in hoofdstuk 3 worden ingegaan op de theorie achter de gehanteerde woningmarktanalyse. Zo komt aan de orde op welke wijze vraag en aanbod worden berekend en welke prognoses ten grondslag liggen aan de schets van het toekomstige woonbeleid. In hoofdstuk 4 wordt ingezoomd op de volkshuisvestelijke situatie in de gemeente Terneuzen. Hierbij wordt ingegaan op de aard en opvang van de bevolkingssamenstelling alsmede de ontwikkelingen met betrekking tot de woningvoorraad. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de woonambities van de gemeente. Hierbij wordt nader ingezoomd op de individuele kernen. Tot slot van dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze de diverse (markt)partijen tegen het thema wonen aankijken en welke initiatieven worden/zijn ontplooid om hier concreet invulling aan te geven. In dit kader wordt onder meer ingegaan op het strategisch voorraadbeleid van stichting Clavis en de wijze waarop diverse overige spelers aankijken tegen de ontwikkelingen op het terrein van het wonen. In hoofdstuk 6 passeren een aantal beleidsspecifieke en actuele thema s de revue. Enkele aandachtgroepen van beleid komen aan de orde. Zo wordt ingegaan op de starter op de woningmarkt. Ook wordt aandacht besteed aan woonwagenbewoners en het particuliere opdrachtgeverschap. Hoofdstuk 7 geeft een indruk op welke wijze de visie praktisch vertaald kan worden. Tot slot omvat hoofdstuk 8 een samenvatting en aanbevelingen.. 1.4 Tot slot De in hoofdstuk 4 geschetste huidige ontwikkelingen op demografisch, sociaal-economisch en ruimtelijk vlak laten zien dat het voor de gemeente Terneuzen zaak is om duidelijke en daadkrachtige keuzes te maken. Uit oogpunt van het behoud en optimalisatie van het woonklimaat valt daarom niet te ontkomen aan forse ingrepen in de woningvoorraad en woonomgeving. Aangezien deze woonopgaven met name binnen bestaand bebouwd gebied liggen impliceert de uitvoering daarvan veelal een gevoelige, tijdrovende en dure exercitie. Om verpaupering en uitholling van het stedelijke centrum alsmede indirect de overige kernen van de gemeente tegen te gaan is het echter wel noodzakelijk om krachtig uitvoering te geven aan deze binnenstedelijke taakstelling. Dat dit geen sinecure is moge duidelijk zijn. Het is dan ook van belang dat zowel publieke als private partijen deze taakstelling onderkennen en hun intenties uitspreken dat ze met elkaar in dit kader aan de slag willen. Deze visie tracht vorm te geven aan een gezamenlijk gedragen gevoel van richting. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van strategisch woonbeleid waaraan partijen zich willen 2

conformeren. Het uiteindelijk resultaat is dat hiermee meer samenhang en doelgerichtheid in de uitvoering van het woonbeleid wordt verkregen. Het is daarbij de kunst om niet bij elke woonopgave de hele olifant op tafel te trekken en daarbij alles met alles in verband trachten te brengen. Wie op deze wijze integraal beleid zal voeren kan nooit iets beginnen of iets afmaken. 3

HOOFDSTUK 2 - KADERS VAN HET WOONBELEID 2.1 Van volkshuisvesting naar woonbeleid Wie een blik vooruit wil werpen op het terrein van wonen kan niet om een korte schets van de volkshuisvestelijke ontwikkelingen heen die zich in de afgelopen eeuw op dit terrein hebben afgespeeld. Het beleid met betrekking tot de volkshuisvesting heeft in zijn ruim honderdjarige bestaan verschillende stadia doorlopen. Met de inwerkingtreding van de Woningwet in 1901 is het wonen op de rijksagenda komen te staan. De beginperiode stond in het teken van het particuliere initiatief (oprichting van woningbouwverenigingen) en het agenderen van het woonvraagstuk uit een oogpunt van volksgezondheid en industriële productie. Deze staatsbemoeienis werd destijds ingegeven door de slechte leefomstandigheden in met name de steden. De periode na de Tweede Wereldoorlog kenmerkt zich door forse nieuwbouwproductie in het kader van de wederopbouw. In de jaren zeventig en tachtig ligt het accent met name op het instrument van huursubsidie en de stadsvernieuwingsopgave. Verzelfstandiging en decentralisatie zijn onderwerpen die de agenda in de jaren negentig bepaalde. In deze korte karakteristiek kan worden vastgesteld dat er zich in de loop der tijd een omslag heeft voorgedaan. Het aanvankelijke sectorale volkshuisvestingsbeleid is veranderd naar integraal woonbeleid; van huisvesten naar woonbeleid. 2.2 De kaders van het woonbeleid In deze paragraaf worden in vogelvlucht de belangrijkste Rijks- en provinciale kaders aangegeven. Deze kaders vormen belangrijke bestuurlijke bouwstenen voor de woonvisie. Rijksnota Mensen, Wensen en Wonen (2000) Tegemoet komen aan de wensen van de woonconsument ; dit is het thema die als een rode draad op rijks- en provinciaal niveau door het beleidsveld wonen loopt. In de VROM-Nota Mensen, Wensen, Wonen: Wonen in de 21ste eeuw (Nota Wonen, december 2000) van staatssecretaris Remkes is dit gegeven vertaald in een vijftal kernopgaven 1. zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten; 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; 3. wonen en zorg op maat bevorderen; 4. stedelijke woonkwaliteit verbeteren; 5. groene woonomgeving faciliteren. Opgemerkt wordt dat in de Nota Wonen de nadruk ligt op de omslag van kwantiteit naar kwaliteit op de woningmarkt. Anno 2004 vormt, ten gevolge van de stagnatie van de woningbouwproductie, het stimuleren van de woningbouwproductie op rijks- en provinciale schaal wederom een belangrijk gegeven. Naast het sectorale rijksbeleid met betrekking tot het wonen is het ruimtelijk ordeningsbeleid op rijksniveau mede van invloed op het woonbeleid Ten aanzien van de verstedelijking en economische activiteit gaat de Nota Ruimte uit van de bundelingstrategie. Bundeling van activiteiten binnen bestaand bebouwd gebied ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele aanjager binnen de regio en draagt zodoende bij aan de rijksdoelstelling van krachtige steden en een vitaal landelijk gebied. Naast het principe van bundeling vormt het bouwen binnen bestaand bebouwd gebied, ofwel inbreiding een belangrijk thema. Door middel van revitalisering, herstructurering en transformatie van woonmilieus kan hieraan vorm worden gegeven. 4

Provinciale Woonvisie (2004) Inspelen op de vraag van de woonconsument is ook het centrale thema dat ten grondslag ligt aan de provinciale missie. De woonvisie van de provincie tracht regionaal kleur te geven aan de door het Rijk geformuleerde kernopgaven zoals weergegeven in de Nota Wonen. Deze provinciale woonvisie vormt een weerslag van de inhoudelijke doelen die de provincie ten aanzien van het beleidsthema wonen nastreeft alsmede de wijze waarop dit kan worden gerealiseerd. Om aan de wensen tegemoet te komen is een provinciale missie geformuleerd. Deze missie kan in een drietal elementen worden onderscheiden: 1. weergeven van de Zeeuwse woonopgave; 2. beschrijven van de bestaande randvoorwaarden en de gevolgen hiervan voor het woonbeleid; 3. tegemoet komen aan de wensen van uiteenlopende groepen woonconsumenten. Aan de hand van concreet geformuleerde opgaven geeft de provincie in haar woonvisie weer op welke wijze vorm wordt gegeven aan deze missie. In de optiek van de provincie komt het er in hoofdzaak op neer dat op lokaal (lees: gemeentelijk niveau) handen en voeten dient te worden gegeven aan de door de provincie geschapen regionale kaders. De provincie acht zich verantwoordelijk voor de bovenlokale afstemming en lost belemmeringen op daar waar gemeenten er onderling niet uitkomen. Gemeente: Visiedocument Terneuzen Ruimte voor werk, ruimte voor leven (2001) Aanleiding voor het opstellen van dit document vormde de gemeentelijke herindeling als gevolg waarvan de gemeenten Axel, Sas van Gent en Terneuzen per 1-1-2003 als nieuwe gemeente Terneuzen zijn samen gegaan. Het document fungeerde destijds als bouwsteen voor de inrichting van de organisatie alsmede voor het toekomstige beleid. Aangaande het beleidsthema wonen zijn vanuit de totaalvisie de volgende aandachtspunten te destilleren: - het aanbieden van aantrekkelijke woonmilieus (e.e.a. met het oog op de kwaliteitssprong van de woonconsument ); - het stimuleren van de realisatie van niet-traditionele woonwijken; - het voortzetten van het beleid van herstructurering; - het zorgdragen voor de veiligheid in de wijken en kernen; - het behouden van de leefbaarheid en eigen karakter van de kernen; - het scheppen van voorwaarden voor de inrichting van lokale overlegplatforms. In de periode na de herindeling zijn op basis van deze aandachtspunten, alsmede de in het raadsprogramma 2003-2006 opgenomen speerpunten van beleid, diverse activiteiten ontplooit ter versterking van het woon- en leefklimaat in Terneuzen. De wettelijke leidraad werd hierbij gevormd door de wet Stedelijke Vernieuwing (ISV). Op basis van deze wet hebben de voormalige gemeenten hun ambities op het gebied van de stedelijke vernieuwing op programmatische (Terneuzen) dan wel projectmatige wijze (Axel en Sas van Gent) vorm gegeven. In dit kader wordt verwezen naar het investeringsprogramma stedelijke vernieuwing 2000-2004 alsmede de projecten van de bovengenoemde voormalige gemeenten waarvoor een provinciale ISV-projectsubsidie beschikbaar is gesteld. Anno 2005 kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat de destijds in het visiedocument vermelde aandachtspunten, alsmede de initiatieven die in het kader van de Stedelijke vernieuwing zijn geïnitieerd, niets aan betekenis hebben verloren. Sterker nog, de huidige 5

(woning)marktomstandigheden maken dat het proces van het versterken van de woonbeleving in samenwerking met de overige (markt)partijen krachtig ter hand moet worden genomen. Integraal Omgevings Plan (IOP) Naar verwachting zal in 2006 de herziening van de Wet ruimtelijke ordening in werking treden. Deze herziening betekent onder meer de afschaffing van het Streekplan. Gekozen wordt voor een meer integrale benadering. In het op te stellen Integraal Omgevings Plan (IOP) wordt het beleid voor ruimtelijke ordening, milieu en water, alsook het sectorale beleid voor natuur, landschap en wonen op provinciaal niveau gebundeld met de intentie om met de beschikbare instrumenten zoveel mogelijk provinciale beleidsdoelen te realiseren. Voor de gemeenten betekent het IOP een plan op grond waarvan de koers voor de komende jaren kan worden uitgestippeld. Daarnaast biedt het IOP de ondergrond om dit integrale beleid in samenwerking met de buurgemeenten op regionale schaal (RIOP) en gemeentelijke schaal verder uit te werken (GIOP). De woonvisie, als zijnde nieuw sectoraal beleid, zal te zijner tijd fungeren als één van de bouwstenen binnen de integrale regionale en gemeentelijke planvorming. Dit betekent dus dat, daar waar mogelijk en noodzakelijk, reeds een voorschot wordt genomen op beleidsdoelen die straks integraal onderdeel uitmaken van het GIOP. Notitie Wonen (2003) Tot slot van deze paragraaf wordt de notitie Wonen aangehaald. Deze notitie, die in het najaar van 2003 is opgesteld, vormt een vrij concrete en actuele weergave van de stand van zaken met betrekking tot de diverse thema s ten aanzien van het beleidsterrein wonen binnen de gemeente Terneuzen. Zo wordt onder meer ingegaan op de verstedelijkingsafspraken tussen grotere Zeeuwse gemeenten, de planningslijsten woningbouw alsmede de woningbouwprogrammering van de gemeente. De notitie heeft destijds hoofdzakelijk tot doel gehad om het nieuw aangetreden gemeentebestuur te informeren over dit beleidsterrein. In de woonvisie zullen de in notitie aangesneden thema s eveneens aan de orde komen en daar waar noodzakelijk worden geactualiseerd. 2.3 De spelers binnen het beleidsveld wonen: rol en verantwoordelijkheden In de voorgaande paragraaf is in hoofdlijnen de beleidsontwikkeling rondom het thema wonen beschreven. De maatschappelijke veranderingen die zich in de afgelopen eeuw hebben voorgedaan hebben aanleiding gegeven tot een integrale benadering van dit beleidsthema. In het Rijksbeleid staan kwaliteit en keuzevrijheid centraal. In hoofdstuk 1 is met betrekking tot het vervullen van de woonopgaven de noodzakelijke samenwerking met de overige (markt) partijen aangehaald. De centrale doelstelling van de woonvisie is om te komen tot een gezamenlijk gedragen gevoel van richting wat zal moeten leiden tot een strategisch en doelgericht beleid ten aanzien van het wonen binnen de gemeente Terneuzen. In samenwerking tussen gemeenten en de overige spelers binnen dit beleidsveld vindt de feitelijke uitwerking en uitvoering plaats In deze paragraaf passeren deze spelers in vogelvlucht de revue. De woningcorporaties Woningcorporaties zijn aan het einde van de negentiende eeuw ontstaan uit het particulier initiatief. In de beginperiode werd de zorg voor het wonen niet als overheidstaak gezien. De bijdrage van deze instellingen heeft er mede toe geleid dat de volkshuisvesting in de loop der tijd op een kwalitatief hoogwaardig peil is gebracht. Heden ten dage spelen corporaties een voorname rol op het gebied van het wonen. Met name daar waar het gaat om het huisvesten van mensen in kwetsbare posities alsmede de forse taakstelling in het kader van de stedelijke 6

vernieuwing. Het is met name deze taakstelling waar het gebiedsgerichte organisatievermogen van corporaties en de inzet van het maatschappelijke vermogen dat zij beheren, hard nodig is. De verwevenheid tussen woningcorporaties en overheid werd aan het einde van de twintigste eeuw steeds losser. De toenemende complexiteit van maatschappelijke vraagstukken en de steeds nadrukkelijk geformuleerde woonwensen van individuele burgers leiden ertoe dat de taakstelling van corporaties opnieuw moet worden gedefinieerd. Dit betekent dat de overheid scherper dan voorheen zal moeten formuleren welke maatschappelijke prestaties van corporaties worden verwacht. Het is de taak van de gemeenten om hierover heldere (prestatie) afspraken te maken met de corporaties en om in te zetten op het dragen van medeverantwoordelijkheid voor duurzame kwaliteitsverbetering van woning en woonomgeving. De projectontwikkelaar In het kader van de stedelijke vernieuwing vormen (project)ontwikkelaars een onmisbare schakel. Met name als het gaat om de transformatieopgave van woonmilieus zal het steeds noodzakelijker worden om een verbinding te leggen tussen investeringen in de nieuwe uitleggebieden en investeringen binnen het, veelal onrendabele, bestaand bebouwd gebied. Door middel van een gekoppelde investeringsstrategie van rendabele met onrendabele investeringen kan de betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid van deze marktpartijen worden gerealiseerd. Gelet op de grote binnenstedelijke opgave dient de feitelijke koppeling dan ook niet te worden overgelaten aan de vrijblijvende medewerking van partijen. Aan harde afspraken in dit kader valt niet te ontkomen. Tenslotte kan vanuit de bouw- en ontwikkelingssector een belangrijke bijdrage worden geleverd daar waar het gaat om het voldoen aan de woonwensen van de consument. De woonconsument De burger heeft op het terrein van wonen allerlei rollen: huurder, eigenaar-bewoner, verhuurder, opdrachtgever, woningzoekende etc. De burger stelt daarbij steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de woning en woonomgeving. Onder invloed van de individualisering lopen de wensen van de burger ook steeds verder uiteen. Door de welvaartsontwikkeling is men in beginsel steeds beter in staat om concreet vorm te geven aan eigen wensen met betrekking tot het wonen. De keuzevrijheid en zeggenschap van burger blijkt in praktijk nog vaak te beperkt. In de rijksnota Wonen wordt aangegeven op welke wijze hieraan tegemoet kan worden gekomen. Allereerst de woonconsument zelf. Die moet de verantwoordelijkheid willen nemen voor de kwaliteit van het wonen in zijn omgeving. Dit kan bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken bij consumentenorganisaties of andere organisatieverbanden op kern-, -wijk, -buurt of complexniveau. In de tweede plaats zal de aanbieder van woningen en woondiensten zich meer klantgericht dienen op te stellen. Kwaliteitskeurmerken en certificering van produkten en diensten moeten voor een betere informatievoorziening zorgen. Hiertoe zou bijvoorbeeld het gebruik van het internet of andere elektronische hulpmiddelen verder kunnen worden geoptimaliseerd. De overheid is in dit kader ook zelf aan zet. Met het zorgdragen voor een vroegtijdige informatieverstrekking aan de woonconsument alsmede het nemen van die initiatieven kan de betrokkenheid van de burger bij de planontwikkeling worden vergroot. Voorts kan nog het nodige worden gedaan om de transparantie op de woningmarkt te vergroten. De wijze waarop overheden informatie verstrekken over het thema wonen is veelal voor verbetering vatbaar. De overheid kan bovendien bevorderen dat marktpartijen samenwerken bij het informeren van de consument over het pakket aan woondiensten en -producten (particulier 7

opdrachtgeverschap) alsmede het verlenen van zorg (bijv. woonzorgcomplexen). Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van woonwinkels waarbij de burger informatie kan inwinnen over het beschikbare aanbod. 2.4 Tot slot In dit hoofdstuk zijn in hoofdlijnen de beleidsmatige kaders geschetst waarbinnen het woonbeleid zich afspeelt. Op zowel rijks-, provinciaal- als gemeentelijke niveau staat de vraag van de consument centraal. Onderkend wordt echter dat het aanbod van woonprodukten en -diensten niet geheel aansluit bij de behoeften van deze consument. Het mag duidelijk zijn dat er op het gebied van het wonen altijd wel wat te wensen over zal blijven. De begrenzing van de woonwens wordt gevormd door aspecten van financiële, ruimtelijke-, juridische- en sociaal-maatschappelijke aard. 8

HOOFDSTUK 3 - THEORETISCH KADER 3.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is op beschrijvende wijze inzicht verschaft in het woonbeleid. Op de diverse bestuurlijke niveaus zijn de beleidslijnen uiteengezet die betrekking hebben op het gebied van het wonen in zijn algemeenheid. Aangezien het gemeentelijk woonbeleid er met name op gericht is om vraag en aanbod van woningen op elkaar af te stemmen zal er dus een gedegen inzicht moeten bestaan in de vraag en het aanbod van woningen alsmede de omvang en samenstelling van de bevolking en de woningvoorraad, de woonvoorkeuren en de geprognosticeerde verwachtingen. In dit hoofdstuk zal worden aangegeven welke bronnen, definities en instrumenten er gehanteerd worden om bovenstaande zaken in beeld te brengen. Kortom: het theoretisch kader. 3.2 Woonconsumenten en woonmilieus Typen woonconsumenten Bij de bepaling van de woningvraag kunnen de volgende typen woonconsumenten worden onderscheiden: starter: huishouden dat in een zelfstandige woning gaat wonen maar geen voor bewoning beschikbare woning achterlaat; vestiger: woningzoekend huishouden van buiten de gemeente; doorstromer: zelfstandig wonende huishouden met verhuisplannen binnen de gemeente. Een doorstromer is dus een vrager maar ook een aanbieder van een woning; vertrekker: zelfstandig wonend huishouden dat naar een andere gemeente wil verhuizen; woningverlater: zelfstandig wonend huishouden dat een woning verlaat door sterfte of omdat men een niet-zelfstandige woning wil betrekken. Het gaat dus om huishoudens en niet om individuele personen. We willen de typen woonconsumenten immers matchen met woningen. Om de omvang van de woningbehoefte te kunnen bepalen zullen we inzicht moeten hebben in de aantallen huishoudens en de kenmerken daarvan (leeftijd, grootte, inkomen etc.). Aan de aanbodkant kan men twee soorten aanbod onderscheiden. De woningen die in het recente verleden al vrijgekomen zijn en de woningen die in de toekomst naar verwachting vrij zullen komen indien verhuisgeneigde huishoudens ook daadwerkelijk zullen verhuizen. Instroom (vestigers en starters) vereist per saldo een woning. Uitstroom (vertrekkers en woningverlaters) levert per saldo een woning op. Woonmilieus Dit begrip is voor het eerst geïntroduceerd in het rapport Woonverkenningen 2030 van het Ministerie van VROM. Het begrip geeft aan dat steeds meer aspecten een rol spelen bij de keuze die de woonconsument maakt: niet alleen de kwaliteit van de woning, maar ook de kwaliteit van de woonomgeving, de ligging, de levendigheid van de buurt e.d. Verondersteld wordt dat de woonconsument niet uitsluitend een woning zoekt die bij hem past maar vooral een woonmilieu waar hij zich thuis voelt. Deze indeling is gebaseerd op objectieve gegevens 9

zoals dichtheid, bereikbaarheid, functiemenging en de kwaliteit van de bebouwing. Ook de provincie maakt gebruik van deze woonmilieutypologie. De uitkomsten van het Woningbehoefte Onderzoek 2002 zijn eveneens te herleiden naar woonmilieus. De 5 verschillende woonmilieus zijn Centrum-Stedelijk, Stedelijk Buiten-Centrum,Groen- Stedelijk,Centrum-Dorps en Landelijk Wonen. Een verder uitleg van het begrip woonmilieu is te vinden in de bijlage definities en begrippen. 3.3 Huidige en historische gegevens woningvoorraad en bevolkingsomvang Om inzicht te verkrijgen in de omvang en samenstelling van de bevolking en de woningvoorraad is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van het cijfermateriaal van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). De cijfers van het CBS zijn immers de officiële cijfers die door de gemeenten worden aangeleverd. Tevens zijn deze cijfers vergelijkbaar met de gegevens van andere gemeenten door de eenduidigheid van de definities. Nadeel is dat het vaak vrij lang duurt voordat de CBS-cijfers officieel bekend worden gemaakt. Zeker als het informatie op kern- en wijkniveau betreft. Deze informatie wordt ook minder frequent gepubliceerd. Daarom is tevens gebruik gemaakt van gemeentelijk bronnen. Geconstateerd is dat een structurele, gemeentebrede verzameling, analyse en presentatie van gegevens uit gemeentelijke bestanden en andere bronnen niet plaats vindt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de gemeente Terneuzen, in afwijking van de meeste gemeenten van vergelijkbare omvang (en soms ook kleiner), geen afdeling of bureau Statistiek & Onderzoek, Stadsmonitor etc. heeft die deze gemeentelijke gegevens verzamelt, analyseert en periodiek presenteert. Het in kaart brengen van ontwikkelingen op het gebied van bevolking, woningaantallen, vastgoedgegevens etc. is door de cluster Wonen op basis van de databestanden van de afdelingen c.q. clusters Burgerzaken, Bouw- & Woningtoezicht, Vastgoedregistratie etc. zelfstandig uitgevoerd. Doordat de in deze woonvisie geconstateerde ontwikkelingen ook in de toekomst gemonitord moeten worden om indien nodig het beleid te kunnen bijstellen zullen deze werkzaamheden periodiek moeten worden herhaald. Structurele, gemeentebrede verzameling, analyse en presentatie van gegevens uit gemeentelijke bestanden en andere bronnen brengt de volgende voordelen met zich mee: Door periodieke informatievoorziening kan er door bestuurders en beleidsambtenaren tijdig en adequaat worden gereageerd op ontwikkelingen; Dubbele werkzaamheden worden voorkomen doordat een ander cluster c.q. afdeling dezelfde werkzaamheden ten behoeve van het opstellen van het eigen beleid niet opnieuw moet uitvoeren, hiermee wordt het ambtelijk apparaat ontlast; Eenduidigheid van het gehanteerde cijfermateriaal; Coördinatie bij het uitvoeren van extern onderzoek. Aanbeveling: Het is aan te bevelen te bezien in hoeverre er meer structuur kan worden gebracht in het gemeentebreed verzamelen, analyseren en presenteren van gegevens uit gemeentelijke bestanden en andere bronnen. 10

3.4 PRIMOS-prognose Al ruim 20 jaar stelt ABF de zgn. Primos-prognose op. Door de enorme ervaring en kwaliteit die daarbij is opgebouwd, is de Primos-prognose uitgegroeid tot dé standaard prognose voor de regionale en gemeentelijke bevolkings- en huishoudenontwikkeling. Tal van Ministeries, maar ook provincies en gemeenten baseren hun beleid op deze Primos prognose. De meest recente prognose is in december 2003 gepubliceerd. De provincie Zeeland stelt om de zoveel jaar ook zelf een bevolkingsprognose op. De laatste provinciale bevolkingsprognose dateert uit 2004. Er zijn grote verschillen tussen de uitkomsten van de laatste Primos-prognose en de provinciale prognose. Volgens de Primosprognose zal het aantal inwoners in van de gemeente Terneuzen in 2030 ten opzichte 1-1- 2004 met enkele honderden personen zijn toegenomen. Volgens de provinciale prognose is het aantal inwoners in 2030 met ruim 8000 personen gedaald. In deze woonvisie wordt uitgegaan van de Primos-prognose. De voorspellingen uit de Primosprognose in het verleden voor Terneuzen vrij nauwkeurig uitgekomen. Het verschil tussen beide prognoses wordt met name veroorzaakt door de aannames die worden gedaan met betrekking tot de binnenlandse migratie. In het provinciale model worden de gemiddelden over de jaren 1998-2003 doorgerekend voor het tijdvak 2004-2030. Hierbij wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat juist in de laatste jaren veel asielzoekers uit Terneuzen richting de Randstad vertrokken zijn. Ook zijn er in die jaren veel woningen gesloopt. Beide zaken hebben het binnenlandse migratiesaldo negatief beïnvloed. Indien men deze ontwikkelingen buiten beschouwing laat ontstaat er een heel ander beeld als de provinciale methodiek wordt toegepast. Daarnaast houdt de provinciale bevolkingsprognose geen rekening met het bundelingsbeleid uit het Streekplan Zeeland waarbij de Kanaalzone is aangewezen als stedelijke ontwikkelingszone. Ook de afspraken die zijn gemaakt tussen het Ministerie VROM, de provincie en de vier grote Zeeuwse steden met betrekking tot het aanjagen van de woningbouwproductie worden in dit model buiten beschouwing gelaten. 3.5 Woningbehoefteonderzoek (WBO) Inzicht in de huidige samenstelling van de bevolking en de woningvoorraad en de geprognosticeerde verwachtingen is uiteraard een vereiste maar nog niet voldoende om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over vraag en aanbod op de woningmarkt. Hiervoor is het noodzakelijk inzicht te hebben in de woonwensen en (de samenstelling van) de woningbehoefte. Om de woonwensen en de woningbehoefte te bepalen heeft Terneuzen deelgenomen aan het landelijke Woningbehoefte Onderzoek 2002. Elke vier jaar houdt het Ministerie van VROM een grootschalig WoningBehoefte Onderzoek (WBO). Het WBO is voor beleidsmakers dé bron van informatie betreffende ontwikkelingen op de woningmarkt, de huishoudens, de woningvoorraad en de woonomgeving. De 'Nota Mensen, Wensen, Wonen', de huidige beleidsnota over wonen van het Ministerie van VROM, stoelt op WBO-gegevens. Het meest recente Woningbehoefte Onderzoek is het WBO2002 waarvan de resultaten in de tweede helft van 2003 zijn bekendgemaakt. Door het uitzetten van extra enquêtes in onze gemeente (oversampling genoemd) is de omvang van de steekproef zodanig dat er, statistisch gezien, betrouwbare uitspraken op gemeenteniveau kunnen worden gedaan. Alle data zijn beschikbaar gesteld in de vorm van een pc-applicatie genaamd CitaVista waarmee de gegevens kunnen worden geanalyseerd en in tal van vormen kunnen worden gepresenteerd. 11

Ook de gemeenten Hulst en Sluis, de corporaties en de provincie hebben deelgenomen in deze oversampling waardoor er eenduidigheid van gegevens is ontstaan. Deze informatie sluit tevens naadloos aan bij de informatie die het Rijk hanteert bij de bepaling van haar beleid. De verkregen informatie wordt des te waardevoller indien de gegevens ook in de tijd vergeleken kunnen worden. Bijvoorbeeld ten behoeve van de monitoring van het ingezette beleid. Aanbeveling: Het is aan te bevelen structureel deel te nemen aan het landelijke Woningbehoefte Onderzoek dat om de vier jaar wordt gehouden. 3.6 Instrumenten voor sturing van vraag en aanbod Beleidsdoelen uit het Streekplan Zeeland Conform het Streekplan Zeeland is de provincie opgedeeld in regio's, subregio's, stedelijke ontwikkelingszones, dragende kernen en overige kernen. Zeeuwsch-Vlaanderen wordt als regio beschouwd met daarin 3 subregio's. Sinds de gemeentelijke herindeling zijn de subregio's gelijk aan de drie nieuwe gemeenten. De Kanaalzone is de stedelijke ontwikkelingszone in Zeeuwsch-Vlaanderen. Oostburg en Hulst zijn dragende kernen. In de gemeente Terneuzen behoren de kernen Terneuzen, Axel, Sas van Gent, Zandstraat, Westdorpe, Philippine, Hoek en Sluiskil tot de stedelijke ontwikkelingszone. De kernen Biervliet, Zaamslag, Koewacht, Zuiddorpe en Overslag behoren tot de overige kernen. Belangrijke beleidsdoelen uit het streekplan zijn bundeling, zuinig ruimtegebruik, versterken vestigingsklimaat en wonen en zorg. In " De kaders van het woonbeleid", Hoofdstuk 2, paragraaf 2, is reeds melding gemaakt van de Provinciale woonvisie die in november 2004 definitief is vastgesteld. Na analyse van de Zeeuwse woningmarkt komt de provincie tot de volgende speerpunten waar de provincie in de komende jaren op in wil zetten: - Stimuleren van de omvang en diversiteit van de nieuwbouwproductie - Stimuleren van herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad - Ruimte bieden voor bijzondere woonwensen - Zorgdragen voor kwetsbare groepen op de woningmarkt. Bundelingsbeleid In de provinciale woonvisie wordt de bundelingdoelstelling uit het Streekplan geconcretiseerd door de voorwaarde te stellen dat de groei van de Zeeuws-Vlaamse woningvoorraad in de vaste verhouding 50-20-30 over de stedelijke ontwikkelingszone Terneuzen/Kanaalzone, de dragende keren Oostburg en Hulst en de overige kernen verdeeld wordt. Vijftig procent van de groei van de Zeeuws-Vlaamse woningvoorraad dient dus binnen de stedelijke ontwikkelingszone Terneuzen/Kanaalzone plaats te vinden. Theoretisch gezien vallen niet alleen de grotere kernen Terneuzen, Axel en Sas van Gent hieronder maar ook de kleinere kernen Westdorpe, Philippine, Hoek en Sluiskil en Zandstraat. Kernen van 12

vergelijkbare omvang als Biervliet, Zaamslag, Koewacht, Zuiddorpe en Overslag zouden volgens de provinciale definitie hiertoe niet behoren. Omdat dit niet logisch wordt aanbevolen de uitvoering van de taakstelling uit het bundelingsbeleid te concentreren in de kernen Terneuzen, Axel en Sas van Gent. Aanbeveling: De uitvoering van de taakstelling uit het bundelingsbeleid, dat 50% van de groei van de Zeeuws-Vlaamse woningvoorraad plaats te laten vinden binnen de stedelijke ontwikkelingszone, te concentreren in de kernen Terneuzen, Axel en Sas van Gent. Zuinig ruimtegebruik In de provinciale woonvisie is het beleidsdoel "zuinig ruimtegebruik" uit het Streekplan geconcretiseerd door te eisen dat minimaal 50 procent van de woningbouwproductie op locaties binnen bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd. Om duidelijkheid te scheppen wat binnen c.q. buiten bestaand bebouwd is, zal de provincie in samenwerking met de gemeenten voor iedere kern de grenzen van bestaand bebouwd gebied bepalen. De planningslijst woningbouw Een belangrijk instrument bij het implementeren van het provinciale woonbeleid was tot op heden de contingentering. In de Woonvisie wordt geconstateerd dat de huidige werkwijze van contingentering, waarbij de provincie per gemeente en per kern voorschrijft hoeveel woningen gebouwd mogen worden, eigenlijk niet meer van deze tijd is. Er wordt een nieuwe werkwijze geïntroduceerd waarbij gemeenten met behulp van de (jaarlijks in te dienen) planningslijst woningbouw hun woningbouwplannen voor een periode van 10 jaar kenbaar maken. Vervolgens toetst de provincie of: - op regionale schaal wordt voldaan aan de bundelingdoelstelling; - op gemeentelijke schaal de doelstelling voor zuinig ruimtegebruik gehaald wordt, dat wil zeggen dat 50% van de nieuwbouwproductie binnen bestaand bebouwd gebied dient plaats te vinden; - of de gemeentelijke planningslijsten voldoende aandacht besteden aan de speerpunten uit de Woonvisie. Deze analyses vormen vervolgens het toetsingskader op basis waarvan de gemeentelijke plannen worden beoordeeld. Is de planningslijst geaccordeerd dan behoort de discussie over aantallen woningen van projecten die op de planningslijst zijn genoemd tot het verleden. Daarnaast kan de gemeente ten behoeve van een project dat op de goedgekeurde planningslijst is vermeldt en binnen de grens van het bebouwd gebied valt op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet Ruimtelijke Ordening zelfstandig een algemene verklaring van geen bezwaar afgeven. Het plan hoeft dus niet meer naar de provincie. De uitvoering van de planningslijsten zal door de provincie ook jaarlijks gemonitord worden (zie ook Hoofdstuk 7, paragraaf 2 Monitoring en sturing). 13

HOOFDSTUK 4 - DE WONINGMARKT IN PRAKTIJK 4.1 Inleiding De gemeente Terneuzen beslaat het volledige middengedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen. Noordelijk van de gemeente wordt het grondgebied begrensd door de Westerschelde, zuidelijk door de grens met België. Ten westen van de gemeente Terneuzen ligt de gemeente Sluis, ten oosten de gemeente Hulst. Dwars door de gemeente loopt van noord naar zuid het kanaal van Terneuzen naar Gent. De gemeente heeft officieel twaalf kernen en tal van buurtschappen. Noot: Daar waar in de volgende tabellen cijfers worden weergegeven voor de gemeente Terneuzen vóór de gemeentelijke herindeling per 1-1-2003 zijn dit de cijfers van de voormalige gemeenten Terneuzen, Axel en Sas van Gent bij elkaar opgeteld. (Hetzelfde geldt voor de gemeenten Sluis en Hulst). 4.2 Demografie gemeente Terneuzen Oppervlakte en dichtheden Bevolkingsdichtheid De gemeente Terneuzen is met 55.412 inwoners per 1 januari 2004 de grootste gemeente van Zeeland (ter vergelijking Middelburg is met 46.350 inwoners de op één na grootste). De totale landoppervlakte bedraagt 251 vierkante kilometer. Dit is meer dan de landoppervlakte van de andere drie grootste Zeeuwse gemeenten Middelburg, Vlissingen en Goes bij elkaar. Daarom is de bevolkingsdichtheid (uitgedrukt in aantal inwoners per km2) in Terneuzen aanmerkelijk lager dan bij de andere drie. Tabel 4.1 aantal inwoners landoppervlakte bevolkingsdichtheid Terneuzen 55.412 251,42 220 Middelburg 46.350 48,64 953 Vlissingen 45.236 34,14 1.325 Goes 36.591 92,84 394 bron: CBS-cijfers per 1-1-2004 14

Binnen Zeeuwsch-Vlaanderen is Terneuzen veruit de grootste gemeente. Tabel 4.2 aantal inwoners landoppervlakte bevolkingsdichtheid Terneuzen 55.412 251,42 220 Sluis 24.596 280,27 88 Hulst 27.877 201,48 138 bron: CBS-cijfers per 1-1-2004 woningdichtheid De woningdichtheid is Terneuzen bedraagt 99 woningen per vierkante kilometer. In de gemeente Terneuzen heeft men dus ruim zes keer zoveel ruimte als in de gemeente Vlissingen (614). Binnen Zeeuwsch-Vlaanderen is de woningdichtheid in de gemeente Terneuzen groter dan in Sluis en Hulst. Tabel 4.3 aantal woningen landoppervlakte woningdichtheid Terneuzen 24.912 251,42 99 Middelburg 20.081 48,64 413 Vlissingen 20.961 34,14 614 Goes 15.815 92,84 170 bron: CBS-cijfers per 1-1-2004 Tabel 4.4 aantal woningen landoppervlakte woningdichtheid Terneuzen 24.912 251,42 99 Sluis 13.507 280,27 48 Hulst 12.141 201,48 60 bron: CBS-cijfers per 1-1-2004 Inwoneraantal per kern. Zoals hierboven vermeldt bestaat de gemeente officieel uit 12 kernen. In deze woonvisie worden naast deze kernen in sommige gevallen ook de buurtschappen Zandstraat, Overslag en Spui apart genoemd. 15

Tabel 4.5: Inwoneraantal per kern per 1-1-2004 kern totaal % Axel 8.331 15,03% Biervliet 1.656 2,99% Hoek 3.121 5,63% Koewacht 2.683 4,84% Overslag 241 0,43% Philippine 2.213 3,99% Sas van Gent 3.929 7,09% Zandstraat 372 0,67% Sluiskil 2.532 4,57% Spui 61 0,11% Terneuzen 24.153 43,59% Westdorpe 2.064 3,72% Zaamslag 2.992 5,40% Zuiddorpe 1.064 1,92% Totaal 55.412 100,00% bron: gemeente Terneuzen Een kleine 44 procent van de inwoners van onze gemeente woont in de kern Terneuzen. Terneuzen is qua inwoneraantal driemaal zo groot als de op één na grootste kern Axel waar 15% van de inwoners woont. Ruim 40 % van de inwoners woont dus niet in de kern Terneuzen of Axel maar in één van de overige kernen, buurtschappen of in het buitengebied. Vergelijken we dit met de 3 andere grote Zeeuwse gemeenten dan woont 27% van de inwoners van de gemeente Goes op één van de dorpen, in de gemeente Middelburg 17% en in de gemeente Vlissingen slechts 1%. Zoals ook al uit de woningdichtheid en bevolkingsdichtheid bleek heeft de gemeente Terneuzen in vergelijking met andere gemeenten naast het stedelijk centrum dan ook een groot buitengebied met een groot aantal kernen. 16

Ontwikkeling van de bevolking in de afgelopen jaren Per 1 april 1970 vond er een gemeentelijke herindeling plaats en werden de voormalige gemeenten Sas van Gent, Axel en Terneuzen gevormd. Het aantal inwoners van deze drie gemeenten gezamenlijk bedroeg per 1 januari 1971 52.594 personen. In de jaren daarna steeg het gezamenlijke inwoneraantal jaarlijks. Het hoogtepunt lag in 1982 met 56.933 inwoners. Dit aantal inwoners is in jaren daarna nooit meer bereikt. De jaren daarna werden gekenschetst door een lichte terugval. Tabel 4.6: Inwoneraantal 1985-2004 Jaar inwoners 1985 56.624 1990 55.903 1995 56.206 2000 55.359 2004 55.412 bron: CBS-cijfers per 1 januari In de afgelopen 4 jaar schommelde het aantal inwoners rond de 55.400. Tabel 4.7: Inwoneraantal 2000-2004 jaar aantal inwoners per 1 januari 2000 55.359 2001 55.372 2002 55.478 2003 55.520 2004 55.412 bron: CBS en gemeente Terneuzen per 1 januari Geboorte- en vestigingsoverschot Het geboorteoverschot (aantal levendgeborenen minus aantal overledenen) neemt al jaren gestaag af. Naar verwachting zal deze trend zich voortzetten en zal het geboorteoverschot de komende jaren negatief zijn, dat wil zeggen: het aantal overlijdens zal jaarlijks groter zijn dan het aantal geboorten. Zie ook paragraaf 4 van dit hoofdstuk waar nader op de bevolkingsprognoses wordt ingegaan. Tabel 4.8: Geboorteoverschot jaar geboorteoverschot 2000 91 2001 59 2002 16 2003 9 bron: CBS-cijfers per jaar Noot: De bevolkingsgroei is het geboorteoverschot plus het vestigingsoverschot (binnenlands en buitenlands migratieoverschot) plus het saldo van de administratieve correcties en de overige correcties. Deze correcties zijn hier niet opgenomen. 17

Ook het vestigingsoverschot (aantal vestigers minus aantal vertrekkers) was jaren lang negatief. Vanaf 2001 t/m 2003 was er echter sprake van een positief vestigingsoverschot. Tabel 4.9: Vestigingsoverschot jaar vestigingsoverschot 2000-92 2001 68 2002 11 2003 14 bron: CBS-cijfers per jaar Splitsen we het vestigingsoverschot 2003 in een binnenlands en een buitenlands saldo dan blijkt dat het vestigingsoverschot wordt veroorzaakt door het positieve verschil tussen vestigers uit en vertrekkers naar het buitenland. Het binnenlands migratiesaldo over 2003 is echter negatief. Indien we het binnenlands vestigingsoverschot uitsplitsen per provincie dan blijkt dat er buiten Zeeland de meeste verhuisbewegingen van en naar Terneuzen met gemeenten in Zuid- Holland plaatsvinden. Dit leidde tot een vestigingsoverschot met Zuid-Holland van 101 personen in 2003. Tabel 4.10: Vestigers en vertrekkers naar provincie provincie vestigers vertrekkers vestigingsoverschot Groningen 17 14 3 Friesland 9 4 5 Drenthe 1 16-15 Overijssel 35 39-4 Flevoland 11 22-11 Gelderland 72 76-4 Utrecht 36 40-4 Noord-Holland 72 81-9 Zuid-Holland 296 195 101 Zeeland 551 639-88 Noord-Brabant 243 262-19 Limburg 43 33 10 Totaal Nederland 1386 1421-35 Buitenland 369 320 49 Totaal 1755 1741 14 bron: CBS-cijfers over 2003 18

De vestigers uit Zuid-Holland komen uit heel de provincie. Uit de gemeenten Rotterdam (81), Den Haag (35) en Dordrecht (32) vestigen zich de meeste personen in Terneuzen. Binnen Zeeland verloor Terneuzen in 2003 aan bijna elke gemeente inwoners. De grootste verhuisbewegingen heeft de gemeente Terneuzen (al jaren) met de gemeente Hulst waaraan het in 2003 de meeste inwoners verloor. Tabel 4.11: Vestigers en vertrekkers binnen Zeeland Gemeente vestigers vertrekkers vestigingsoverschot Borsele 16 13 3 Goes 33 46-13 Hulst 212 257-45 Kapelle 4 4 0 Middelburg 38 55-17 Noord-Beveland 2 4-2 Reimerswaal 10 13-3 Schouwen-Duiveland 6 15-9 Sluis 142 143-1 Tholen 5 6-1 Veere 8 17-9 Vlissingen 75 66 9 Totaal Zeeland 551 639-88 Overig Nederland 835 782 53 Totaal Nederland 1.386 1.421-35 Buitenland 369 320 49 Totaal 1.755 1.741 14 bron: CBS-cijfers over 2003 Ook in de jaren daarvoor verhuisden er meer mensen uit de gemeente Terneuzen naar de gemeente Hulst dan dat er zich uit deze gemeente in Terneuzen vestigden. Tabel 4.12: Vestigers uit en vertrekkers naar de gemeente Hulst Jaar Vestigers Vertrekkers Saldo 2000 239 279-40 2001 215 299-84 2002 245 336-91 2003 212 257-45 Bron: CBS 19

Vestigers en vertrekkers nader bekeken De meeste vestigers vallen in de leeftijdscategorie 30 tot 40 jaar. In deze leeftijdsklasse zien we echter ook veel vertrekkers. De categorieën 15 tot 20 jaar en 20 tot 25 jaar scoren bij de vertrekkers het hoogst. Indien we per leeftijdscategorie het vestigingsoverschot berekenen dan blijkt dat met name bij de jongeren sprak is van een aanzienlijk vertrekoverschot. Dit wordt veroorzaakt doordat veel jongeren wegtrekken in verband met studie. Tabel: 4.13: Vestigingsoverschot (niet zijnde uit buitenland) naar leeftijdscategorie Totaal 0-5 jaar 5-10 jaar 10-15 jaar 15-20 jaar 20-25 jaar 25-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-65 jaar 65-85 jaar 85 jaar of ouder Perioden 2000-231 12-16 -4-110 -83-27 -16-9 6 8 8 2001-96 13-11 -2-108 -33 19-34 -4 45 23-4 2002-204 5-2 -8-120 -37-17 -2-14 -15 8-2 2003-35 20 7-36 -173-32 -6 66 13 80 22 4 bron: CBS-cijfers (in de cijfers 2000 t/m 2002 zijn ook de verhuizingen tussen de vroegere gemeenten Axel, Sas van Gent en Terneuzen opgenomen). Tabel 4.14: Vestigingsoverschot (niet zijnde buitenland) naar gezinssituatie Jaar Totaal gevestigde personen Waarvan in gezinsverband Waarvan alleengaand Totaal vertrokken personen Waarvan in gezinsverband Waarvan alleengaand Saldo Waarvan in gezinsverband Waarvan alleengaand 2000 1048 512 536 1279 494 785-231 18-249 2001 1002 469 533 1098 416 682-96 53-149 2002 1044 434 610 1248 425 823-204 09-213 2003 1386 548 838 1421 455 966-35 93-128 bron: CBS-cijfers (in de cijfers 2000 t/m 2002 zijn ook de verhuizingen tussen de vroegere gemeenten Axel, Sas van Gent en Terneuzen opgenomen). Huishoudens Indien we de ontwikkelingen van het aantal (zelfstandig wonende) huishoudens in de afgelopen jaren bekijken kunnen we concluderen dat ondanks het feit dat het aantal inwoners niet verder stijgt het aantal huishoudens nog steeds toeneemt. Dit wordt veroorzaakt door gezinsverdunning die tot gevolg heeft dat de gemiddelde grootte van de zelfstandig wonend huishoudens daalt. De vraag naar woningen neemt hierdoor dus toe. Tabel 4.15: Aantal huishoudens en gemiddelde huishoudgrootte jaar aantal inwoners in institutionele hh aantal huishoudens¹ toe-/ afname gemiddelde huishoudgrootte¹ 2000 55.359 810 23.588 2,31 2001 55.372 830 23.625 37 2,31 2002 55.478 777 23.801 176 2,30 2003 55.520 767 23.835 34 2,30 2004 55.412 771 24.006 205 2,28 ¹= Exclusief personen in institutionele huishoudens bron: CBS 20

Figuur 4.1: Huishoudens naar samenstelling Het aandeel meerpersoonshuishoudens zonder kinderen is in Terneuzen (en Zeeuwsch- Vlaanderen) procentueel gezien groter dan het percentage voor Zeeland c.q. Nederland. Het aandeel gezinnen blijft in Terneuzen iets achter. 21

Figuur 4.2: Huishoudens naar leeftijd Opvallend is het hoge aandeel jonge huishoudens tot 24 jaar in Terneuzen. Het aandeel in de leeftijdscategorie 35-44 jaar blijft achter terwijl de categorie 55-64 jaar juist oververtegenwoordigd is. Figuur 4.3: Huishoudinkomen Qua inkomenspositie zijn in Terneuzen vooral de middeninkomens vertegenwoordigd. Wat betreft de hogere inkomens blijft Terneuzen wat achter. 22

Aandachtsgroep volkshuisvesting Indien in de volkshuisvesting over de doelgroep wordt gesproken, gaat het over huishoudens die onvoldoende financiële mogelijkheden hebben om zelfstandig in goede woonruimte te kunnen voorzien. Het WBO2002, waaruit de hieronder genoemde percentages zijn ontleend, hanteert hierbij de inkomensgrens van 13.938,-- voor alleenstaanden en 19.007,-- voor samenwonenden. 28 procent van de huishoudens in Terneuzen behoort tot de doelgroep van de volkshuisvesting. Dit ligt op hetzelfde niveau als het percentage voor Zeeland (Nederland totaal: 30%). Uit de tabellen hieronder blijkt dat het met name alleenstaanden en samenwonenden zonder kinderen in de leeftijdscategorieën 35-65 en 65 jaar en ouder tot de aandachtsgroep behoren. Tabel 4.16 Doelgroep naar leeftijd hoofd huishoudens % Doelgroep, leeftijd -34 12 Doelgroep, leeftijd 35-64 44 Doelgroep, leeftijd 65+ 44 Bron: WBO 2002 Tabel 4.17 Doelgroep naar samenstelling huishoudens % Doelgroep, alleenstaand 45 Doelgroep, samenw zndr kind 32 Doelgroep, samenw met kind 10 Doelgroep, ov huishoudens 14 Bron: WBO 2002 Conclusies paragraaf 4.2: Demografie gemeente Terneuzen Hoewel Terneuzen qua aantal inwoners en oppervlakte de grootste gemeente van Zeeland is, is de bevolkingsdichtheid in de gemeente Terneuzen een stuk lager dan in de andere grote Zeeuwse gemeenten Middelburg en Vlissingen en in mindere mate Goes. De woningdichtheid is dan ook veel lager dan in deze drie gemeenten. Binnen Zeeuws- Vlaanderen is Terneuzen echter de meest verstedelijkte gemeente. De bevolking van de gemeente Terneuzen heeft zich in de laatste jaren gestabiliseerd en schommelt rond de 55.400 inwoners. Het geboorteoverschot is nog steeds positief maar daalt elk jaar en zal, als deze trend zich doorzet, binnen enkele jaren omslaan in een negatief saldo (dus meer overlijdens dan geboortes). Deze trend is niet of nauwelijks te beïnvloeden. Om het aantal inwoners van Terneuzen op het huidige niveau te houden zal er dan ook moeten worden gestreefd naar een vestigingsoverschot dat het sterfteoverschot minimaal compenseert. De laatste jaren is er ook sprake van een vestigingsoverschot hoewel het om slechts kleine aantallen gaat. Met name uit de provincie Zuid-Holland komen er meer vestigers naar Terneuzen dan dat er Terneuzenaren naar vertrekken. Binnen Zeeland verliest de gemeente Terneuzen aan bijna alle gemeenten inwoners, de meeste echter aan de gemeente Hulst. 23