S.O. 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2014-2015



Vergelijkbare documenten
SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Schoolonderzoek II Geschiedenis Staat en Natie Tijdvak I

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

Industriële Revolutie

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

Tijd van burgers en stoommachines Het moderne imperialisme

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Koude Oorlog. SE 3 Tijdvak 1 AVONDMAVO MIDDAGMAVO GESCHIEDENIS Deze toets bestaat uit 38 vragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Rijksuniversiteit Groningen Nameting kennis en argumentatie

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Pizza Verdi. Opdrachtenblad. Regie: Gary Nadeau Jaar: 2011 Duur: 8 minuten

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Praktische opdracht Geschiedenis Afrika

SCHOOLONDERZOEK GESCHIEDENIS

Samenvatting Geschiedenis H3

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

columbus Boeren tegen Britten: oorlog in Zuid-Afrika lesbrief HAVO/V leerjaa brengt het beste uit twee werelden samen

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Slaaf krijgt vrijheid (vanaf nu: ex-slaaf) en wordt loonarbeider bij zijn baas (vanaf nu: ex-slavenhouder)

GESCHIEDENIS SO3 TV

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

T4 Oefen SED Geschiedenis Module 6

5,4. Politiek. Wat is democratie? Aanvullende kenmerken van een parlementaire democratie. Samenvatting door een scholier 2462 woorden 1 april 2006

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6: Imperialisme

Examen VMBO-KB geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Tijdvakken en kenmerkende aspecten.

De indianen als 1e bewoners. 2 De komst van de Europeanen. 3 De komst van de Afrikanen. Boekverslag door M woorden 14 juni 2007

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

Tijd van pruiken en revoluties

8*. Na de dood van Karel de Grote werd de eerste grondslag gelegd voor Grenzen in Europa. Leg uit.

Eureka 2M volledig herziene 5 e druk,

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

Examen VMBO-GL en TL 2005

Gemeenschappelijk schoolonderzoek Tijdvak I 27 oktober

7. Het imperialisme De dominantie van het westen p

Tijdvak II. november : 30-10:00.

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

Examen VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

De Tien Tijdvakken. Tijd van de jagers en boeren, tot 3000 v.c.

Examen VMBO-GL en TL 2006

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2004

7,3. Samenvatting door een scholier 4078 woorden 22 februari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legt voor een industriële samenleving.

Antwoorden Geschiedenis Standensamenleving 1789 Frankrijk

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Instructie: Landenspel light

De vijftig vensters en de kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken van de commissie De Rooy

Het Congres van Wenen hertekent Europa (1815) (les 03 5des) Geschiedenis 5MEVO-5EM-5EI-5IW VTI Kontich

DEMOCRATIE OF DICTATUUR?

Examen VMBO-GL en TL 2005

Tijd van pruiken en revoluties

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 17 Ω Over Indië en Suriname Ω Les 1: Van Batavia tot Jakarta Naam:

Eindexamen geschiedenis vwo I

Vragen voorzien van een * zijn nieuwe voorbeeldvragen.

Belangen: Rusland versus de EU

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Historische context. Verlich/ngsideeën en de democra/sche revolu/es

Eindexamen geschiedenis n.s.havo 2007-II

3. Tussen idee en praktijk Nationalisme en Liberalisme p

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

Observatiefiche zaal 1

Werkstuk Geschiedenis Amerikaanse Burgeroorlog

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Kenmerkend aspect 31: de Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor de industriële samenleving

De Verlichting. De Verlichting

Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Examen VMBO-GL en TL. geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Transcriptie:

S.O. 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2014-2015 Dit S.O. bestaat uit 41 vragen. Je schrijft met een blauwe of zwarte pen. Schrijf netjes en duidelijk. Indien bij een vraag een verklaring wordt gevraagd en de verklaring ontbreekt, dan worden aan het antwoord geen punten toegekend. Geef niet meer antwoorden (verklaringen, redenen, voorbeelden) dan er worden gevraagd. Als bijvoorbeeld twee (2) redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee (2) in de beoordeling meegeteld. 1

In de 17 e en 18 e eeuw ontstond er in Europa een politieke en filosofische stroming die tegen de macht van de koning en Kerk inging. 1. Hoe werd deze stroming genoemd? A. Liberalisme. B. Kapitalisme. C. Verlichting. D. Grondwet. 2. Was het liberalisme een oorzaak of een gevolg van de wetenschappelijke vooruitgang na de Verlichting? Leg je antwoord uit. 3. Past het idee van censuur binnen de ideologie liberalisme? Leg je antwoord uit. 4. Welke van de volgende beweringen zijn juist en welke onjuist? 1. Volkssoevereiniteit is dat de bevolking de macht in handen heeft. 2. De Jakobijnen schaften de slavernij in Frankrijk af. 3. Lodewijk XVI werd van Frankrijk verbannen. 4. Robespierre werd onder de guillotine vermoord. 5. Leg uit dat de manier van regeren van Napoleon niet paste met de nieuwe grondwet die hij maakte. 6. Welke bewering over de conservatisme zijn juist. I. De groep conservatieven ontstond door de gevolgen van de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen. II. Conservatisme waren tegen veranderingen. III. Volgens de conservatieven leiden revoluties alleen maar nar bloedvergieten en economische achteruitgang. A. Beweringen I en II zijn juist. B. Beweringen I en III zijn juist. C. Beweringen II en III zijn juist. D. Alle beweringen zijn juist. 2

Bekijk bron 1 en beantwoord vraag 7. Papiamento mi lenga materno Bron 1: Papiamento mijn moedertaal. 7. Is er in bron 1 sprake van nationalisme? Leg je antwoord uit. 8. Schrijf twee (2) redenen op waarom landen kiezen voor imperialisme. Na de revoluties hadden alleen rijke, blanke mannen stemrecht gekregen. 9. Wat was de officiële reden hiervoor? 10. Welke bewering(en) over de socialisten is/zijn juist? I. Socialisten waren anti-imperialistisch. II. Socialisten waren tegen ongelijkheid. III. Socialisten kwamen op voor de arbeiders. A. Bewering I is juist. B. Bewering II is juist. C. Bewering III is juist. D. Alle beweringen zijn juist. Het socialisme is een gevolg van het ontstaan van de klassensamenleving. 11. Hoe wordt de sociale klasse bepaald? 3

Bekijk bron 2 en beantwoord vraag 12 en 13. Bron 2. Feministen demonstreren. 12. Schrijf kort op wat deze vrouwen wilde bereiken. Voor één van de onderstaande groeperingen was emancipatie rond 1900 niet het belangrijkste doel. 13. Welke groepering was dat? A. Feministen B. Liberalen C. Rooms-Katholieken D. Socialisten Na de dekolonisatie ontstonden er in Latijns-Amerika creoolse samenlevingen. 14. Schrijf vier groepen op waaruit deze creoolse samenlevingen bestonden. Simon Bolivar was één van de libertadores van Latijns-Amerika. 15. Wat verstaan we onder libertadores? 16. Was de democratiseringsproces in Latijns-Amerika een succes? Leg je antwoord uit! 17. Wat wordt bedoeld met een creoolse samenleving? A. De blanken zich alleen bemoeien met de indiaanse samenleving B. De blanken krijgen kinderen op het Latijns Amerikaans continent C. De blanken gaan zich mengen met andere samenlevingen D. De blanken discrimineren de criollo samenleving 18. Waarom werden de criollo gediscrimineerd door de Europese blanken? Latijns Amerika werd voornamelijk gekoloniseerd voor zijn grondstoffen. 19. Schrijf vier producten die men exporteerde vanuit Latijns Amerika. 20. juist of onjuist? I. Napoleon III gebruikte de term Latijns Amerika om indruk te maken op Engeland. II. Door de toenemende welvaart werd Latijns Amerika afhankelijk van Europese landen. III. Toen indianen zich gingen mengen met de zwarte bevolking dan werden hun Kinderen Zambos genoemd. 4

IV. De Spanjaarden en Portugezen hadden het meeste macht in de Latijns Amerikaanse kolonies. 21. Waarom werd Jose de San Marin een libertador genoemd? 22. Wat is het grootste verschil tussen de Caudillos en Simon Bolivar? Na de dekolonisatie streefden de Criollo naar economische groei. 23. Welke van de volgende punten was een knelpunt voor de economische groei? A. Alfabetisering B. Onderwijs C. Gemeenschappelijk cultuur D. Vernieuwing De VS erkende de Latijns Amerikaanse landen als onafhankelijk. Ze geloofden in de ideeën van president Monroe. 24. Wat voor politiek speelde president Monroe met zijn Monroe doctrine? Bij het vormen van een natie werden de indianen uitgesloten hiervan. 25. Welk gevolg had dit voor hen? A. Ze werden als minderwaardig gezien. B. De kolonisten wilden zich niet mengen met de indianen C. Indianen bleven inheems voor de wet en niet Venezolaan D. De indianen kozen een Amerindiaanse president om voor hun rechten te vechten De natievorming was niet in het voordeel van alle samenlevingen binnen Latijns Amerika. 26. Welke twee (2) groepen werden door de criollo elite uitgesloten van de natievorming en waarom werden ze uitgesloten? 27. Welke van de volgende zinnen hoort niet bij natievorming? A. Stimuleren van gebruik van eigen taal B. Zorgen dat men andere talen belangrijk vinden C. Aandacht schenken aan muziek en kunst van andere landen D. Publiceren van volksverhalen, sprookjes en muziek 28. Schrijf twee (2) voorbeelden hoe het mogelijk is dat de economische groei van Latijns Amerika achter bleef na de dekolonisatie terwijl de VS na de dekolonisatie een economische groei had. 29. Wat verstaan we onder Neokolonialisme? Vanaf 1945 zagen de Amerikanen het communisme als een bedreiging voor Latijns Amerika. 5

30. Hoe probeerde de VS het communisme te bestrijden in Latijns Amerika? 31. Wat verstaan we onder populisme? Bekijk bron 3 en beantwoord vraag 32. Bron 3. Dekolonisatie. 32. Is de tekenaar van de onderstaande bron een voor- of tegenstander van het dekolonisatie proces in Afrika. 33. Hieronder volgen twee uitspraken: I. Het blanke bewind in Zuid-Afrika kwam mede ten val door verzet van inwoners van het eigen land. II. Het blanke bewind in Zuid-Afrika kwam mede ten val door boycotacties van de rest van de wereld. A. Uitspraak I en II zijn juist. B. Uitspraak I is juist en II is onjuist. C. Uitspraak I is onjuist en II is juist. D. Uitspraak I en II zijn onjuist. 34. Leg het begrip eurocentrisch wereldbeeld uit. Bekijk bron 4 en beantwoord vraag 35. 6

Bron 4. Kaart Afrika. 35. Bekijk de grenzen in Afrika. Wat valt je op? Leg uit waarom dit een oorzaak was voor veel burgeroorlogen. 36. Panafrikanisme is: A. Geen samenwerking tussen de Afrikaanse staten. B. Samenwerking tussen de Afrikaanse staten. C. Samenwerking met de rest van de wereld. D. Afrika moet niet samen werken met de wereld. Bekijk bron 5 en beantwoord vraag 37. 7

Bron 5. Relatie tussen Afrikanen en Europeanen. 37. Wat wil de tekenaar van deze poster aangeven? 38. Schrijf één (1) reden op waarom het apartheid beleid zeer discrimineerd genoemd kan worden. 39. Schrijf één (1) reden op waarom men kritiek kan hebben op de Wereldbank. Een instelling die juist de Afrikaanse landen financieel moest helpen. 40. Waarom deden Frankrijk en Engeland weinig moeite om hun Afrikaanse kolonies te behouden? 41. Waarom werd er ten zuiden van de Sahara een Grote Groene Muur gevestigd? 8

ANTWOORDEN Antwoordmodel TV1 S.O2 2015 1. C 1p 2. gevolg, omdat door de wetenschappelijke vooruitgang ontstond een groep mensen die meer vrijheid en invloed wilde in de regering. 3. nee, want met censuur wordt de vrijheid van de mens beperkt. Of: het liberalisme gaat ervanuit vrijheid van de mens, terwijl censuur de vrijheid beperkt. 4. 1,2,4 = juist 3 = onjuist 5. in de nieuwe grondwet stond het volk heeft inspraak in het bestuur, maar Napoleon regeerde op een dictatoriale manier. 6. D 1p 7. ja, omdat er propaganda gemaakt wordt voor het moedertaal van Aruba. 8. 1. Grondstoffen 3. Aanzien 2. macht. 4. Afzetgebied 9. Alle andere mensen hadden geen opleiding. 1p 10. D 1p 11. Je opleiding of sociale klasse bepaalt je positie. 1p 12. Deze vrouwen wilden gelijke politieke, economische en sociale rechten voor de vrouwen. Uit het antwoord moet blijken dat zij opkwamen voor gelijke rechten/behandeling voor vrouwen en mannen. 13. B 1p 14. Zambo, mulat, mestiezen en criollo. 15. De leiders die in Latijns-Amerika aan het begin van de 19 de eeuw voor onafhankelijkheid van de kolonisten vochten. 16. Niet in alle landen was dit een succes omdat verschillende leiders hun macht niet kwijt wilden en ook door de Caudillo s. 17. C 1p 18. Dat komt omdat deze groep blanken in Latijns Amerika zijn geboren en dus niet in Europa. 19. tabak, suiker, katoen, goud. 20. I juist III juist II onjuist IV juist 21. Hij heeft gevochten voor de vrijheid van Latijns Amerika. 1p 22. Simon Bolivar wilde democratie en dus een parlament Caudillos wilden alle macht dus een dictatuur. 23. C 1p 24. De Europese landen moesten zich niet bemoeien met wat er in Amerika (latijns) gebeurde. 9

25. C 1p 26. indianen en zwarten, werden als minderwaardig gezien. 27. B 1P 28. De VS ging na de dekolonisatie industrialiseren en Latijns Amerika had maar 1 export 2P product (eenzijdige economie) 29. kolonies bleven afhankelijk van hun voormalige kolonisator. 30. Ze hielpen anti communistische leiders met geld en wapens. 31. Anti Amerikaanse leiders die zich richten op de wensen van de gewone (achtergestelde) mensen. 32. Voorstaander. 1p 33. A. 1p 34. De wereld en de problemen bekijken vanuit een Europees standpunt. 35. Veel landgrenzen zijn kaarsrecht, door Europeanen zo getrokken dwars door stammen en volkeren heen. Waardoor er conflikten konden ontstaan. 36. B. 1p 37. Weg met de blanken uit Afrika. 38. Zuid afrikaanse burgers zijn tweede rangs burgers en hebben minder rechten dan de blanken. 39. Vaak gaf de wereldbank veel geld aan corrupte leiders die het geld niet aan hun bevolking besteden. 40. Kolonies gingen moederland meer geld kosten, kolonies leverden steeds minder op. 41. Om de oprukkende Sahara woestijn tegen te houden. 1p Totaal: 67 punten 10