De rol van vrouwenorganisaties en mensenrechtenorganisaties bij het plaatsen van geweld tegen vrouwen op de internationale agenda



Vergelijkbare documenten
Welke gevolgen hebben gewapende conflicten? Inleiding tot het internationaal humanitair recht BTC infocyclus april 2016.

Welke gevolgen hebben gewapende conflicten? Brainstorm. Inleiding tot het internationaal humanitair recht BTC infocyclus februari 2017

Geweld tegen vrouwen vanuit internationaal perspectief. Ineke Boerefijn College voor de Rechten van de Mens

Spreekbeurt Nederlands Amnesty International

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Inleiding: Gendergeweld

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Definitie en oorsprong. Welke gevolgen hebben gewapende conflicten? Brainstorm

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

ING ENVIRONMENTAL APPROACH

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

P7_TA(2011)0155 Gebruik van seksueel geweld in conflicten in Noord-Afrika en het Midden- Oosten

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Definitie en oorsprong. Welke gevolgen hebben gewapende conflicten? Brainstorm

EUROPEES PARLEMENT. Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. 20 juni 2003 PE /6-24 AMENDEMENTEN 6-24

Vrouwelijke genitale verminking en gendergebonden geweld

AMENDEMENTEN NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/2103(INI) Ontwerpadvies Corina Creţu (PE v01-00)

4. Wat zijn de rechten en plichten van een asielzoeker in België?

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld

Eindexamen filosofie vwo I

DE LEGALITEIT VAN DE INTERNATIONAALRECHTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE WESTERSE INTERVENTIES IN SYRIË EN IRAK.

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

Indorama Ventures Public Company Limited

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

2. Aparte mechanismen: het vrouwenhoekje van het internationaal recht?

kracht TWEEDE WERELDOORLOG VERSUS MENSENRECHTEN

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER

Leerdoelen. Voorafgaand aan de film. Jaar: Filmkeuring: Alle leeftijden Website:

Multi sectoral approach to prevent and combat violence against women & girls more effective. Thera van Osch, OQ Consulting BV

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De rechten van de mens

Waar sta jij? (Uit: Kompas)

Aanpak Eergerelateerd Geweld. Jenny Van Eyma. 1. Eer

Werkstuk Maatschappijleer Kinderrechten

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

Meneer de President, Excellenties, mevrouw Wijdenbosch, Dames en Heren,

Commissie Rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld

Inhoud. Inleiding...4 Hoofdstuk 1 Het ontstaan van mensenrechten...6 Hoofdstuk 2 Dertig mensenrechten...14

Geschiedenis van Speciale Vertegenwoordigers en Rapporteurs van de Verenigde Naties voor Iran

Seksueel geweld in postapartheid. Dr. Annelies Verdoolaege Vakgroep Afrikaanse talen en culturen UGent

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

Manifest. Vrouwen Vluchtelingen Veiligheid

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129

Gedragscode Versie: januari 2016 Vastgesteld: januari 2016 Door: Coördinatieteam Netwerk Gewoon Samen Evaluatiedatum: Januari 2017

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf

7775/17 van/ons/ev 1 DG C 2B

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Achter gesloten ogen: Spencer

Inspiratie voor mensenrechteneducatie. Going Glocal lezingenserie Prof. B.M. Oomen 25 April 2012

Presentatie FGM Congres huiselijke geweld en kindermishandeling. Ede Shamsa H. Said

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

Werk van iedereen. Democratisering en vredesopbouw

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2012(INI)

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

MENSENRECHTENVERDRAGEN

Instelling expertgroep voor vraagstuk politieke steun bij interstatelijk geweld en humanitaire interventie

Procedurele beginselen en waarborgen bij internering in gewapende conflicten en andere situaties van gewapend geweld

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

UNIVERSELE VERKLARING van de RECHTEN van de MENS: De 30 artikelen:

ILO-VERKLARING BETREFFENDE DE FUNDAMENTELE PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK

Is een klas een veilige omgeving?

Wie krijgt wat? De oelema en het huwelijkscontract. Ruud Peters Universiteit van Amsterdam

Het verdrag van Istanbul

IN DE GREEP VAN EEN SEKTE Een verkennend onderzoek

Jaarlijks doet Stichting VSNON verslag van het aantal en het soort klachten en geeft aan op welke wijze de klachten zijn opgelost.

Eergerelateerd geweld

EUROPEES PARLEMENT Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

Slavernij vroeger en nu

LEIDRAAD KLEDING OP SCHOLEN

FACULTATIEF PROTOCOL BIJ HET VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND OVER DE BETROKKENHEID VAN KINDEREN IN GEWAPENDE CONFLICTEN

Thinking War in the 21st Century. Introducing Non-State Actors in Just War Theory H.A. Noorda

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck

MELDCODE HUISELIJK GEWELD

Verdrag over de rechten van het kind

GENDERGELIJKHEID SOLIDARITEIT ACTIE. De werkzaamheden van GUE/NGL in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van het Europees Parlement

Gedragscode ter voorkoming van ongewenst gedrag

Gedragscode FloreoKids. Versie

Platform Mensenrechteneducatie WERKBLADEN - 2

Presentatie Huiselijk Geweld

Studiedag Ethnic Profiling Dienst diversiteit

Studievoormiddag georganiseerd door de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen op 12 december 2002, met als thema: * * * *

KLACHTENREGELING BERG EN BOSCHSCHOOL

Immigratie- en Naturalisatiedienst Ministerie van Veiligheid en Justitie

wegwijzer eergerelateerd geweld

RECHT EN SAMENLEVING ANDERS BEKEKEN

VERSIE 1.0 (DEFINITIEF

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijzonder procesdoel 3: ontdekken van mensenrechten

Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

Huwelijk en samenwonen, echtscheiding en hertrouwen, gemengde relaties

Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging

Het schenden van de mensenrechten in Iran 2016

Transcriptie:

'Tribuna' Mexico '75 'Forum '85' Nairobi '85 'Forum '80' Kopenhagen '80 De rol van vrouwenorganisaties en mensenrechtenorganisaties bij het plaatsen van geweld tegen vrouwen op de internationale agenda 'All Human Rights for all' 'Look at the world through women's eyes' Wenen 1993 Beijing 1995 Gabriella Sauren Docente: Drs I. van Dijk Doctoraalscriptie 2001

Inhoudsopgave Inleiding 2 Hoofdstuk I Schendingen van de vrouwenrechten en de rol van NGO's 8 1.1 Geweld tegen vrouwen 8 1.2 Universalisme versus Cultureel Relativisme en geweld tegen vrouwen 12 1.3 Definiëring, doelstellingen en middelen van NGO's 17 1.3.1 De invloed van NGO's binnen de Verenigde Naties 19 1.3.2 De invloed van NGO's tijdens de VN-conferenties 21 Hoofdstuk II Geweld tegen vrouwen in de periode 1975-1990 25 2.1 Geweld tegen vrouwen in de periode 1975-1985 25 2.1.1 Geweld tegen vrouwen binnen het VN-kader in de periode 1975-1985 25 2.1.2 Geweld tegen vrouwen buiten het VN-kader in de periode 1975-1985 31 2.2 Geweld tegen vrouwen in de periode 1985-1990 33 2.2.1 De veranderde werkwijze van vrouwenorganisaties en Amnesty International vanaf 1985 33 2.2.2 Het VN-beleid betreffende geweld tegen vrouwen in de periode 1985-1990 38 Hoofdstuk III Geweld tegen vrouwen in de periode 1990-2000 42 3.1 Nieuwe ontwikkelingen om geweld tegen vrouwen zichtbaar te maken in de periode 1990-1995 42 3.2 Lobbyactiviteiten binnen het CSW en het CEDAW 43 3.3 De Internationale Campagne tegen Geweld tegen Vrouwen 44 3.3.1 De agendavorming van de VN-mensenrechtenconferentie 44 3.3.2 De lobbyactiviteiten tijdens de VN-mensenrechtenconferentie 46 3.3.3 Het resultaat in het slotakkoord van Wenen 51 3.4 De doelstellingen voor de VN-vrouwenconferentie in Beijing in 1995 55 3.4.1 De agendavorming van de VN-vrouwenconferentie in Beijing 58 3.4.2 De lobbyactiviteiten tijdens de VN-vrouwenconferentie in Beijing 59 3.4.3 Het resultaat in het slotakkoord van Beijing 62 Hoofdstuk IV Het Joegoslavië Tribunaal en verkrachting tijdens oorlogssituaties 70 4.1 De juridische ontwikkeling van het begrip verkrachting in het IHL 70 4.2 De doelstellingen van vrouwenorganisaties en Amnesty International 75 4.2.1 De beinvloeding van de artikelen van het Statuut 78 4.2.2 Het aanstellen van vrouwelijke rechters 81 4.2.3 Het beschermen van de getuigen 83 Conclusie 89 Lijst van geraadpleegde literatuur en bronnen 97 2

Inleiding De acceptatie van vrouwenrechten als onderdeel van het traditionele mensenrechtenregime is lange tijd omstreden geweest. Pas in 1993 tijdens de tweede Mensenrechtenconferentie van de Verenigde Naties (VN) in Wenen werd expliciet vastgelegd dat de rechten van vrouwen een volwaardig onderdeel zijn van mensenrechten. Tijdens deze conferentie werd namelijk bevestigd dat alle mensenrechten universeel, ondeelbaar, onderling afhankelijk en onderling verbonden zijn. 1 Deze bevestiging is het resultaat van jarenlange druk van vrouwenorganisaties en van vrouwelijke leden van de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) om vrouwenrechten een plaats te geven binnen het mensenrechtenregime. 2 In 1946 hebben zij ervoor gezorgd dat er naast de Commissie voor de Rechten van de Mens een aparte commissie voor de rechten van vrouwen werd opgericht, namelijk de Commissie inzake de rechtspositie van de vrouw (CSW). Daarnaast heeft de druk vanuit NGO s en de AVVN ertoe geleid dat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de twee internationale verdragen inzake Burger en Politieke Rechten (BUPO-verdrag) en Economische, Sociale en Culturele Rechten (ESC-verdrag) het principe van gelijkheid verwerkt werd. 3 Dit kwam onder andere tot uiting door het gebruik van sekse neutraal woordgebruik. De term man werd in vele artikelen vervangen door de term een ieder. Ondanks deze aanpassingen waren deze instrumenten geen effectief middel om de rechten van vrouwen te waarborgen. Dit kwam met name door het feit dat het gehele debat rondom de rechten van vrouwen besproken werd in de context van sociale en humanitaire ontwikkeling in plaats van binnen het bestaande mensenrechtenregime. Dit leidde ertoe, mede door de afgeschermde CSW van de Commissie voor de Rechten van de Mens, dat vrouwenrechten steeds meer afgezonderd werden van het traditionele mensenrechtenregime. Dit was geen gunstige ontwikkeling voor de rechten van vrouwen. Dankzij de enorme groei van het aantal vrouwenorganisaties in de jaren 70 en de druk vanuit deze vrouwenorganisaties werd deze ontwikkeling getemperd. Vrouwenorganisaties hebben vanaf de jaren '70 de internationale druk op de VN uitgeoefend om meer aandacht aan de rechten en de positie van vrouwen te besteden. Dit leidde ertoe dat het jaar 1975 werd uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Vrouw en in datzelfde jaar vond de eerste Wereldvrouwenconferentie plaats in Mexico. De nadruk tijdens deze eerste Wereldvrouwenconferentie lag met name op gelijkheid, ontwikkeling en vrede. Deze eerste Wereldvrouwenconferentie werd in 1976 opgevolgd door de VN Decennium van de Vrouw. Tijdens dit decennium werd het belangrijke Vrouwenverdrag geratificeerd, namelijk het Verdrag inzake de Uitbanning van Discriminatie jegens Vrouwen (CEDAW). Dit verdrag 1 Adviesraad Internationale vraagstukken, Universaliteit van de rechten van de mens en culturele verscheidenheid no.4 (juni 1998) 14. 2 Arvonne S. Fraser, Becoming human: the orgins and development of women s human right, Human Rights Quarterly vol 21.4 (1999) 903. 3 Ibidem 888. 3

was een keerpunt voor de rechten van vrouwen. In dit verdrag werd de bescherming van vrouwen namelijk voor het eerst bezien binnen het traditionele mensenrechtenregime. Tijdens de eerste twee Wereldvrouwenconferenties van de VN in 1975 en 1980 werd met name de nadruk gelegd op de economische aspecten van ontwikkeling. Dit veranderde tijdens de derde Wereldvrouwenconferentie in Nairobi in 1985. Mede door het besef dat de achtergestelde positie van vrouwen niet alleen het gevolg was van economische aspecten van ontwikkeling, maar ook van sociale aspecten zoals geweld. Tijdens deze conferentie werd er door vrouwenorganisaties voor het eerst veel aandacht besteed aan de relatie tussen geweld tegen vrouwen en het bereiken van gelijkheid en vrede. 4 Er werd druk uitgeoefend op de VN om meer aandacht te besteden aan dit thema. Dit leidde ertoe dat er in 1992 de Algemene Aanbeveling No. 19 aan het Vrouwenverdrag werd toegevoegd. Deze Algemene Aanbeveling hield in dat elke vorm van geweld verboden was binnen het Vrouwenverdrag en dat staten verplicht waren om te rapporteren over de genomen maatregelen om dergelijk geweld te bestrijden. Niet lang hierna, in 1993, aanvaarde de AVVN de VN-Verklaring inzake Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen (DEVAW). Behalve voor geweld tegen vrouwen in private sfeer is er mede door de oorlog in Joegoslavië in de jaren 90 veel aandacht ontstaan voor een specifieke uiting van geweld tegen vrouwen in de publieke sfeer, namelijk seksueel geweld tijdens gewapende conflicten. Dit is opmerkelijk omdat verkrachting van vrouwen tijdens conflictsituaties altijd heeft plaatsgevonden. De internationale gemeenschap heeft dit fenomeen tijdenlang genegeerd en het als een bijproduct van de oorlog beschouwd. In het verleden hebben ook de oorlogstribunalen in Neurenberg en Tokyo verkrachting vrijwel genegeerd. 5 Pas in de resolutie 798 van de Veiligheidsraad van 18 december 1992 werd verkrachting in oorlogssituaties voor het eerst bestempeld als een oorlogsmisdaad en in specifieke gevallen als een misdaad tegen de menselijkheid of genocide. Tevens werd hierdoor verkrachting als misdaad tegen de menselijkheid opgenomen in artikel 5 van het Statuut van het Joegoslavië Tribunaal in mei 1993 en in het Statuut van het Rwanda Tribunaal in 1994. In het Statuut van het Rwanda Tribunaal werd naast verkrachting ook gedwongen prostitutie en aanranding als misdaad tegen de menselijkheid beschouwd. Tegenwoordig wordt steeds meer ingezien dat geweld tegen vrouwen en met name verkrachting deel uitmaakt van een strategisch beleid in een oorlog. 6 Vele aanklachten waarin verkrachting een rol speelt worden op dit moment nog onderzocht. Tot nu toe is tijdens het Rwanda Tribunaal één iemand schuldig bevonden op grond van onder andere verkrachting en in februari 2001 zijn drie Bosnische-Serviërs veroordeeld tot celstraffen van 12 tot 28 jaar wegens verkrachting, marteling en het in slavernij houden van Moslimvrouwen tijdens de oorlog in Bosnië. 4 Ursala A. O Hare, Realizing human rights for women, Human Rights Quarterly 21 (1999) 372. 5 Hella Rottenberg, Verkrachting geldt soms als genocide, de Volkskrant (21 april 1999) 4

Tot voor kort bleef verkrachting in oorlogstijd in stilzwijgen gehuld. De internationale aandacht kwam pas goed op gang na de gebeurtenissen in Joegoslavië. Dit is opmerkelijk omdat massaverkrachting op deze schaal niet voor het eerst voorkwam tijdens de oorlog in Joegoslavië. Verkrachting is een fenomeen dat tijdens alle conflicten door de eeuwen heen op grote schaal voorkwam. Als Joegoslavië geen uitzondering was waarom leidde deze oorlog er dan wel toe dat verkrachting als misdaad tegen de menselijkheid opgenomen werd in het Statuut van het Joegoslavië Tribunaal. 7 Naar mijn idee heeft met name de druk vanuit NGO s zoals internationale vrouwen- en mensenrechtenorganisaties op de Verenigde Naties ertoe geleid dat geweld tegen vrouwen als mensenrechtenschending en specifiek verkrachting in oorlogssituaties hedendaags als oorlogsmisdaad en misdaad tegen de menselijkheid beschouwd worden. Vanaf de jaren 70 is de internationale vrouwenbeweging enorm gegroeid en hierdoor heeft ze de mogelijkheid gehad om meer aandacht op te eisen voor de positie van vrouwen in de wereld en de mate van geweld tegen vrouwen. Deze aandacht heeft ertoe geleidt dat ook een aantal traditionele mensenrechtenorganisaties vanaf eind jaren '80 aandacht zijn gaan besteden aan de positie van vrouwen en met name de schendingen van vrouwen zijn gaan bekijken vanuit het traditionele mensenrechtensysteem. Ook internationale vrouwenorganisaties zijn vanaf eind jaren 80 de positie van vrouwen en geweld tegen vrouwen gaan plaatsen binnen het internationale mensenrechtensysteem. Deze interactie tussen de twee organisaties heeft in eerste instantie geleid tot internationale aandacht voor geweld tegen vrouwen eind jaren '80 binnen de VN en ten tweede tot het plaatsen van mensenrechtenschendingen van vrouwen binnen het traditionele mensenrechtensysteem van de VN in de jaren '90. Zonder deze gegroeide overeenstemming en verbeterde samenwerking tussen vrouwenorganisaties en mensenrechtenorganisaties op het gebied van de schendingen van vrouwenrechten vanaf eind jaren 80 zou geweld tegen vrouwen naar mijn idee niet dezelfde internationale aandacht van de VN genoten hebben. Derhalve zou geweld tegen vrouwen niet erkend zijn als een mensenrechtenschending en specifiek verkrachting tijdens oorlogssituaties niet als een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid. Hetgeen geleid heeft tot het veroordelen van oorlogsmisdadigers uit Bosnië op onder andere grond van verkrachting in februari 2001. In deze scriptie zal onderzocht worden of deze vooronderstelling juist is. De hoofdvraag in deze scriptie luidt derhalve: in hoeverre hebben internationale vrouwen- en mensenrechtenorganisaties ertoe bijgedragen dat geweld tegen vrouwen erkend wordt als een mensenrechtenschending en dat de specifieke vorm van geweld tegen vrouwen namelijk verkrachting tijdens gewapende conflicten als een oorlogsmisdaad en misdaad tegen de menselijkheid wordt beschouwd in de jaren 90. 6 Verkrachting als oorlogsmisdaad, NRC Handelsblad (22 februari 2001) 7 Statuut van het Joegoslavië Tribunaal artikel 5 (http://www.un.org/icty/basic/statut/stat2000_con.htm) 5

Deze bijdrage zal geanalyseerd worden aan de hand van de activiteiten die internationale vrouwenorganisaties en mensenrechtenorganisaties verricht hebben op het gebied van het netwerkactiviteiten en lobbyactiviteiten ten behoeve van vrouwenrechten en met name geweld tegen vrouwen. Onder lobbyactiviteiten wordt verstaan in hoeverre ze een rol gespeeld hebben bij de agendavorming en de beleidsformulering op het gebied van geweld tegen vrouwen. Onder beleidsformulering valt zowel het opstellen van internationale normen als het verbeteren van de implementatie- en nalevingmechanismen op het gebied van geweld tegen vrouwen. In deze scriptie zullen de activiteiten van internationale vrouwennetwerken die zich hebben toegelegd op het bestrijden van geweld tegen vrouwen naar voren komen zoals onder andere het Centre for Women s Global Leadership. Hiervoor is gekozen omdat er naast internationale vrouwenorganisaties veel internationale vrouwennetwerken ontstaan zijn in de jaren '80 en '90. Deze netwerken zijn ontstaan uit de samenkomst van regionale, nationale en internationale vrouwenorganisaties tijdens VNvrouwenconferenties. Deze hoge mate van samenwerking maakt het gecompliceerd om de activiteiten van internationale vrouwenorganisaties afzonderlijk te analyseren. Op het gebied van mensenrechtenorganisaties worden met name de activiteiten van Amnesty International geanalyseerd. Amnesty International is ontstaan in 1961 tijdens een campagne die gericht was op het vrijlaten van gewetensgevangen. Tijdens deze campagne werden burgers opgeroepen een jaar lang regelmatig brieven te schrijven naar regeringen met het verzoek gewetensgevangenen vrij te laten. Deze kleinschalige champagne is uitgegroeid tot een permanente internationale beweging voor het bevorderen van de naleving van de rechten van de mens zoals deze in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM) en andere internationale verdragen en conventies. Daarnaast zet Amnesty International zich in het bijzonder in voor de vrijlating van gewetensgevangen, eerlijke processen voor politieke gevangenen, afschaffing van de doodstraf en beeindiging van marteling, geweld, vernederende behandeling en 'verdwijningen'. Voor Amnesty International is gekozen omdat deze organisatie zich eind jaren '80 als één van de eerste mensenrechtenorganisaties is gaan toeleggen op het vrouwenrechten en geweld tegen vrouwen. De hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van een politiek historisch onderzoek met behulp van primaire bronnen zoals verdragsteksten en publicaties van vrouwenorganisaties en Amnesty International en secundaire bronnen aan de hand van de volgende structuur. In hoofdstuk één wordt onderzocht in hoeverre de vrouwenrechten en met name de rechten op het gebied van geweld tegen vrouwen internationaal gerespecteerd worden en welke mogelijkheden NGO s hebben om geweld tegen vrouwen internationaal onder de aandacht te brengen en invloed uit te oefenen op gedachten- en beleidsvorming omtrent geweld tegen vrouwen. Paragraaf 1.1 legt uit wat er precies verstaan wordt onder geweld tegen vrouwen en welke sociale gevolgen het voor vrouwen met zich meebrengt. Paragraaf 1.2 gaat dieper in op 6

de vraag welke oorzaken eraan ten grondslag liggen dat de rechten van vrouwen nog massaal geschonden worden en welke rol cultureel-godsdienstige opvattingen daarbij spelen. Uit deze paragraaf zal duidelijk blijken dat er een discrepantie is tussen het definiëren van internationale rechtnormen en het implementeren en naleven van deze internationaal opgestelde normen. Paragraaf 1.3 bespreekt de mogelijkheden die NGO s hebben om schendingen van vrouwenrechten internationaal onder de aandacht te brengen en invloed uit te oefenen op gedachten- en beleidsvorming omtrent geweld tegen vrouwen. De hoofdstukken twee, drie en vier onderzoeken de rol die vrouwenorganisaties en Amnesty International in de praktijk gespeeld hebben met betrekking tot het erkennen van geweld tegen vrouwen als mensenrechtenschending en de specifieke vorm van geweld tegen vrouwen namelijk verkrachting tijdens gewapende conflicten als oorlogsmisdaad en misdaad tegen de menselijkheid in de periode 1975-2000. Deze periode loopt vanaf de eerste VN-vrouwenconferentie in Mexico in 1975 tot aan de vierde en tevens laatste vrouwenconferentie in Beijing in 1995. Hoofdstuk twee en drie onderzoeken met name de rol van vrouwenorganisaties en Amnesty International met betrekking tot geweld tegen vrouwen in het algemeen. Dit in tegenstelling tot hoofdstuk vier die een casestudy omvat en dieper ingaat op de bijdrage van vrouwenorganisaties en Amnesty International bij een specifieke vorm van geweld tegen vrouwen namelijk verkrachting tijdens gewapende conflicten. Hoofdstuk twee analyseert de rol van internationale vrouwenorganisaties en Amnesty International bij het plaatsen van geweld tegen vrouwen in de jaren 70 en 80 op de internationale agenda aan de hand van de gegeven structuur in deze inleiding. Paragraaf 2.1 gaat in op de activiteiten en gebeurtenissen die ondernomen zijn op het gebied van geweld tegen vrouwen in de periode 1975-1985. Deze paragraaf analyseert de tegenstelling tussen de agendavormende activiteiten binnen het VN-kader en buiten het VNkader om ten behoeve van geweld tegen vrouwen. Paragraaf 2.2 richt zich op de activiteiten op het gebied van geweld tegen vrouwen in de periode 1985-1990. Deze paragraaf analyseert de veranderde werking van vrouwenorganisaties en Amnesty International om geweld tegen vrouwen erkend te krijgen als een internationaal probleem in deze periode en de reactie van de VN hierop. Hoofdstuk drie onderzoekt de rol van internationale vrouwenorganisaties en Amnesty International bij het verbeteren van de rechten van vrouwen op het gebied van geweld tegen vrouwen in de jaren 90 aan de hand van de gegeven structuur in de inleiding. Paragraaf 3.1 gaat hierbij in op de twee nieuwe ontwikkelingen om geweld tegen vrouwen zichtbaar te maken en het erkend te krijgen als een mensenrechtenschending tijdens de Mensenrechtenconferentie in Wenen in 1993. Paragraaf 3.2 richt zich daarbij op de eerste ontwikkeling, namelijk de lobbyactiviteiten betreffende geweld tegen vrouwen bij het CSW. Paragraaf 3.3 analyseert de agendavormende en lobbyactiviteiten tijdens de tweede ontwikkeling, namelijk de Internationale Campagne tegen Geweld tegen Vrouwen. De laatste sub-paragraaf van 3.3 7

analyseert in hoeverre deze twee nieuwe ontwikkelingen geleid hebben tot de erkenning van geweld tegen vrouwen als een mensenrechtenschending in het slotakkoord van Wenen in 1993. Paragraaf 3.4 richt zich op de tweede helft van de jaren negentig en de ontwikkelingen die zich voordeden rondom de vierde VN Vrouwenconferentie in Beijing in 1995. Paragraaf 3.4 analyseert ten eerste de doelstellingen van vrouwenorganisaties en Amnesty International voor de vierde VNvrouwenconferentie in Beijing zoals het verbeteren van de implementatiemechanismen ten behoeve van geweld tegen vrouwen. Ten tweede analyseert deze paragraaf in hoeverre de agendavormende- en lobbyactiviteiten geleid hebben tot het bereiken van deze doelstellingen in het slotakkoord van Beijing. Uit beide hoofdstukken blijkt dat de rol van NGO s met name tijdens VN-conferenties en de paralel lopende NGO-forums onderzocht worden. Dit kan verklaard worden door het feit dat NGO s met name tijdens dergelijke conferenties met elkaar in contact komen en daarnaast wordt tijdens deze conferenties aan NGO s de meeste mogelijkheden geboden om aan regeringsleiders hun standpunten en eisen kenbaar te maken. Zoals eerder al aangegeven is hoofdstuk vier een verdieping van het thema geweld tegen vrouwen. Dit hoofdstuk omvat een casestudy van het Joegoslavië Tribunaal en gaat in op een specifieke vorm van geweld tegen vrouwen namelijk verkrachting tijdens gewapende conflicten. Dit hoofdstuk analyseert de rol van vrouwenorganisaties en Amnesty International bij het erkend krijgen van verkrachting tijdens oorlogssituaties als een oorlogsmisdaad en als een misdaad tegen de menselijkheid. Paragraaf 4.1 onderzoekt in eerste instantie welke juridische ontwikkeling het begrip verkrachting in het humanitair oorlogsrecht heeft doorgemaakt. Paragraaf 4.2 analyseert daarna de rol van vrouwenorganisaties en Amnesty International bij het opstellen van de procesgang van het Joegoslavië Tribunaal, bij de aanstelling van vrouwelijke rechters en bij de bescherming van getuigen ten behoeve van het berechten van verkrachting tijdens oorlogssituaties als een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid. 8

Hoofdstuk I Schending van vrouwenrechten en de rol van NGO s Geweld tegen vrouwen is een probleem dat verstrekkende gevolgen heeft voor vrouwen over de hele wereld. Dit komt met name door het feit dat het een grote barrière vormt voor de sociale en economische ontwikkeling van de vrouw. Vrouwen zullen nooit fysieke, economische, politieke of culturele vrijheid beleven zolang er geen aandacht besteed wordt aan geweld tegen vrouwen. 8 In dit hoofdstuk wordt nagegaan waarom de rechten van vrouwen op het gebied van geweld nog massaal geschonden worden en welke mogelijkheden NGO s hebben om de rechten van vrouwen op het gebied van geweld op internationaal niveau te verbeteren. In paragraaf 1.1 van dit hoofdstuk wordt allereerst uitgelegd wat precies verstaan wordt onder geweld tegen vrouwen en welke gevolgen dit voor vrouwen heeft op zowel het gebied van ontwikkeling als op sociaal gebied. In paragraaf twee wordt dieper ingegaan op de oorzaken die eraan ten grondslag liggen dat de rechten van vrouwen nog massaal geschonden worden en welke rol cultureel-godsdienstige opvattingen daarbij spelen. In deze paragraaf zal ook duidelijk naar voren komen dat er een discrepantie is tussen het definiëren van internationale normen en het implementeren en naleven van de normen. De laatste paragraaf bespreekt de mogelijkheden die NGO s hebben om de rechten van vrouwen op internationaal niveau te verbeteren en invloed uit te oefenen op gedachten- en beleidsvorming omtrent geweld tegen vrouwen. Paragraaf 1.3. gaat hierbij in op de definiëring, de doelstellingen en de middelen van NGO's. Paragraaf 1.3.1 analyseert de invloed die NGO's kunnen uitoefenen binnen de VN in tegenstelling tot paragraaf 1.3.2 die de invloed van NGO's tijdens VN-conferenties analyseert. 1.1 Geweld tegen vrouwen De verschillende vormen van geweld zijn net zo verscheiden als de internationale normen die spreken over geweld tegen vrouwen. Tot 1992 was er geen enkel verdrag dat seksespecifiek geweld verbood en staten verplichtte om tegenmaatregelen te ondernemen. Zelfs het CEDAW verdrag uit 1979 refereert in een aantal artikelen slecht impliciet aan geweld tegen vrouwen. 9 Pas in de Algemene Aanbeveling no. 19 uit 1992 die aan het vrouwenverdrag werd toegevoegd wordt elke vorm van geweld verboden en worden staten verplicht om te rapporteren over de genomen maatregelen om dergelijk geweld te bestrijden. Niet 8 Calling for change: internationals strategies to end violence against women departement van Buitenlandse Zaken (Den Haag mei 1994) 11 9 Joan Fitzpatrick, 'The use of international human rights norms to combat violence against women' in: Rebecca J. Cook ed., Human Rights of Women: national and international perspectives (Philadelphia 1994) 532 9

lang hierna aanvaarde de AVVN de VN-verklaring inzake Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen (DEVAW). In deze verklaring wordt geweld tegen vrouwen op de volgende wijze gedefinieerd: Any act of gender based violence that results in, or is likely to result in, physical, sexual or psychological harm or suffering to women, including threats of such acts, coercion or arbitrary deprivation of liberty, whether occuring in public or in private life. 10 Deze definitie wordt niet door alle vrouwenorganisaties gebruikt. Sommige vrouwenorganisaties hanteren een bredere definitie van geweld tegen vrouwen. Deze definitie omvat ook sociaal-economisch rechten oftewel de tweede generatie mensenrechten genoemd. Deze definitie omvat naast vrijwaring van fysiek en psychologisch geweld ook recht op arbeid, water en huisvesting. In deze scriptie zal onder geweld tegen vrouwen de minder ruime definitie gehanteerd worden die hierboven omschreven staat. Gekozen is voor deze mindere ruime definitie omdat mijns inziens het onthouden van sociale en economische rechten aan vrouwen, waardoor zij automatisch een lagere sociale positie bekleden dan mannen, wel een oorzaak is van geweld tegen vrouwen, maar mijns inziens niet als een seksespecifieke gewelddelict beschouwd kan worden zoals verkrachting en vrouwenbesnijdenis. Er is een aantal redenen aan te geven waarom geweld tegen vrouwen zo lange tijd onzichtbaar is geweest voor de samenleving. Met onzichtbaar wordt twee zaken bedoeld. Ten eerste dat het bijna onmogelijk was om geweld tegen vrouwen te observeren en te meten en ten tweede dat het beschouwd werd als de dagelijkse praktijk waardoor het lange tijd in de meeste landen geen politiek item is geweest. De eerste reden voor deze onzichtbaarheid is het feit dat het ontbrak aan statistische gegevens. Bang voor repercussies durfden en durven nog steeds weinig slachtoffers aangifte te doen van geweldsdelicten. Met name geweld in huiselijke kring is hierdoor moeilijk zichtbaar te krijgen in statistieken. Ten tweede wordt het argument van culturele soevereiniteit veelvuldig gebruikt als het gaat om geweldsdelicten tegen vrouwen. Onder het motto religie en traditie worden veel schadelijke praktijken voortgezet. Hier is een duidelijke discrepantie zichtbaar tussen de bestaande normering op het gebied van geweld tegen vrouwen in internationale verdragen en declaraties en de wijze van implementatie en naleving van deze internationale normen. Vele verdragen worden ondertekend, maar de implementatie en naleving laat te wensen over door de vele voorbehouden op de belangrijkste artikelen. Ten derde zorgt de angst voor geweld al voor gedragsveranderingen bij mogelijke slachtoffers. Deze angst leidt ertoe dat vrouwen het geweld internaliseren en er daardoor niet meer mee naar buiten komen. Er zijn veel vormen van geweld tegen vrouwen die globaal in drie categorieën verdeeld kunnen worden. Ten eerste de vormen die universeel zijn en voorkomen in alle regio s, klassen en culturen zoals 10 artikel 1 van Declaration on the Elimnation of Violence against Women UN Doc. A/C.3/48/L.5 (1993) 10

verkrachting, seksuele aanranding en mishandeling. Daarnaast zijn er vormen van geweld die wijdverspreid zijn, maar binnen verschillende culturen anders geïnterpreteerd worden waardoor de straffen die ervoor staan verschillen. In veel landen wordt de vrouwelijke seksualiteit onlosmakelijk verbonden met de eer van een familie. In Pakistan en India worden vrouwen die verkracht vaak gedwongen om met de dader te trouwen om op deze wijze de eer van de familie te redden. 11 Ten derde de vormen van geweld die specifiek in een bepaalde regio voorkomen zoals vrouwenbesnijdenis in Afrikaanse landen en bruidenverbranding in Pakistan, India en Bangladesh. Deze laatste twee vormen van geweld worden vaak gelegitimeerd door religieuze wetten en tradities. De meest voorkomende vormen van geweld zijn de volgende. Ten eerste huiselijk geweld zoals mishandeling, verkrachting of moord. Ten tweede genitale verminking, eerwraak, bruidenverbranding, weduweverbranding en andere traditionele en religieuze praktijken. Ten derde seksespecifiek geweld veroorzaakt door vertegenwoordigers van overheidsinstellingen zoals politieagenten inclusief het martelen van vrouwelijke gedetineerden. Ten vierde seksespecifiek geweld tijdens gewapende conflicten. Ten vijfde seksespecifiek geweld tegen vluchtelingen en asielzoekers. Ten zesde seksespecifiek geweld geassocieerd met prostitutie en pornografie en als laatste seksespecifiek geweld op de werkplek inclusief seksuele intimidatie. 12 Met name de vormen van geweld die vallen onder huiselijk geweld, traditionele en religieuze praktijken en seksespecifiek geweld tijdens gewapende conflicten worden in deze scriptie besproken. Allereerst worden hieronder de gevolgen van huiselijk geweld en vormen van geweld die vallen onder traditionele en religieuze praktijken geanalyseerd. De gevolgen van seksespecifiek geweld tijdens gewapende conflicten voor vrouwen wordt in hoofdstuk vier geanalyseerd. Geweld in huiselijke kring onderscheidt zich van andere vormen van geweld omdat het plaatsvindt in de privé-sfeer in plaats van in de publieke sfeer. Dit geeft meteen al het grootste probleem aan omdat de privé-sfeer een ruimte is waar internationaal recht zich lange tijd afzijdig gehouden heeft. De staat kan alleen verantwoordelijk gehouden worden voor mensenrechtenschendingen als de schending een gevolg is van een handeling van de staat. Dit is echter niet het geval bij huiselijk geweld. Langzamerhand is er binnen de mensenrechtenstroming een interpretatie ontwikkeld dat de staat niet alleen verantwoordelijk is voor ondernomen acties, maar ook voor niet ondernomen handelingen om de burgers te beschermen. 13 Dit blijkt ook uit artikel 26 van het BUPO verdrag dat staatsverantwoordelijkheid betreft. De mate waarin een staat verantwoordelijk is relatief en niet absoluut. Een staat is alleen verantwoordelijk als hij systematisch 11 Calling for change: internationals strategies to end violence against women departement van Buitenlandse Zaken (Den Haag mei 1994) 11 12 Joan Fitzpatrick, 'The use of international human rights norms to combat violence against women' in: Rebecca J. Cook ed., Human Rights of Women: national and international perspectives (Philadelphia 1994) 533 13 Kenneth Roth, 'Domestic violence as an international human rights issue' in: Rebecca J. Cook ed., Human Rights of Women: national and international perspectives (Philadelphia 1994) 329 11

weigert op te treden bij onder andere huiselijk geweld en als er blijk is van discriminatie ten opzichte van andere geweldsvormen. 14 De gevolgen van huiselijk geweld voor vrouwen zijn veelvuldig. Ten eerste wordt de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen door huiselijk geweld nog eens bevestigd. Daarnaast heeft de vrouw vaak door de economische en politieke afhankelijkheid van haar partner geen mogelijkheid om haar partner te verlaten. Dit betekent dat de partner de volledige macht over zijn vrouw heeft die hierdoor vaak in een sociaal isolement terechtkomt. Ten tweede wordt het zelfvertrouwen van vrouwen door verkrachting en mishandeling volledig afgebroken hetgeen de persoonlijke ontwikkeling van vrouwen zeker belemmert. Ook bij het uitoefenen van traditionele praktijken zoals genitale verminking ondervinden vrouwen veel negatieve gevolgen. Naast de sociale problemen zoals verlies van zelfvertrouwen, seksueel genot en trauma leidt genitale verminking tot fysieke problemen zoals infecties, bloedingen, ontstekingen, storingen in de urineleider en zelfs de kans op overlijden is aanwezig. Ondanks deze zeer vergaande gevolgen en de verboden die vastgelegd zijn in het CEDAW verdrag en het Verdrag van het Kind worden nog steeds dagelijks 6000 meisjes genitaal verminkt, met name in Afrikaanse landen zoals Soedan, Somalië, Mali, Ethiopië, Eritrea, Egypte en Gambia. De reden hiervoor is dat alleen vrouwen die besneden zijn een kans maken op een huwelijkspartner. Aangezien de sociale en economische status van vrouwen vaak zeer laag is, blijkt een huwelijk de enige uitweg. Andere traditionele praktijken zijn eerwraak hetgeen zowel in islamitische landen voorkomt als in landen waar mensen met een andere religie in de meerderheid zijn. 15 Eerwraak kan leiden tot zelfmoord door openbare verminking en openlijke dreigementen. Daarnaast worden veel vrouwen verminkt door zuurverbrandingen met vaak de dood tot gevolg. Bij eerwraak worden vrouwen vaak gestraft voor het feit dat zij bijvoorbeeld verkracht zijn omdat dit gezien wordt als een afbreuk van de eer van een familie en samenleving. Dit leidt ertoe dat vrouwen vaak niet vertellen dat ze verkracht zijn omdat dit de situatie alleen maar erger maakt. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de relatie tussen cultuur, religie en schendingen van vrouwenrechten. Hieruit blijkt duidelijk dat geweld tegen vrouwen wel degelijk een belemmering is voor de ontwikkeling van vrouwen. Ontwikkeling vereist namelijk zelfvertrouwen en de mogelijkheid om te participeren aan alle aspecten van de samenleving. Geweld tegen vrouwen veroorzaakt vaak het omgekeerde: verlies aan zelfvertrouwen, psychische problemen, fysieke problemen en het terechtkomen in een sociaal isolement. De opvatting dat geweld tegen vrouwen een schending van de mensenrechten is, is 14 Kenneth Roth, 'Domestic violence as an international human rights issue' in: Rebecca J. Cook ed., Human Rights of Women: national and international perspectives (Philadelphia 1994) 335 15 Adviesraad Internationale Vraagstukken, Geweld tegen vrouwen: enkele rechtsontwikkelingen no. 8 (februari 2001) 12 12

tegenwoordig onomstreden, ook al vindt een belangrijk deel plaats in de privé-sfeer en wordt het veelal gepleegd door privé-personen en niet door overheidsfunctionarissen. 16 1.2 Universaliteit versus Cultureel Relativisme en geweld tegen vrouwen De erkenning van geweld tegen vrouwen als een mensenrechtenschending kent een lange geschiedenis. Vrouwenrechten hebben namelijk lange tijd de laagste prioriteit binnen de mensenrechten gehad. Bij het opstellen van de UVRM werd meer aandacht besteed aan de positie van mannen en aangezien de mannelijke bevolking meer functies uitoefenden in de publieke sfeer waren de rechten ook meer toegespitst op de publieke sfeer. Aangezien het leven van vrouwen traditioneel gezien zich met name in de private sfeer afspeelde waren deze rechten maar ten dele toepasbaar op de positie van vrouwen. Met name het gebrek aan aandacht voor economische, sociale en culturele rechten in de privé-sfeer leidde tot de achtergestelde positie van vrouwenrechten binnen het traditionele mensenrechtensysteem. Daarnaast werden tot aan de jaren 90 aangelegenheden die hoofdzakelijk vrouwen betroffen in aparte fora besproken zoals de VN Commissie inzake de Rechtspositie van de Vrouw (CSW). Geweld tegen vrouwen werd lange tijd beschouwd als te onbelangrijk, onvermijdelijk en een privé-zaak van traditionele en culturele aard. 17 Het feit dat de onderdrukking van vrouwen niet beschouwd werd als een publiek en politiek probleem heeft ertoe geleid dat geweld tegen vrouwen en seksediscriminatie lange tijd niet als een mensenrechtenschending beschouwd werd. 18 Pas in 1993 tijdens de tweede Mensenrechtenconferentie van de Verenigde Naties (VN) in Wenen is officieel vastgelegd dat de rechten van vrouwen een volwaardig onderdeel zijn van mensenrechten. Dit is mede te danken aan de opstelling van het Vrouwenverdrag in 1979 en de toegevoegde Algemene Aanbeveling no.19 en de aanvaarde VN-Verklaring inzake Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen (DEVAW) in 1993. Daarnaast maakt het inmiddels aangenomen en in werking getreden Facultatief Protocol bij het Vrouwenverdrag, dat voorziet in een individuele klachtenprocedure, het mogelijk om de verdragsbepalingen op internationaal niveau in te roepen. 19 Op het eerste gezicht lijkt de normstelling op het terrein van de uitbanning van geweld tegen vrouwen ver gevorderd. Een aantal vormen van geweld tegen vrouwen zijn universeel veroordeeld via VN-verdragen, resoluties van de AVVN en slotdocumenten van wereldconferenties. Het betreft onder 16 Adviesraad Internationale Vraagstukken, Geweld tegen vrouwen: enkele rechtsontwikkelingen no. 8 (februari 2001) 8 17 Charlotte Bunch, 'Women's rights as human rights: towards a re-vision of human rights', Human Rights Quarterly 12 (1990) 488 18 Ibidem 491 19 Adviesraad Internationale Vraagstukken, Geweld tegen vrouwen: enkele rechtsontwikkelingen no. 8 (februari 2001) 9, op 1 augustus hadden 43 staten het Optioneel Protocol ondertekend en 5 het geratificeerd 13

meer; vrouwenmishandeling; seksueel misbruik van meisjes; bruidsschatgerelateerd geweld; verkrachting binnen het huwelijk; genitale verminking en andere schadelijke traditionele praktijken. 20 Ondanks deze universele acceptatie van vrouwenrechten als volwaardig onderdeel van mensenrechten en het erkennen van geweld tegen vrouwen als een mensenrechtenschending worden nog veel schendingen jegens vrouwen begaan. Dit heeft enerzijds te maken met de discrepantie tussen het definiëren van verdragen en het opstellen van internationale normen en anderzijds de implementatie en naleving van deze verdragen. Ten eerst worden er door staten vele voorbehouden gemaakt die het doel van het verdrag ondermijnen. Daarnaast wordt het internationale verdrag niet of niet volledig geïmplementeerd in nationale wetgeving hetgeen vrouwen de mogelijkheid ontneemt om schendingen voor de nationale rechter aan te vechten. Ten derde worden vele landenrapporten, die bedoelt zijn om de na te gaan in hoeverre een land een bepaald verdrag zoals het CEDAW naleeft, niet, onvolledig of niet waarheidsgetrouw ingevuld door staten. Daarnaast heeft geweld tegen vrouwen ook een sociale oorzaak. Door de bestaande machtsrelaties binnen het gezin of binnen een samenleving wordt de vrouw in een ondergeschikte positie geplaatst. 21 Het is van belang om vrouwen dezelfde economische en sociale rechten toe te kennen als mannen om deze hiërarchische situatie te doorbreken. Zolang vrouwen een economische, sociale of juridische achtergestelde positie blijven innemen ten opzichte van mannen zal geweld tegen vrouwen blijven bestaan. Daarnaast liggen de oorzaken van geweld tegen vrouwen ook op het culturele vlak. Veel niet-westerse landen beroepen zich op het feit dat de bestaande mensenrechten niet universeel kunnen zijn omdat deze gebaseerd zijn op westerse normen en waarden. Deze cultureel relativisten stellen dat niet-westerse samenlevingen andere culturen en tradities kennen die vragen om andere mensenrechten. Het grootste onderscheid tussen het Relativisme en het Universalisme is dat het Relativisme ervan uitgaat dat de mensenrechten bepaald worden door de culturele omgeving terwijl universalisten stellen dat de cultuur van ondergeschikt belang is omdat de gehele wereld vraagt om dezelfde mensenrechten. Binnen het Relativisme is er een grote mate aan variatie mogelijk. Ten eerste de meest radicale stroming, de anti-universalisten, die stellen dat er geen enkele overeenstemming is over wat goed of fout is voor elk individu. 22 Daarnaast de epistemologische relativisten die stellen dat er overeenstemming is over bepaalde zaken die goed of slecht zouden zijn voor de mens zoals marteling en slavernij, maar er is ook nog grote transculturele onenigheid over bepaalde onderwerpen zoals 20 Adviesraad Internationale Vraagstukken, Geweld tegen vrouwen: enkele rechtsontwikkelingen no. 8 (februari 2001) 10 21 O.W Barnett, Family violence across the lifespan: an introduction (California 1997) 25 22 Michael Perry,'Are human rights universal? The relativist challenge and related matters', Human Rights Quarterly 30 (1997) 508-509 14

vrouwenbesnijdenis. 23 De derde variatie is de meest gematigde versie van het Relativisme namelijk het cultureel relativisme. Deze stroming stelt dat de wijze van implementatie van een bepaald recht kan verschillen omdat de wijze waarop het recht het meeste tot zijn recht komt afhangt van de context waarbinnen het recht tot ontplooiing moet komen. 24 Dit zou bijvoorbeeld gelden voor het implementeren van een recht zoals persvrijheid. Met name bij de implementatie van gelijkberechtiging van vrouwen speelt de problematiek van epistemologische relativisten een grote rol. Dit blijkt uit het feit dat een groot aantal statenpartijen bij CEDAW, veelal op cultureel-religieuze gronden, voorbehouden hebben gemaakt die de potentiële werking van het verdrag ondermijnen. Deze voorbehouden betreffen met name de persoonlijke rechten van vrouwen. Op 1 augustus 2000 waren 165 staten partij bij CEDAW, waarvan minstens 11 statenpartijen een voorbehoud hebben gemaakt op artikel 2 en 22 staten op artikel 16. 25 Artikel 2 betreft het implementeren van nationale maatregelen om elke vorm van seksediscriminatie te elimineren en artikel 16 betreft het verbod op seksediscriminatie in het huwelijk en de familie relaties. Deze twee artikelen worden beschouwd als de hoofdartikelen van CEDAW. Niger, Egypte, India en Irak zijn enkele landen die op artikel 2 en 16 een voorbehoud hebben gemaakt. Niger maakt het voorbehoud bij artikel 2 dat seksediscriminatie niet geëlimineerd zal worden indien dit tegen tradities en gewoontes ingaat. Daarnaast stelt Niger dat vrouwen niet dezelfde rechten en verantwoordelijkheid dragen in het huwelijk en dat ze geen vrije keus hebben over het aantal kinderen. 26 Irak stelt dat artikel 16 toegepast zal worden zolang het niet in strijd in met de Shari a omdat dit de balans tussen rechten en plichten van de echtgenoten verstoort. 27 India zegt volledig eens te zijn met de provisies in artikel 16, maar gezien het feit dat India een grote variëteit aan culturen, tradities en religies heeft is het niet praktisch om de regels uit artikel 16 toe te passen. 28 Het feit dat de meeste voorbehouden op de twee belangrijkste artikelen wordt gemaakt geeft al aan dat de implementatie van gelijkberechtiging van vrouwen geen gemakkelijke opgave is. Een van de redenen waarom veel niet-westerse landen voorbehouden maken betreffende de persoonlijke rechten van vrouwen ligt in het feit dat ze claimen dat westerse landen de opstelling van de mensenrechten gedomineerd hebben. Deze veronderstelling leidt ertoe dat ze beweren maar ten dele gebonden te zijn aan universele rechten zolang deze niet in strijd zijn met de Shari a of traditionele praktijken. Mijns inziens zijn mensenrechten universeel en niet gebonden aan een bepaalde regionale cultuur. Dit blijkt ook uit het feit dat westerse samenlevingen rond 1500-1600 net zo fundamentalistisch 23 Michael Perry,'Are human rights universal? The relativist challenge and related matters', Human Rights Quarterly 30 (1997) 508-509 24 Ibidem 25 CEDAW:declarations and reservations 19 maart 2001 (http://www.untreaty.un.org) 26 Ibidem 31 27 Ibidem 16 28 Ibidem 15 15

en streng in de leer waren als de huidige niet-westerse samenlevingen van vandaag. 29 Het heeft tot 1940-1950 geduurd voordat bepaalde vormen van vrouwenbesnijdenis in de VS en Groot-Brittannië werden afgeschaft. 30 Daarnaast werden bepaalde individuele rechten van vrouwen zoals stemrecht pas deze eeuw aan vrouwen toegekend. Het feit dat het westen de persoonlijke en individuele rechten als eerste ontwikkelde en waarborgde lag niet aan de cultuur, maar aan de industriële ontwikkeling die het doormaakte. De komst van universeel onderwijs, industrialisatie, urbanisatie, transportverbeteringen en nieuwe technologieën bracht mondigere personen met zich mee die meer persoonlijke vrijheid eisten. 31 Dit leidde uiteindelijk tot de opstelling van universele mensenrechten in het westen. Deze eerdere ontwikkeling van de individuele rechten in het westen doet geen recht aan de claim van niet-westerse landen dat de universele mensenrechten op westerse normen en waarden berusten. Dit blijkt ook uit het feit dat de grootste weerstand tegen schadelijke praktijken als genitale verminking, steniging en bruidenverbranding juist komt van niet-westerse vrouwen die dergelijke praktijken ten zeerste afkeuren. Naast het betwisten van de westerse dominantie binnen de mensenrechten wordt de schending van vrouwenrechten in dergelijke landen gezien als een privé-aangelegenheid. Externe bemoeienis word vaak afgedaan als modern kolonialisme en het schenden van het recht op privacy. Dit is niet juist omdat het ingrijpen in familieaangelegenheden niet hetzelfde is als het schenden van het recht op privacy. Onder het recht op privacy worden individuele rechten zoals vrij spreken, vrije omgang en een vrije beslissing over het wel of niet afbreken van een zwangerschap verstaan. Juist door het ingrijpen in familieaangelegenheden worden individuele rechten zoals het recht op privacy voor iedereen gewaarborgd. Daarnaast wordt er al door samenlevingen op tal van manieren ingegrepen in familie aangelegenheden door wetgeving of religie. Het principe om niet in te grijpen in de familiesfeer wordt in dergelijke landen vaak selectief toegepast om de mannelijke dominantie in de samenleving en het gezin in stand te houden. 32 Naast het feit dat het afgedaan wordt als een privé-aangelegenheid wordt het vaak gerechtvaardigd door te stellen dat het berust op eeuwenoude tradities en voortkomt uit religieuze wetten. Dit kan op vier manieren weerlegd worden. Ten eerste zijn deze zogenaamde tradities al beïnvloed door westerse praktijken. Dit is onder andere het geval bij het geven van de bruidsschat. Tijdens de koloniale periode werd de bruidsschat door westerlingen gegeven aan toekomstige echtgenoten en haar familie om de goede wil te tonen. Later is de bruidsschat voor de lokale bevolking de prijs geworden om een vrouw te kopen. Veel vormen van ongelijkheid die toegeschreven worden aan traditie zijn eigenlijk ontstaan tijdens de 29 Thomas M. Franck,'Are human rights universal?', Foreign Affairs 80 no. 1 (2001) 198 30 Nahid Toubia,'Female genital mutilation' in: Julie Peters en Andrea Wolper ed. Women's rights, human rights: international feminist perspectives (London 1995) 225 31 Thomas M. Franck,'Are human rights universal?', Foreign Affairs 80 no. 1 (2001) 201 32 Riane Eisler,'Human rights: toward an integrated theory for action', Human Rights Quarterly 9 (1987) 293 16

kolonialisatie. 33 Ten tweede bestaat er binnen bepaalde culturen veel onenigheid over het feit welke gebruiken en tradities tot de cultuur behoren. Het onvermogen om de eigen cultuur en tradities te definiëren geeft zeker geen goede rechtvaardiging om schadelijke praktijken tegen vrouwen voort te zetten. Ten derde worden de claims gemaakt door leiders die niet legitiem de bevolking representeren. 34 Dit blijkt ook uit het feit dat de grootste weerstand tegen schadelijke praktijken als genitale verminking, steniging en bruidenverbranding juist komt van niet-westerse vrouwen die dergelijke praktijken ten zeerste afkeuren en ten vierde zijn andere zogenaamde culturele tradities zoals kannibalisme en slavernij ook verboden. Dit zijn tegenwoordig rechten die behoren tot jus cogens hetgeen inhoudt dat deze mensenrechten een fundamenteel principe van het internationaal recht zijn waar geen enkele staat tegenin mag gaan. Veel religieuze en culturele praktijken die schadelijk zijn voor vrouwen worden vaak opnieuw ingevoerd om de sociale cohesie in een land te bewaren. Dit wordt onder andere door de Taliban als argument aangevoerd voor de herinvoering van de islamitische wetten. Dit leidde tot het stenigen van een moeder van zeven kinderen omdat ze overspel zou hebben gepleegd. 35 Ook in Iran wordt de sociale orde gehandhaafd door vrouwen te onderdrukken. Vrouwen zijn weer verplicht om een chador te dragen. Deze is opnieuw geïntroduceerd. 36 Het onderdrukken van een vrouw door middel van islamitische wetgeving wordt gezien als een tegenhanger voor de verderfelijke westerse kolonisatie en de globalisatie die de familiewaarden en normen zou hebben gecorrumpeerd. Mijns inziens wordt door de herinvoering van de islamitische shari a alleen de sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nogmaals bevestigd. Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat het rechtvaardigen van schadelijke traditionele praktijken door ten eerste te stellen dat de universele mensenrechten berusten op een westerse dominantie, ten tweede dat het toepassen van schadelijke praktijken berust op eeuwenoude tradities en religieuze wetten en daarom een privé-aangelegenheid is en ten derde dat het dient om de sociale orde te handhaven, niet toelaatbaar is. De universaliteit van de mensenrechten mag niet betwist worden op grond van dergelijke ongefundeerde argumenten. In de jaren 90 is er veel vooruitgang geboekt betreffende de vrouwenrechten. Het feit dat veel niet-westerse landen claimen dat zij vrouwenrechten mogen schenden op grond van culturele of religieuze verschillen mag deze vooruitgang niet teniet doen. Culturele diversiteit kan een grote bijdrage leveren aan mensenrechten mits het gebeurt op basis van vrijwilligheid zonder sociale druk 33 David R. Penna en Patricia J. Campbell,'human rights and culture: beyond universality and relativism', Third World Quarterly 19 no. 1(1998) 14 34 Thomas M. Franck,'Are human rights universal?', Foreign Affairs 80 no. 1 (2001) 197 35 Ibidem 191-192 36 David R. Penna en Patricia J. Campbell,'human rights and culture: beyond universality and relativism', Third World Quarterly 19 no. 1 (1998) 16 17

vanuit de samenleving. 37 Het discrimineren van vrouwen en het plegen van geweld tegen vrouwen kan niet gerechtvaardigd worden op grond van cultureel-religeuze gronden. De religieuze en traditionele dogma s worden namelijk in stand gehouden door de zittende mannelijke macht om de vrouwelijke helft van de bevolking onderdrukken. De internationale overeenstemming over de universaliteit van de mensenrechten en het beschouwen van vrouwenrechten als volwaardig onderdeel van het traditionele mensenrechtensysteem mag niet betwist worden op grond van ongefundeerde cultureel- relativistische argumenten. Het plegen van geweld tegen vrouwen moet een universele mensenrechtenschending blijven zonder uitzonderingen op cultureel of religieuze gronden. Elke vrouw moet aanspraak kunnen maken op universele mensenrechten die een menswaardig bestaan garanderen op grond van het feit dat ze een mens is ongeacht de cultuur waarin ze leeft. 1.3 Definiëring, doelstellingen en middelen van NGO's Het opstellen van het internationale beleid is een complex proces dat de laatste jaren alleen nog maar complexer is geworden. De reden voor deze toenemende complexiteit is het feit dat steeds meer actoren zich gaan mengen in dit proces, waaronder NGO's. Het zijn niet langer alleen maar statelijke actoren die binnen intergouvernementele organisaties (IGO) het internationale beleid bepalen, maar ook NGO s en regionale actoren spelen hierbij een rol. Om de rol van NGO s in dit proces te identificeren is het van belang om eerst nader toe te lichten wat precies verstaan wordt onder NGO's, welke doelstellingen ze hebben en welke middelen ze gebruiken om deze doelstellingen te bereiken. Het definiëren van een NGO is geen gemakkelijke opgave omdat er veel verschillende soorten NGO's bestaan. Van nationale pressiegroepen tot internationale georiënteerde groeperingen die over de hele wereld gevestigd zijn zoals Amnesty International. Soms zijn er economische actoren bij betrokken en soms zijn het experts en deskundigen die netwerken opzetten om beleid te beïnvloeden. Anderzijds kunnen het ook activisten zijn die op grond van dezelfde principes en ideeën over bepaalde zaken netwerken vormen en invloed proberen uit te oefenen zoals vrouwenorganisaties. Toch bestaat er binnen IGO's overeenstemming over het begrip NGO volgens hoogleraar Internationale Betrekkingen P. Willetts. 38 Er zijn vier condities waaraan een NGO moet voldoen om als legitiem ervaren te worden. Ten eerste moet het geen commerciële doelen nastreven. 39 Ten tweede mag het niet betrokken zijn bij geweld 37 Radhika Coomaraswamy,Reinventing international law: women's rights as human rights in the international community (Harvard Law School 1997) 24 38 P. Willetts ed.,the influence of non-governmental organisations in the U.N system: the conscience of the world (Washington 1996) 3 39 Ibidem 4 18

of geweld toepassen om bepaalde doelen te bereiken. 40 Ten derde mag een NGO niet het doel hebben om de plaats van een zittende regering in te nemen en ten vierde wordt het alleen als een legitieme NGO beschouwd als deze NGO het werk van de organisatie, die de erkenning geeft, respecteert. 41 Aan de hand van deze vier restricties ontstaat de volgende definitie van NGO: An NGO is any non-profit-making, non-violent, organised group of people who are not seeking government office. 42 Dit is geen volledige definiëring van een NGO omdat deze definitie meer omschrijft aan welke restricties een NGO zich moet houden, dan dat het uitgaat van de doelstellingen van een NGO. Toch zal deze definitie in deze scriptie gehanteerd worden omdat het uitgaat van de visie van IGO's op NGO's. Dit houdt in dat de NGO's die aan deze vier restricties moeten voldoen om als legitiem ervaren te worden door IGO's hetgeen van belang is indien een NGO respect en invloed uit wil oefenen op een IGO zoals de VN. NGO's hebben verscheidene doelstellingen op verschillende niveaus. Waarbij een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen de doelstellingen van nationale, regionale en internationale NGO's. Aangezien in deze scriptie de internationale NGO's zoals de internationale vrouwenbeweging en Amnesty International centraal staan zullen de doelstellingen van internationale NGO's geanalyseerd worden. Een van de belangrijkste doelstellingen is om het gedrag van staten en IGO's te veranderen. Dit betekend dat ze niet alleen de beleidsuitkomsten willen beïnvloeden, maar ook de termen en het raamwerk waarbinnen het debat zich afspeelt. Op deze wijze beïnvloeden ze de agendavorming en de normstelling op internationaal niveau hetgeen de eerste twee fases van beleidsvorming betreft. Ten tweede promoten NGO's het implementeren van nieuw beleid door druk uit te oefenen op actoren. Daarnaast hebben ze tot doel na te gaan in hoeverre een staat zich houdt aan internationaal opgestelde normen en wetgeving door middel van monitoren. Indien blijkt dat een staat zich niet houdt aan internationaal opgestelde normen wordt dit door NGO's internationaal kenbaar gemaakt. Deze publieke vernedering leidt er misschien toe dat een staat besluit om zich te committeren aan internationaal beleid en dit op juiste wijze om te zetten in nationaal beleid. Dit wapen wordt het 'mobilization of shame' genoemd. Op deze wijze beïnvloeden ze de implementatie en naleving van internationaal beleid hetgeen de laatste twee fases van beleidsvorming betreft. Om druk en overredingskracht uit te oefenen op IGO's en statelijk actoren hebben NGO's de keuze uit een aantal middelen. Ten eerste is één van de belangrijkste middelen het aanvoeren van nieuwe 40 P. Willetts ed.,the influence of non-governmental organisations in the U.N system: the conscience of the world (Washington 1996) 4 41 Ibidem 42 Ibidem 5 19

informatie. NGO's zijn voor statelijke actoren vaak een alternatieve bron van informatie. Daarom is voor NGO's van belang om netwerken over de hele wereld op te zetten om op deze wijze nieuwe informatie te verzamelen. Niet alleen netwerken, maar ook getuigenissen en onafhankelijke onderzoeken brengen vaak nieuwe informatie naar voren. Deze nieuwe informatie wordt door NGO's gebruikt om statelijke actoren te overtuigen een onderwerp binnen een bepaald kader te analyseren. Op deze wijze beïnvloeden NGO's het belangrijkste aspect van agendavorming, namelijk de wijze waarop statelijke actoren en IGO's het onderwerp moeten interpreteren en welke aspecten en gevolgen van belang zijn. Ten tweede worden symbolische evenementen opgezet om aandacht te vestigen op een bepaald onderwerp en de agendavorming te beïnvloeden. Daarnaast dienen deze symbolische evenementen ertoe een wenselijk kader, waarbinnen het onderwerp besproken moet worden, te ontwikkelen. Voorbeelden van symbolische evenementen zijn internationale bijeenkomsten, internationale petities of het uitroepen van een specifiek jaar voor bijvoorbeeld de vrouw of het kind. Deze symbolische evenementen zijn vaak ook een katalysator voor de groei van netwerken die betrokken zijn bij het betreffende onderwerp. Ten derde wordt geprobeerd om invloed uit te oefenen op de beleidsformulering via statelijke actoren. NGO's hebben vaak niet de mogelijkheid om mee te stemmen of aanwezig te zijn bij belangrijke besprekingen. Daarom wordt geprobeerd om beïnvloedbare statelijke actoren te overtuigen van hun standpunten zodat deze standpunten via de statelijke actor tijdens besprekingen naar voren wordt gebracht. Ten vierde proberen NGO's statelijke actoren tot een publieke uitspraak te dwingen waaruit blijkt dat een staat van mening is veranderd of zich committeert aan een bepaald beleid. Deze publieke uitspraak wordt door NGO's gebruikt om de discrepantie tussen de praktijk en de verhandeling weer te geven hetgeen vernederend kan werken voor de staat. Die hierdoor misschien eerder geneigd is om de internationale wetgeving en normen daadwerkelijk te implementeren en na te leven. Deze vier middelen kunnen ingezet worden tijdens de vier fasen van beleidsvorming. Er is echter een verschil tussen het opstellen van beleid binnen VN-organen en het opstellen van normen tijdens VNconferenties hetgeen uit de volgende paragraaf zal blijken. 1.3.1 De invloed van NGO's binnen de VN De invloed die NGO zoals vrouwenorganisaties en mensenrechtenorganisaties als Amnesty International kunnen uitoefenen binnen VN-organen is afhankelijk van het feit of aan de NGO een consultatieve status is toegekend. In eerste instantie was de relatie tussen NGO's en de VN vastgelegd in artikel 71 van het VN-Statuut, maar sinds resolutie 1296 van de Veiligheidsraad uit 1968 hebben NGO's verschillende mogelijkheden om invloed op het Economisch en Sociaal Comité (ECOSOC) en aanverwante commissies uit te oefenen afhankelijk van de toegekende consultatieve status. Om een consultatieve status te 20