PROJECTHANDLEIDING BBL- PW Groeiboek



Vergelijkbare documenten
PROJECTHANDLEIDING BBL- PW Groeiboek

Handleiding Hulpvraagverduidelijking BOL-MZ

WORKSHOP 1: Anatomie Werkproces: 2.1, 2.6

PROJECTHANDLEIDING BBL PW

Workshops en Praktijkopdrachten Periode 1 Schooljaar Opleiding: Maatschappelijke Zorg Groep: HWEMZO3V, niveau 4

WORKSHOP: Plan van Aanpak

WORKSHOP 1: Persoonlijke verzorging PROJECTHANDLEIDING

Handleiding Plannen van Zorg BBL-CombiCare Gehandicaptenzorg Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg

PROJECTHANDLEIDING. Deel 3 Bedrijf onder de loep Het verbeterplan BBL-PW4

PROJECTHANDLEIDING Oudercontacten. On your site BOL PW, niveau 4

1. Opstellen van een activiteitenprogramma en plan van aanpak 2. Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

Gastouderbureau MijnGastouderopvang

Spelenderwijs begeleiden bij ingrijpende levensgebeurtenissen

WORKSHOPHANDLEIDING Het Verbeterplan

Consortium Beroepsonderwijs

Verzamelformulier beroepsgerichte examens

Omgaan met gedrag op Basisschool De Bareel

Welke voorkeur heb jij?

Instructie 1. Heb jij je voelsprieten uitstaan? De relatie met je cliënt

3. Handleiding bij de peuter-estafette

Reflectiegesprekken met kinderen

Luisteren, hoe leren kinderen dat?

Handleiding Kwaliteitszorg BOL, tweede jaar, periode 3

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

1. Opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak

BBL MZ Handleiding Observeren en Rapporteren Periode

Communiceren is teamwork

Sectorwerkstuk

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Kinderen Ontwikkelen en Leren Bijeenkomst 11: ontwikkeling

VOORTGANGSRAPPORTAGE Pedagogisch Werk Jeugdzorg BOL Leerjaar 2 Praktijk

Zindelijk worden. De hele dag droog blijven. Positief opvoeden Drenthe

Intakevragenlijst voor ouders/verzorgers

Relatiespel SPEELWIJZE. SPEELWIJZE RELATIESPEL - Bladzijde 1 / 9

Handleiding VTV BBL-CombiCare Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

ADHD: je kunt t niet zien

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Liefde is vrij van zichzelf, om te leven voor de ander.

Kinderen Ontwikkelen en Leren Bijeenkomst 10: ontwikkeling

Dit portfolio is eigendom van: Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon: Naam studieloopbaanbegeleider: Telefoon:

Sectorwerkstuk

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Spreektaal thuis: :.

Goed voorbereid! Je onderzoekt of de twee activiteiten passen binnen het beleid van de instelling.

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Caroline Penninga-de Lange Je kind in balans

Omgaan met lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit in de kinderopvang

Basis O. Basis Observatieformulier

Studielessen voor kinderen van 4-7 jaar

Toets team pedagogisch beleid

Feedback Project Ergonomisch Ontwerpen

Persoonlijke competenties Sociale competenties Leer (school) competenties

HEMELS HUWELIJK KALENDER 52 X WIJ TIJD VOOR ELKAAR. Willem en Marian de Vink

VOORTGANGSRAPPORTAGE PRAKTIJK KINDEROPVANG BBL vlg het Kwalificatiedossier 2011

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

maandag 11 mei inleveren! STAGE BOEK 2015 VAN.AFDELING...

Praten leer je niet vanzelf

Respectvol reageren op gevoelens

Zorg op maat voor het jonge kind en zijn ouders

VOORTGANGSRAPPORTAGE Pedagogisch Werk BOL Leerjaar 3 Praktijk

Sollicitatiegesprekken volgens de STAR methode

De begeleider als instrument bij gedragsproblemen

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Telefoonnummer : Telefoonnummer 2:.

Portfolio. voor pedagogisch medewerkers. om het eigen leerproces vorm te geven en te volgen

Als je het niet meer ziet zitten...

Oké-formulier. Overdrachtsformulier voorschoolse voorziening- basisonderwijs in de gemeente Deventer

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Ondersteunen bij activiteiten

Gastouderbureau Barbamama

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

PROCEDURE + ZWOLS OVERDRACHTSFORMULIER

SPEELWIJZE LEIDERSCHAPSSPEL

Lesbrief. Blauw water Simone van der Vlugt

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Spelregels voor de kaarten Beroepskwaliteiten en Leerpunten. Het Beroepskwaliteitenspel

PRESENTEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

HANDLEIDING Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen BOL MZ, niv.3

PROJECTHANDLEIDING. Het ontwikkelboek

Er vaart een boot op het grote meer

Anita Willemsen & Leander Westerbeek van Eerten

Competentiescan Klant exemplaar

3 Hoogbegaafdheid op school

Presenteren. Oriëntatie

Handleiding Gesprekstechnieken BBL-CombiCare Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg

Aanmelding van leerlingen op een basisschool

Zorgboekje. Kindgegevens

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Actief luisteren (De ander helpen zo duidelijk mogelijk te zijn)

Voedingsbeleid ASKA. Inhoudsopgave: 1 Inleiding blz 2. 2 Doel blz 2. 3 Uitgangspunten: Wat vinden we belangrijk? blz 3

Levensverhaal. Hoe is de gezinssamenstelling? Hoe is de relatie met eventuele broertjes en zusjes?

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Transcriptie:

PROJECTHANDLEIDING BBL- PW Groeiboek Pedagogisch werk, niv. 3/4 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/jongere 2.1 Biedt het kind/de jongere opvang In het kinderdagverblijf of op de peuterspeelzaal is het belangrijk dat je heel bewust naar kinderen kijkt. Je kijkt bijvoorbeeld of de kinderen zich prettig voelen, je kijkt wat voor spelletjes ze spelen en je kijkt hoe ze zich ontwikkelen op sociaal/emotioneel, op cognitief en op motorisch gebied. Door een kind goed te volgen kun je merken als het op een van deze terreinen een achterstand op loopt, zodat je tijdig activiteiten kunt aanbieden om een kind op dit ontwikkelingsgebied extra te begeleiden. Mocht je signaleren dat de achterstand erg groot is, dan moet je dit met collega s bespreken en eventueel een leidinggevende inschakelen. Voor dit project is het de bedoeling dat je een kind zeven weken volgt. Dit doe je door middel van observaties, door foto s te maken van het kind en door alle tekeningen en/of knutselwerk dat het kind gemaakt heeft te bewaren. Alle observaties, foto s en tekeningen verzamel je in een boek, het zogenoemde Groeiboek. In overleg met je praktijkbegeleidster kies je een kind uit. Je overlegt met je praktijkbegeleider of je de ouders op de hoogte brengt, en zo ja, op welke manier je dat doet. Na overleg met je praktijkbegeleider vraag je toestemming aan de ouders van dit kind om het kind gedurende langere tijd te mogen volgen en alle bevindingen vast te leggen in het Groeiboek. Na afloop van de observatieperiode presenteer je het boek aan de ouders. 1. Maak een Groeiboek van een van de kinderen op je praktijkinstelling. 2. (Na toestemming praktijkbegeleider): Presenteer het Groeiboek aan de ouders van het kind. Doelen zijn: - het observeren van een kind gedurende langere tijd. - het wekelijks rapporteren over de ontwikkeling van een kind. - weten welke 'problemen' zich kunnen voordoen in de ontwikkeling van een kind. - weten hoe je een kind bij deze problemen het best kunt begeleiden. - een aantrekkelijk en informatief Groeiboek maken. - planmatig werken. 1

Feedback: Je krijgt feedback van je coach op de toets en het Groeiboek. Je krijgt feedback van je praktijkbegeleider op het Groeiboek en op de wijze waarop je het gesprek met de ouder(s) hebt gevoerd. Belangrijk: - Overleg met je praktijkbegeleider welk kind in aanmerking komt om een tijd te volgen. Doe dit altijd eerst. Ga nooit op eigen houtje met deze opdracht beginnen. - Overleg met je praktijkbegeleid(st)er of, en zo ja, op welke manier je de ouders er bij betrekt. - Na overleg: Schrijf een brief voor de ouder(s) van het kind waar kort maar duidelijk op staat wat de bedoeling is van deze opdracht. In deze brief vraag je toestemming van de ouder(s) om gedurende een paar weken foto s van het kind te mogen maken en tekeningen te verzamelen. - Laat de brief goedkeuren door je praktijkbegeleider. - Leg contact met de ouders van het kind en leg in het kort uit wat de bedoeling is. Je geeft de brief die je geschreven hebt aan de ouders, vraagt of ze deze brief zorgvuldig willen lezen, ondertekenen en weer aan je teruggeven. Vertel dat je graag een gesprekje met ze wil aangaan om het één en ander toe te lichten. - Start met de opdracht en voer deze gedurende het project uit. - Plan op tijd een gesprek met de ouders, om het Groeiboek aan hen te laten zien. - Voer een gesprek met de ouder(s). Aan de hand van het Groeiboek vertel je wat je is opgevallen aan het kind. Je vertelt over bijzondere gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op het kindercentrum. - Ieder kind en iedere situatie is anders. Daarom zul je hoofdstukken en/of vragen tegenkomen die niet voor dit kind of op jouw situatie van toepassing zijn. Indien dat het geval is, hoef je deze hoofdstukken niet te maken of deze vragen niet te beantwoorden. - Gebruik indien nodig of wenselijk, niet de eigen naam van het kind. - Behandel alle gegevens zorgvuldig en vertrouwelijk. - Wees uiterst zorgvuldig in de beschrijving van jouw observaties en (zelf) reflecties en in het uitdragen daarvan naar het kind en naar de ouders/verzorgers. Realiseer je dat ouders snel ongerust kunnen zijn. Sommige ouders vinden het lastig om dingen over hun kind te horen die misschien niet zo leuk zijn. 2

WORKSHOP 1: Ontwikkeling en opvoeding In periode 1 heb je de ontwikkeling van kinderen bestudeerd. Er werd uit gegaan van de 'normale' ontwikkeling van een kind. In deze periode ga je je verder verdiepen in situaties waarbij de 'normale' ontwikkeling niet zo gemakkelijk verloopt. Stel je voor: je hebt een huilbaby op de groep. Het kindje huilt aan een stuk door en wat je ook probeert, het houdt niet op. Je eigen humeur en dat van de groep wordt er erg door beïnvloed. Je hebt misschien zin om het kind eens flink door elkaar te rammelen of het ergens neer te leggen waar je niets meer hoort van het gebrul. Je weet natuurlijk dat het niet professioneel is om op deze manier te reageren, maar wat moet je dan wel doen? Hoe kun je als groepsleider omgaan met dit huilgedrag? En wat zijn de mogelijk oorzaken van het voortdurend huilen van de baby? Het is belangrijk om te weten hoe je een kind met opvallend of afwijkend gedrag het best kunt begeleiden. Moet je het kind dat voortdurend huilt wel aandacht geven of is het beter om dat kindje te negeren, omdat je zeker weet dat het net een schone luier omheeft en geen honger heeft? En hoe moet je omgaan met een kind dat hyperactief is en geen moment stil kan zitten? Wat zeg je tegen een kind, of wat doe je met een kind, om het te stimuleren? In welke mate is het wenselijk om gedrag te sturen? Hoe ga je om met negatief gedrag? Negeer je het? Geef je het kind straf of werk je alleen met beloningssystemen? In deze workshop gaan we dieper in op alle opvoedingsvragen die je in de kinderopvang tegen kan komen. We kijken naar opvallend of afwijkend gedrag en de mogelijke oorzaken daarvan. Daarnaast kijken we hoe je een kind op methodische wijze het best kunt begeleiden bij opvallend of afwijkend gedrag. Inhoud: Normen en waarden Ontwikkelingspsychologie Voorbeeldgedrag, straffen en belonen Gedragsproblemen Opvoeding Resultaat: Je signaleert opvallend en afwijkend gedrag. Je hebt kennis van methodes die gebruikt kunnen worden bij het begeleiden van kinderen met opvallend en afwijkend gedrag. Je kent een aantal mogelijke oorzaken van opvallend of afwijkend gedrag. Literatuur: Opvoeden praktisch bekeken" door Dorothea Timmers Huigens, uitg. Bohn Stafleu Van Loghum, ISBN 90 313 43332 3en Beoordeling Bij deze workshop hoort een Kennistoets: Ontwikkelingspsychologie 2. Duur: ± 8 x 2 uur 3

WORKSHOP 2: Observeren en rapporteren. Voor het maken van je Groeiboek moet je een kind gedurende langere tijd observeren. Je observeert een kind om objectieve informatie te verzamelen over dat kind, zodat je het kind optimaal in zijn of haar ontwikkeling kunt stimuleren. In deze workshop leer je gebruik te maken van verschillende observatietechnieken. Je gaat de motorische, de sociale, de cognitieve en de emotionele ontwikkeling van heel dichtbij volgen. Als een detective die elk detail bekijkt om op die manier tot een juiste conclusie te komen. Daarnaast is het erg belangrijk hoe je rapporteert en aan wie je rapporteert. In het geval van het Groeiboek rapporteer je aan de ouders. Het is dus erg belangrijk om dat op een hele zorgvuldige manier te doen, want voor elke ouder is hun eigen kind het meest bijzondere dat er is. Het hele Groeiboek, inclusief de observaties, lever je in bij de docent van deze workshop. Inhoud: Observatiemethoden en -technieken; Rapporteren. Prestatie: Je maakt drie observatieverslagen van hoofdstukken uit het Groeiboek. Welke hoofdstukken dat zijn, mag je zelf uitkiezen. In elk geval moet je minimaal gebruik maken van: - Eén continu observatie - Eén intervalobservatie - Eén observatie doormiddel van de methode die bij jou in de instelling gebruikt wordt (protocollaire observatie). Van een van de observaties maak je een observatieplan. Je kiest zelf voor welke observatie je het plan gaat maken. Je maakt het plan volgens de richtlijnen van pagina 411 van Communicatie en Organisatie, Uitgeverij Angerenstein. Je schrijft een rapport van een observatie (onderwerp naar keuze) volgens de richtlijnen op pagina 430 van Communicatie en Organisatie, Uitgeverij Angerenstein. Literatuur: Communicatie en Organisatie, Uitgeverij Angerenstein. Isbn; 9789085240839 Thema 17 en Thema 18. Beoordeling: De beoordeling wordt gedaan door de docent van deze workshop. Maak met hem of haar afspraken over inleverdata. Duur: ± 8 x 2 uur 4

BIJLAGE 1 Groeiboek Je maakt een Groeiboek van een kind uit je groep. In een Groeiboek houd je bij hoe het kind zich gedurende een aantal weken ontwikkelt. Misschien werken ze op jouw instelling ook met groeiboeken en heb je daarmee al ervaring opgedaan. Of misschien is dit de eerste keer dat je een kind gedurende lange tijd observeert. Dit observeren doe je aan de hand van een aantal thema's die verderop in de Bijlage staan vermeld. Voor het Groeiboek ga je indien mogelijk, tekeningen van het kind verzamelen, die je in chronologische volgorde inplakt. Knutselwerkjes fotografeer je en je maakt ook regelmatig foto s waarop duidelijk te zien is hoe het kind zich op de verschillende gebieden ontwikkelt. Zorg ervoor dat het boek er overzichtelijk en aantrekkelijk uit ziet. Lees op pagina 2 van de handleiding de belangrijke zaken goed door voordat je begint. Bij het maken van het Groeiboek gebruik je onderstaande handleiding. Je hoeft de handleiding niet letterlijk te volgen, je mag het boek ook op je eigen manier vormgeven (net als bij het Levensboek). Je gebruikt ook alleen de hoofdstukken die op jouw kind van toepassing zijn. Als je een baby observeert kun je veel vertellen over zijn motorische ontwikkeling en over zijn slapen en voeding en als je een ouder kind observeert zal het meer gaan over zijn cognitieve en sociale vaardigheden en de activiteiten die je met het kind doet. 5

HANDLEIDING Hoofdstuk 1 Dit boek gaat over: Naam: Leeftijd:: Woonplaats: Geboortedatum: Geboortestad en geboorteland: Zijn er specifieke kenmerken, zoals medicijngebruik, chronische ziekte, lichamelijke of verstandelijke beperkingen, opvallende kenmerken op psychisch of emotioneel gebied? 6

Hoofdstuk 2 Persoonlijkheid De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp persoonlijkheid mag je ook op je eigen manier weergeven. Geef concrete voorbeelden van situaties van waaruit jij jouw conclusies trekt over de persoonlijkheid van het kind. Beschrijf wat je kunt zeggen over: - de eigen identiteit van het kind, - de ontwikkeling van de eigen wil, - de ontwikkeling van het rolgedrag, - de ontwikkeling van normen en waarden, - de ontwikkeling van het geweten. 7

Hoofdstuk 3 Spelgedrag De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp spelgedrag mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Dit hoofdstuk gaat over het spelgedrag van het kind. Daarbij kun je denken aan de volgende items: - met welke kinderen het vaak/af en toe/nooit speelt, - met welk speelgoed het vaak/af en toe/nooit speelt, - welke spelen (fantasiespel, constructiespel, zintuiglijk spel) het vaak/af en toe/nooit doet, - heeft het kind bepaalde interesses/hobby"s? - vertoont het kind specifieke gedragskenmerken bij het spel? 8

Hoofdstuk 4 Eetgedrag De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp eetgedrag mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij eetgedrag kun je denken aan de volgende items: - Wat eet het kind? - Hoe eet het? Met handen of mes en vork, kleine stukjes, dubbelgevouwen boterhammen, snel of langzaam, niet? - Wat is zijn lievelingskostje? - Wat vindt het vies? - Heeft het kind een allergie? - Welke flesvoeding krijgt het? Hoeveel en hoe vaak? - Beschrijf de regels die jullie hebben rondom de maaltijd. Moeten kinderen alles eten, moeten ze korstjes eten, moeten ze aan tafel blijven totdat iedereen klaar is? - Heeft het kind een allergie? - Zijn er fysieke beperkingen bij het eten (niet goed kunnen kauwen, verslikken, spugen, kwijlen)? 9

Hoofdstuk 5 Foto s Hier komen een aantal foto s van het kind. 10

Hoofdstuk 6 Taalontwikkeling De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp taalontwikkeling mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij taalontwikkeling kun je denken aan de volgende items: - Welke geluidjes maakt het? - Doet het kind jouw geluidjes na? - Gebruikt het één-woord zinnen of twéé-woord zinnen? - Kan het kind al hele zinnen maken? - Welke grappige woorden gebruikt het kind? - Welke woorden kan het nog niet zo goed uitspreken? - Zijn er taalproblemen door twee-taligheid? - Wat doe jij om de taalontwikkeling te stimuleren? Geef steeds voorbeelden. 11

Hoofdstuk 7 Cognitieve ontwikkeling De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp taalontwikkeling mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij cognitieve ontwikkeling kun je denken aan: - Het geheugen - Herkennen van mensen/kleuren/vormen/gebeurtenissen - Tellen - Het zich kunnen verplaatsen in anderen (empatisch vermogen) Geef zo mogelijk voorbeelden van magisch of animistisch denken. 12

Hoofdstuk 8 Sociaal-emotionele ontwikkeling De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp sociaal-emotionele ontwikkeling mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij sociaal-emotionele ontwikkeling kun je denken aan de volgende items: - Maakt het kind een drukke of stille indruk? - Maakt het kind een tevreden of ontevreden indruk? - Hoe vaak huilt het kind? - Is het wel eens driftig? - Is het kind wel eens boos of agressief? En wat doet het kind dan? - Bijt het kind anderen? - Hoe ga jij om met het temperament van het kind? Mag het druk zijn of mag het stil zijn? - Hoe gaan je collega s om met het temperament van het kind? - Hoe vaak maakt het kind een verdrietige indruk? En hoe geeft het aan dat het verdrietig is? - Hoe vaak maakt het kind een teruggetrokken indruk? En hoe geeft het aan dat het zich terugtrekt? - Is het kind bang voor dingen? En waar is het bang voor? Hoe geeft het kind aan dat het bang is? - Merk je iets van jaloezie bij het kind? En hoe geeft het kind aan dat het jaloers is? - Op wat voor manier vraagt het kind aandacht? - Hoe gaat het kind om met afscheid van ouder(s)? - Hoe schat jij het gevoel van basisvertrouwen en veiligheid in bij het kind? 13

Hoofdstuk 9 Zindelijkheid De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp zindelijkheid mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij zindelijk worden kun je denken aan de volgende items: - Is het kind geïnteresseerd in andere kinderen die op het potje of op de wc plassen? - Wil het kind zijn luier af doen? - Wil het kind zelf naar de wc? - Plast het kind in bed? Heeft het als het gaat slapen nog een luier om? - Beschrijf de eerste keer dat het kind op het potje of op de wc plaste. - Hoe train je de zindelijkheid bij het kind? - Hoe beloonde je het kind toen het voor het eerst op de wc plaste? - Zijn er fysiek beperkingen waardoor het kind moeite heeft met zindelijk worden? 14

Hoofdstuk 10 Tekeningen Plak in chronologische volgorde tekeningen in van het kind. Zet de datum op de tekeningen. Schrijf er bij of de tekening al dan niet bij de ontwikkelingsfase past en waarom. Schrijf er eventueel ook een uitleg van de tekening bij. 15

Hoofdstuk 11 Motorische ontwikkeling De onderstaande vragen zijn richtlijnen, je hoeft niet alles letterlijk te beantwoorden. Het onderwerp motorische ontwikkeling mag je ook op je eigen manier weergeven. Noteer de datum. Bij motorische ontwikkeling kun je denken aan de volgende items: - Kan het kind zelfstandig het hoofdje ophouden? - Draait het kind zich zelfstandig om op de buik? - Staat het zelfstandig? - Loopt het zelfstandig? - Huppelt het? - Rent het? - Vindt het kind het leuk om te klimmen, klauteren? - In hoeverre beheerst het kind de fijne motoriek? - Kan het kind een potlood vasthouden? - Beheerst het de pincetgreep? - Tekent het vanuit de schouder/elleboog/pols/vingers? - Heeft het kind de groei die bij zijn leeftijd hoort? Zintuiglijke ontwikkeling. - Hoort het kind goed? - Herkent het geluiden? - Stopt het kind (nog) alles in de mond? - Hoe ervaart het kind het voelen van water/zand/klei/eten? 16

Hoofdstuk 12 Leersituaties in de interactie tussen de kinderen In de kinderopvang leren kinderen veel sociale vaardigheden. Ze oefenen in regels, normen en waarden met betrekking tot de sociale omgangsvormen. De kinderopvang is een prima plek om deze sociale vaardigheden te oefenen omdat kinderen daar voortdurend met andere kinderen geconfronteerd worden. Kinderen oefenen in het delen van aandacht, ze moeten nog leren om speelgoed te delen, op hun beurt te wachten, zich het kaas niet van het brood te laten eten en naar andere kinderen te luisteren. Kinderen, met name peuters, zijn bezig hun eigen 'ik' te vormen. Daardoor kunnen er zich niet alleen soms lastige 'leersituaties' met andere kinderen voordoen, maar ook met opvoeders/begeleiders. Denk aan: Te vroeg van tafel opstaan, met eten smeren, niet luisteren en speelgoed afpakken, om er maar een paar te noemen. Voor dit hoofdstuk beschrijf je welke 'lastige leersituaties' het kind dat jij observeert tegenkomt in de interactie met andere kinderen, of in interactie met de begeleidsters. Misschien is het kind dat jij observeert wel een echt baasje, of is het juist heel verlegen? Of heel sociaal? Beschrijf een 'lastige leersituaties'. Wat voor 'leersituatie' deed zich voor? Met wie deed de 'de leersituatie' zich voor? Wat gebeurde er precies? Hoe reageerde 'jouw' kind? Hoe reageerde(n) (het) andere kind(eren)? Wat was jouw rol? Greep je in? Wat deed je? Wat zei je? Waarom greep je juist niet in? Wat was de reactie van de kinderen op jouw wel/niet ingrijpen? Hoe liep de situatie af? Wat zou je de volgende keer anders doen? Overleg weer met je Praktijkbegeleid(st)er of dit hoofdstuk wordt opgenomen in het Groeiboek, want het kan zijn dat dit voor ouders niet leuk is om te lezen. 17

Hoofdstuk 13 Slotwoord Dit boek is een geschenk aan de ouders en aan het kind. Waarschijnlijk kijkt dit kind in de rest van zijn leven nog regelmatig in zijn Groeiboek, want het is natuurlijk een prachtig aandenken aan zijn of haar kindertijd. In dit slotwoord schrijf je in het kort iets persoonlijks over jezelf, als je wilt met foto erbij. Ook schrijf je een aantal persoonlijke herinneringen op die je aan het kind hebt. En helemaal tot slot beschrijf je hoe je het vond om dit boek voor het kind te maken. 18

EVALUATIEFORMULIER PROJECT: Groeiboek Naam: Klas: Loopbaanbegeleider: Zet een kruisje in het vakje dat het best aansluit bij je mening 5: helemaal mee eens 4: mee eens 3: gedeeltelijk mee eens 2: gedeeltelijk mee oneens 1: geheel mee oneens Prestatie De workshops hebben mij goed voorbereid op het maken van de opdrachten en de toets. De had genoeg tijd om mijn Project zelfstandig te maken. Ik begreep al snel wat er van me verwacht werd in dit project Het kunnen maken van deze opdrachten vind ik nuttig voor mijn taak als Pedagogisch werker. De presentaties aan het eind van het project vond ik zinvol. Workshops De workshop Ontwikkelingspsychologie 2 was leerzaam De workshop Observeren was leerzaam Ik vond de meeste workshops leuk De opdrachten waren duidelijk Loopbaanbegeleider Mijn loopbaanbegeleider kon duidelijke uitleg geven op mijn vragen over het project Mijn loopbaanbegeleide ondersteunde mij goed bij mijn leerproces Rooster De roosters deze periode waren in orde Er was geen of weinig lesuitval Praktijkkaart De opdrachten op de Praktijkkaart vond ik zinvol voor mijn werk 1 2 3 4 5 Tips en opmerkingen a.u.b. op achterzijde 19

PROJECTFORMULIER GROEIBOEK BBL-PW Naam: Klas: Datum: Loopbaanbegeleider: Werkproces Competentie Beoordelingscriteria Product O V G 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind N. Onderzoeken Je gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen zodat je een volledig beeld hebt van de situatie en wensen van het kind. D. Aandacht en begrip tonen R. op de behoeften en verwachtingen van het kind richten Je toont belangstelling en betrokkenheid bij het kind en zijn ouders/verzorgers. Je luistert actief zodat de situatie en wensen van het kind duidelijk zijn. Je inventariseert actief de wensen en verwachtingen van het kind met het oog op de activiteiten die je aan gaat bieden. Beoordeling totaal project Groeiboek: Naam en handtekening Loopbaanbegeleider: Groeiboek, hoofdstuk 1 t/m 13 + 3 Observatieverslagen Workshop: observeren. 20

PRAKTIJKKAART GROEIBOEK BBL-PW Naam: Klas: Instelling: Praktijkopleider: 1. Je bespreekt het project met je praktijkbegeleid(st)er. Je kiest in overleg een kind uit om te observeren. Je bespreekt met je praktijkbegeleidster of je de ouder wel of niet informeert. Zo ja, bespreek je op welke wijze je de ouders informeert. Je laat de informatiebrief die voor de ouder(s) bestemd is lezen aan je praktijkbegeleidster. Je vraag toestemming deze brief aan de ouder(s) te geven. 2. (Indien toegestaan) Je voert een informatief gesprek met de ouder(s) over deze opdracht. Je vraagt informatie aan de ouders over het kind betreffende de thema's die genoemd zijn in het Groeiboek. Je vraagt toestemming over de uitvoering van de opdracht. 3. Je schrijft drie observatieverslagen over het kind, volgens de richtlijnen van de workshop. Je gebruikt minimaal 1x de observatiemethode die bij jou in de instelling gebruikt wordt 4. (Indien toegestaan) Je presenteert het Groeiboek aan de ouder(s). In dit gesprek informeer je ouders/vervangende opvoeder over de gang van zaken in de opvang. Ook informeer je hen over de sociale ontwikkeling van het kind. Je deelt met hen kennis, ervaring en inzichten m.b.t. van opvoeding van het kind. Daardoor zijn de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte van de ontwikkeling van hun kind. Je toon respect voor de achtergrond van het kind (en ouders/vervangende opvoeders). Je bent in staat om vragen of problemen vanuit hun gezichtspunt te bekijken. Je respecteert de eigenheid van het kind. Werkproces Competentie Beoordelingscriteria Product O/V/G 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind N. Onderzoeken Je gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen zodat je een volledig beeld hebt van de situatie en wensen van het kind. D. Aandacht en Je toont belangstelling en betrokkenheid bij het kind en zijn ouders/verzorgers. Je luistert begrip tonen actief zodat de situatie en wensen van het kind duidelijk zijn. R. op de behoeften Je inventariseert actief de wensen en verwachtingen van het kind met het oog op de en verwachtingen van activiteiten die je aan gaat bieden. het kind richten 2.1 Biedt het kind, de jongere opvang E. Samenwerken en overleggen Je informeert ouders/vervangende opvoeder over de gang van zaken in de opvang. Ook informeer je hen over de sociale ontwikkeling van het kind. Je deelt met hen kennis, ervaring en inzichten m.b.t. van opvoeding van het kind. Daardoor zijn de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte van de ontwikkeling van hun kind. Groeiboek, hoofdstuk 1 t/m 13 + 3 Observatieverslagen Gesprek met ouders/vervangende opvoeders bij de Presentatie van het 21

U. Omgaan met verandering en aanpassen. Je toont respect voor de achtergrond van het kind (en ouders/vervangende opvoeders). Je bent in staat om vragen of problemen vanuit hun gezichtspunt te bekijken. Je respecteert de eigenheid van het kind. Groeiboek. Praktijkkaart Groeiboek Naam en handtekening praktijkopleider: 22