Fout vriendje? Meisjes met een licht verstandelijke beperking die het slachtoffer worden van loverboys



Vergelijkbare documenten
De Rotterdamse aanpak van jeugdprostitutie

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Meldpunt Binnenlandse Mensenhandel

Loverboyproblematiek factsheet. Loverboyproblematiek - factsheet 1

Jeugdprostitutie en loverboys

CATEGORALE OPVANG VOOR SLACHTOFFERS MENSENHANDEL

Preventie Scharlaken Koord

GOED VRIENDJE? FOUT VRIENDJE?

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties

Een Aanpak Seksueel Geweld voor elke regio!

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

Mensenhandel/ kinderhandel

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

binnen een vrij Onderzoek Amsterdamse prostitutiebranche

Presentatie Integrale jeugdhulp Kennisdag 25 januari 2016

Loverboys en grensoverschrijdend seksueel gedrag Hoe herken je signalen en wat te doen?

16. Statistische analyse Meldpunt

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verstandelijke beperkingen

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Als opvoeden een probleem is

5 juni 2012 ONDERZOEK BEPERKT WEERBAAR

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

Als opvoeden een probleem is

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Resultaten onderzoek sexting bij residentiële behandel- en opvangvoorzieningen van Fier: Prevalentie en gevolgen

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Pretty Woman is een samenwerking tussen U Centraal en De Rading

binnen een vrij Onderzoek Amsterdamse prostitutiebranche

Pubertijd volgens Midas Dekkers (bioloog)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Seksueel grensoverschrijdend gedrag: wat is normaal?

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Meisjesprostitutie: feiten en cijfers

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

De meldcode het hoe en waarom. Onno Graafland, kinderarts 11 april 2014

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Scharlaken Koord: ,00 ( = een gedeeltelijke bijdrage aan het totale programma, zie bijlage offerte Gebaseerd op de werkelijke uren 2011 )

Yip! Behandelprogramma Slachtoffers mensenhandel

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

SAMENVATTING. Inleiding

Bijlage 2: Ketenaanpak Qpido

Mensenhandel. Rik Viergever, Marcus de Koning-Man & Sandra van den Berg. 21 november 2018 Congres Minderjarigen als patiënt

Als opvoeden een probleem is

- Concept (kan afwijken van de uitgesproken tekst)

Werkinstructie benaderen intermediairs Sense

Proeftuin Loverboys - LaffeBoys. Rico Coolen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

BEDRIJVEN KINDERARBEID AANPAKKEN

Rotterdamse Meldcode. huiselijk geweld en kindermishandeling

WAAR WAAR NIET WAAR IQ QUIZ? Herkennen van kinderen met een licht verstandelijke beperking. Opzet workshop. Waar of niet waar.

JE BESTE VRIEND? Anneke Doornbos. Afstudeerscriptie in opdracht van de Regiopolitie Groningen

STUDIEDAG TIENERPOOIERS

Dierenmishandeling in gezinnen

In mijn jaren als Nationaal Rapporteur heb ik met meer afstand naar deze problematiek gekeken. Maar ook al betreffen alle onderzoeken en aanbevelingen

Er heeft een oriëntatie met en in het veld plaatsgevonden rondom de aanpak van loverboyproblematiek.

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG in en om de school. Oka Storms Ben Serkei

Relatie tussen illegale prostitutie en mensenhandel?

Inge Test

Meld. seksueel misbruik. aan de commissie-samson

Menukaart Gezonde School basisonderwijs: Relaties & Seksualiteit

Als opvoeden een probleem is

1. Signalenlijst Jeugdprostitutie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Kindvriendelijke verhoorstudio

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Rapport. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/102

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

2010D Lijst van vragen totaal

Presentatie Huiselijk Geweld

JONGEREN WORDEN GERONSELD. Maar ook via sociale media (hawking), bijv.

Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg

Boekverslag Nederlands Echte mannen eten geen kaas door Maria Mosterd

Dr. Xavier M.H. Moonen

JEUGDIGE ZEDENDELINQUENTEN - DE STAND VAN ZAKENdr. Jan Hendriks. Hoofd Jeugd De Waag Den Haag UVA Adviseur Harreveld

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Welmoed Visser-Korevaar orthopedagoog seksuoloog NVVS SH Daphne Kemner orthopedagoog- seksuoloog NVVS SH. D. Kemner - W. Visser-Korevaar

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding Meldcode Meldcode/Richtlijn

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

RUZIE MET VRIENDEN, LIEFDESVERDRIET EN DE RELATIE TOT DE OUDERS AAN DE LIJN OF OP HET SCHERM BIJ AWEL.

Bijlage 1: Vlaggensysteem. Vlaggensysteem (Movisie, 2010)

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

Februari Kübra Ozisik. Frans Oldersma.

SAMENVATTING VERNIEUWDE MELDCODE HUISELIJK GEWELD & KINDERMISHANDELING

Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten

Een paar nachtjes in de cel

START HET GESPREK EN VOORKOM SEKSUEEL KINDER MISBRUIK! STOPITNOW.NL

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

Samenvatting, informatie en verwijzingen

llochtone meiden en vrouwen in-zicht

Ad 1) Capaciteit aanpak mensenhandel en terugloop meldingen (mogelijke) slachtoffers bij CoMensha

Samenvatting Samenvatting

Transcriptie:

Fout vriendje? Meisjes met een licht verstandelijke beperking die het slachtoffer worden van loverboys Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam S.H.M. Bouma - 5615437 Begeleiding: Dr. X.M.H. Moonen Tweede beoordelaar: Dr. A.M. Meijer Amsterdam, juni 2012

Inhoudsopgave Abstract 4 Hoofdstuk 1 - Theoretisch kader 5 1. 1 Inleiding 5 1.2 Loverboy problematiek 6 Term 6 Begripsomschrijving 7 Omvang 8 Werkwijze 9 1.3 Slachtoffers 11 Algemeen slachtofferprofiel 11 Meisjes met een licht verstandelijke beperking 13 Slachtofferprocessen 15 1.4 Juridische maatregelen 16 1.5 Onderzoeksrelevantie 17 Maatschappelijke relevantie 17 Wetenschappelijke relevantie 17 1.6 Onderzoeksvraag 18 Hoofdstuk 2 Methode 20 2.1 Participanten 20 2.2 Procedure 20 2.3 Onderzoeksinstrumenten 20 2.4 Analyses 21 Hoofdstuk 3 Resultaten 24 3.1 Beschrijving onderzoeksgroep 24 Prevalentie 24 Reden aanmelding 24 Leeftijd 25 Intelligentie 25 Contact 25 1

Ontdekking problematiek 26 3.2 Kwantitatieve analyses 26 Vraagstelling1 26 Vraagstelling 2 29 Vraagstelling 3 33 Vraagstelling 4 35 Hoofdstuk 4 Discussie 38 4.1 Profiel 38 4.2 Reflectie op de resultaten 38 4.3 Beperkingen onderzoek 42 4.4 Aanbevelingen verder onderzoek 44 Literatuurlijst 45 Bijlagen 49 Bijlage 1 Brief aan instellingen 49 Bijlage 2 Vragenlijst instellingen 50 Bijlage 3 Lijst kenmerken slachtoffers 59 Bijlage 4 Verhaal vrouwelijk slachtoffer 60 Bijlage 5 Verhaal mannelijk slachtoffer 61 2

Dankwoord Deze masterscriptie, het laatste stukje van mijn master orthopedagogiek, was niet tot stand gekomen zonder de hulp van vele mensen. Allereerst wil ik mijn begeleider, de heer Moonen, bedanken voor zijn begeleiding en vooral voor zijn gave om het beste in een ander naar boven te halen. Hij wist mij steeds opnieuw te stimuleren om net dat stapje verder te gaan en zorgde er op die manier voor dat mijn onderzoek niet beter had kunnen verlopen. Graag wil ik mijn grote dank uitspreken naar de meewerkende instellingen, zonder hen was dit onderzoek nooit tot stand gekomen. Een speciaal woord van dank gaat hierbij uit richting Monica Leeman, voorzitter van de werkgroep behandelprogramma s van de Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra (VOBC), voor haar betrokkenheid bij mijn onderzoek en de manier waarop zij me heeft geïntroduceerd bij alle leden van de VOBC. Graag wil ik mijn lieve ouders en broertje bedanken voor hun vertrouwen, steun en geduld. Zij staan altijd voor mij klaar en niets is hun te gek. Daarnaast ook een dankwoord richting alle lieve familieleden en vrienden die grote interesse in mijn onderzoek toonden, die al mijn verhalen aanhoorden en die keer op keer zonder te klagen mijn stukken hebben doorgelezen. Zonder jullie had ik het nooit gered; bedankt allemaal. 3

Abstract Girls with a mild intellectual disability who become victim of young pimps ( loverboys ) Former research has shown that girls with a mild intellectual disability, are more often a victim of young pimps or as they are called in the Netherlands loverboys ( Feasibility Studies Loverboys, Haalbaarheidsonderzoek Loverboy problematiek, 2010). To date there have been attempts to create a general victim profile, but very little research has been done on creating a clear picture on the victim profile belonging to girls with a mild intellectual disability. Eight organizations situated in various parts in the Netherlands, have cooperated to collect data on risk factors and characteristics of girls with a mild intellectual disability who are victims of young pimps. Research has also been done in these organizations on prevention and treatment of loverboy issues. As a result of this study, a clearer picture on risk factors and features of girls with a mild intellectual disability and actions against loverboy issues within the organizations could be drawn. Fout vriendje? Meisjes met een licht verstandelijke beperking die het slachtoffer worden van loverboys Uit eerder onderzoek is gebleken dat meisjes met een licht verstandelijke beperking vaker slachtoffer worden van loverboys (Haalbaarheidsonderzoek Loverboy problematiek, 2010 ). Een algemeen slachtofferprofiel is al eerder samengesteld, maar er is weinig onderzoek gedaan naar en geen duidelijk beeld geschetst van het slachtofferprofiel van meisjes met een licht verstandelijke beperking. Acht instellingen met meerdere locaties, gesitueerd door Nederland heen, hebben meegewerkt aan dit onderzoek om risicofactoren en kenmerken van meisjes met een verstandelijke beperking te verzamelen. Ook is er onderzoek gedaan bij de instellingen naar de acties die zij verrichten rondom de loverboy problematiek. Hierdoor kan uiteindelijk een uitgebreid beeld geschetst worden van de risicofactoren en de kenmerken van de meisjes met een licht verstandelijke beperking en de acties van de instellingen rondom loverboy problematiek. 4

Hoofdstuk 1 Theoretisch kader 1.1 Inleiding Loverboys zijn allang geen onbekend fenomeen meer in Nederland. Een concrete definitie van het begrip loverboy wordt gegeven door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel: loverboys zijn pooiers die meisjes via verleidingstactieken inpalmen om hen op den duur in de prostitutie uit te buiten (Korvinus, 2004, p. 76). De term loverboys wordt door minister van justitie Hirsch Ballin misleidend gevonden omdat hij geassocieerd kan worden met liefde of verliefdheid en het gebruik ervan doet vermoeden dat het gaat om een nieuw of van reguliere prostitutie te onderscheiden fenomeen en dat is niet het geval (Hirsch Ballin, 2008). Meer en meer is dan ook de term pooierboy in gebruik (Bovenkerk, Van San, Boone, Boekhout van Solinge, & Korf, 2006). Het probleem van loverboys is niet nieuw te noemen. Pooierschap en jeugdprostitutie zijn zaken die al langer bestaan. Jeugdprostitutie is het verrichten van een of meer seksuele handelingen, met of voor een ander, door jongens en meisjes onder de achttien jaar voor geld, goederen of een tegenprestatie (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Onder meisjesprostitutie wordt de prostitutie-interactie tussen minderjarige meisjes en mannelijke klanten verstaan. De meisjes kunnen daarbij slachtoffer zijn van mensenhandel. Mensenhandel wordt gedefinieerd als het uit winstbejag misbruik maken en uitbuiten van mensen als een vorm van moderne slavernij, waarbij sprake is van fundamentele schending van de mensenrechten (Wetboek van Strafrecht, art. 273a). Onder handel in minderjarigen wordt in de Nederlandse wetgeving verstaan: 'het werven, vervoeren, overbrengen of huisvesten of opnemen met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Uitbuiting omvat tenminste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken' (Wetboek van Strafrecht, art 273a). Loverboys zijn pooiers die meisjes via verleidingstechnieken inpalmen om hen op den duur in de prostitutie uit te buiten (Derde Rapportage BNRM, 2004). Ook loverboys zijn mensenhandelaren omdat zij gebruik maken van uitbuiting, dit gebeurt niet alleen op het gebied van prostitutie maar ook op tal van andere manieren zoals het meisje uit stelen te laten gaan, fraude te laten plegen met leningen en door haar als drugskoerier te laten werken (Bovenkerk & Pronk, 2007). De huidige juridische definitie van vrouwenhandel is in verschillende stappen tot stand gekomen. In 1910 hanteerde de Hoge Raad de volgende omschrijving: elke handeling, 5

ondernomen met het oogmerk om een vrouw aan de prostitutie over te leveren. Onder prostitutie verstond men toen: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Kort hierna begon de Hoge Raad over de term vrouwenhandel te spreken. In de jaren 80 van de vorige eeuw specificeerde men dat er sprake moest zijn van enige mate van dwang. Dit kon zowel geweld als misleiding of misbruik van een bepaalde machtsverhouding zijn. In 2002 besloot de Hoge Raad dat werk in nachtclubs of in de porno-industrie ook toegevoegd moest worden aan de definitie van vrouwenhandel. In 2000 werd het bordeelverbod opgeheven. Het doel hiervan was om de exploitatie van prostitutie te beheersen en te reguleren en om strafbare feiten beter te kunnen aanpakken. Gedwongen prostitutie, mensenhandel, prostitutie door minderjarigen en criminele randverschijnselen moesten worden tegengegaan. Daarnaast moest de wetswijziging ertoe leiden dat de positie van prostituees verbeterd zou worden. Om te zorgen dat deze doelen bereikt zouden worden, konden alle Nederlandse gemeenten een eigen prostitutiebeleid opstellen, dit beleid vastleggen in lokale regelgeving en de regels handhaven (Flight, Hulshof, Van Soomeren, & Soorsma, 2006). De situatie van minderjarigen is na de wetswijziging echter, in tegenstelling tot wat er hiervan gehoopt werd, nog minder zichtbaar geworden. Minderjarigen werken nu vaak in de meer verborgen circuits, zij blijven moeilijk bereikbaar voor hulpverlening en politie (Goderie, 2002). Sinds 1 januari 2005 is de Nederlandse wetgeving rond mensenhandel aangepast aan vigerende internationale verdragen. In artikel 273a Wetboek van Strafrecht is naast uitbuiting van minderjarigen in de prostitutie ook uitbuiting in andere sectoren en handel in organen strafbaar gesteld (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Het delict dat loverboys plegen werd ook aan de definitie van mensenhandel toegevoegd. Het begrip loverboy werd echter niet toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht. 1.2 Loverboy problematiek In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan het ontstaan van de term loverboys, de begripsomschrijving, de omvang en de werkwijze van de loverboys. Ontstaan van de term loverboy Het begrip loverboy sluit aan bij het beeld van een pooier: een persoon, vaak van het mannelijke geslacht, die vrouwen als prostituee voor zich heeft werken, hen controleert middels geweld en profiteert van hun inkomsten. Loverboys proberen dit echter door een liefdesrelatie aan te gaan met de meisjes (Korvinus, 2004). Door het gebruik van deze 6

liefdesrelatie zou het woord loverboy ontstaan kunnen zijn. Het woord wekt bevreemding op. Loverboy is een lieflijke term die de daadwerkelijke problematiek lijkt te ontkrachten. Het doet denken aan liefde, aandacht en romantiek terwijl er juist veel geweld, chantage en angst aan te pas komt (Garnier, 2009). De hulpverlening nam de term echter dankbaar over. Door ze met het harde woord pooier aan te duiden zouden de hulpverleners de jeugdprostituees van zich kunnen vervreemden. Door deze pooiers loverboy te noemen kon een basis van vertrouwen ontstaan (Bovenkerk et al., 2006). De term komt alleen in Nederland voor (Garnier, 2009). Het woord loverboy lijkt te zijn ontstaan uit een Nederlands fantasie-engels (Bovenkerk et al., 2006). Een Engels-Nederlandse vertaling van het woord loverboy levert het woord vrouwenversierder op, een vertaling die niet geheel overeenkomt met de betekenis die het woord hier heeft. Wel zijn er buitenlandse benamingen die overeenkomen met het Nederlandse woord pooier, maar die duiden niet op een zelfstandig nieuw verschijnsel zoals het begrip loverboy zich in Nederland ontwikkeld heeft. In Engeland bestaan de Pimps, in Duitsland de Zuhälter en in Frankrijk de Maqueraux. Loverboys als een nieuw verschijnsel met bijbehorende naam lijkt dus alleen een Nederlands fenomeen te zijn. Begripsomschrijving Mannen die profiteren van de verdiensten van een prostituee bestaan al langer. Loverboys worden gezien als een bijzondere categorie: het zijn relatief jonge mannen die hun liefdesrelatie gebruiken om een jonge vrouw in de prostitutie te brengen en te exploiteren. Deze omschrijving van loverboys uit de literatuur gaat ervan uit dat er sprake is van een liefdesrelatie. In deze omschrijving komt echter niet naar voren dat er sprake is van een vooropgezette liefdesrelatie als weldoordachte manier voor uitbuiting in de prostitutie. Een andere veel gebruikte definitie van een loverboy in de literatuur is de reeds geciteerde definitief van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel: een pooier die meisjes inpalmt via verleidingstechnieken om hen op den duur in de prostitutie uit te buiten (Korvinus, 2004, p.76). Deze definitie geeft niet specifiek aan dat er sprake is van een liefdesrelatie. Wel komt in deze omschrijving naar voren dat de man de intentie heeft om het meisje uit te buiten. Wat in beide definities naar voren komt en consistent aangehouden wordt is dat er bij loverboy methoden sprake is van uitbuiting in de prostitutie. Hoeveel jongemannen loverboy praktijken beoefenen is onduidelijk aangezien het, op enkele politiegegevens van verdachten na, vrijwel onbekend is hoeveel loverboys er actief zijn. Over het netwerk waarin loverboys opereren is wel meer bekend. In vergelijking met andere mensenhandelaren zijn er onder loverboys veel solisten die zich in een netwerk van 7

contacten bevinden (Bovenkerk et al., 2006). Van Dijke en Terpstra (2005) hebben een kort profiel geschetst van een loverboy. Zij geven aan dat 83 procent van de loverboys een Nederlandse nationaliteit heeft, waarvan 89 procent van allochtone afkomst. Van deze groep is 37 procent Marokkaans, 17 procent Turks, 14 procent Surinaams en 13 procent Antilliaan. Ze hebben een relatief laag opleidingsniveau of beschikken over een niet afgeronde opleiding. Op jonge leeftijd zijn zij vaak al gestart met het plegen van strafbare feiten en het merendeel is dan ook al bekend bij de politie. Het zijn veelal jongens die beschikken over een uitgebreid netwerk van actieve jongens binnen de prostitutie en het drugscircuit die elkaar kennen of met elkaar in contact staan. Het loverboy circuit kan daarom omschreven worden als een losse organisatie waarbij de daders onderling lijntjes met elkaar hebben, veelal in groepjes werken en daarbinnen vaak meerdere slachtoffers hebben (Garnier, 2009). Bij ongeveer de helft van de loverboy zaken is er sprake van één verdachte, bij de andere helft van meerdere verdachten (Van Dijke & Terpstra, 2005). Omvang ECPAT deed onderzoek naar handel in minderjarigen in Nederland (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). De afkorting ECPAT staat voor End Child Prostitution, Child Pornography and Trafficking of Children for Sexual Purposes. ECPAT voert wereldwijd campagne tegen commerciële seksuele uitbuiting van kinderen. Voor het onderzoek werd een database opgezet, bestaande uit 230 casusbeschrijvingen. Uit analyse van de verzamelde gegevens blijkt dat van de 230 beschrijvingen, het in 169 gevallen gaat om prostitutie van minderjarigen: 157 meisjes (92,9%) en elf jongens (6,5%). Ook jongens kunnen dus slachtoffer worden. In dit onderzoek worden jongens in eerste instantie niet meegenomen, maar mocht uit de gegevens van de deelnemende Orthopedagogische Behandelcentra blijken dat er wel meldingen over jongens zijn dan wordt daar later op teruggekomen. Het merendeel van de slachtoffers in de ECPAT database is tussen de zestien en achttien jaar oud (38,5%). Een vijfde deel van de slachtoffers is tussen de dertien en vijftien jaar oud. Van een heel grote groep (40,2%) is de exacte leeftijd onbekend, maar het gaat wel om minderjarigen. Circa een vierde deel van de minderjarige slachtoffers is afkomstig uit Nederland (27,7%). In iets minder dan de helft van alle gevallen van jeugdprostitutie blijkt sprake te zijn van loverboy problematiek (48,5%). Volgens cijfers van CoMensha betreffende het jaar 2008 zijn er 180 minderjarige en meerderjarige loverboy slachtoffers geregistreerd van de 826 slachtoffers van mensenhandel in het algemeen. CoMensha is het Coördinatiecentrum Mensenhandel en fungeert als landelijk 8

meldpunt voor de centrale aanmelding, plaatsing en registratie van slachtoffers van mensenhandel. In 2009 zijn 909 slachtoffers van mensenhandel bij CoMensha aangemeld. Dit is een stijging van ongeveer 10% ten opzichte van 2008. Hiervan is in 187 gevallen sprake van de indicator onvrijwillig tewerkgesteld in de prostitutie en bij 119 gevallen wordt de indicator loverboy methode genoemd. Overlap van categorieën is evenwel mogelijk (CoMensha, 2010). Naar aanleiding van een onderzoek binnen jeugdzorg in 2011 blijkt dat dertig procent van de meisjes in de jeugdzorg, waarvan de gemiddelde leeftijd nog geen zestien is, slachtoffer is van gedwongen prostitutie, al dan niet in gang gezet door een loverboy. Veertig procent van deze meisjes laat seksueel ongeremd gedrag zien (Nijhof, 2011). Werkwijze van de loverboys Bullens en Van Horn hebben in 2000 in het tijdschrift Justitiële Verkenningen een artikel over een ontwikkelingsmodel van de loverboy relatie gepubliceerd. Het proces begint met grooming. De jongen trekt de aandacht van een meisje door indruk op haar te maken en hij brengt haar het hoofd op hol met cadeaus en lieve woorden (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Daarna begint de inlijving: hij laat haar met anderen slapen en geeft aanzet tot prostitutie. Intussen zorgt hij ervoor dat zij alle banden met de haar vertrouwde wereld door snijdt, ze wordt als het ware van haar ouders losgeweekt en de politie wordt tot gemeenschappelijke vijand verklaard zodat een meisje niet snel aangifte zal doen. Het volgende stadium is de exploitatie. Het meisje gaat aan het werk als prostituee en geeft vrijwel haar volledige verdiensten af. De loverboy houdt de relatie in stand door een combinatie van voorgewende romantiek, manipulatie en (dreigen met) geweld. De loverboy en zijn eventuele handlangers hangen voortdurend rond op de plaats waar zij werkt, ze controleren al haar bewegingen via de mobiele telefoon. Het laatste van de - door Bullens en Van Horn (2000) - genoemde stadia, bestaat uit haar pogingen de relatie te beëindigen. Hierin begint het meisje de ernst van haar situatie in te zien en wordt ze zich bewust van het feit dat ze hulp nodig heeft. Dit losmakingproces kan een hele tijd duren. Voor hulpverleners is het steeds zaak om eerst vast te stellen in welk stadium de relatie tussen het meisje en haar loverboy verkeert om daarop afgestemde actie te kunnen ondernemen. Proberen een meisje uit de prostitutie te halen op het moment dat zij nog volledig in de ban is van de loverboy, kan averechts werken; ze komt dan bijvoorbeeld niet meer terug naar de hulpverlener. Hulpverlening bij loverboy problematiek is een ingewikkelde zaak. Wanneer de meisjes zelf nog niet beseffen dat ze slachtoffer zijn, is het moeilijk hen te helpen. Wanneer 9

men te vroeg ingrijpt, zal het slachtoffer zich enkel verzetten tegen hulpverlening. Haar is immers lange tijd voorgehouden dat alles en iedereen die haar probeert te scheiden van de loverboy verkeerd is. De politie wordt door de loverboy vanaf een vroeg moment als gezamenlijke vijand bestempeld. Dit juist om te voorkomen dat het slachtoffer ooit aangifte zal doen (Bovenkerk et al., 2006). Hulpverlening is er over het algemeen op gericht om een combinatie van een meldpunt en afspraken te maken over een integrale ketenaanpak met als doel: voorkomen dat minderjarigen in de prostitutie komen, voorkomen dat jongens loverboy worden, adequate opvang en hulpverlening voor slachtoffers en opsporen en vervolgen van verdachten. Deelnemende organisaties zijn, naast gemeenten, meestal Bureaus Jeugdzorg, politie, Openbaar Ministerie (OM), de Raad voor de Kinderbescherming (RvK) en lokale projecten, onder andere voor opvang van slachtoffers (Garnier, 2009). Met het oog op de meervoudige problematiek moet de hulp aan loverboy slachtoffers veelomvattend, intensief en flexibel zijn. Professionals die met deze doelgroep werken moeten over vaardigheden beschikken om met deze meisjes een werkrelatie aan te gaan die gebaseerd is op vertrouwen en respect. De hulpverlening moet zich richten op concrete zaken zoals huisvesting, geld, school, opleiding, werk, vrijetijdsbesteding en de relatie met hun ouders. De meisjes zijn erg moeilijk bereikbaar voor hulpverlening en politie. Het is belangrijk dat de veiligheid van het meisje continue gewaarborgd is. Een meisje moet weten welke personen uit haar netwerk haar kunnen ondersteunen en ze moet leren een beroep op hen te doen. Pas dan zal zij eruit kunnen stappen en lukt het haar om te vluchten (Pieren, 2009). In een aantal gevallen krijgen de meisjes hulp van een klant. Ook kunnen zij geholpen worden door familieleden. In concrete casussen werden meisjes die niet gevlucht waren gered door een inval van de politie in hun woning of de club waar ze werkten (Montpellier, 2009). De loverboy die op een fysieke locatie op zoek gaat naar een meisje komt steeds minder voor. In plaats daarvan verschijnen er nieuwe manieren om meisjes te werven. Zo gebeurt het werven van meisjes steeds vaker via internet, bijvoorbeeld via chatsites en andere sociale media. De rol van het internet bij het ronselen van meisjes is de afgelopen jaren snel toegenomen en zal de komende jaren nog verder toenemen (Zanetti, 2009). Ook biedt het internet de mogelijkheid om de meisjes op een subtiele manier te laten wennen aan het idee van prostitutie. Zo laten de loverboys de meisjes bijvoorbeeld eerst een striptease uitvoeren voor de webcamera om de overstap naar seks met vreemden soepeler te laten verlopen (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Ook voor het onderlinge contact tussen de daders en het aanbieden van de slachtoffers spelen de moderne communicatiemiddelen een steeds belangrijkere rol (Haalbaarheidsonderzoek Loverboy problematiek, 2010). Steeds vaker 10

worden andere meisjes, lovergirls, ingezet die nieuwe meisjes moeten werven (Siegel & De Blank, 2008). Deze meisjes zijn zelf al in de ban van een loverboy en zullen dan ook eerder doen wat de loverboy van hen verwacht. De meisjes die door de loverboy ingezet worden vertellen het nieuwe meisje over iets onschuldigs als striptease dansen en over het geld dat ze daarmee kunnen verdienen. De positieve verhalen en de verhalen over rijkdom door een seksegenoot zijn voor veel meiden geloofwaardiger en kunnen er voor zorgen dat zij bereid zijn om over hun eigen grenzen te gaan. Zo heeft de loverboy vervolgens een nieuw meisje erbij dat hij kan inzetten in de prostitutie. In ruil voor het werven van nieuwe meisjes hoeft het oorspronkelijke slachtoffer zelf niet meer in de prostitutie te werken, haar werk wordt dan het ronselen van nieuwe meiden (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Loverboys werken steeds agressiever. Het zwaartepunt ligt niet meer op het inpalmen en emotioneel binden, er wordt steeds sneller gebruik gemaakt van geweld en chantage (Korvinus, 2004). Ze maken meer gebruik van intimidatie en willen sneller (financieel) resultaat zien van hun inspanningen. Steeds vaker proberen loverboys instellingen voor jeugdzorg binnen te dringen. Dit doen zij soms door middel van geweld; er zijn gevallen bekend waarbij ze deuren open trappen en met geweld het pand binnen treden ( Als we niet opendoen, trappen ze de deur in, 2011). Deze meisjes zijn kwetsbaar en daardoor voor loverboys een makkelijker slachtoffer. Vaak proberen zij ook op een andere manier de instelling binnen te komen. Hierbij gaan zij aan de slag als bijvoorbeeld bewaker of schoonmaker, waarna ze binnen de instelling de mogelijkheid vinden om meisjes te werven. Ook dringen lovergirls regelmatig de instelling binnen door zich voor te doen als slachtoffer. 1.3 Slachtoffers In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan het algemene slachtofferprofiel, meisjes met een licht verstandelijke beperking en het slachtofferproces. Algemeen slachtofferprofiel In principe kan elk meisje slachtoffer worden van een loverboy, hevige verliefdheid kan iedereen overkomen. Er zijn gevallen bekend van intelligente meisjes, afkomstig uit een hoger sociaal milieu en een warm gezin, die zich inlieten met een loverboy (Bovenkerk et al., 2006). Er zijn echter bepaalde eigenschappen die een meisje kwetsbaarder maken voor loverboy problematiek. Zo zijn dergelijke meisjes vaak minderjarig omdat het slachtoffer dan makkelijker beïnvloedbaar en vatbaarder wordt geacht (Averdijk, 2002). Bovendien wordt een meisje meestal al op jonge leeftijd door een loverboy geworven zodat ze, wanneer ze 11

meerderjarigheid bereikt, al is klaargestoomd voor de prostitutie. Kwetsbare jongeren die vaak een lage zelfwaardering, een weinig realistisch zelfbeeld en daarbij horend weinig zelfvertrouwen hebben, zijn hierdoor extra vatbaar voor het wervend gedrag van loverboys. Negatieve aandacht, seksueel misbruik en verwaarlozing kunnen het zelfbeeld verlagen en het meisje eenzaam maken. Hierdoor stellen zij zich vaak afhankelijk op. Vaak is er bij hen sprake van een verslechterde gezinssituatie. Het gaat hierbij dan om gebroken gezinnen, minderjarigen met overleden ouders, met ruzie thuis, met psychiatrische problematiek bij (één van) de ouders, met ouders die compleet de grip op hun kind zijn verloren of om wegloopproblematiek. Dit worden ook wel multi-problem gezinnen genoemd. Wanneer er vervolgens in de sociale omgeving onvoldoende alternatieve steunpunten aanwezig zijn waarop het meisje in moeilijke situaties kan terugvallen, kan haar kwetsbaarheid nog verder worden vergroot. Ze vormt de ideale prooi voor de loverboy die haar de bevestiging, aandacht en liefde geeft waar ze naar verlangt. Wanneer de gezinssituatie wel op orde is zorgt een loverboy er vaak voor dat de band tussen het meisje en het gezin snel slechter wordt. Ook problemen met een adoptieachtergrond of puberteitsproblemen worden genoemd (Van den Borne & Kloosterboer, 2005; Haalbaarheidsonderzoek Loverboy problematiek, 2010; Movisie, 2008; Bullens & Van Horn, 2000). Seksueel misbruik is een risicofactor omdat het meisje hierdoor wordt aangeleerd dat ze alleen door seksualiserend gedrag aandacht en liefde kan ontvangen. Seksueel misbruik in het verleden zorgt voor een groter risico op het opnieuw slachtoffer worden van seksueel misbruik (Lalor & McElvaney, 2010). Volgens dit onderzoek spelen factoren als psychiatrische problemen, depressieve gevoelens en alcohol- en drugsproblemen ook een grote rol. De meisjes hebben vaak een laag intelligentieniveau, waardoor ze op school niet goed presteren. De meeste meisjes hebben een VMBO opleiding genoten, veelal stoppen zij vroegtijdig met hun opleiding. Zij schatten hierdoor de kansen op een goede of leuke baan niet hoog in. Veel meisjes denken te kunnen ontsnappen aan een potentieel saai leven (Haalbaarheidsonderzoek Loverboy problematiek, 2010; Garnier, 2009; Bovenkerk & Boone, 2006). Bij loverboy problematiek is er voornamelijk sprake van meisjes van Nederlandse afkomst. Echter zowel autochtone als allochtone meisjes kunnen in handen vallen van een loverboy (Garnier, 2009). De jonge meisjes zijn op zoek naar hun eigen identiteit, dit brengt onzekerheden met zich mee. Ze willen graag ergens bij horen en zijn sterk gericht op het aangaan van vriendschappen. Meisjes gaan dan soms ook erg ver om aan de sociale norm van de vriendengroep te voldoen. Daarnaast hebben ze moeite om sociale situaties in te schatten. Ze hebben weinig goede vriendschappen waarin zij zich veilig voelen en voor zichzelf op 12

kunnen komen. Ook hebben de meisjes geen hobby s of zinvolle bestedingen van hun vrije tijd. Hierdoor hebben zij weinig positief sociaal contact en spenderen zij weinig tijd aan groepsactiviteiten. Veelal hangen zij rond op straat en in de buurt (Movisie, 2008; Pieren, 2009). In de jeugdzorg wordt gewerkt met de volgende profielen van meisjes die vatbaar zijn voor loverboy problematiek (Movisie, 2008): * Faseproblematiek, meisjes die om verschillende redenen tijdens de puberteit in conflict komen met hun ouders, zonder dat er sprake is van ernstige ouderproblematiek. Ze kunnen zich bijvoorbeeld willen ontworstelen aan overmatige bescherming, foute vrienden ontmoeten of te maken krijgen met tweede- of derdegeneratieproblematiek, waarbij de problemen van de ouders doorwerken in het kind. * Zeer beïnvloedbaar, als gevolg van verstandelijke beperking of een psychiatrisch beeld. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een afhankelijkheidsstoornis in ontwikkeling. * (Ernstige) traumatische ervaring, als gevolg van verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik. Het betreft hier bijvoorbeeld meisjes met een zogenaamde relatieverslaving om liefdesleegheid op te vullen. Ze zijn op zoek naar houvast en liefde en denken dit te kunnen vinden bij de loverboy. * Multi-problematiek, als gevolg van ernstige ouderproblematiek. Op verschillende gebieden zijn dan interventies nodig voor zowel kind als ouder. Hier kan het gaan om hechtingsproblemen, uithuisplaatsingen, schoolproblemen, een laag zelfbeeld en lage zelfwaardering of een gebrekkig sociaal netwerk hebben. Kwetsbaarheid Aantal minderjarigen in %* Emotionele afhankelijkheid 45,6 Ontbreken papieren 24,9 Familieomstandigheden 21,9 Bedreiging 15,4 Financiële redenen 13,0 Drugsverslaving 7,7 Seksueel misbruik 4,7 Geen woning 3,6 Anders 1,8 Tabel 1. Kwetsbare achtergrondvariabelen jeugdprostituees (Van den Borne & Kloosterboer, 2005) * Meerdere kwetsbaarheden mogelijk Meisjes met een licht verstandelijke beperking Meisjes met een licht verstandelijke beperking vormen zoals gezegd een extra zwakke en kwetsbare groep. De definitie van een verstandelijke beperking luidt: Intellectual disability is a disability characterized by significant limitations both in intellectual functioning and in 13

adaptive behaviour, which covers many everyday social and practical skills. This disability originates before the age of 18 (AAIDD, 2010). Volgens de AAID definitie (2010) dient voldaan te zijn aan drie basiscriteria om te kunnen voldoen aan de classificatie licht verstandelijk beperkt: significante beperkingen in het intellectueel functioneren (totale IQ score 50-50/55-75), significante beperkingen in het adaptieve gedrag (dit verwijst naar de mate van praktische, conceptuele en sociale vaardigheden) en het optreden van deze beperkingen voor het achttiende levensjaar. De gehanteerde IQ-grenzen voor het vaststellen van een verstandelijke beperking wijken in Nederland af van de gehanteerde grenzen in het buitenland. In buitenlands onderzoek wordt vaak een totale IQ-bovengrens van 70 gehanteerd voor het bepalen van een licht verstandelijke beperking. In Nederland wordt gesproken van een licht verstandelijke beperking bij een totale IQ-score tussen 50-85. Opvallend hier is dat in Nederland de groep zwakbegaafden met een IQ range van 70 tot 84 ook tot de LVG-doelgroep gerekend wordt (Ponsioen & Van der Molen, 2001). In buitenlands onderzoek wordt dan gesproken over borderline intelligence waarbij sprake is van een totale IQ score tussen de 70 en 85. De groep mensen met een totale IQ-score tussen de 50 en de 70 wordt omschreven als mensen met een mild intellectual disability. Deze verschillende benaderingen bemoeilijken het vergelijken van internationale en nationale literatuur. Daarnaast wordt er in Engeland gesproken over een learning disability, verwijzend naar een licht verstandelijke beperking, terwijl de vertaalde term in Nederland duidt op een leerstoornis (Kaal, 2010). In tabel twee worden de gradaties van een verstandelijke beperking weergegeven met bijbehorende totale IQ-scores, sociale redzaamheidscores en ontwikkelingsleeftijden. Wanneer in deze studie gesproken wordt over mensen met een verstandelijke beperking, worden mensen met een totale IQ score tussen de 50 en 85 bedoeld. Niveau IQ bereik Sociale Ontwikkelings % VB Typering redzaamheid leeftijd Zwakbegaafd 71-85 SRZ-I (9) Licht VB 51-71 SRZ-I (9),8,7, (6) 6.6-12.0 jaar 85% Matig VB 36-51 SRZ-I (6), (5) 4.0-6.6 jaar 10% Ernstig VB 20-36 SRZ-I (5) 2.0-4.0 jaar 3-4% Diep VB 0-20 SRZ-I 3, 4 0.0-2.0 jaar 1-2% Tabel 2. Gradaties van een verstandelijke beperking (Kraijer & Plas, 2005) De kwetsbaarheid van mensen met een verstandelijke beperking op het gebied van seksualiteit kan worden toegeschreven aan inadequate kennis over seksualiteit, moeite om een situatie goed in te kunnen schatten, een gebrek aan assertiviteit en een te groot vertrouwen in anderen (Douma, van den Bergh, & Hoekman, 1998). Vaak is niet aan hun uiterlijk te zien dat er bij 14

hen sprake is van een verstandelijke beperking. Hun mentale leeftijd komt niet overeen met hun kalenderleeftijd (Ponsioen, 2010). Doordat ze weinig weerbaar zijn vormen ze een aantrekkelijke groep voor de loverboys. Vooral op emotioneel en sociaal gebied lopen ze achter. Ze zijn vaak kinderlijk naïef, goedgelovig en stellen te weinig grenzen. Ze hebben vaak een minderwaardigheidsgevoel en willen niets liever dan iemand die van ze houdt. Loverboys geven hen de erkenning waar ze zo naar verlangen. Daarnaast kunnen ze door hun sociale beperking mogelijk verkeerde bedoelingen niet goed inschatten. Risicofactoren die samenhangen met de verstandelijke beperking zelf zijn daarnaast een negatief zelf- en lichaamsbeeld, verminderde of vertraagde sociale en emotionele ontwikkeling, het moeite hebben met inschatten van situaties of personen en gemakkelijker beïnvloedbaar zijn en consequenties van eigen gedrag of dat van anderen niet kunnen over zien (Schakenraad & Janssens, 2008). Meer dan de helft van de meisjes ziet zichzelf ook niet als slachtoffer (Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld, & Jansma, 2011). In ditzelfde onderzoek wordt aangegeven dat veel van de kenmerken met elkaar samen hangen en dat deze kenmerken elkaar beïnvloeden. Het hebben van een verstandelijke beperking leidt dus tot een verhoogd risico op het meemaken van grensoverschrijdend (seksueel) gedrag. Slachtofferprocessen De reden waarom de meisjes niet bij hun loverboy weggaan wordt in de wetenschappelijke literatuur verklaard met behulp van de term Stockholmsyndroom, genoemd naar de gebeurtenissen rond een geval van kidnapping in Zweden in 1973 waarbij de gegijzelde vrouw een emotionele relatie ontwikkelde met haar gijzelnemer (Bullens & Van Horn, 2000). Het syndroom duidt op een psychologische strategie om te overleven in gevangenschap en karakteriseert de band tussen dader en slachtoffer. Een loverboy heeft zoveel macht over het leven van zijn slachtoffer, waarbij hij zelfs het leven van zijn slachtoffer bepaalt, zodat het Stockholmsyndroom ook hier plausibel is (Farley, 2003). De loverboy geeft het meisje een gevoel dat zij incapabel is om voor zichzelf te zorgen, wat vervolgens belemmerend werkt in haar verlatingsproces (Garnier, 2009). Daarnaast zijn relatieverslaving, verliefdheid, loyaliteit, angst, schuldgevoelens en schaamte zaken die er voor zorgen dat meisjes niet weg gaan bij hun loverboy. Ook aangeleerde hulpeloosheid is een verschijnsel waarmee verklaard kan worden waarom meisjes niet weg gaan bij de loverboy. Deze theorie suggereert dat vrouwen die geweld of misbruik ervaren in hun relatie verwachten dat zij de situatie niet kunnen veranderen. Dit geeft hen gevoel van schaamte en schuld en leidt bij hen tot een lage eigenwaarde. Slachtoffers moet herhaaldelijk door derden worden getoond dat zij hun leven 15

wel kunnen veranderen en kunnen ontsnappen aan hun situatie (Bell & Naugle, 2005). In datzelfde artikel wordt ook gesproken over psychological entrapment waarbij gedoeld wordt op een theorie die aan geeft dat vrouwen zoeken naar een manier om de beslissing om bij hun partner te blijven te rechtvaardigen. Zij blijven investeren in de relatie om vorige (mislukte) pogingen om de relatie te laten werken goed te praten. Dit komt tot uiting binnen de loverboy problematiek door het feit dat het slachtoffer zelfs werkt in de prostitutie voor de liefde en aandacht van de loverboy. Ze blijft investeren in de wensen van de loverboy in de hoop haar eigen gevoelens te kunnen blijven bevredigen. Uiteindelijk is er al zoveel geïnvesteerd in de relatie dat het onmogelijk lijkt om er nog mee te kunnen stoppen. 1.4 Juridische maatregelen Het delict dat de loverboy pleegt valt, zoals eerder gezegd, onder mensenhandel en uitbuiting. Binnen de loverboy problematiek is dit vaak lastig te bewijzen. Onvrijwilligheid en dwang zijn niet altijd te bewijzen. Hierdoor proberen politie en justitie de loverboys vaak op een ander delict, of opeenstapeling van delicten te betrappen zoals bedreiging, wapenbezit of zedendelicten (Bovenkerk et al., 2006). Om loverboys op te kunnen sporen is aangiftebereidheid van slachtoffers nodig. Aangifte gebeurt in de praktijk echter te weinig waardoor veel loverboys vrij blijven rondlopen (Doornbos, 2006). Relatieverslaving, verliefdheid of loyaliteit ten opzichte van de dader en angst voor represailles, schuldgevoelens of schaamte kunnen een meisje er van weerhouden aangifte te doen. Zelfs wanneer een slachtoffer wel aangifte doet staat dit nog niet garant voor strafvervolging van de loverboy. Indien er geen getuigen of andere belastende feiten beschikbaar zijn wordt bewijsvoering lastig, omdat er dan slechts sprake is van haar woord tegen het zijne (Van Dijke & Terpstra, 2005). Volgens Bovenkerk en Terpstra (2007) ligt het aantal gevallen dat voor de rechter komt niet boven de vijf gevallen per jaar. Als het dan al tot een vervolging komt, zijn de straffen vaak laag (Van Dijke & Terpstra, 2005). Politie en justitie maken daarbij soms gebruik van de stapelmethode vanwege de moeilijkheid om het ontbreken van vrijwilligheid te bewijzen. Het gaat hier om de opeenstapeling van feiten in het politiedossier, ten einde zoveel mogelijk bewijsmateriaal te verwerven waarmee de rechter overtuigd kan worden. Door opeenstapeling van deze feiten kan een vermoeden van schuld worden onderzocht en aangetoond zonder dat een slachtoffer aangifte heeft gedaan (Bovenkerk et al., 2006).Veel tijd en geld wordt gestoken in preventiemaatregelen waarbij zogenoemde risicomeisjes voorlichting krijgen (Van den Borne & Kloosterboer, 2005). Over de effectiviteit van deze preventieve benadering is nog weinig bekend. Er blijven weinig daders die daadwerkelijk 16

strafrechtelijk worden aangepakt. Uit onderzoek van Bovenkerk en Terpstra (2007) blijkt dat de politie bij concrete afweging van prioriteiten het delict mensenhandel nog steeds niet zwaar laten wegen. In 2011 is door de minister van Veiligheid en Justitie in het zogenaamde Actieplan 2011-2014 gepleit voor zwaardere straffen. De maximumstraf voor mensenhandel zou omhoog moeten van acht jaar naar tien jaar. Loverboys maken zich schuldig aan een zeer ernstig misdrijf dat slachtoffers voor het leven tekent, aldus demissionair minister Opstelten. Als slachtoffers van mensenhandel overlijden als gevolg van de situatie waarin ze zijn beland, kunnen de verantwoordelijken levenslang krijgen (Ministerie van Justitie, 2011). Inmiddels is de maximumstraf verhoogd van acht tot twaalf jaar. 1.5 Onderzoeksrelevantie Maatschappelijke relevantie De aandacht voor loverboy problematiek is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Daarbij is steeds duidelijker geworden wat de problematiek inhoudt en in welke vreselijke situaties en dilemma s de slachtoffers veelal terechtkomen. Ook het feit dat jonge meisjes met een licht verstandelijke beperking het slachtoffer kunnen worden van loverboys komt steeds vaker in het nieuws. Het is belangrijk om in kaart te brengen hoe vaak men binnen de gehandicaptenzorg te maken heeft met de loverboy problematiek. Ook is het van belang om te kijken hoe de instellingen omgaan met deze problematiek. Om meisjes te kunnen beschermen tegen deze problematiek, is het van belang om te kijken naar de kenmerken van de meisjes die slachtoffer zijn geworden en op welke manier zij het best beschermd kunnen worden tegen deze vorm van uitbuiting. De risicofactoren die hen slachtoffer maken moeten onderzocht worden en daarnaast moet bekeken worden of het mogelijk is om potentiële slachtoffers eerder te kunnen signaleren. Wetenschappelijke relevantie Doordat de loverboy problematiek in de huidige vorm van redelijk recente datum is, is er nog weinig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Over het aantal slachtoffers van loverboys in Nederland lopen de schattingen uiteen. Nederlandse literatuur over deze problematiek bestaat veelal nog uit beleidsdocumenten, boeken en scripties. De informatie in deze literatuur is veelal gebaseerd op speculatieve gegevens en niet op getoetste feiten. Aan de relatie tussen loverboys en meisjes met een licht verstandelijke beperking is tot nu toe ook weinig specifieke aandacht besteed in wetenschappelijk onderzoek. Wie zoekt naar literatuur die specifiek gericht is op meisjes met een verstandelijke beperking die het slachtoffer zijn 17

geworden van loverboys zal daar relatief weinig over vinden. Dat er weinig literatuur beschikbaar is heeft onder andere te maken met het feit dat de term loverboy alleen in Nederland gebruikt wordt. Het is echter relevant om te bekijken onder welke noemer de loverboy problematiek in het buitenland valt. Veelal wordt het in het buitenland geschaard onder onderwerpen als seksueel misbruik en jeugdprostitutie in het algemeen. Daarnaast moet gekeken worden hoe het staat met de loverboy problematiek in het buitenland en of de daar beschreven problematiek vergelijkbaar is met de problematiek in Nederland. Deze informatie kan dan ook betrokken worden bij dit onderzoek. 1.6 Onderzoeksvragen Bovenstaande gegevens hebben geleid tot de volgende onderzoeksvragen: Hoofdvraag: Hoeveel voorvallen met loverboys en met meisjes met een licht verstandelijke beperking zijn er de afgelopen 24 maanden binnen de orthopedagogische behandelcentra (OBC s) voor de behandeling van jeugdigen met een licht verstandelijke beperking geweest? Welke risicofactoren en kenmerken bezitten deze meisjes waarover gemeld wordt en hoe gaan de instellingen om met loverboy problematiek? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn aan de hand van de eerdergenoemde literatuur vier deelvragen opgesteld: 1. In voorgaand onderzoek is weinig aandacht besteed aan de kenmerken van meisjes met een licht verstandelijke beperking die slachtoffer zijn geworden van loverboys. In dit onderzoek wordt nagegaan of deze meisjes kenmerken delen met meisjes zonder licht verstandelijke beperking als genoemd in de literatuur. Tevens wordt er nagegaan of er andere kenmerken voorkomen dan de kenmerken van meisjes zonder licht verstandelijke beperking. 2. Verwacht wordt dat de vier profielen van meisjes die vatbaar zijn voor loverboy problematiek volgens het model van Movisie (2008) ook terug te vinden zijn in de kenmerken van de meisjes binnen de onderzoeksgroep. Nagegaan wordt of kenmerken van de vier profielen met elkaar samen hangen. 3. Uit het onderzoek van Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld en Jansma (2011) blijkt dat veel van de kenmerken met elkaar samen hangen en dat deze kenmerken elkaar beïnvloeden. Daarom wordt verwacht dat binnen de vastgestelde risicofactoren en kenmerken in dit 18

onderzoek er ook voor meisjes met een licht verstandelijke beperking factoren zijn die een sterke onderlinge samenhang laten zien. 4. Uit de literatuur (Van den Borne & Kloosterboer, 2005) blijkt dat er veel tijd en geld wordt gestoken in specifieke preventiemaatregelen en hulpverlening gericht op loverboy problematiek. Op basis hiervan wordt verwacht dat de instellingen voor de behandeling van jeugdigen met een licht verstandelijke beperking maken gebruik van specifieke preventiemaatregelen en specifieke hulpverlening. 19

Hoofdstuk 2 Methode 2.1 Participanten Het onderzoek is uitgevoerd bij 14 Nederlandse orthopedagogische behandelcentra (OBC s) die samen 22 locaties hebben. Deze OBC s zijn aangesloten bij de Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra (VOBC). De VOBC is het samenwerkingsverband van instellingen voor behandeling en begeleiding van kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblematiek. De instellingen zijn door heel Nederland gelegen. Bij iedere instelling werd, door inschakeling van een bij de VOBC bekende instellingscontactpersoon, aan alle in die instelling werkende orthopedagogen en psychologen gevraagd om mee te werken aan het onderzoek. Omdat niet iedere instelling slachtoffers van loverboys binnen de instelling heeft, hebben niet alle instellingen meegewerkt aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben acht instellingen meegewerkt aan dit onderzoek. Doordat het onderzoek geheel anoniem is, is niet bekend over hoeveel locaties deze acht instellingen beschikten. Twintig orthopedagogen en psychologen hebben de vragenlijst ingevuld. De twintig gedragsdeskundigen hebben samen uiteindelijk de gegevens van achttien meisjes aangeleverd. Enkele orthopedagogen en psychologen hebben hierbij de gegevens van meerdere meisjes geleverd, terwijl andere orthopedagogen en psychologen alleen de algemene vragen hebben ingevuld omdat zij geen meisje binnen de instelling hadden dat slachtoffer was geworden van loverboy problematiek. 2.2 Procedure Er zijn vragenlijsten ontwikkeld en afgenomen bij de orthopedagogen en psychologen die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de opgenomen meisjes. De vragenlijsten zijn via internet met behulp van het programma SurveyMonkey (http://nl.surveymonkey.com/) verzonden en konden door de respondenten elektronisch ingevuld en weer teruggezonden worden, waarna de antwoorden in SPSS konden worden verwerkt en geanalyseerd. De complete vragenlijst is terug te vinden als bijlage. 2.3 Onderzoeksinstrumenten Naar slachtoffers van loverboys met een licht verstandelijke beperking is nog weinig onderzoek gedaan, reden waarom er geen standaard vragenlijst gebruikt kon worden. Er is een vragenlijst geconstrueerd aan de hand van de gevonden wetenschappelijke literatuur over 20

slachtoffers van loverboys en over kwetsbare meisjes met een licht verstandelijke beperking. Ten eerste is er aan de deelnemende orthopedagogen en psychologen gevraagd van hoeveel meisjes zij in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 aangifte hebben gedaan bij de politie omdat ze slachtoffer zijn geworden van loverboy problematiek tijdens het verblijf in hun organisatie/instelling. Tevens werd gevraagd bij hoeveel meisjes zij in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 een vermoeden hebben gehad dat zij het slachtoffer waren geworden van loverboy problematiek, waarbij géén aangifte gedaan is. Van al deze meisjes zijn vervolgens systematisch kenmerken en risicofactoren uitgevraagd. Daarnaast zijn er nog algemene vragen gesteld. Aan de orthopedagogen en psychologen is gevraagd wat zij over het algemeen doen wanneer er bij hen vermoedens zijn van loverboy problematiek. Vervolgens is aan de orthopedagogen en psychologen gevraagd wat zij in het algemeen binnen de instelling doen om loverboy problematiek te voorkomen. Hierbij is tevens gevraagd naar samenwerkingsverbanden met andere instellingen ter zake en of er sprake is van protocollen en/of projecten met betrekking tot het omgaan met de loverboy problematiek. 2.4 Analyses Hieronder zal per vraag beschreven worden welke statistische analyses er zijn gebruikt om de vraagstelling te toetsen. Vraagstelling 1 In voorgaand onderzoek is weinig aandacht besteed aan de kenmerken van meisjes met een licht verstandelijke beperking die slachtoffer zijn geworden van loverboys. In dit onderzoek wordt nagegaan of deze meisjes kenmerken delen met meisjes zonder licht verstandelijke beperking als genoemd in de literatuur. Tevens wordt er nagegaan of er andere kenmerken voorkomen dan de kenmerken van meisjes zonder licht verstandelijke beperking. Om vast te stellen welke kenmerken meisjes met een licht verstandelijke beperking hebben die niet worden terug gevonden in de tot nu toe gehanteerde lijst van de in de literatuur gevonden kenmerken van meisjes zonder een verstandelijke beperking worden de kenmerken zoals eerder gevonden in de literatuur gebruikt. Deze lijst van in de literatuur gevonden kenmerken (zie bijlage drie) wordt vergeleken met de data die verzameld zijn met de vragenlijst die gebruikt is in dit onderzoek. Van de kenmerken die niet terug worden gevonden in het gewone slachtofferprofiel wordt bekeken hoeveel meisjes dit kenmerk 21

bezitten. Dit om te kijken welke kenmerken het meest voorkomend zijn bij meisjes met een licht verstandelijke beperking. Vraagstelling 2 Verwacht wordt dat de vier profielen van meisjes die vatbaar zijn voor loverboy problematiek volgens het model van Movisie (2008) ook terug te vinden zijn in de kenmerken van de meisjes binnen de onderzoeksgroep. Nagegaan wordt of kenmerken van de vier profielen met elkaar samen hangen. Om te zien of de vier profielen terug te vinden zijn aan de hand van de kenmerken van de meisjes in de onderzoekgroep worden de risicofactoren en kenmerken binnen het onderzoek gekoppeld aan de beschreven profielen. Vervolgens wordt de correlatie berekend met gebruikmaking van Spearman s rangcorrelatiecoëfficiënt. Spearman s rangcorrelatiecoëfficiënt wordt gebruikt omdat er sprake is van categorale variabelen. Op die manier kan bekeken worden of er tussen de kenmerken binnen het profiel een verband wordt gevonden, waarmee aangegeven wordt dat het meisje voldoet aan het profiel. Vraagstelling 3 Uit het onderzoek van Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld en Jansma (2011) blijkt dat veel van de kenmerken met elkaar samen hangen en dat deze kenmerken elkaar beïnvloeden. Daarom wordt verwacht dat binnen de vastgestelde risicofactoren en kenmerken in dit onderzoek er ook voor meisjes met een licht verstandelijke beperking factoren zijn die een sterke onderlinge samenhang laten zien. Om te bekijken of er daadwerkelijk factoren en kenmerken zijn die samen voorkomen en waar tussen een verband is wordt eerst bekeken welke kenmerken ieder meisje afzonderlijk heeft. Met behulp van de Chi-kwadraattoets wordt vervolgens gekeken of er verbanden zijn tussen de kenmerken van de meisjes. Omdat de kenmerken dichotome variabelen zijn wordt gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoets om vast te stellen of er sprake is van een statistisch verband. Om vervolgens de sterkte van het verband te kunnen berekenen wordt gebruik gemaakt van Cramér s V, de meest geschikte op Chi-kwadraat gebaseerde associatiemaat. 22