Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid regio Stadskanaal/Vlagtwedde



Vergelijkbare documenten
Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid regio Veendam/ Menterwolde/Pekela. Pepekela

Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid Noord 2001

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Inhoudsopgave hoofdstuk 2

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Quick Scan buurten Hoogezand-Sappemeer April Subtitel

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

10. Veel ouderen in de bijstand

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Bevolkingsprognose Purmerend

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

2. De niet-westerse derde generatie

Spijkerkwartier. Kerncijfers Wijk Stad, 2013 Spijkerkwartier Gemeente Arnhem

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Demografie in Schildersbuurt-Oost

maatschappelijke zorg

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

8. Werken en werkloos zijn

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop


maatschappelijke afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Werkgelegenheid in Westfriesland Augustus 2014

Regionale arbeidsmarktprognose

Overzichtsrapport SER Gelderland

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Woningmarktanalyse Gooise Meren

loop van de bevolking

Werkloosheid 50-plussers

Beroepsbevolking 2005

Bijlage F Demografische ontwikkelingen

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

MONITOR ALLOCHTONE OUDEREN IJSSELMONDE

STATISTISCH JAARBOEK. 10 maatschappelijke zorg

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Dordtse jeugd in cijfers

Werkgelegenheidscijfers gemeente Geldermalsen

KRALINGEN-CROOSWIJK IN BEELD 2007

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Samenvatting Twente Index 2016

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Demografische gegevens ouderen

Dordrecht in de Atlas 2013

Ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid 2003

Transcriptie:

Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid regio / Groningen, november 2001 Ontwikkeling en Onderzoek in Zorg en Welzijn

Titel: Kengetallen voor Lokaal Sociaal Beleid regio / Auteurs: Drs. R.A. Jaarsma Drs. J. Kruijer Drs. B. Tierolf Vormgeving omslag: Bureau Ensing & De Lange, Dieuwer de Lange ISBN 90-75930-21-6 Deze publicatie is schriftelijk of telefonisch te bestellen bij: Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen (POZW) Postbus 244 9700 AE Groningen telefoon: 050-316 40 08 fax: 050-316 48 60 2001 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Provinciaal Instituut Zorg en Welzijn Groningen. Voor zover het maken van kopieën is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1995, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze opgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich te wenden tot het Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Inhoudsopgave Voorwoord... 5 Inleiding... 7 Hoofdstuk 1 Demografische gegevens... 11 1.1 Bevolkingsomvang...11 1.2 Leeftijdsopbouw...12 1.2.1 Leeftijden in de totale bevolking....12 1.2.2 Aandeel jongeren...13 1.2.3 Aandeel ouderen...14 1.3 Stand en loop van de bevolking...16 1.3.1 Migratiesaldo en geboorteoverschot...16 1.3.2 Migratie per leeftijd...18 1.4 Burgerlijke staat en gezinsopbouw...22 1.5 Etnische achtergrond van de bevolking...24 1.6 Samenvatting...26 Hoofdstuk 2 Arbeid... 29 2.1 Werk en werkgelegenheid...29 2.2 Werkloosheid...31 2.2.1 Aantal werkzoekenden...32 2.2.2 Werkloosheid naar leeftijd...34 2.2.3 Werkloosheid naar duur en fasering...34 2.2.4 Werkloosheid naar opleidingsniveau...36 2.2.5 Werkloosheid naar etnische herkomst...37 2.3 Het gebruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen...37 2.3.1 Totale percentage arbeidsongeschiktheidsuitkeringen...38 2.3.2 Gebruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen naar geslacht en leeftijd...39 2.4 Samenvatting...40 Hoofdstuk 3 Veiligheid en criminaliteit... 43 3.1 Criminaliteit...43 3.1.1 Delicten en delictplegers...43 3.1.2 Kenmerken van de delictplegers...46 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 1

3.1.3 De soorten gepleegde delicten...49 3.2 Veiligheidsbeleving bewoners...50 3.2.1 Slachtoffers van delicten...50 3.2.2 Veiligheidsbeleving...52 3.3 Samenvatting...54 Hoofdstuk 4 Gezondheidsvoorzieningen en hulpverlening... 55 4.1 Aantal huisartsen en apotheken...55 4.2 Gebruik van de ambulante geestelijke gezondheidszorg...55 4.3 Algemeen Maatschappelijk Werk...59 4.4 Verslavingszorg...60 4.5 Instroom in jeugdhulpverlening...61 4.6 Voorspeller voor de instroom in de jeugdhulpverlening...62 4.7 Samenvatting...64 Hoofdstuk 5 Inkomen... 65 5.1 Inkomenssituatie...65 5.1.1 Inkomenssituatie van huishoudens binnen de gemeenten...65 5.1.2 Inkomenssituatie van personen: het regionaal inkomensonderzoek 1998...67 5.2 Uitkeringen...69 5.3 Samenvatting...71 Hoofdstuk 6 Leefbaarheid en participatie... 73 6.1 Verstedelijking en woningvoorraad...73 6.1.1 Bevolkingsdichtheid, woningdichtheid en omgevingsadressendichtheid...73 6.1.2 Woningmarkt...74 6.1.3 Waardering van de woonomgeving...75 6.2 Ouderenhuisvesting...76 6.2.1 Zelfstandig wonende ouderen...76 6.2.2 Verzorgings- en verpleeghuizen...77 6.3 Het voorzieningenniveau...78 6.3.1 Verenigingen...79 6.3.2 Maatschappelijke betrokkenheid: verkiezingsopkomst...81 2 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

6.4 Samenvatting...82 Hoofdstuk 7 Onderwijs en voorschoolse voorzieningen... 85 7.1 Opleidingsniveau en onderwijsvoorzieningen...85 7.1.1 Opleidingsniveau...85 7.1.2 Aantal scholen voor basis- en voortgezet onderwijs...86 7.1.3 Aantal leerlingen op de basisscholen...87 7.1.4 Leerlinggewichten op de basisscholen...87 7.2 Onderwijs onder 16- tot en met 23 jarigen...88 7.3 Capaciteit kinderopvang en peuterspeelzalen...89 7.4 Samenvatting...89 Hoofdstuk 8 Samenvatting per gemeente... 91 8.1...91 8.2...93 Bijlage 1 Etnische achtergrond... 97 Bijlage 2 Verklaring indicator Onveiligheid Veiligheidsscan... 99 Bijlage 3 Voorspeller instroom geïndiceerde jeugdhulpverlening... 101 Bijlage 4 Leerlinggewichten... 103 Bronnen... 105 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 3

4 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Voorwoord In het provinciale beleidsplan Welzijn en Zorg 2000-2004 getiteld Werken aan sociale duurzaamheid, heeft de provincie Groningen een keuze gemaakt voor gebiedsgerichte beleidsvoering. Deze gebiedsgerichte keuze is ingegeven door het besef dat succesvolle maatschappelijke participatie van de Groningse burgers alleen dan mogelijk is als de sociale infrastructuur van de samenleving goed op orde is. Daartoe dient geïnvesteerd te worden in het in stand houden en, daar waar nodig, het verbeteren van de sociale infrastructuur. De Provincie benoemt dit proces als investeren in sociale duurzaamheid. Eén van de instrumenten die bij de uitvoering van dit proces wordt ingezet is onderzoek gericht op het ontwikkelen van sociale structuurschetsen van gemeenten en regio s in de provincie Groningen. Het Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen heeft van de Provincie opdracht gekregen deze onderzoeken uit te voeren. Met vreugde presenteren wij het resultaat van de eerste fase van het nieuwe provinciale beleidsprogramma voor de gemeenten en. We hopen dat deze serie Kengetallen Lokaal Sociaal Beleid een bijdrage moge leveren aan het verbeteren van de sociale infrastructuur in de provincie Groningen. E.H. van Hierden Directeur November 2001 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 5

6 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Inleiding Hierbij presenteren wij u het rapport Kengetallen voor lokaal sociaal beleid regio /. Dit rapport dat wij in opdracht van de provincie Groningen geschreven hebben, geeft een beeld van de demografische, economische, sociale en culturele ontwikkelingen in deze regio. figuur 1 Gemeenten in de regio / Met behulp van dit rapport kan een sociale structuurschets gemaakt worden dat het vertrekpunt vormt voor het gestalte geven van lokaal sociaal beleid in de regio. Een sociale structuurschets is een ruwe schets van de huidige stand van zaken en de toekomstige ontwikkelingen en tendensen op sociaal gebied. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijke consequenties die de zojuist genoemde ontwikkelingen en tendensen hebben voor de sociale infrastructuur van een gemeente, wijk of buurt. Op basis van de sociale structuurschets kunnen dan weer keuzes gemaakt worden en prioriteiten bepaald worden over het te voeren lokaal sociaal beleid (Schoorl, van Andel, 1999). Om tot zo n sociale structuurschets te komen, is het belangrijk om informatie te verzamelen over de aard en de omvang van de eigen lokale problemen en ontwikkelingen. Hiervoor hebben wij gegevens verzameld over de demografische, economische, sociale en culturele ontwikkelingen in Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 7

de regio en de provincie. Om een indruk te krijgen van deze ontwikkelingen en eventuele lokale problemen, wordt gebruik gemaakt van zogenaamde kengetallen. In dit verband kan het begrip kengetal als volgt omschreven worden. Een kengetal is in cijfers gevatte kennis om beleid mee te sturen (VOG, 1996). Hiermee geven kengetallen op kernachtige wijze informatie over het sociale beleid op lokaal niveau. Met dit rapport hopen we een feitelijke basis te kunnen verschaffen voor het sociale beleid op lokaal niveau. In het nu volgende wordt kort uiteengezet hoe dit rapport is opgezet en welke thema s in het rapport worden behandeld. Tot slot gaan we in op de manier waarop we te werk zijn gegaan en van welke gegevensbronnen wij gebruik hebben gemaakt. In het rapport worden de volgende onderwerpen behandeld: demografische gegevens, arbeid, veiligheid en criminaliteit, gezondheidsvoorzieningen en hulpverlening, inkomen, participatie en leefbaarheid en tot slot onderwijs en voorschoolse voorzieningen. De demografische gegevens in hoofdstuk 1 verschaffen onder meer een overzicht van de bevolkingsontwikkeling en de leeftijdsopbouw van de bevolking. Ook de migratiesaldi (het verschil tussen de aantallen vertrekkende en zich vestigende inwoners), geboorte- en sterfteaantallen en de opbouw van de bevolking voor wat betreft burgerlijke staat en etnische achtergrond komen aan de orde. Het onderwerp arbeid wordt behandeld aan de hand van cijfers over werk en werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Het hoofdstuk over veiligheid gaat in op de criminaliteit (de gepleegde delicten), de subjectieve veiligheid (veiligheidsbeleving van inwoners) en slachtofferschap (in hoeverre is men slachtoffer geweest van diverse vormen van criminaliteit). Hoofdstuk 4 gaat over gezondheidsvoorzieningen en hulpverlening en bevat enerzijds een inventarisatie van aanwezige gezondheidsvoorzieningen en anderzijds een overzicht van het gebruik van diverse hulpverleningsinstellingen zoals het maatschappelijk werk, verslavingszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdhulpverlening. In hoofdstuk 5 dat het onderwerp inkomen behandelt, wordt onder andere een beeld geschetst van de inkomenssituatie van huishoudens en van het aantal mensen dat een uitkering heeft. De mate van verstedelijking en het voorzieningenniveau staan centraal in hoofdstuk 6 waarin het gaat om het thema leefbaarheid en participatie. Hoofdstuk 7, dat ingaat op het thema onderwijs en voorschoolse voorzieningen, bespreekt ontwikkelingen in aantallen leerlingen op de basisschool en de onderwijssituatie onder de 16 tot en met 23 jarigen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een beeld gegeven van de capaciteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Elk hoofdstuk sluit af met een paragraaf waarin het hoofdstuk kort wordt samengevat en waarin opvallende zaken worden besproken. In het laatste hoofdstuk van het rapport wordt door middel van een samenvatting per gemeente, van elke gemeente een karakterisering gegeven. Binnen het kader van dit rapport wordt met meerdere geografische niveaus gewerkt. Wanneer het mogelijk is, worden de gegevens op gemeentelijk, regionaal, provinciaal en soms op landelijk niveau gepresenteerd. Op deze manier kunnen gemeenten onderling vergeleken worden en kunnen gemeentelijke cijfers gespiegeld worden aan de regionale of provinciale cijfers. Er ontstaat dan meer diepte in de gegevens en de gemeenten kunnen zo in het beste geval een idee krijgen van sterke en zwakke punten in hun gemeente. Verder worden voor zover mogelijk de beschikbare gegevens uitgesplitst naar relevante groepen, bijvoorbeeld naar ouderen en jongeren of een splitsing tussen mannen en vrouwen. Tot slot kunnen we in dit kader nog melden dat we gebruik maken van absolute en 8 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

relatieve gegevens. Absolute gegevens geven aantallen weer die niet vergeleken worden met andere gegevens. Relatieve gegevens geven de verhouding aan tussen twee getallen. Relatieve gegevens worden overigens niet altijd in percentages (het aantal per 100), maar ook in promillages (het aantal per 1.000) weergegeven. Voor het totstandkomen van deze publicatie is van zeer diverse bronnen gebruik gemaakt. Belangrijke bronnen waren de gegevens van het CBS en gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Verder is in overleg met de GGD Groningen dankbaar gebruik gemaakt van gegevens uit de door hen periodiek gehouden gezondheidsenquête. Datzelfde geldt voor de gegevens uit de door de regiopolitie gehouden veiligheidsscan. Verder zijn de registratiegegevens van diverse instellingen geanalyseerd, namelijk het maatschappelijk werk, de verslavingszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdhulpverlening. Ook hebben we gebruik gemaakt van de gemeentegidsen en de registratiebestanden van het regionaal bureau arbeidsvoorziening (RBA) en het Openbaar Ministerie. Onze dank gaat uit naar iedereen die zich heeft ingezet om de beschikbare informatie en gegevensbestanden aan ons te leveren. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 9

10 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Hoofdstuk 1 Demografische gegevens In dit hoofdstuk worden de bevolkingsgegevens van de gemeenten in de regio / beschreven. De gegevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van de afzonderlijke gemeenten. In de eerste paragraaf komt de ontwikkeling van de bevolkingsaantallen van de afgelopen jaren aan bod. In de tweede paragraaf wordt de leeftijdsopbouw van de bevolking in de diverse gemeenten beschreven. Tevens worden van de oudere en de jongere leeftijdsgroepen de ontwikkelingen sinds 1996 weergegeven. De daaropvolgende paragrafen gaan respectievelijk over de migratiesaldi (verschil tussen aantallen vertrekkende en zich vestigende inwoners), de geboorte- en sterftecijfers, de burgerlijke staat en gezinsopbouw en tot slot de etnische achtergrond van de bevolking. 1.1 Bevolkingsomvang Op 1 januari 2000 woonden er in de provincie Groningen 562.646 mensen. Bijna 9% van deze mensen woont in de regio /. In de onderstaande tabel staan de bevolkingsaantallen voor de jaren 1995 tot en met 2001. In de tabel is te zien is dat het aantal inwoners van tot 1997 eerst wat toeneemt, in 1998 en 1999 weer wat afneemt en recentelijk weer stijgt. Sinds 2000 is voor wat betreft het inwoneraantal de tweede gemeente in de provincie Groningen. Het inwoneraantal in de gemeente stijgt sinds 1995 jaarlijks. In 2001 is de bevolking van met meer dan 570 mensen gegroeid sinds 1995. 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 32.957 33.009 33.016 32.906 32.838 33.097 33.516 15.894 15.960 15.925 16.082 16.247 16.367 16.470 regio 48.851 48.969 48.941 48.988 49.085 49.464 49.986 provincie 557.995 558.113 558.124 558.017 559.988 562.646 - tabel 1 In figuur 2 en figuur 3 staat de relatieve bevolkingsontwikkeling (in procenten). In figuur 2 is de procentuele groei of afname in de periode 1995-2000 weergegeven. In de provincie woonden op 1 januari 2000 ongeveer 1% meer mensen dan 5 jaar eerder. De bevolkingsgroei in was in deze periode iets lager, namelijk 0,4%. De bevolking van is het sterkst gegroeid; op 1 januari 2000 woonden hier 3% meer mensen dan op 1 januari 1995. In figuur 3 is de meest recente bevolkingsontwikkeling (2001 t.o.v. 2000) te zien. Het inwoneraantal van is meer gestegen dan dat van. In is deze stijging ruim 1%, wat neer komt op zo'n 520 meer inwoners. Het inwonertal van steeg met ruim 100 mensen (0,6%). Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 11

regio Bevolkingsontwikkeling 2000 tov 1995 Bevolkingsontwikkeling 2001 tov 2000 3,5 3,5 3,0 3,0 3,0 2,5 2,5 2,0 2,0 1,5 1,5 1,0 1,3 1,0 1,3 1,1,5 0,0,4,8,5 0,0,6 regio provincie figuur 2 figuur 3 1.2 Leeftijdsopbouw In deze paragraaf worden leeftijden en leeftijdsopbouw van de inwoners van de regio / besproken. De gegevens zijn afkomstig uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA, 2001) en van het CBS (jaren 1995 en 2000). Eerst wordt de leeftijdsopbouw van de totale bevolking bekeken, waarbij de afzonderlijke gemeenten binnen de regio worden vergeleken (1.2.1). Hierna bekijken we het aandeel jongeren (0-24 jarigen) in de bevolking op twee meetmomenten, namelijk 1995 en 2000 (1.2.2). Tot slot wordt ingegaan op het aandeel ouderen in de bevolking, ingedeeld in drie leeftijdsgroepen: de 55-plussers, de 65-plussers en de 75-plussers. Ook hierbij is weer gebruik gemaakt van gegevens van het jaar 1995 en van het jaar 2000 (1.2.3). 1.2.1 Leeftijden in de totale bevolking. In figuur 4 staat de leeftijdsopbouw van de totale bevolking voor de regio en voor de gemeenten. Er zijn vier leeftijdscategorieën afgebeeld: 0-24 jarigen, 25-54 jarigen, 55-64 jarigen en 65-plussers. Landelijk was in 2000 het percentage 0-24 jarigen 30%, het percentage 25-54 jarigen was 46%, het percentage 55-64 jarigen was 10% en het percentage 65-plussers was bijna 14%. 12 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Leeftijdsopbouw 2001 100% Het aandeel jongeren 17 19 18 (0-24 jarigen) is zowel 90% in als in 80% 12 iets lager 12 12 70% dan landelijk (respectievelijk 28% en 26% 42 42 42 60% tegen 30% landelijk). 50% In en 40% is het 65-plussers aandeel 25-54 jarigen 30% met 42% iets lager dan 28 26 28 55-64 jr 20% het landelijke percentage van 46%. De 55-25-54 jr 10% 64 jarigen en de 65-0% 0-24 jr plussers zijn in en relatief meer vertegenwoordigd dan het figuur 4 landelijk gemiddelde. Vooral het aandeel 65-plussers is in de gemeenten hoger; in 17% en in 19% (tegen 14% landelijk). In de volgende tabel staan de absolute aantallen personen in de boven besproken leeftijdscategorieën, per gemeente op 1 januari 2000 (CBS, 2001). Achter elk aantal staat de procentuele toe- of afname van het aantal mensen in de betreffende leeftijdscategorie ten opzichte van het jaar 1995. In de tabel is te zien dat het aantal jongeren (0-24 jarigen) overal is gedaald. Provinciaal is het aantal jongeren met bijna 4% gedaald. In is de afname van aantal jongeren het sterkst: in 2000 woonden er bijna 7% minder jongeren dan in 1995. De afname van het aantal jongeren in in de periode 1995-2000 is ruim 3%. Dit percentage is kleiner dan het provinciale percentage. Het aantal 65-plussers is in het sterkst gestegen (met bijna 9%). In is deze stijging weliswaar lager (ruim 3%) maar toch hoger dan het provinciale percentage. 0-24 jr 25-54 jr 55-64 jr 65+ 9.337 (-6,8) 14.260 (+0,8) 3.925 (+6,9) 5.575 (+8,7) 4.259 (-3,3) 7.001 (+7,6) 1.989 (+1,3) 3.118 (+3,3) regio 13.596 (-5,7) 21.261 (+2,9) 5.914 (+5,0) 8.693 (+6,7) provincie 172.675 (-3,8%) 252.831 (+2,4%) 55.609 (+8,1%) 81.531 (+1,5%) tabel 2 Aantal inwoners per leeftijdscategorie en procentueel verschil 2000-1995 1.2.2 Aandeel jongeren regio In deze paragraaf worden het percentage jongeren (0-24 jarigen) per gemeente, voor de regio en voor de provincie voor het jaar 1995 en het jaar 2000 bekeken (CBS, 2001, bewerking POZW). Landelijk was het percentage 0-24 jarigen in de bevolking in 1995 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 13

31,8% en in 2000 30,4%. Er is dus sprake van een lichte daling van het aandeel jongeren in de bevolking. 40,0% 35,0% 30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% figuur 5 30,4 Percentage 0-24 jaar 1995 en 2000 32,2 29,5 28,2 27,7 27,5 26,0 regio 30,7 provincie 1995 2000 Wat in de hiernaast afgebeelde figuur als eerste opvalt is dat zowel in 1995 als in 2000 het aandeel jongeren in de gemeenten lager is dat het provinciale percentage (en het landelijke percentage). Ook is te zien dat overal het aandeel jongeren afneemt. Dit komt overeen met de landelijke trend. Zowel in als in wonen relatief minder jongeren als provinciaal en landelijk gemiddeld. 1.2.3 Aandeel ouderen Deze paragraaf beschrijft het aandeel ouderen in de gemeenten binnen de regio. Achtereenvolgens komen aan de orde de bevolking ouder dan 55 jaar, de bevolking ouder dan 65 jaar en de bevolking ouder dan 75 Percentage 55 plus 1995 en 2000 40,0% jaar. De gegevens worden weer gepresenteerd 35,0% per gemeen- te, voor de totale regio 30,0% 31,3 31,2 29,5 en voor de provincie 28,7 28,2 25,0% 26,7 in de jaren 1995 en 23,6 24,4 2000 (CBS, 2001, 20,0% bewerking POZW). In de figuur hiernaast 15,0% 10,0% is te zien dat in de provincie Groningen 5,0% 0,0% figuur 6 1995 2000 ongeveer een kwart van de bevolking ouder is dan 55 jaar. Het percentage 55- plussers is iets toegenomen sinds 1995. Dit geldt ook voor de regio 14 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen provincie

gemeente. In is er echter geen toename van percentage 55- plussers. In 2000 waren er relatief ongeveer evenveel 55-plussers als vijf jaar eerder. In zowel als is het aandeel 55-plussers in de bevolking hoger dan het provinciale gemiddelde. Ook landelijk zijn de percentages 55-plussers lager: 22,6% in 1995 en 23,5% in 2000. Het aandeel 65-plussers in de bevolking in de jaren 1995 en 2000 is te zien in figuur 7. Landelijk was in 1995 13,2% van de bevolking ouder dan 65 jaar. In 2000 was dit 13,6%. In de figuur is te zien Percentage 65 plus 1995 en 2000 dat ruim 14% van de 40,0% provinciale bevolking 35,0% ouder is dan 65 jaar. Groningen heeft dus 30,0% 25,0% 20,0% relatief meer 65- plussers dan het landelijk gemiddelde. In 1995 was het percentage 65-plussers in de 19,0 19,1 15,0% 16,8 17,6 16,7 15,6 bevolking een fractie 14,4 14,5 10,0% lager. In en in zijn 5,0% 0,0% figuur 7 1995 2000 er in 2000 relatief iets meer 65-plussers dan in 1995. De gemeente valt op door het hoge percentage 65-plussers; ruim 19% van de bevolking van is ouder dan 65 jaar. regio figuur 8 laat zien welk deel van de bevolking ouder was dan 75 jaar in 1995 en in 2000. In Nederland was in 1995 5,6% van de bevolking ouder dan 75 jaar. In 2000 was 6,0% van de bevolking ouder dan 75 jaar. provincie Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 15

40,0% 35,0% 30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% figuur 8 6,4 Percentage 75 plus 1995 en 2000 8,6 8,8 7,5 regio 7,1 7,9 6,5 6,9 provincie 1995 2000 In de figuur hiernaast is te zien dat in de provincie Groningen relatief meer 75- plussers wonen dan het landelijk gemiddelde (6,9% tegen 6,0%). Ditzelfde geldt voor de regio en voor de afzonderlijke gemeenten. Het aandeel 75-plussers in de bevolking van is het hoogst. Ook is overal te zien dat het deel van de bevolking dat ouder is dan 75 jaar groter is in 2000 dan in 1995. 1.3 Stand en loop van de bevolking In deze paragraaf behandelt de stand en loop van de bevolking veroorzaakt door het aantal vertrokken en gevestigde personen (migratie) en door geboorte en sterfte. De gegevens worden in de meeste gevallen zowel in absolute als in relatieve aantallen (per 1000 inwoners) weergegeven. Dit laatste is om gemeenten onderling te kunnen vergelijken. De gegevens zijn afkomstig van het CBS (CBS, 2000). Als eerste wordt gekeken naar het migratiesaldo en de natuurlijke aanwas (verschil tussen het aantal levendgeborenen en het aantal overledenen (1.3.1). In de daaropvolgende paragraaf bekijken we de migratie onder enkele leeftijdsgroepen (1.3.2). 1.3.1 Migratiesaldo en geboorteoverschot In tabel 3 is te zien hoeveel mensen zich in 1999 hebben gevestigd binnen de regio en de provincie en hoeveel mensen zijn vertrokken uit de regio en de provincie. In de tabel is te zien dat in 1999 meer mensen zich in de provincie vestigden dan dat er vertrokken. Ook in de regio was er een positief migratiesaldo: er vestigden zich 499 mensen meer dan dat er vertrokken. Voor de vergelijkbaarheid is ook het saldo per 1000 inwoners in de tabel opgenomen. Relatief gezien is de bevolkingsgroei door een migratieoverschot het sterkst in de gemeente ; per 1000 inwoners zijn er in deze gemeente 13,1 inwoners bij gekomen door het migratieoverschot. 16 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

gevestigde personen vertrokken personen saldo saldo per 1000 inwoners 1.696 1.410 286 8,7 1.052 839 213 13,1 regio 2.748 2.249 499 10,2 provincie 34.290 32.300 1.990 3,6 tabel 3 Vestiging en vertrek in 1999 In tabel 4 is te zien hoeveel mensen er geboren werden respectievelijk overleden zijn in het jaar 1999. Over het algemeen worden er meer mensen geboren dan dat er sterven. De bevolking neemt dus toe door een geboorteoverschot. Dit is in en niet het geval; in 1999 stierven in deze gemeenten meer mensen dan dat er geboren werden. levendgeborenen overledenen saldo saldo per 1000 inwoners 367 377-10 -0,3 164 204-40 -2,5 regio 531 581-50 -1,0 provincie 1.925 1.486 439 2,6 tabel 4 Geboorte en sterfte in 1999 De bevolking groeit of neemt af door het saldo van de migratie en de natuurlijke aanwas. Zo waren er bijvoorbeeld in in 1999 286 meer mensen die zich vestigden in de gemeente dan dat er vertrokken. Er stierven 10 mensen meer dan dat er geboren werden. Dit resulteert in een bevolkingsgroei in het jaar 1999 van 276 personen. In de paragraaf over de bevolkingsgroei (zie 1.1) is te zien dat de bevolking in de periode 1999-2000 in met 259 toenam. Het verschil met het in deze paragraaf gevonden aantal wordt veroorzaakt door administratieve correcties 1. In de onderstaande figuren (figuur 9 en figuur 10) staan voor de periode 1996-1999 de migratiesaldi en de geboorteoverschotten (per 1000 inwoners). In was in de jaren 1997 en 1998 sprake van een negatief migratiesaldo. In 1999 is het migratiesaldo sterk positief geworden: in dat jaar zijn er meer vestigers dan vertrekkers. kende in de periode 1996-1999 jaarlijks een hoog positief migratiesaldo, vooral in 1998 hebben zich meer mensen gevestigd dan dat er vertrokken. Wanneer wordt gekeken naar de natuurlijke aanwas (verschil tussen geboorte- en sterfteaantallen) in de periode 1996-1999 valt gelijk de positie van de gemeente op (figuur 10). In sterven er jaarlijks meer mensen dan dat er geboren worden. In 1996 was dit sterfteoverschot het hoogst. In was er in 1999 een sterfteoverschot. 1 administratieve correcties worden gevormd door de opnemingen in respectievelijk afvoeringen uit gemeentelijke persoonsregisters anders dan door geboorte, sterfte, vestiging, vertrek of gemeentegrenswijziging. Het grootste deel van de administratieve correcties betreft de verwerking van of het vertrek van personen die deze gebeurtenis niet hebben gemeld bij de gemeentelijke autoriteiten of de vestiging die daarna plaatsvindt. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 17

regio Migratiesaldo per 1000 inwoners 96-99 Geboorteoverschot per 1000 inwoners 96-99 20 20 15 10 10 5 0-10 1996 1997 1998 1999 0-5 -10 1996 1997 1998 1999 regio Zuid Oost provincie provincie figuur 9 figuur 10 1.3.2 Migratie per leeftijd In deze paragraaf bekijken we per leeftijdscategorie hoeveel mensen zich in elke gemeente vestigden en hoeveel mensen uit elke gemeente vertrokken. Hierover zijn (afgeronde) cijfers beschikbaar voor de periode 1995 tot en met 1998. De gegevens worden gepresenteerd voor 0-19 jarigen, 20-39 jarigen, 40-64 jarigen en 65 plussers. In het eerste gedeelte worden de absolute aantallen vestigers en vertrekkers in elke leeftijdscategorie besproken. In het tweede gedeelte van de paragraaf bespreken we de migratiesaldi (dus het verschil tussen het aantal vestigers en vertrekkers). Dit wordt, om de gemeenten onderling te kunnen vergelijken, weer per 1000 inwoners weergegeven. In figuur 11 en figuur 12 is te zien hoeveel 0-19 jarigen zich in de periode 1995-1998 in de gemeenten vestigden en hoeveel 0-19 jarigen er in dezelfde periode uit de gemeenten vertrokken. Zo zijn in in 1998 zo'n 385 (de getallen zijn afgerond) 0-19 jarigen in de gemeente komen wonen, hetzelfde jaar echter vertrokken er 420 0-19 jarigen. Het resultaat is dus een negatief migratiesaldo (420-385=35). Ook in de jaren 1996-1997 waren de migratiesaldi onder de 0-19 jarigen negatief; telkens vertrekken er meer jongeren uit de gemeente dan dat er zich vestigen. In was alleen in 1995 het migratiesaldo positief. In was alleen in het jaar 1996 het migratiesaldo onder de 0-19 jarigen negatief. In de andere jaren vestigden zich meer jongeren binnen de gemeente dan dat er vertrokken. Zo waren er in 1998 265 vestigers en 210 vertrekkers. 18 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Gevestigde personen 0-19 jaar Vertrokken personen 0-19 jaar 335 330 395 380 400 430 385 420 165 120 165 225 1995 1996 170 185 1995 1996 265 1997 210 1997 0 100 200 300 400 500 1998 0 100 200 300 400 500 1998 figuur 11 figuur 12 De volgende figuren laten de aantallen vertrekkers en vestigers in de leeftijdscategorie 20-39 jaar zien. In figuur 13 is te zien dat uit jaarlijks meer 20-39 jarigen vertrekken dan dat er zich vestigen. Vooral in 1997 en 1998 zijn er meer vetrekkers binnen deze leeftijdscategorie dan vestigers. Het beeld in is anders. Alleen in 1996 waren er meer vertrekkende mensen tussen de 20 en de 39 jaar dan mensen die zich vestigenden. Voor de jaren 1995, 1997 en 1998 geldt echter een positief migratiesaldo: meer mensen tussen de 20 en de 39 jaar vestigen zich dan dat er vertrekken. Gevestigde personen 20-39 jaar Vertrokken personen 20-39 jaar 740 775 745 715 780 800 710 845 390 340 335 450 1995 1996 340 370 1995 1996 480 1997 410 1997 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1998 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1998 figuur 13 figuur 14 In de volgende twee figuren (figuur 15 en figuur 16) staan de aantallen gevestigde personen en de aantallen vertrokken personen in de leeftijd 40-64 jaar voor de periode 1995-1998. Te zien is dat in zich jaarlijks meer 40-64 jarigen zich vestigen dan dat er uit de gemeente vertrekken. Zo waren er in 1998 waren er 310 vestigers in de leeftijd 40-64 jaar, terwijl er 230 vertrekkers waren. De gemeente groeide dat jaar dus met 310-230 = 80 personen tussen de 40 en de 64 jaar. Ook in Vlagwedde was er jaarlijks in de periode 1995-1998 een vestigingsoverschot van 40-64 jarigen. In 1998 was dit overschot 260-145 = 115. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 19

Gevestigde personen 40-64 jaar Vertrokken personen 40-64 jaar 255 205 215 240 195 215 310 230 155 105 175 215 1995 1996 120 125 1995 1996 260 1997 145 1997 0 100 200 300 400 1998 0 100 200 300 400 1998 figuur 15 figuur 16 In onderstaande figuren (figuur 17 en figuur 18) zijn de aantallen vertrekkende en zich vestigende personen die ouder zijn dan 65 jaar weergegeven. In was er in 1995, 1996 en 1998 sprake van een vestigingsoverschot. In 1997 was er een vertrekoverschot van 65-plussers. In is er in de periode 1995-1998 jaarlijks een vestigingsoverschot te zien. In 1996 was dit vestigingsoverschot het grootst en in 1997 het kleinst. Gevestigde personen 65+ Vertrokken personen 65+ 85 70 55 105 80 80 95 70 70 40 60 100 1995 1996 55 55 1995 1996 80 1997 60 1997 0 50 100 150 1998 0 50 100 150 1998 figuur 17 figuur 18 Tot slot van deze paragraaf worden de aantallen vestigers en vertrekkers gerelateerd aan de grootte van de gemeente, zodat gemeenten onderling en met de totale regio en de provincie kunnen worden vergeleken. Hiervoor is het migratiesaldo (dus het verschil tussen aantallen vestigers en vertrekkers) berekend per 1000 inwoners. De resultaten zijn voor de verschillende leeftijdsgroepen te zien in figuur 19 tot en met figuur 22. 20 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

regio regio In figuur 19 is te zien dat het migratiesaldo van 0-19 jarigen voor de hele provincie jaarlijks positief was. In 1998 was er een vestigingsoverschot van zo'n 15 0-19 jarigen op elke 1000 inwoners binnen de provincie. Het migratiesaldo onder 0-19 jarigen was binnen de regio in 1996 en 1997 negatief. heeft vooral in 1997 en 1998 te maken met een negatief migratiesaldo terwijl een sterk positief migratiesaldo had de laatste jaren (met uitzondering van het jaar 1996). In figuur 20 is te zien dat zowel in de regio als in de provincie de laatste jaren sprake is van een negatief migratiesaldo onder de 20-39 jarigen. In echter is het beeld anders; in 1995, 1997 en 1998 vestigden zich meer 20-39 jarigen dan dat er vertrokken. Migratiesaldo 0-19 jarigen per 1000 inwoners 95-98 Migratiesaldo 20-39 jarigen per 1000 inwoners 95-98 20 30 20 10 10 0 0 1995 1995 1996-10 1996 1997 1997-10 1998-20 1998 provincie provincie figuur 19 figuur 20 In de periode 1995-1998 vestigen zich jaarlijks ongeveer evenveel 40-64 jarigen in de provincie als dat er vertrokken naar elders (zie figuur 21). In 1998 is er provinciaal zelfs een klein positief migratiesaldo te zien. Voor de gehele regio geldt een positief migratiesaldo voor de in de figuur afgebeelde jaren. In is het saldo per 1000 inwoners het meest positief. Ook voor de 65-plussers geldt dat er in de hele provincie ongeveer evenveel vestigers als vertrekkers zijn (figuur 22). Met uitzondering van het jaar 1997 is in zowel als jaarlijks sprake van een positief migratiesaldo. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 21

regio regio Migratiesaldo 40-64 jarigen per 1000 inwoners 95-98 Migratiesaldo 65 plussers per 1000 inwoners 95-98 30 20 20 10 10 1995 0 1995 0 1996 1996 1997 1997-10 1998-10 1998 provincie provincie figuur 21 figuur 22 1.4 Burgerlijke staat en gezinsopbouw In deze paragraaf worden de burgerlijke staat en de gezinsopbouw van de bevolking in de gemeenten in de regio / beschreven. De gegevens over de burgerlijke staat zijn afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de diverse gemeenten. De gegevens met betrekking tot de gezinsopbouw zijn van het CBS. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% figuur 23 Burgerlijke staat 2001 8 8 39 37 49 51 gescheiden verweduwd ongehuwd gehuwd In de figuur hiernaast is te zien dat in 49% van de inwoners gehuwd is en in 51% van de inwoners. Het aandeel ongehuwden is in beide gemeenten rond de 38%. (N.B. mensen met een geregistreerd partnerschap ofwel een afgebroken geregistreerd partnerschap zijn vanwege de zeer geringe aantallen bij respectievelijk de gehuwden en de gescheidenen gerekend). 22 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

In onderstaande tabel is het totaal aantal gezinnen per gemeente en voor de gehele regio weergegeven voor de jaren 1996 tot en met 1999 (CBS, 2000). In de regio neemt het aantal gezinnen jaarlijks toe. Het aantal gezinnen in neemt na 1997 af, terwijl het aantal gezinnen in toeneemt. 1996 1997 1998 1999 9.063 9.072 9.040 9.016 4.482 4.489 4.531 4.578 regio 13.545 13.561 13.571 13.594 tabel 5 In de volgende figuur is te zien om wat voor typen gezinnen het gaat. Verreweg het grootste deel van de gezinnen bestaat uit echtparen (al of niet met kinderen). 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% figuur 24 Gezinsopbouw 1999 8 8 8 90 91 90 regio 11 86 provincie eenoudergezinnen samenwoners echtparen Regionaal bestaat 90% van de gezinnen uit echtparen, 3% uit samenwoners en 11% uit eenoudergezinnen. Relatief wonen er iets meer echtparen in en dan het provinciaal gemiddelde. In gaat het om 90% van 9016 is ongeveer 8114 echtparen, in 91% van 4578 is ongeveer 4165 echtparen (zie ook tabel 5). Van de eenoudergezinnen zijn in de volgende tabel de absolute aantallen per gemeente en voor de gehele regio weergegeven. In de totale regio zijn ruim 1100 eenoudergezinnen, waarvan 61% met één kind en 39% met twee of meer kinderen. In en wijken deze percentages nauwelijks hiervan af. totaal aantal eenoudergezinnen waarvan met 1 kind waarvan met 2 of meer kinderen 762 60 % 40 % 348 62 % 38 % regio 1.110 61 % 39 % tabel 6 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 23

regio 4,0 3,0 2,0 1,0 3,0 Gemiddelde gezinsgrootte 1996 en 1999 3,0 2,9 2,9 2,9 3,0 2,9 3,0 In figuur 25 is de gemiddelde gezinsgrootte weergegeven per gemeente, voor de regio en voor de provincie. Te zien is dat deze in 1999 nauwelijks verschilt van 1996. Zowel in als in bestaat een gezin gemiddeld uit 2,9 personen. 1996 0,0 1999 provincie figuur 25 1.5 Etnische achtergrond van de bevolking In deze paragraaf wordt de etnische achtergrond van de bevolking in de regio Zuid-Oost beschreven. We spreken hierbij van een niet-nederlandse of allochtone achtergrond, als een persoon en één of beide ouders buiten Nederland geboren is/zijn (1 e generatie allochtoon) of als een persoon in Nederland geboren is terwijl één of beide ouders buiten Nederland geboren is/zijn (2 e generatie allochtoon). De gegevens zijn afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA) van de diverse gemeenten (zie ook bijlage 1). 24 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Percentages autochtone en allochtone herkomst 7 7 93 93 allochtoon autochtoon In figuur 26 is weergegeven welke percentages van de bevolking in de diverse gemeenten een allochtone achtergrond hebben. Zowel in als in heeft 7% van de bevolking een allochtone achtergrond. figuur 26 In de volgende tabel staat per gemeente uitgesplitst welke etnische achtergrond de allochtone inwoners hebben. Het betreft hier afgeronde percentages; wanneer in de tabel 0,0 voorkomt betekent dit dat het slechts om enkele gevallen gaat. De eerstgenoemde 7 groepen in de tabel (Antillianen/Arubanen, Surinamers, Turken, Marokkanen, Noord en Zuid Mediterranen en Zuid en Midden Amerikanen) worden tot de doelgroepen van minderhedenbeleid gerekend. In bijlage 1 wordt meer informatie gegeven over de gebiedsindeling die in onderstaande tabel wordt gehanteerd. In de tabel is te zien dat zowel in als in van de inwoners met een allochtone achtergrond het grootste deel een westerse achtergrond heeft. Antillen/Aruba 0,1 % 0,1 % Suriname 0,4 % 0,2 % Turkije 0,1 % 0,0 % Marokko 0,1 % 0,0 % Noord-Mediterraan 0,7 % 0,4 % Zuid-Mediterraan 0,1 % 0,0 % Zuid/Midden Amerika 0,1 % 0,0 % vluchtelingenlanden 0,7 % 0,2 % overig niet westers 1,4 % 1,1 % Nederlands Indië/ Indonesië 1,0 % 0,6 % overig westers 2,4 % 4,4 % onbekend 0,0 % 0,0 % totaal niet-nederlandse achtergrond 7,0 % 7,1 % tabel 7 In figuur 27 is van de bevolking met een allochtone achtergrond aangegeven welk deel tot de eerste (persoon is zelf geboren in het buitenland) en welk deel tot de tweede generatie Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 25

(persoon is in Nederland geboren en één of beide ouders zijn in het buitenland geboren) allochtonen behoort. In figuur 28 is weergegeven welk gedeelte van de bevolking met een allochtone achtergrond tot één van de doelgroepen van minderhedenbeleid behoort. In is het deel van de allochtone bevolking dat tot de eerste generatie behoort 53%. In is dit percentage lager; 40% van de daar wonende allochtonen behoort tot de eerste generatie. In behoort 21% van de allochtonen tot één van de doelgroepen voor minderhedenbeleid. In is dit 11%. Percentages 1e en 2e generatie allochtonen Percentages doelgroepen en overige minderheden 100% 90% 47 60 100% 90% 79 89 80% 80% 70% 70% 60% 60% 50% 53 50% 40% 30% 40 40% 30% 20% 10% 0% 2e generatie 1e generatie 20% 10% 0% 21 11 overige minderheden doelgroepen figuur 27 figuur 28 1.6 Samenvatting Het aantal inwoners van is recent met ruim 1% gestegen. is sinds 2000 voor wat betreft inwoneraantal de tweede gemeente binnen de provincie Groningen. Ook het aantal inwoners van stijgt, sinds 1995 is het inwoneraantal met 3% gestegen, het laatste jaar bedroeg de stijging 0,6%. In en wonen relatief iets minder jongeren (0-24 jarigen) dan het landelijk gemiddelde (respectievelijk 28% en 26% tegen 30% landelijk). Het aandeel 65- plussers is in 17%, in 19% en landelijk 14%. De trend van ontgroening en vergrijzing is in sterker dan het provinciaal gemiddelde. In is de ontgroening iets minder dan provinciaal maar de vergrijzing iets sterker. Zowel als kenden in 1999 een positief migratiesaldo: er vestigden zich meer mensen binnen deze gemeenten dan dat er vertrokken. In was het migratiesaldo in eerdere jaren negatief. In vestigden zich relatief de meeste mensen. In beide gemeenten stierven in 1999 meer mensen dan dat er geboren werden. In is er in de laatste jaren sprake van een negatief migratiesaldo onder 0-19 jarigen en de 20-39 jarigen (meer vertrek dan vestiging). had de laatste jaren (met uitzondering van het jaar 1996) een positief migratiesaldo onder zowel de 0-19 jari- 26 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

gen als de 20-39 jarigen. Voor zowel als geldt een positief migratiesaldo onder de 40-64 jarigen. In is dit saldo het meest positief. Ook voor de 65-plussers geldt een positief migratiesaldo in beide gemeenten (met uitzondering van het jaar 1997). In is 49% van de inwoners gehuwd en in 51% van de inwoners. Het aandeel ongehuwden is in beide gemeenten rond de 38%. Ongeveer 8% van alle gezinnen in en zijn eenoudergezinnen. Hiervan heeft in beide gemeenten iets meer dan 60% één kind en ongeveer 40% twee of meer kinderen. Zowel in als in heeft 7% van de bevolking een allochtone achtergrond. In behoort 53% van de allochtone bevolking tot de eerste generatie. In is dit percentage 40%. In behoort 21%. van de allochtone bevolking tot één van de doelgroepen voor minderhedenbeleid, in is dit 11%. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 27

28 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Hoofdstuk 2 Arbeid Dit hoofdstuk begint met een overzicht van de werkgelegenheid; dat wil zeggen het aantal banen per bedrijfstak in de diverse gemeenten in de regio /. In de tweede paragraaf staat werkloosheid centraal. Van de aantallen werkzoekenden worden achtergrondfactoren als leeftijd, geslacht, etnische achtergrond, de duur van de werkloosheid en de fasering (bemiddelbaarheid) besproken. De laatste paragraaf behandelt de arbeidsongeschiktheid aan de hand van aantallen mensen die een beroep doen op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WAO, WAZ en Wajong. 2.1 Werk en werkgelegenheid In onderstaande figuur is de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de periode 1998-1999 weergegeven (CBS, 2001). De gegevens zijn afgebeeld voor de totale provincie, de gehele regio en de afzonderlijke gemeenten. De percentages in de figuur zijn de relatieve toe- of afname van het aantal werkzame personen in alle bedrijfstakken. Werkgelegenheidsontwikkeling 1998-1999 7,0% 6,5 6,0% 5,0% 4,0% 4,4 3,5 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% Provincie regio Stadsk./Vlagtw figuur 29 toename in het aantal banen is in iets lager (3,5%). 2,5 In de figuur is te zien dat de werkgelegenheid in de provincie in de periode 1998-1999 gestegen is met 2,5%. In de regio is dit percentage hoger (4,4%). In is de werkgelegenheid relatief het meest gestegen. Dit komt vooral door een toename van het aantal banen in de commerciële sector (van 950 banen naar 1090 banen) en de toename in de nijverheidssector (1450 banen naar 1570 banen). De relatieve Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 29

In de volgende figuur is de verdeling van de typen bedrijfstakken 2 per gemeente weergegeven. Te zien is dat de landbouw en visserij Percentage banen per bedrijfstak 1999 100,0% 30,2 36,6 slechts een klein deel 90,0% 80,0% 70,0% van het totaal aantal banen vormt. In is de 40,1 commerciële sector 60,0% 50,0% 25,4 relatief het meest vertegenwoordigd. In 40,0% hebben de 36,6 niet-commercieel nijverheid en de nietcommerciële sector 30,0% 29,4 commercieel 20,0% het grootste aandeel in nijverheid de werkgelegenheid. 10,0% 0,0% landbouw/visserij figuur 30 In onderstaande figuren is de ontwikkeling in vier bedrijfstakken in de periode 1995-1999 weergegeven per gemeente. De percentages betreffen het aantal banen in elke sector ten opzichte van de totale werkgelegenheid in de gemeente in elk jaar. Vanwege de lagere percentages heeft figuur 31 een kleinere schaalverdeling dan de andere figuren. In de eerste figuur (figuur 31) is te zien dat het deel van de werkgelegenheid in de landbouw en visserij klein is. In is het aandeel echter iets groter dan in. In 1996 is er in sprake van een groter aantal banen in deze sector dan in andere jaren. De werkgelegenheid in de nijverheid daalt in beide gemeenten (zie figuur 32) enigszins. 2 Onder nijverheid vallen: delfstoffenwinning, industrie, nutsbedrijven, bouwnijverheid. Onder commerciële sector vallen: handel, horeca, vervoer en communicatie, financiële instellingen, zakelijke dienstverlening. De niet-commerciële sector bestaat uit: openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en welzijn, cultuur en overige dienstverlening. 30 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Perc. werkgelegenheid in landbouw Perc. werkgelegenheid in nijverheid 6,0% 60,0% 5,0% 50,0% 4,0% 40,0% 3,0% 1995 30,0% 1995 2,0% 1996 20,0% 1996 1,0% 1997 1998 10,0% 1997 1998 0,0% 1999 0,0% 1999 figuur 31 figuur 32 In figuur 33 is te zien dat de werkgelegenheid in de commerciële sector in de periode 1995-1999 in beide gemeenten een lichte groei doormaakt. In is het aandeel banen in deze sector verhoudingsgewijs een stuk groter dan in. De werkgelegenheid in de niet-commerciële sector (zie figuur 34) blijft in door de jaren heen redelijk stabiel. In is het aandeel van de niet-commerciële sector hoger dan in. Perc. werkgelegenheid in commerciële sector Perc. werkgelegenheid in niet-comm. sector 60,0% 60,0% 50,0% 50,0% 40,0% 40,0% 30,0% 1995 30,0% 1995 20,0% 1996 20,0% 1996 10,0% 1997 1998 10,0% 1997 1998 0,0% 1999 0,0% 1999 figuur 33 figuur 34 2.2 Werkloosheid Deze paragraaf behandelt de werkloosheid in de regio /. De gegevens die worden weergegeven hebben als peildata 1 januari 2000 en 1 januari 2001. De werkloosheidspercentages zijn berekend op basis van de beroepsbevolking. Tot de beroepsbevolking behoren die personen waarvan de leeftijd ligt tussen de 15 en 65 jaar en die voldoen aan de volgende criteria (CBS, 1992): Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 31

personen die tenminste 12 uur per week werken; personen die werk voor tenminste 12 uur per week aanvaard hebben; personen die aangeven voor tenminste 12 uur per week te willen werken, hiervoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor tenminste 12 uur per week te vinden. De werkloosheidscijfers zijn berekend met behulp van de registratie van het RBA (Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening). Het betreft hier de ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWW). Hiermee worden personen bedoeld die als werkzoekend staan ingeschreven bij het arbeidsbureau en die niet via een arbeidsovereenkomst voor 12 uur per week of meer werken. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: aantal werkzoekenden (2.2.1), werkloosheid naar leeftijd (0), werkloosheid naar duur en fasering (2.2.3), werkloosheid naar opleidingsniveau (2.2.4)en werkloosheid naar etnische herkomst (2.2.5). De gegevens worden wederom weergegeven voor de afzonderlijke gemeenten, voor de gehele regio en voor de totale provincie Groningen. 2.2.1 Aantal werkzoekenden In de volgende tabel staan de absolute aantallen bij het RBA ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Te zien is dat de aantallen jaarlijks afnemen. Een uitzondering hierop is het aantal werkzoekenden in in 1999, dit is hoger dan in 1998. aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden in de jaren: 1998 1999 2000 2001 1.767 1.920 1.707 1.238 705 765 661 507 tabel 8 In het hiernavolgende worden de werkloosheidspercentages besproken (dus de absolute aantallen werkzoekenden gerelateerd aan de beroepsbevolking). Als eerste wordt de totale werkloosheid getoond in de volgende figuur. De provinciale percentages voor het jaar 2001 zijn niet weergegeven, omdat hiervoor nog geen volledige gegevens beschikbaar zijn. 32 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

regio regio 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% figuur 35 Werkloosheidspercentage 1999, 2000 en 2001 regio provincie 1999 2000 2001 In de figuur is te zien dat de werkloosheid in de regio in de jaren 1999 en 2000 lager is dan in de provincie. Opvallend is het sterk gedaalde werkloosheidspercentage in 2001. In daalde het werkloosheidspercentage in de periode 2000-2001 van ruim 12% naar 9%. In daalde deze periode het werkloosheidspercentage van 10% naar ruim 5%. De volgende figuren tonen de werkloosheid onder de mannelijke en de vrouwelijke beroepsbevolking. Als de twee figuren met elkaar worden vergeleken is te zien dat de werkloosheid onder de vrouwelijke beroepsbevolking een stuk hoger is dan onder de mannelijke beroepsbevolking. In de regio zijn relatief minder mannen en vrouwen werkloos dan in de provincie. scoort hoger bij zowel het percentage werkzoekende mannen als het percentage werkzoekende vrouwen dan. In 2001 nemen de werkloosheidspercentages sterk af. Deze daling is zowel bij de mannelijke als de vrouwelijke werklozen te zien. Werkloosheid mannen 1999-2001 Werkloosheid vrouwen 1999-2001 18% 18% 16% 16% 14% 14% 12% 12% 10% 10% 8% 8% 6% 6% 4% 1999 4% 1999 2% 2000 2% 2000 0% 2001 0% 2001 provincie provincie figuur 36 figuur 37 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 33

regio regio regio 2.2.2 Werkloosheid naar leeftijd In de volgende figuren worden de werkloosheidspercentages weergegeven voor vijf leeftijdscategorieën. Per leeftijdscategorie is het aandeel werkzoekenden berekend op basis van de grootte van de beroepsbevolking. In 1999 en 2000 is heel duidelijk te zien dat de werkloosheid binnen de jongste leeftijdscategorie het hoogst is. De werkloosheid bij de 55-64 jarigen is in in 2000 en 2001 hoger dan in 1999. In alle andere gevallen is een duidelijke daling van de werkloosheid te zien. Werkloosheid naar leeftijd 1999 Werkloosheid naar leeftijd 2000 24% 24% 20% 20% 16% 16% 12% 15-24 jaar 12% 15-24 jaar 8% 25-34 jaar 8% 25-34 jaar 4% 35-44 jaar 45-54 jaar 4% 35-44 jaar 45-54 jaar 0% 55-64 jaar 0% 55-64 jaar provincie provincie figuur 38 figuur 39 24% Werkloosheid naar leeftijd 2001 20% 16% 12% 8% 4% 0% 15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar figuur 40 2.2.3 Werkloosheid naar duur en fasering In deze paragraaf wordt als eerste een onderscheid gemaakt naar duur van de werkloosheid. 34 Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen

Kortdurende werkloosheid duurt hoogstens een jaar en langdurige werkloosheid duurt langer dan een jaar. Het onderscheid naar duur van de werkloosheid van de totale groep werkzoekenden in de jaren 2000 en 2001 staat in figuur 41 en figuur 42. In figuur 41 is te zien dat in het jaar 2000 in meer dan de helft van de werkzoekenden langdurig werkloos is. In is dit andersom; 52% is kortdurend werkloos. In 2001 is het aandeel langdurig werklozen afgenomen, in is nog 46% van de werkzoekenden langdurig werkloos en in is 44% van de werkzoekenden langdurig werkloos. Werkloosheid naar duur in 2000 Werkloosheid naar duur in 2001 100% 90% 53 48 51 59 100% 90% 46 44 46 55 80% 80% 70% 70% 60% 60% 50% 40% 47 52 49 41 50% 40% 54 56 54 45 30% 30% 20% 10% 0% lang kort 20% 10% 0% lang kort regio Stadsk./Vlagtw Provincie regio Stadsk/Vlagtw Provincie figuur 41 figuur 42 In figuur 43 en figuur 44 wordt een onderscheid gemaakt naar de mate van bemiddelbaarheid van de werklozen; deze loopt uiteen van fase 1 (gemakkelijk bemiddelbaar) tot fase 4 (moeilijk bemiddelbaar). In figuur 44 is te zien dat in het jaar 2001 in de provincie Groningen bijna 30% van de werklozen als fase 1 werkzoekende gecategoriseerd is. Het percentage fase 2 en fase 3 werkzoekenden is samen ongeveer 40%. De overige werkzoekenden vallen binnen de fase 4 categorie (33%). In de regio en de beide gemeenten wijkt het beeld niet veel af. Wanneer we de percentages van 2001 vergelijken met die van 2000 valt op dat het aandeel fase 1 en fase 2 werklozen in 2001 in vergelijking met 2000 afneemt en dat het aandeel fase 3 en fase 4 werklozen toeneemt. Dit geldt voor de gehele provincie. Binnen de groep werkzoekenden komen er dus relatief meer die moeilijk bemiddelbaar zijn. Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn Groningen 35