FOCUS 2009-2. De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers



Vergelijkbare documenten
FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

Meer weten over kinderbijslagen

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

Nieuwe uitkeringen vanaf 1 mei 2011

Gezinsbijslag in 15 vragen

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

DEMOGRAFISCH VERSLAG

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Kinderarmoede, de erosie van de kinderbijslagen en de staatshervorming

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

Bedragen kinderbijslag

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Juridisch bulletin.

De statistiek per kinderbijslagfonds

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2014

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER

De administrateur-generaal

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

Nr. Situatie Recht op toeslag voor eenoudergezinnen

Dienst Studies. Evolutie van de tijdelijke werkloosheid art. 50 (slecht weer) in het licht van de geregistreerde weersomstandigheden

Statistiek per kinderbijslagfonds

FOCUS De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

Nieuwe maatregelen ter bestrijding van de werkloosheidsvallen, toegelicht bij CO 1362 van 16 februari 2007

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Juridisch bulletin. Wetgeving

Nota Vlaamse Regionale Analyse: De Vlaamse regering bereikt een akkoord over de hervorming van de kinderbijslag

1. Grootste groep gezinnen gaat er op vooruit

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2013 S.2013/004 AB/LP/S.5000 CI13-004N.AB. 11 januari Samenvatting

Bijlage 1 bij dienstbrief 996/93bis: vragen en antwoorden

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

MAANDELIJKSE FINANCIËLE AANGIFTE - Februari 2015

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

De nieuwe Vlaamse kinderbijslag. Een beknopte voorstelling

Aanvraag voor een toeslag op de kinderbijslag voor gezinnen BUI TEN België

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Kinderbijslagfonds UCM

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

Wie jong is, wordt getroffen. Wie kinderen heeft, wordt getroffen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

De statistiek per kinderbijslagfonds

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA Den Haag ASEA/LIV/2004/37584

Met dit formulier kun je als je met je gezin in België woont een toeslag op de kinderbijslag aanvragen als:

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

Het recht op een forfaitaire bijslag moet onderzocht worden per kind.

FOCUS Aantal kinderen van werkloze ouders: de kinderbijslagstatistieken in ruimer perspectief. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Betreft: Aanvraag voor een toeslag op de kinderbijslag voor gezinnen buiten België

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

De administrateur-generaal

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

De statistiek per kinderbijslagfonds

FOCUS De evolutie van de uitgaven voor het kinderbijslagstelsel voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlagen: Berekeningen, tabellen en verklaring

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

Het Sociaal Statuut der Zelfstandigen

STATISTISCHE STUDIES

FOCUS Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Transcriptie:

FOCUS 2009-2 De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 46 Fax: 02-237 24 35 E-mail: research@rkw-onafts.fgov.be Website: www.rkw.be

INLEIDING... 2 DEEL I: TOELICHTING BIJ DE GEBRUIKTE METHODOLOGIE... 3 1.1 ALGEMEEN... 3 1.2 DE HALVERING VAN DE LEEFTIJDSBIJSLAG... 5 DEEL II: MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG VOOR NIET-GEHANDICAPTE KINDEREN... 8 1.1 OVERZICHT BEREKENINGEN... 8 1.2 DE GEMIDDELDE MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG VOLGENS SCHAAL EN LEEFTIJD... 9 1.2.1 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal en per leeftijd... 10 1.2.1.1 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal... 10 1.2.1.2 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep... 13 1.3 DE GEMIDDELDE MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG PER SCHAAL EN LEEFTIJDSGROEP... 15 1.3.1 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep art.40 KBW... 15 1.3.2 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.42bis KBW... 18 1.3.3 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.50ter KBW... 20 1.3.4 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.41 KBW... 21 1.3.5 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.50bis KBW... 22 1.3.6 Overzichtstabel verschillen gemiddelde per schaal en leeftijd... 23 1.4 DE SPREIDING VAN DE MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG VOOR NIET-GEHANDICAPTE KINDEREN... 24 1.4.1 Spreiding van de algemene kinderbijslag...25 1.4.2 Spreiding van de maandelijkse kinderbijslag schaal art.40 KBW... 28 1.4.3 Spreiding van de maandelijkse kinderbijslag schaal art.42bis KBW... 31 1.4.4 Gemiddelde kinderbijslag voor kinderen - schaal art.50ter KBW... 32 1.4.5 Spreiding van de maandelijkse kinderbijslag schaal art.41 KBW... 34 1.4.6 Spreiding van de maandelijkse kinderbijslag schaal art.50bis KBW... 36 DEEL III: MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG VOOR GEHANDICAPTE KINDEREN... 37 DEEL IV: MAANDELIJKSE KINDERBIJSLAG VOOR ALLE KINDEREN... 42 CONCLUSIE... 44 1

INLEIDING Op het jubileum naar aanleiding van de viering van 75 jaar kinderbijslag wees professor Bea Cantillon, tevens voorzitster van het Beheerscomité van de RKW, erop dat de waarde van de kinderbijslag reeds decennialang erodeert in vergelijking met de opgebouwde welvaart. Het basisbedrag voor het kind van rang 1 stond centraal in deze discussie en er werd aangetoond dat dit bedrag binnen enkele decennia nauwelijks nog iets zal voorstellen in vergelijking tot het gemiddeld loon. Deze terechte stelling zal in deze studie verder worden uitgediept maar niet zozeer vanuit het perspectief van de waarde zelf van de kinderbijslag, maar eerder door de koppeling te maken tussen de waarden en de volumes. Met de waarde van de kinderbijslag wordt, in deze studie, bedoeld het bedrag van de uitbetaalde maandelijkse kinderbijslag en de volumes zijn het aantal kinderen die recht hebben op een bepaald bedrag. Op deze wijze kan niet alleen worden aangetoond dat de waarde van de kinderbijslag erodeert maar ook voor hoeveel kinderen dit het geval is. In de studie worden alle mogelijke combinaties in kaart gebracht en het aantal kinderen dat recht heeft op een specifiek bedrag. Op die manier worden de volumes gekoppeld aan de waarden. Een gedetailleerd overzicht van deze koppeling wordt weergegeven in bijlage 1 en 2 van de studie. Binnen de kinderbijslagregeling zijn er immers heel wat verschillende bedragen mogelijk door de basisbijslag te combineren met de leeftijdsbijslag en de verschillende sociale supplementen en toeslagen. De analyse van deze mogelijke combinaties vormt de basis van deze studie. Aan de hand van een berekeningsmodel, dat voor deze studie ontwikkeld werd, is het mogelijk om snel te analyseren hoeveel kinderen er bijvoorbeeld minder dan 100 EUR kinderbijslag per maand ontvangen of hoeveel kinderen er meer dan 700 EUR kinderbijslag per maand ontvangen. Niet enkel het aantal is beschikbaar, maar ook de categorie van leeftijdsbijslag, de rang of de toegekende schaal werden geanalyseerd. Op die manier is het mogelijk om naast de aantallen ook een aantal belangrijke kenmerken van de kinderen mee te identificeren. Daarnaast zijn op basis van het model ook verschillende berekeningen inzake de gemiddelde kinderbijslag per categorie mogelijk, een thema dat in de studie uitvoerig wordt uitgediept. Tot op heden was deze koppeling van de waarden aan de volumes eigenlijk een blinde vlek binnen het beschikbare statistisch materiaal in de sector van de kinderbijslag. Er werd in het verleden vaak (enkel) vertrokken vanuit gemiddelden die eigenlijk in de praktijk vaak nietszeggend zijn, vermits via een gemiddelde de spreiding van de bedragen niet in kaart kan gebracht worden. Met de spreiding wordt bedoeld in welke mate de frequentie van de bedragen verdeeld is tussen het laagste en het hoogste toegekende bedrag. Daarom komen in deze studie zowel het gemiddelde als de spreiding aan bod. 2

Tot slot wordt nog opgemerkt dat binnen deze studie vooral gewerkt wordt vanuit het perspectief van de kinderbijslag per kind en dus geen rekening gehouden wordt met de uitgekeerde kinderbijslag op gezinsniveau. De studie benadert kinderbijslag dus eerder vanuit de positie van het kind. Dit analyseperspectief sluit in zekere zin aan bij analyse van de welvaartserosie uitgaande van de basisbijslagen, een stelling die werd toegelicht op de viering 75 jaar kinderbijslag. Desondanks zullen waar mogelijk toch een aantal indicaties gegeven worden over de gezinsdimensie en dit vooral voor de gezinnen met slechts één kind, die automatisch onderworpen zijn aan het basisbedrag voor een kind van rang 1. Op die manier kunnen de gezinnen en de kinderen die het hardst getroffen worden door de welvaartserosie van de kinderbijslag, het nauwkeurigst in kaart gebracht worden. In bijlage zijn twee tabellen toegevoegd die het detail van het resultaat van de verschillende berekeningen weergeven. Dit kan een interessant instrument zijn voor het beleid omdat het toelaat om op een snelle manier de impact van wijzigingen in de toegekende bedragen te ramen. Hierbij kan zowel de impact op de uitgaven als op de aantallen ingeschat worden. Dit is mogelijk omdat het detail van de verschillende samenstellende bedragen (basisbijslag, sociale supplementen, leeftijdsbijslag, éénouderpremie, jaarlijkse bijslag en gehandicaptentoeslag) beschikbaar is in de tabellen. De impact van eventuele maatregelen kan hiermee snel geëvalueerd worden. De gepubliceerde tabellen zijn enkel geldig voor het dienstjaar 2008 volgens de barema s geldend op 31 december 2008 (spilindex 110,51) 1. DEEL I: Toelichting bij de gebruikte methodologie 1.1 Algemeen Om de theoretische berekening voor de verschillende toegekende bedragen te kunnen uitvoeren, werd gewerkt op basis van de demografische statistieken van 31 december 2008. In deze statistieken wordt gedetailleerd weergegeven hoeveel kinderen er zijn en dit gecombineerd met de rang, leeftijd 2 en schaal en of het al dan niet gaat om gehandicapte kinderen. Deze statistiek laat toe om de toegekende basisbijslag, leeftijdsbijslag en het sociaal supplement te berekenen. Daarnaast wordt ook de rekening gehouden met de éénouderpremie. De jaarlijkse bijslag werd zoals verder zal blijken omgerekend naar maandelijkse basis. 1 Voor de jaarlijkse bijslag werd het barema geldend op juli 2008 gebruikt. 2 Om de exacte leeftijdsbijslag te bepalen in combinatie met de rang en de schaal werden een aantal extrapolaties uitgevoerd. 3

De methodologie die erin bestaat om de waarden te verbinden met de volumes vormt de basis voor de resultaten uit deze studie en geldt (zie schema 1) voor 1.877.527 ( 98,17 procent) kinderen jonger dan 25 jaar (zie bijlage tabel 1). Voor deze kinderen kan het individuele bedrag waarop ze recht hebben berekend worden. De overige 34.907 kinderen (1,83 procent) zijn de gehandicapte kinderen (zie bijlage tabel 2). Voor deze laatste groep zijn meer dan 700 verschillende potentiële combinaties mogelijk. Voor deze volledige gedetailleerde berekening ontbreekt echter het statistisch materiaal om al deze combinaties op een betrouwbare manier te berekenen, maar zoals verder zal blijken in de studie zal dit opgelost worden door voor de gehandicapte kinderen te werken op geaggregeerd niveau. Met geaggregeerd niveau wordt bedoeld dat de totale gemiddelde kinderbijslag zal worden uitgerekend per schaal. Maar het detail per rang, leeftijd gecombineerd met de puntenschaal kan niet worden weergegeven door het ontbreken van de combinatie puntenschaal voor de handicap en de schaal, de leeftijd en de rang van het kind. In theorie zijn er immers voor de gehandicapten 12 verschillende puntenschalen mogelijk en dit gecombineerd met 60 verschillende typecombinaties levert in totaal 720 3 mogelijke combinaties op. De statistische informatie om voor al deze potentiële combinaties de waarden aan de volumes te koppelen ontbreekt echter. Tot slot is het belangrijk om er nogmaals op te wijzen dat de berekeningen enkel betrekking hebben op de kinderen jonger dan 25 jaar. In deze studie werden de toegekende bedragen voor 1.912.434 kinderen onderzocht op een totaal van 1.929.012 kinderen op 31 december 2008 in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. De kinderbijslag die uitgekeerd wordt aan gehandicapte kinderen die in de praktijk ouder zijn dan 42 jaar (16.578 in totaal) werd niet meegenomen in de analyse omdat deze niet kunnen beschouwd worden als kinderbijslag in de zin van een ondersteuning van de gezinnen met kinderen 4. De cijfers beperken zich tenslotte ook tot de bedragen uitgekeerd binnen het werknemersstelsel. De cijfers uit het stelsel van de gewaarborgde kinderbijslag maken geen onderdeel uit van de studie,vermits dit niet tot de scope van de studie behoort. De analyse zelf zal opgebouwd worden uit drie delen zoals voorgesteld in schema 1 (rode blokken). De kinderen worden opgesplitst in niet-gehandicapte kinderen en gehandicapte kinderen. In het afsluitende deel wordt kort ingegaan op het algemeen gemiddelde van de kinderbijslag per kind, op basis van de conclusies uit de twee voorgaande delen. Het deel betreffende de niet-gehandicapte kinderen is het meest 3 Situatie vanaf mei 2009 4 Het gaat in totaal om 16.578 gehandicapte kinderen geboren voor 1 juli 1966 die in 2008 allemaal minimum 42 jaar waren (Art.63 KBW). 4

uitgebreid omdat daar de beschikbare informatie het grootst is en betrekking heeft op de grootste groep kinderen. Schema 1: overzicht van de structuur van de studie en de belangrijkste kerncijfers (1) De éénoudertoeslag voor kinderen van 3 de rang of hoger werd meegerekend in de betreffende schalen art.42bis KBW of art.50ter.kbw. Het onderscheid is terug te vinden in tabellen 1 & 2 in de bijlage. De éénoudertoeslag art.41 heeft betrekking op de kinderen van éénoudergezinnen waarvan de ouder geen recht heeft op art.42bis of art.50ter. 1.2 De halvering van de leeftijdsbijslag In de studie wordt meermaals verwezen naar de maatregel inzake de halvering van de leeftijdsbijslag. Deze maatregel heeft een grote impact op de uitbetaalde kinderbijslag maar is vrij ingewikkeld. Om de interpretatie van de bekomen resultaten gemakkelijker te maken zal de maatregel inzake de halvering van de leeftijdsbijslag hierbij eerst kort worden toegelicht. Op 1 januari 1997 werd de leeftijdsbijslag gehalveerd. Omgerekend naar de index 110,51 heeft dit vandaag volgende repercussies voor de uitgekeerde leeftijdsbijslagen voor de niet-gehandicapte kinderen van rang 1 in de gewone schaal: Kind van 6-11 jaar : van 28,98 EUR naar 14,53 EUR Kind van 12-17 jaar : van 44,27 EUR naar 22,12 EUR (vanaf 1 januari 2003) Kind van 18-25 jaar : van 56,19 EUR naar 25,50 EUR (vanaf 1 januari 2009) 5

Deze halvering heeft echter geen betrekking op alle kinderen. De kinderen van werklozen en gepensioneerden in de schaal art.42bis KBW, de verhoogde schaal voor invaliden art.50ter KBW, de wezen met recht op toeslag art.50bis KBW, de gehandicapte kinderen en alle kinderen van rang 2 en volgende werden initieel uitgesloten van deze halvering. Later werden ook de kinderen van werkhervatters met recht op een sociaal supplement en de kinderen met recht op het éénoudersupplement uitgesloten van de halvering. Concreet betekent dit dat enkel de niet-gehandicapte kinderen van rang 1 met recht op de gewone schaal onderworpen zijn sinds 1997 aan de halvering. Maar om de impact van de maatregel te verzachten voor de gezinnen werd gewerkt volgens een systeem van verworven rechten. Dit betekent dat de gezinnen zelf als gevolg van de halvering geen daling van hun gezinsinkomen vaststelden. De maatregel was enkel van toepassing op de nieuwe gevallen onderworpen aan de halvering. Dit impliceert dat de besparing stelselmatig toeneemt naarmate er nieuwe cohorten doorstromen in de leeftijdsstructuur en er dus een steeds grotere groep onderworpen is aan de halvering. Het systeem van verworven rechten resulteert in wat men in het jargon een aantal beschermde categorieën of beschermde leeftijdsbijslag noemt. Dit betekent dat kinderen die geboren zijn in een bepaald jaar en leeftijdsbijslag ontvangen deze leeftijdsbijslag zullen blijven ontvangen en niet onderworpen zullen zijn aan de halvering. Het spreekt voor zich dat met het verstrijken van de jaren deze groep stelselmatig kleiner werd. De volgende beschermde categorieën (kinderen van rang 1, niet-gehandicapt met recht op gewone schaal) werden initieel bepaald (aan spilindex 110,51): 1. Kinderen geboren tussen 1 januari 1985 en 31 december 1990 die reeds zes jaar waren maar nog geen 12 jaar op 31 december 1996 ontvangen 28,98 EUR leeftijdsbijslag en vanaf 18 jaar 31,12 EUR leeftijdsbijslag. 2. Kinderen geboren tussen 1 januari 1981 en 31 december 1984 (die reeds 12 jaar waren maar nog geen 16 jaar op 31 december 1996) ontvangen 44,27 EUR leeftijdsbijslag en vanaf 18 jaar is dit 46,42 EUR. 3. Kinderen geboren voor 1 januari 1981 (die reeds 16 jaar waren op 31 december 1996) hebben recht op de leeftijdsbijslag 48,86 EUR (komt niet meer voor in 2008) 5. 5 Enkel nog van toepassing op de gehandicapten van meer dan 25 jaar (rang 1) 6

4. Kinderen geboren tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996. Deze beschermde categorie wordt gevormd door de kinderen die eerste rang worden ter vervanging van een ouder kind. Dit is het geval als het kind de hoedanigheid van eerste rang verwerft als het oudere kind zijn hoedanigheid als rechtgevend kind verliest of het gezin waarin het wordt opgevoed verlaat. De volgende voorwaarden dienden voldaan te zijn: het kind moet geboren zijn tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996 en het dient een kind te betreffen met een tweede rang of hoger dat een eerste rang bekomt na 1 januari 1997. Voor deze kinderen bedraagt de leeftijdsbijslag 28,98 EUR en vanaf 18 jaar 31,12 EUR. Deze vier bovenstaande groepen genieten de zogenaamde beschermde leeftijdsbijslag (zie ook benamingen in de bijlage) en zijn derhalve niet onderworpen aan de halvering van de leeftijdsbijslag. Samengevat kan gesteld worden dat zoals besproken er drie groepen zijn inzake de leeftijdsbijslag, met name de groep onderworpen aan de halvering, de groep nietonderworpen aan de halvering en ten slotte de groep die een beschermde leeftijdsbijslag geniet. De situatie die in deze studie weergegeven wordt heeft betrekking op het jaar 2008. Dit impliceert onder andere (zie infra) dat de leeftijdsbijslag voor kinderen van 18-24 jaar nog altijd enkel bestaat uit de volledige leeftijdsbijslag of de beschermde leeftijdsbijslag. Slechts vanaf januari 2009 kan de leeftijdsbijslag voor de 18-jarigen immers gehalveerd worden. 7

DEEL II: Maandelijkse kinderbijslag voor niet-gehandicapte kinderen 1.1 Overzicht berekeningen In schema 2 op de volgende pagina wordt enkel rekening gehouden met de volgende elementen: de toegekende schaal in combinatie met de rang, de leeftijdsbijslag en de éénouderpremie. Daarnaast wordt ook de jaarlijkse bijslag meegerekend maar dan herrekend naar een maandelijkse basis door deze te delen door twaalf. Voor de jaarlijkse bijslag werd gewerkt met bedragen zoals deze in 2008 werden uitbetaald. Deze bedragen werden vastgesteld tegen de spilindex 108,34 die van kracht was toen de jaarlijkse bijslag (in augustus 2008) werd uitbetaald. De overige bedragen werden uitgerekend tegen de spilindex 110,51. De groep niet-gehandicapte kinderen jonger dan 25 jaar bedroeg op 31 december 2008 in totaal 1.877.527. Voor deze groep worden in dit deel alle mogelijke combinaties van toegekende maandelijkse bedragen uitgerekend en wordt geanalyseerd voor hoeveel kinderen een bepaald typebedrag werd uitbetaald 6. Voor de berekeningen werd uitgegaan van de uitgekeerde bedragen op basis van de gerapporteerde statistische categorieën. Dit betekent dat geen rekening gehouden wordt met regularisaties, achterstallen of onverschuldigde bedragen. In die zin blijft de berekening een theoretische oefening die aan de hand van een uitgebreid berekeningsmodel op basis van de statistische categorieën een betrouwbaar en nauwkeurig beeld geeft van de uitbetaalde maandelijkse bedragen in de kinderbijslagregeling voor werknemers. 6 De eventueel toegekende forfaitaire bijslag art.70ter KBW werd niet opgenomen in de berekeningen, vermits de detailstatistieken inzake de combinatie van art.70ter KBW met ondermeer de rang, de leeftijd en de schaal niet beschikbaar zijn. Als een kind in een gezin geplaatst is, krijgt dit gezin de kinderbijslag zoals voor zijn eigen kinderen. De kinderbijslag wordt betaald aan de persoon in het pleeggezin die de kinderen opvoedt. De persoon die de kinderbijslag kreeg vlak vóór de plaatsing in een gezin, krijgt ook een vast bedrag per maand, op voorwaarde dat hij/zij nauw contact blijft onderhouden met het kind, dit laatste bedrag is wat bedoeld wordt met art.70ter KBW. Met de bilaterale overeenkomsten werd ook geen rekening gehouden in de berekening. 8

Schema 2: Overzicht structuur berekeningen voor deel 1 basisbijslag leeftijdsbijslag sociaal supplement jaarlijkse bijslag/12 maandelijkse kinderbijslag 1.2 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag volgens schaal en leeftijd De resultaten van de berekening uit schema 2 zullen in dit deel uitvoerig worden beschreven via een top-down benadering. Dit betekent dat eerst zal vertrokken worden vanuit de algemene gemiddelden en de samenstellende delen. Vervolgens zal in een volgend hoofdstuk stelselmatig afgedaald worden naar een groter detailniveau om te eindigen op het grootste detailniveau: de individuele bedragen en het aantal kinderen dat er recht op heeft. De bespreking van de gemiddelde kinderbijslag zal worden opgedeeld in een aantal groepen. In een eerste fase komen de algemene gemiddelden per schaal en leeftijd aan bod en vervolgens wordt dieper ingegaan op de verdeling binnen elke schaal apart. De jaarlijkse bijslag (omgerekend naar maandbasis) wordt ook telkens apart weergegeven in de grafieken. Dit maakt het mogelijk om het onderscheid te maken tussen de reële effectief maandelijks uitgekeerde bijslag en de fictieve maandelijkse bijslag (rekening houdend met de jaarlijkse bijslag). 9

1.2.1 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal en per leeftijd 1.2.1.1 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal Grafiek 1 op pagina 13 geeft de verschillende gemiddelden weer per schaal. Een kind in de gewone schaal art.40 KBW ontvangt maandelijks gemiddeld 143,40 EUR kinderbijslag (excl. jaarlijkse bijslag). Dit gemiddelde is in de schaal art.42bis voor langdurig werklozen en gepensioneerden 47,33 EUR hoger op maandbasis en bedraagt 190,73 EUR 7. De kinderen uit een éénoudergezin art.41 KBW ontvangen gemiddeld per maand bijna 44,44 EUR kinderbijslag meer dan een kind in de gewone schaal wat de kinderbijslag voor deze groep brengt op 187,85 EUR op maandbasis. Voor de kinderen van invaliden art.50ter KBW is de kloof ten opzichte van de gewone schaal een stuk hoger en het verschil per maand bedraagt 79,10 EUR per kind, uitgaande van een maandelijkse gemiddelde kinderbijslag van 220,50 EUR. De kloof is tenslotte het hoogst voor de wezen in de schaal art.50bis KBW: gemiddeld ontvangt een weeskind 364,32 EUR op maandbasis, wat 220,92 EUR meer is dan wat een kind in de gewone schaal gemiddeld ontvangt. De redenen voor de vastgestelde verschillen tussen de schalen zijn uiteenlopend en zijn niet louter het gevolg van het toekennen van het sociaal supplement maar een combinatie van factoren. De gemiddelde basisbijslag voor een kind in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen art.42bis KBW is bijvoorbeeld gemiddeld 5,98 EUR hoger in vergelijking tot een kind in de gewone schaal art.40 KBW. Desondanks is de toegekende basisbijslag exact hetzelfde voor de beide schalen. Dit is te verklaren doordat er meer kinderen zijn van hogere rang in de verhoogde schalen, met als gevolg dat de gemiddelde toegekende basisbijslag hoger is. Daarnaast is ook de gemiddelde toegekende leeftijdsbijslag sowieso hoger in de verhoogde schalen omdat de kinderen van rang 1 in de verhoogde schalen niet onderworpen zijn aan de halvering van de leeftijdsbijslag en dus gemiddeld meer leeftijdsbijslag ontvangen. Gemiddeld is de leeftijdsbijslag bij de kinderen in de schaal art.42bis KBW bijvoorbeeld 9,08 EUR hoger dan in gewone schaal. Beide effecten worden tenslotte nog versterkt door het sociaal supplement dat in de categorie art.42bis KBW gemiddeld 32,27 EUR 8 bedraagt. 7 In dit bedrag is ook het bedrag meegerekend voor de kinderen art.42bis van derde rang of meer die een éénouderpremie ontvangen. 8 In dit cijfer is het sociaal supplement art.42bis KBW opgenomen dat gemiddeld 31,22 EUR bedraagt. Daarnaast is ook het supplement voor een kind van een éénoudergezin dat in de schaal art.42bis KBW wordt toegekend aan kinderen vanaf de derde rang opgenomen, in totaal is dit 1,05 EUR. Deze 1,05 EUR is de som van de uitgaven voor deze kinderen vanaf rang 3 gedeeld door het totaal aantal kinderen in de schaal art.42bis KBW. De som van de beide bedragen is 32,27 EUR. 10

Voor de schaal art.50ter KBW worden gelijkaardige verschillen vastgesteld maar het verschil is daar uiteraard hoger vermits het toegekende sociaal supplement voor het kind van rang 1 een stuk hoger is. Het aandeel van het sociaal supplement bedraagt bijvoorbeeld in de schaal art.50ter KBW alleen al 58,90 EUR, de leeftijdsbijslag is 14,16 EUR hoger en de basisbijslag ten slotte is 6,04 EUR hoger. Samen geeft dit een verschil van 79,10 EUR ten opzichte van de gewone schaal. De bovenstaande analyse is interessant vermits via de resultaten van het berekeningsmodel niet enkel het absolute verschil is waar te nemen tussen de verschillende schalen maar ook de invloed die de verschillende elementen (basisbijslag, leeftijdsbijslag en sociaal supplement) hebben op de vastgestelde verschillen. Een andere mogelijkheid die het model biedt is berekeningen uitvoeren naar de toekomst op basis van de huidige effectieven. Dit is interessant om de impact van de halvering van de leeftijdsbijslag na te gaan. In 2015 bijvoorbeeld zal de gemiddelde maandelijkse bijslag in de schaal art.40 KBW (exclusief jaarlijkse bijslag) gemiddeld 1 EUR lager liggen dan in 2008 (tegen constante prijzen). Dit is het gevolg van het feit dat de kinderen tussen 18-24 jaar in 2008 nog niet onderworpen waren aan de halvering van de leeftijdsbijslag en nog altijd de beschermde leeftijdsbijslag genieten. Deze zullen in de toekomst (vanaf 2009) stelselmatig doorschuiven in de leeftijdsstructuur en vanaf 2009 zal ook een deel van de 18-24 jarigen onderworpen zijn aan de halvering. Hierdoor zal de gemiddelde uitbetaalde kinderbijslag voor de kinderen in de gewone schaal verder dalen. Vermoedelijk zal de daling van de gemiddelde kostprijs zelfs hoger zijn vermits het aandeel van de 18-24 jarigen in de populatie zal stijgen. Dit laatste is het gevolg van het feit dat de kinderen geboren uit de echo van de babyboomgeneratie (geboren begin de jaren 90) doorstromen in de leeftijdsstructuur. 11

Zoals verder zal blijken in de studie ontvangen de kinderen tussen 18-24 jaar gemiddeld weinig kinderbijslag vermits ze proportioneel vaker tot rang 1 behoren. Samengevat kan gesteld worden dat het aandeel van de 18-24 jarigen in de gewone schaal zal toenemen en vermits deze groep gekenmerkt wordt door lagere toegekende kinderbijslag zal dit leiden tot een lagere gemiddelde kinderbijslag in de gewone schaal in het algemeen. Dit effect van een lagere gemiddelde bijslag zal wel voor een groot stuk gecompenseerd worden door een hogere jaarlijkse bijslag die vanaf 2012 gerekend aan de spilindex 110,51 in totaal 102,01 EUR zal bedragen wat 76,51 EUR meer is op jaarbasis dan het bedrag dan de 25,50 EUR uitgerekend tegen spilindex 110,51 geldend in 2009. Tot slot wordt nog wat dieper ingegaan op de jaarlijkse bijslag. De besproken verschillen zijn immers de verschillen zonder de jaarlijkse bijslag. De jaarlijkse bijslag weergegeven in grafiek 1 werd omgerekend naar een maandelijkse bijslag voor alle kinderen in een bepaalde schaal. Dit betekent dat het totaal van de uitgekeerde jaarlijkse bijslag gedeeld werd door 12 en door het totaal van de kinderen in een betreffende schaal. Op die manier kan bepaald worden wat het aandeel van de jaarlijkse kinderbijslag is in de gemiddelde maandelijkse bijslag voor een bepaalde schaal. Dit is uiteraard een fictief bedrag vermits hierbij ook gedeeld wordt door het aantal 0-5 jarigen die in 2008 nog geen jaarlijkse bijslag ontvingen. Zoals kan vastgesteld worden in grafiek 1 varieert de gemiddelde jaarlijkse bijslag sterk per schaal, dit komt omdat ook de leeftijdsverdeling sterk verschilt per schaal. Bij de wezen art.50bis KBW bijvoorbeeld is dit 4,04 EUR per kind per maand wat te verklaren is door het feit dat deze groep heel weinig 0-5 jarigen telt. De berekening van de waarde van de gemiddelde jaarlijkse leeftijdsbijslag is dus wel correct maar bij de interpretatie ervan dient met de leeftijdsverdeling rekening gehouden te worden. Deze opmerking in acht genomen blijkt uit grafiek 1 dat de gemiddelde maandelijkse leeftijdsbijslag voor de kinderen in de schaal art.40 KBW 3,18 EUR bedraagt. Voor de kinderen in de schaal art.42bis KBW is dit 3,33 EUR, voor de kinderen in de schaal art.50ter KBW 3,77 EUR, voor de kinderen in de schaal art.41 KBW 3,60 EUR en voor de kinderen in de schaal art.50bis KBW ten slotte 4,04 EUR. De respectievelijke gemiddelde jaarlijkse bijslagen berekend zonder rekening te houden met de 0-5 jarigen zijn uiteraard hoger vermits daar bij de berekening van het gemiddelde enkel rekening gehouden wordt met de kinderen die effectief de jaarlijkse bijslag ontvangen. Het gemiddelde op die manier berekend bedraagt voor de schaal art.40 KBW 4,59 EUR. Voor de schaal art.42bis KBW en de schaal art.50ter KBW is dit in beide 12

gevallen 4,65 EUR, voor de schaal art.41 KBW 4,73 EUR, voor de schaal art.50bis KBW is dit ten slotte 4,25 EUR. De gemiddelde jaarlijkse bijslag is het hoogst voor de kinderen in de schaal art.41 KBW omdat het gewicht van de kinderen tussen 12-17 jaar (=hoogste jaarlijkse bijslag in 2008) daar het hoogst is. Deze cijfers werden louter illustratief aan de studie toegevoegd, de impact van de jaarlijkse bijslag op het gemiddelde per schaal is af te lezen in grafiek 1. Grafiek 1: De maandelijkse kinderbijslag per kind per schaal voor niet-gehandicapte kinderen 31 december 2008 400,00 350,00 jaarlijkse bijslag/12 kinderbijslag 4,04 364,32 300,00 250,00 200,00 150,00 3,18 143,40 3,33 3,60 190,73 187,85 3,77 222,50 100,00 50,00 0,00 art.40 art.42bis art.41 art.50ter art.50bis Bron: RKW 1.2.1.2 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep In de vorige bespreking werd telkens vertrokken vanuit de verschillende subgroepen op basis van de schaal. In grafiek 2 op de volgende pagina wordt de algemeen gemiddelde maandelijkse kinderbijslag berekend per leeftijdsgroep. Het resultaat van deze grafiek is een combinatie van berekeningen die evenwel mathematisch correct zijn maar toch een verkeerde interpretatie van de werkelijkheid geven. Volgens onderstaande grafiek 2 zou een kind tussen 18-24 jaar gemiddeld 15,28 EUR per maand (excl. jaarlijkse bijslag) meer ontvangen dan een kind tussen 0-5 jaar. Dit is evenwel een fictieve realiteit vermits zoals uit verdere besprekingen zal blijken het gemiddelde voor de 18-24 jarigen ongeveer evenveel bedraagt als voor de 0-5 jarigen (zie grafiek 3). Enkel wanneer het kind tot de verhoogde schalen behoort is het bedrag voor de 18-24 jarigen beduidend hoger dan voor de 0-5 jarigen. Voor de grootste categorie kinderen echter met name deze in art.40 13

die niet-gehandicapt zijn (80 procent van het totaal) is dit niet zo. Op basis van het algemeen gemiddelde zou men dus (verkeerdelijk) kunnen concluderen dat de 18-24 jarigen meer kinderbijslag ontvangen dan de 0-5 jarigen, terwijl deze stelling voor 80 procent van de kinderen eigenlijk niet opgaat. Dit komt omdat in de algemene gemiddelden geen rekening gehouden wordt met de schaal. Zoals verder zal blijken wordt het verschil tussen de 18-24 jarigen en de 0-5 jarigen in de verhoogde schalen verminderd doordat er een substantieel sociaal supplement is voor de kinderen van rang 1. Dit toont nog maar eens aan dat er altijd omzichtig moet omgesprongen worden met gemiddelden, vermits een gemiddelde altijd een fictieve realiteit is. In het volgende luik wordt daarom telkens de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag volgens schaal en leeftijd besproken. Een dergelijke basis laat toe om meer genuanceerd de gemiddelde kinderbijslag per leeftijd te analyseren. Verder in de studie wordt in het luik rond de spreiding van de bedragen trouwens het volledige detail geanalyseerd. Grafiek 2: De maandelijkse kinderbijslag per kind per leeftijd voor niet-gehandicapte kinderen 31 december 2008 180,00 160,00 140,00 120,00 100,00 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00 jaarlijkse bijslag/12 140,06 4,42 6,19 164,40 167,96 155,33 0 5 6 11 12 17 18 24 2,08 Bron: RKW 14

1.3 De gemiddelde maandelijkse kinderbijslag per schaal volgens leeftijd 1.3.1 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep art.40 KBW De kinderbijslag voor kinderen in de gewone schaal art.40 KBW is gemiddeld slechts 0,62 EUR hoger voor een kind van 18-24 jaar dan voor een kind van 0-5 jaar. Als ook rekening gehouden wordt met de jaarlijkse bijslag dan bedraagt het verschil 2,70 EUR. Toch kan op basis van grafiek 3 niet gesteld worden dat de kinderbijslag progressief stijgt naarmate de leeftijd van het kind toeneemt. De gemiddelde bijslag is immers het hoogst voor kinderen van 6-11 jaar gevolgd door de kinderen van 12-17 jaar. De oorzaak van deze verschillen is de rangverdeling en de leeftijdsbijslag. Kinderen tussen 0-5 jaar hebben een relatief hoge kans om rang 1 te hebben en dus de laagste basisbijslag te ontvangen (48,99 %) en bovendien ontvangen ze ook geen leeftijdsbijslag. Het gaat hier vooral om kinderen van jonge gezinnen met een eerste kind. Voor de groep 0-5 jarigen is het ontbreken van een leeftijdsbijslag de belangrijkste reden voor de lage uitgekeerde bedragen. Daarnaast hebben de oudste kinderen logischerwijs de hoogste kans om rang 1 te zijn. Ondanks het feit dat de kinderen van 18-24 jaar gemiddeld een hogere leeftijdsbijslag ontvangen, wordt dit effect volledig tenietgedaan doordat ze veel vaker tot de categorie rang 1 behoren (82,39 %), wat een lagere gemiddelde kinderbijslag als gevolg heeft. Dit betekent in de praktijk echter wel dat voor kinderen voor wie de kost het hoogst is (vb. tijdens de hogere studies) de kinderbijslag vaak tot de laagst uitgekeerde kinderbijslag in het stelsel behoort. Dit wordt duidelijk geïllustreerd aan de hand van het volgende voorbeeld. Stel bijvoorbeeld een gezin met twee kinderen, respectievelijk van 18 en 22 jaar. Als beide kinderen in het gezin zijn, bedraagt de gemiddelde bijslag (excl. jaarlijkse bijslag) per maand 162,12 EUR per kind voor dit gezin (in 2008). Als het oudste kind stopt met studeren daalt de kinderbijslag voor het overblijvende kind naar 114,52 EUR, wat op maandbasis een financieel verlies betekent van 47,60 EUR per kind ten opzichte van het gemiddelde per kind als er nog twee kinderen waren. Dit is echter in de hypothese dat het overblijvende kind een beschermde leeftijdsbijslag van 31,12 EUR ontvangt. In de toekomst 9 zal voor kinderen geboren na 1996, in dergelijk geval het overblijvende kind slechts 108,90 EUR per maand ontvangen, wat een daling betekent voor dit gezin met 53,22 EUR op maandbasis. 9 De kinderen die rang 1 worden ter vervanging van een ouder en geboren zijn tussen 1 januari 1991 en 31 december 1996 ontvangen de beschermde leeftijdsbijslag. Voor de kinderen die later geboren werden zal deze beschermde leeftijdsbijslag niet gelden en zal de gehalveerde leeftijdsbijslag van 25,50 EUR van toepassing zijn in plaats van de beschermde leeftijdsbijslag van 31,12 EUR. 15

In 2015 zou de gemiddelde maandelijkse bijslag voor de 18-24 jarigen (inclusief jaarlijkse bijslag van 8,33 EUR (=100,01/12)) per kind 136,19 EUR 10 bedragen tegenover 135,05 EUR in 2008 (incl. 2,08 jaarlijkse bijslag (=25/12)). Dus ondanks het feit dat de jaarlijkse bijslag met 75 EUR zal stijgen tegen 2012, zal dit tegen 2015 slechts een netto meerwaarde effect op de gemiddelde kinderbijslag voor een 18-24 jarige hebben van 1,14 EUR per maand. Hierdoor zal het reële voordeel van de jaarlijkse bijslag afgeroomd worden (ten opzichte van 2008) naar ongeveer 14 EUR op jaarbasis. De impact van de halvering is dus vrij groot bij de 18-24 jarigen, omdat op basis van de statistieken blijkt dat 82,39 procent van alle 18-24 jarigen in de gewone schaal behoren tot rang 1. Binnen het totaal van de gewone schaal is slechts 56,96 procent van de kinderen rang 1. Nagenoeg alle kinderen van 18-24 jaar van rang 1 zullen dus onderworpen zijn aan de halvering van de leeftijdsbijslag, tenzij ze rang 1 geworden zijn ter vervanging van een ouder kind en voldoen aan de voorwaarden. In de praktijk kan de maatregel van het toepassen van de beschermde leeftijdsbijslag voor een kind dat rang 1 wordt ter vervanging van een ouder kind, de daling van de maandelijkse bijslag beperken. Men zou er kunnen vanuit gaan dat een kind tussen 18-24 jaar meer kans heeft om rang 1 te zijn geworden ter vervanging van een ouder kind. Maar vanaf 2021 zal deze maatregel echter uitgedoofd zijn en zal de toepassing van de volledige halvering zonder beschermde categorieën van toepassing zijn op de 18-24 jarigen en zal de uitholling van het effect van de jaarlijkse bijslag zoals hierboven beschreven onherroepelijk een feit zijn. 10 De waarde van de jaarlijkse bijslag in 2015 werd berekend tegen dezelfde spilindex als deze geldend in 2008 (108,34), om een betrouwbare vergelijking mogelijk te maken. 16

Grafiek 3: De maandelijkse kinderbijslag per kind voor niet-gehandicapte kinderen in de gewone schaal art.40 KBW 31 december 2008 160,00 155,00 150,00 145,00 140,00 135,00 130,00 125,00 120,00 115,00 jaarlijkse bijslag/12 kinderbijslag 4,42 6,19 153,15 152,01 2,08 132,36 132,97 0 5 6 11 12 17 18 24 Bron: RKW De bovenstaande cijfermatige analyse vertrekt uiteraard vanuit de positie van het kind zelf en houdt geen rekening met de gezinsdimensie. In de praktijk kan het voorkomen dat het oudste kind in een gezin inderdaad een vrij laag bedrag krijgt maar dit kan gecompenseerd worden door het feit dat er meerdere kinderen in het gezin zijn, waardoor de totale uitbetaalde kinderbijslag per kind binnen dit gezin toch hoger ligt. Vanuit dit perspectief zijn het dus vooral de gezinnen met slechts één kind die heel weinig kinderbijslag ontvangen. Deze groep vormt eigenlijk de groep die in termen van erosie van de waarde van de kinderbijslag het zwaarst getroffen wordt. Op basis van extrapolaties 11 is het mogelijk om deze kwetsbare groep in kaart te brengen. Uit deze extrapolatie blijkt dat de groepen die gemiddeld de laagste kinderbijslag (0-5 jarigen en 18-24 jarigen) ontvangen, bovendien ook het vaakst behoren tot gezinnen met slechts 1 kind, waarbij de ontwaarding van de kinderbijslag rang 1 niet kan gecompenseerd worden door andere kinderen in het gezin die een hogere rang ontvangen. Binnen de gewone schaal zijn er 460.207 kinderen tussen 0-5 jaar en hiervan behoren er 142.210 tot een gezin waarin ze ook effectief het enige kind zijn. De kinderbijslag voor deze gezinnen bedraagt op maandbasis slechts 83,40 EUR. Dit effect wordt slechts in minieme mate gecompenseerd door het kraamgeld. Indien de waarde van het kraamgeld zou worden meegerekend in de kinderbijslag die voor deze groep wordt uitbetaald, verdeeld over 0 tot en met 5 jaar, dan zou de kinderbijslag nog altijd slechts 99,09 EUR 11 Op basis van gegevens uit het kadaster van de kinderbijslag 17

per maand bedragen. Dit betekent dat voor deze gezinnen de kinderbijslag vrij laag is, zelfs als rekening gehouden wordt met het kraamgeld. Voor de 18-24 jarigen ten slotte geldt dat het percentage van deze groep waarbij zij het enige kind in het gezin zijn, kan geraamd worden op 36,76 procent. Omgerekend naar de 18-24 jarigen in de gewone schaal betekent dit dat 83.717 kinderen alleen zijn in het gezin en dus enkel de basisbijslag ontvangen (83,40 EUR) en de leeftijdsbijslag. Dus op een moment deze kinderen vaak hogere studies aanvangen en de kosten hoog oplopen, is de uitgekeerde kinderbijslag vrij laag. Het aandeel kinderen in de andere leeftijdsgroepen, 6-11 jaar en 12-17 jaar, die alleen zijn in het gezin, is lager dan bij de 0-5 jarigen en de 12-17 jarigen vermits deze groep meer kans heeft om op te groeien in een gezin waarin er nog meerdere jongere of oudere kinderen zijn. Gecumuleerd over alle leeftijdsgroepen zijn er in de gewone schaal ruim 400.000 gezinnen voor wie de basiskinderbijslag slechts 83,40 EUR bedraagt. Deze gezinnen en kinderen zijn het hardst getroffen door de erosie van de waarde van de kinderbijslag. 1.3.2 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.42bis KBW Binnen de schaal art.42bis KBW is de gemiddelde kinderbijslag voor de jonge kinderen 0-5 jaar een stuk lager dan voor de oudere kinderen. Desondanks ontvangt ook in deze groep de oudste leeftijdsgroep gemiddeld minder dan de tussengroepen 6-11 jaar en 12-17 jarigen. Dus net als in de gewone schaal kan ook hier niet gesteld worden dat de kinderbijslag progressief stijgt naarmate de leeftijd van het kind toeneemt. De verhouding tussen de leeftijdsgroepen is in de schaal art.42bis KBW evenwel verschillend in vergelijking tot de schaal art.40 KBW. Dit komt omdat het sociaal supplement art.42bis voor het kind van eerste rang vrij hoog is. Dit hoge supplement neutraliseert in zekere mate het negatief effect van het feit dat de basisbijslag voor het kind van eerste rang het laagst is. Het hoge supplement art.42bis voor een kind van rang 1 is dus een vrij efficiënt instrument om de erosie van de kinderbijslag te compenseren. De hogere leeftijdsbijslag (niet-gehalveerd) en het hoge sociaal supplement voor een kind van rang 1 compenseren in ruime mate het feit dat de kinderen van 18-24 jaar vooral tot rang 1 behoren en dus een lagere basisbijslag ontvangen. Hierdoor is het verschil tussen de 18-24 jarigen en de 6-17 jarigen vrij gering in de schaal art.42bis in tegenstelling tot de schaal art.40 (zie grafiek 3). 18

Grafiek 4: De maandelijkse kinderbijslag per kind voor niet-gehandicapte kinderen in de schaal art.42bis KBW 31 december 2008 205,00 200,00 195,00 190,00 jaarlijkse bijslag/12 kinderbijslag 4,42 197,74 6,19 198,10 2,08 191,10 185,00 180,00 175,00 176,10 170,00 165,00 160,00 0 5 6 11 12 17 18 24 Bron: RKW Het effect van de gehalveerde leeftijdsbijslag stelt zich ook niet voor de kinderen in de schaal art.42bis KBW, vermits kinderen in de verhoogde schalen niet onderworpen zijn aan de halvering. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn dan ook een stuk kleiner in de verhoogde schaal art.42bis KBW. Een kind tussen 6-17 jaar ontvangt in deze schaal gemiddeld ongeveer 198 EUR op maandbasis terwijl dit voor een 18-24 jarige ongeveer 7 EUR minder is of 191,06 EUR. In de gewone schaal echter bedraagt het geciteerde verschil tussen beide groepen ongeveer 20 EUR en dit bovendien op een veel lager gemiddeld bedrag. De reden voor dit verschil is ondermeer te wijten aan het ontbreken van het sociaal supplement in de schaal art.40 KBW en het verschil in leeftijdsbijslag. Uitgaande van de beschermde leeftijdsbijslag ontvangt een kind tussen 18-24 jaar van rang 1 in de gewone schaal 31,12 EUR leeftijdsbijslag en vanaf 2009 zal dit voor een aantal kinderen zelfs 25,50 EUR zijn. Dit laatste bedrag is minder dan de helft van wat eenzelfde kind aan leeftijdsbijslag ontvangt als het behoort tot de schaal art.42bis (56,29 EUR). 19

1.3.3 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.50ter KBW In vergelijking tot de schalen art.40 KBW en art.42bis KBW zijn de kinderen in de schaal art.50ter KBW (zie verder ook de kinderen in de schaal art.50bis KBW) eigenlijk de enige kinderen voor wie de kinderbijslag effectief progressief stijgt met de leeftijd. Dit komt opnieuw omdat de kinderen van 18-24 jaar het vaakst rang 1 zijn en dus een lagere basisbijslag ontvangen, maar in de schaal art.50ter wordt dit volledig gecompenseerd door het hoge supplement voor deze kinderen van rang 1 dat 91,35 EUR bedraagt per maand. Dit sociaal supplement in combinatie met de hoogste leeftijdsbijslag (niet onderworpen aan halvering) zorgt ervoor dat de gemiddelde leeftijdsbijslag voor kinderen van invaliden het hoogst is voor de oudste kinderen en de kinderbijslag dus effectief progressief stijgt met de leeftijd. Door het hoge supplement van rang 1 wordt het effect van de progressieve leeftijdsbijslag dus niet tenietgedaan voor de 18-24 jarigen zoals wel het geval is in de schaal art.40 KBW. Grafiek 5: De maandelijkse kinderbijslag per kind voor niet-gehandicapte kinderen in de schaal art.50ter KBW 31 december 2008 240,00 230,00 220,00 jaarlijkse bijslag/12 kinderbijslag 6,19 2,08 232,82 4,42 228,04 223,74 210,00 200,00 199,82 190,00 180,00 0 5 6 11 12 17 18 24 Bron: RKW 20

1.3.4 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.41 KBW De kinderen van éénoudergezinnen die normaal tot de gewone schaal behoren, hebben recht op een éénouderpremie onder bepaalde inkomensvoorwaarden (< 2060,91 EUR bruto gezinsinkomen). Het bedrag waarop deze kinderen recht hebben is exact hetzelfde als het bedrag waarop de kinderen (van éénoudergezinnen) in de schaal art.42bis KBW recht hebben, bovendien is ook deze groep kinderen niet onderworpen aan de halvering van de leeftijdsbijslag. De onderstaande grafiek 6 toont aan dat de resultaten voor art.41 KBW gelijkaardig zijn met de resultaten voor art.42bis KBW. Toch is er één opmerkelijk verschil, het bedrag voor de jongste kinderen is opmerkelijk lager dan bij de kinderen art.42bis KBW. De reden hiervoor is dat de kinderen van 0-5 jaar in een éénoudergezin nog vaker tot rang 1 behoren dan het geval is bij de kinderen in art.42bis KBW. Dit is te verklaren vermits ondermeer ook uit focusstudies van de RKW blijkt dat éénoudergezinnen 12 vaak heel kleine gezinnen zijn. Dit verhoogt uiteraard de kans dat het bij een kind tussen 0-5 jaar om een kind van rang 1 gaat 13 en vandaar dat ook de gemiddelde bijslag voor de kinderen tussen 0-5 jaar lager is dan bij de kinderen uit art.42bis KBW het geval is. Grafiek 6: De maandelijkse kinderbijslag per kind voor niet-gehandicapte kinderen in de schaal art.41 KBW 31 december 2008 250,00 200,00 150,00 jaarlijkse bijslag/12 kinderbijslag 163,67 4,42 6,19 2,08 192,61 197,10 197,54 100,00 50,00 0,00 0 5 6 11 12 17 18 24 Bron: RKW 12 Focus 2008-2: De eenoudergezinnen in België. 13 De kinderen tussen 0-5 jaar in de schaal art.41 KBW zijn in 55,15 procent van de gevallen van eerste rang, binnen de schaal art.42bis KBW is dit 39,97 procent van de gevallen. 21

1.3.5 Maandelijkse kinderbijslag per leeftijdsgroep schaal art.50bis KBW De laatste categorie ten slotte die aan bod komt is de categorie weeskinderen in de schaal art.50bis KBW. Vermits in deze categorie de basisbijslag gelijk is ongeacht de rang en de leeftijdsbijslag bovendien niet onderworpen is aan de halvering, is dit de enige categorie waarbij de progressiviteit van de kinderbijslag exact in kaart kan gebracht worden. Vermits de leeftijdsbijslag stijgt naarmate de leeftijd en de basisbijslag steeds dezelfde is (320,40 EUR), is in de onderstaande grafiek een toename van het bedrag waar te nemen naarmate de leeftijd van het kind stijgt. Een vergelijking met de andere schalen (zie vorige grafieken) toont duidelijk aan in welke mate er enorme verschillen zijn. Een kind tussen 18-24 jaar in de gewone schaal ontvangt maandelijks gemiddeld slechts 132,97 EUR (excl. jaarlijkse bijslag) voor een weeskind met recht op de wezenbijslag is dit 376,69 EUR, of 243,72 EUR meer op maandbasis. Op jaarbasis zou het verschil 2.924,61 EUR bedragen. Grafiek 7: De maandelijkse kinderbijslag per kind voor niet-gehandicapte kinderen in de schaal art.50bis KBW 31 december 2008 380 370 360 350 340 330 320 310 300 290 2,08 jaarlijkse bijslag /12 376,69 6,19 kinderbijslag 364,67 4,42 349,38 320,4 0 5 6 11 12 17 18 24 Bron: RKW 22

1.3.6 Overzichtstabel verschillen gemiddelde per schaal en leeftijd Om de bespreking van de gemiddelden op een genuanceerde manier te kunnen realiseren werd de bespreking opgesplitst per schaal en leeftijd. In onderstaand schema 3 worden de resultaten van deze analyses per schaal en leeftijd samengevat weergegeven. In het schema werd ook telkens toegevoegd wat het aantal kinderen per specifieke doelgroep was, op basis waarvan de gemiddelden berekend werden. Deze tabel laat toe om op een snelle manier kruisvergelijkingen tussen de verschillende schalen te maken op basis van de leeftijd en de schaal waartoe de kinderen behoren. De oorzaken van deze verschillen werden uitvoerig toegelicht in de gedetailleerde bespreking per schaal. De jaarlijkse bijslag werd in dit schema niet meegerekend. De waarden voor de jaarlijkse bijslag (geldend in 2008) waren op jaarbasis 53,06 EUR voor de kinderen van 6-11 jaar, 74,29 EUR voor de kinderen van 12-17 jaar en 25 EUR voor de kinderen van 18-24 jaar. In 2009 was dit respectievelijk 54,12 EUR, 75,77 EUR en 50 EUR. Ook de 0-5 jarigen ten slotte verkregen in 2009 een jaarlijkse bijslag van 25,50 EUR Schema 3: Overzicht van de gemiddelde maandelijkse kinderbijslag (excl. jaarlijkse bijslag) per leeftijd en schaal voor kinderen < 25 jaar schaal art.40 art.42bis art.41 art.50ter art.50bis 0-5 jr. 132,36 176,10 163,67 199,82 320,40 aantal 459.834 56.444 17.999 13.546 1.513 6-11 jr. 153,15 197,74 192,61 223,74 349,38 aantal 410.468 56.500 22.280 18.683 5.383 12-17 jr 152,01 198,10 197,10 228,04 364,67 aantal 401.911 56.934 24.220 25.735 12.419 18-24 jaar 132,97 191,10 197,54 232,82 376,69 aantal 228.532 29.093 10.821 13.679 11.593 totaal 1.877.527 totaal gem. 156,85 1.500.745 198.971 75.320 71.643 30.848 143,40 190,73 187,85 222,50 364,32 Bron: RKW 23

1.4 De spreiding van de maandelijkse kinderbijslag voor niet- gehandicapte kinderen In de vorige berekeningen werd steeds vertrokken vanuit de gemiddelden op basis van de leeftijdsgroepen en de schaal. Dit geeft op een snelle en eenvoudige manier een idee van de hoogte van de kinderbijslag en de verschillen tussen leeftijdsgroepen en de schalen. Toch is dit onvoldoende om de spreiding accuraat in kaart te brengen. Met de spreiding wordt bedoeld in welke mate de frequentie van de bedragen verdeeld is tussen het laagste en het hoogste toegekende bedrag. Een gemiddelde verbergt immers het feit dat er honderdduizenden kinderen zijn die minder dan 100 EUR kinderbijslag per maand ontvangen en geeft bovendien géén indicatie hoe de bedragen verdeeld zijn rondom het gemiddelde. Daarom zal in dit hoofdstuk het volledige detail van de spreiding van de kinderbijslagbedragen worden geanalyseerd vanuit het perspectief van de individueel toegekende bedragen per kind en niet vanuit het perspectief van de gemiddelde bijslag per schaal of leeftijd. In een eerste fase zal gewerkt worden op basis van een algemeen overzicht van alle bedragen. De bespreking zal zich hier beperken tot de hoofdlijnen en een analyse van de spreiding. De bedoeling van dit deel is om in kaart te brengen hoeveel kinderen meer of minder dan het gemiddelde ontvangen en wat hun kenmerken zijn. In deze fase is het onmogelijk om diepgaand in te gaan op de achterliggende verschillen omwille van het grote aantal mogelijke combinaties. In een tweede fase wordt de spreiding van de kinderbijslag apart besproken per schaal analoog aan de bespreking van de gemiddelde bijslag per schaal. Het beperktere aantal combinaties maakt het hier mogelijk om de analyse diepgaander te voeren. In deze fase van de studie wordt om methodologische redenen nog altijd geen rekening gehouden met de gehandicaptenbijslag, vermits de informatie ontbreekt om alle individuele combinaties te berekenen. De gehandicaptenbijslag zal wel op algemeen niveau meegerekend worden in het volgende hoofdstuk. Het algemene doel van dit deel is een beeld te geven van hoeveel kinderen meer of minder ontvangen dan een bepaald bedrag en waar relevant de beschikbare kenmerken (rang, leeftijd,schaal, ) van deze kinderen te analyseren. In de tabellen is ook telkens onderaan het gedeelte dat betrekking heeft op de jaarlijkse bijslag (omgerekend naar maandbasis) apart vermeld. Op die manier kan er vlot een onderscheid gemaakt worden tussen het gedeelte jaarlijkse bijslag en het gedeelte van de reële maandelijkse bijslag. Het volledige detail van de berekeningen is terug te vinden in tabel 1 in bijlage. 24

1.4.1 spreiding van de algemene kinderbijslag Op basis van de rang, de leeftijd, de schaal en de éénouderpremie zijn voor de nietgehandicapten van minder dan 24 jaar 62 verschillende typecombinaties mogelijk 14. Deze typebedragen en hun frequentie werden opgenomen in grafiek 8. Een aantal bedragen hiervan zijn dezelfde voor twee verschillende typebedragen. Zo ontvangt bijvoorbeeld een kind van 0-5 jaar rang 1 in de schaal art.42bis exact hetzelfde bedrag als een kind van 0-5 jaar in de categorie art.41. In de onderstaande grafiek 8 werd gewerkt op basis van typebedragen om het onderscheid te kunnen maken tussen de rechthebbende/bijslagtrekkende die het bedrag ontvangt uit hoofde van zijn hoedanigheid als werkloze of uit hoofde van zijn hoedanigheid als alleenstaande ouder. Als het bedrag zou genomen worden als basis zou dit onderscheid verloren gaan en is er dus ook een verlies van informatie achteraf bij de interpretatie. Ter verduidelijking dient ook vermeld te worden dat het aantal mogelijke combinaties niet stabiel is. Door de maatregel inzake de halvering van de leeftijdsbijslag komen sommige bedragen niet meer voor en andere bedragen zijn pas vanaf een bepaald jaar mogelijk, doordat bijvoorbeeld een bepaalde geboortecohorte is doorgeschoven in de leeftijdsstructuur. De berekende combinaties hebben dan ook enkel betrekking op het dienstjaar 2008. De verschillende bedragen zoals weergegeven in grafiek 8 vertrekken van de volledige 62 15 combinaties (tabel met aantallen en bedragen zie bijlage 1). In realiteit zijn er minder dan 62 verschillende bedragen mogelijk zijn vermits een aantal bedragen zoals vermeld hetzelfde zijn. Deze 62 combinaties (zie grafiek 8) zijn goed voor ongeveer zo n 98,17 procent van de rechtgevende kinderen en geven dus een heel gedetailleerd en betrouwbaar beeld van de spreiding van de kinderbijslag. In de grafiek zijn in totaal 63 bedragen weergegeven omdat het gemiddelde ook als waarde wordt meegegeven in de tabel. Dit gemiddelde is uiteraard geen reëel voorkomend bedrag. Maar door het opnemen van het gemiddelde kunnen de andere bedragen wel gesitueerd worden ten opzichte van het algemeen gemiddelde van de maandelijkse kinderbijslag. 14 In deze berekeningen werd geen rekening gehouden met de bedragen in de bilaterale schalen voor buiten het Rijk opgevoede kinderen. Ook het art.70ter KBW betreffende de geplaatste kinderen werd niet meegenomen omdat thans het statistische materiaal nog ontbreekt om de aantallen verbonden aan de correcte combinaties te berekenen. 15 Het bedrag inclusief jaarlijkse bijslag is een bedrag dat in principe in de realiteit niet kan voorkomen vermits de jaarlijkse bijslag herrekend werd naar maandniveau, zoals in het vorige deel van de studie. 25