Kleuren in bloemstukken Vooruitblik op de praktijk Kleuren kiezen Als je een bloemstuk maakt, kun je niet altijd de kleuren gebruiken die je mooi vindt. Ten eerste moet je rekening houden met het soort stuk dat je gaat maken. Zo gebruik je in een voorjaarstuk felle kleuren, maar in een rouwstuk juist rustige kleuren. Ten tweede speelt de plaats waar het stuk komt te staan een rol. Een tafelschikking hoort te passen bij de kleur van het tafellaken en de servetten. En in een boeket voor een kennis gebruik je bloemen die qua kleur passen bij de inrichting van het huis. Ten derde wordt de kleur bepaald door de gelegenheid waarvoor je het stuk maakt. In bloemstukken voor Kerstmis zitten vaak rode en groene materialen, in stukken voor Pasen gele en voor Valentijnsdag rode. Tot slot moet de kleur passen bij de persoon voor wie het stuk bedoeld is. Zo pas je de kleuren van een bruidsboeket aan bij de kleding van het bruidspaar. Zelftoets 1. Welke vier factoren zijn bepalend voor de kleuren in een bloemstuk? 2. Welke kleuren gebruik je in een voorjaarsstuk? 3. Welke kleuren horen bij Kerstmis en Pasen? 4. Waar is bepalend voor de kleur van de bloemen in een bruidsboeket? 5. Wat zijn secundaire kleuren? 6. Noem drie warme kleuren. 7. Wat voor gevoel roepen blauw en paars op? 8. Met welke primaire kleuren maak je groen? 9. Speelt de kleur van de pot ook een rol bij de keuze van de kleur bloemen? Leg uit waarom wel of niet. 10. Welke kleur komt vrijwel in elk bloemstuk voor en wat voor gevoel roept deze kleur op? Kleuren en gevoel Rood, geel en blauw zijn primaire kleuren. Je kunt ze niet maken door andere kleuren met elkaar te mengen. Oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren. Deze kleuren kun je maken door twee primaire kleuren te mengen. Kleuren roepen vaak een gevoel op. Zo worden rood, oranje en geel als warm ervaren. Blauw en paars zijn koele kleuren. Wit, zwart en groen zijn neutrale kleuren die rust uitstralen. Als je veel kleuren (meer dan vijf) gebruikt in een stuk, maakt dat het stuk druk. Een stuk met weinig kleuren doet rustig aan. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 1
Kleuren in bloemstukken Antwoorden bij de zelftoets 1. Welke vier factoren zijn bepalend voor de kleuren in een bloemstuk? Vier factoren die bepalend zijn voor de kleuren in een bloemstuk zijn het soort stuk, de plaats waar het stuk komt te staan, de gelegenheid waarvoor het bedoeld is en de persoon waarvoor het stuk bedoeld is. 2. Welke kleuren gebruik je in een voorjaarsstuk? In een voorjaarsstuk gebruik je felle kleuren. 3. Welke kleuren horen bij Kerstmis en Pasen? Bij Kerstmis horen de kleuren rood en groen, bij Pasen de kleur geel. 4. Waar is bepalend voor de kleur van de bloemen in een bruidsboeket? Bepalend voor de kleur van de bloemen in een bruidsboeket is de kleding van het bruidspaar. 5. Wat zijn secundaire kleuren? Oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren. Ze zijn te maken door twee primaire kleuren te mengen. 6. Noem drie warme kleuren. Rood, oranje en geel zijn warme kleuren. 7. Wat voor gevoel roepen blauw en paars op? Blauw en paars roepen een gevoel van koelte op. 8. Met welke primaire kleuren maak je groen? Groen maak je met de primaire kleuren geel en blauw. 9. Speelt de kleur van de pot ook een rol bij de keuze van de kleur bloemen? Leg uit waarom wel of niet. Ook de kleur van de pot speelt een rol bij de keuze van de kleur bloemen. Bloemen en pot moeten bij elkaar kleuren. 10. Welke kleur komt vrijwel in elk bloemstuk voor en wat voor gevoel roept deze kleur op? De kleur die vrijwel in elk bloemstuk voorkomt, is groen. Deze kleur straalt rust uit. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 2
Kleuren in bloemstukken Uitvoering Benodigdheden Diverse kleuren servetten Groenblijvend materiaal zoals conifeer, laurierkers of buxus Bloemendraad Pot (diameter ± 12 cm) Steekschuim of scherp zand Mesje Draadtang of allesknipper 2 Neem een laagje en vouw het dubbel. Vouw vervolgens het laagje nog een keer dubbel. Pak het laagje bij de dichte kant vast en plooi deze al ronddraaiend samen. Pak een bloemendraad en draai deze vier tot vijf keer om de onderkant. Maak zo zes tot negen bloemen. Stappenplan Kies een gelegenheid, bijvoorbeeld: Valentijn Geboorte jongen of meisje Lente Pasen Koninginnedag Herfst Winter Kerstmis Bedenk welke kleuren er bij die gelegenheid horen. Pak per kleur één servet. Gebruik maximaal drie servetten. Haal voorzichtig de verschillende laagjes van elk servet los. Snijd tien tot vijftien takjes groen op dezelfde lengte af als het dubbelgevouwen servet. Draai draad om de takjes. Knip met de draadtang het bloemendraad 5 cm (ongeveer duimlengte) onder de servetten en de groentakjes af. 1 3 4 Vul de pot met scherp zand of steekschuim tot 1 cm onder de rand. Prik de servetbloemen en het groen in het zand of steekschuim. Maak een mooie kleurenverdeling. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 3
Biedermeier maken Vooruitblik op de praktijk Historie Biedermeier De naam Biedermeier komt uit Duitsland. Van 1810 tot 1850 waren bepaalde kleding, boeketten en meubels in de mode bij de rijke burgers. De dames droegen kleurige luifelhoeden met linten. De boeketten bestonden uit vast tegen elkaar gebonden bloemen, met veel linten. De meubels hadden spitse pootjes. De gordijnen en het behang waren bedrukt met kleine bloemen. Alles zag er tuttig uit. Daarom kreeg het de naam Biedermeier. Dat betekent namelijk: braaf en rechtschapen. Vorm Biedermeiers zijn heel lang in de mode gebleven. Tegenwoordig worden ze nog steeds gemaakt en verkocht. Het zijn rond gestoken boeketten. Zo n stukje kun je van alle kanten bekijken. Het heeft geen voorof achterkant. Het is daarom een alzijdig bloemstuk. Zelftoets 1. Uit welke tijd en welk land komt de naam Biedermeier? 2. Geef een beschrijving van een woning uit de tijd dat de biedermeierstijl in de mode was. 3. Bij welke mensen was de biedermeierstijl vooral populair? 4. Wat betekent het woord biedermeier? 5. Welke vorm heeft een biedermeier? 6. Hoe noem je een bloemstukje dat je van alle kanten kunt bekijken, dat dus geen voor- of achterkant heeft? 7. Noem drie manieren om een halve bol te krijgen. 8. Waarom moet het steekschuim boven het bakje uitsteken? 9. Voordat je het groen en de bloemen in het steekschuim steekt, moet je de onderste 3 cm ontbladeren. Waarom is dat nodig? 10.Waarom zijn grillig gevormde bloemen niet geschikt om in een biedermeier te gebruiken? Richtlijnen Om een halve bol van bloemen en blad te krijgen, is het belangrijk dat: het steekschuim 1 tot 2 centimeter boven de rand van het bakje uitsteekt (je kunt dan ook horizontaal steken); alle groene takjes en bloemen op dezelfde lengte worden afgesneden. Door ronde, platte of bolvormige bloemen of bessen te gebruiken kun je de ronde vorm nog meer benadrukken. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2006 1
Biedermeier maken Antwoorden bij de zelftoets 1. Uit welke tijd en welk land komt de naam Biedermeier? De biedermeierstijl was mode van 1810 tot 1850 in Duitsland. 2. Geef een beschrijving van een woning uit de tijd dat de biedermeierstijl in de mode was. In de woningen in biedermeierstijl stonden meubels met spits toelopende pootjes. Op het behang en de gordijnen zaten kleine bloemetjes. 3. Bij welke mensen was de biedermeierstijl vooral populair? De biedermeierstijl was vooral geliefd bij de rijke mensen. 4. Wat betekent het woord biedermeier? Biedermeier betekent braaf en rechtschapen. 5. Welke vorm heeft een biedermeier? Een biedermeier heeft een ronde vorm. Je kunt ook zeggen dat het een halve bol is. 6. Hoe noem je een bloemstukje dat je van alle kanten kunt bekijken, dat dus geen voorof achterkant heeft? Een stukje dat je van alle kanten kunt bekijken noem je alzijdig. 7. Noem drie manieren om een halve bol te krijgen. Je krijgt een halve bol door: 1. het steekschuim 1 tot 2 cm boven het bakje uit te laten steken; 2. alle steeltjes van het groen en de bloemen even lang te maken; 3. ronde, platte of bolvormige materialen te gebruiken. 8. Waarom moet het steekschuim boven het bakje uitsteken? Als het steekschuim boven het bakje uitsteekt, kun je ook horizontaal steken. 9. Voordat je het groen en de bloemen in het steekschuim steekt, moet je de onderste 3 cm ontbladeren. Waarom is dat nodig? Als je de onderste centimeters van het materiaal niet ontbladert, krijg je grote gaten in het steekschuim waar de takjes zo uit kunnen vallen. Ontbladeren is dus voor de stevigheid. 10.Waarom zijn grillig gevormde bloemen niet geschikt om in een biedermeier te gebruiken? Grillig gevormde bloemen zijn niet geschikt, omdat ze buiten de halve bol uitsteken. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2006 2
Biedermeier maken Uitvoering 2 Benodigdheden Schaaltje Steekschuim Scherp mesje Twee soorten blad Twee soorten bloemen Eventueel besjes, kastanjes of andere gedroogde vruchtjes Stappenplan Doe het steekschuim in het bakje. Als je wilt, kun je eerst een gietgootje in het steekschuim maken. Zorg dat het steekschuim ± 2 cm boven de rand van het bakje uitsteekt. Je kunt de scherpe kanten van het steekschuim afsnijden, zodat het blokje een beetje bol wordt. 1 3 Snijd ongeveer twintig groene takjes op dezelfde lengte. Let op: zorg dat ze ongeveer net zo lang zijn als de breedte van je schaaltje. Ontblader de onderste 3 cm. Doe hetzelfde bij de bloemen en de andere materialen die je wilt gebruiken. Zet één takje rechtop in het midden. Steek ongeveer zes takjes horizontaal in het steekschuim. Laat deze takjes op de rand van het bakje rusten. Verdeel de overige takjes zo, dat een mooie halve bol ontstaat. 4 Steek nu pas de overige materialen in het stukje. Begin met de grootste soort. Werk daarna soort voor soort af. Verdeel de materialen goed, zodat je stukje er van elke kant hetzelfde uitziet. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2006 3
Bloemschikgereedschap Vooruitblik op de praktijk Goed gereedschap is Hieronder staan de gereedschappen die je bij bloemschikken veel gebruikt. Om ze in goede staat te houden, moet je weten hoe je ze gebruikt en onderhoudt. Dat is belangrijk, want goed gereedschap is het halve werk. Mesje Een mesje gebruik je het meest. Het moet goed scherp zijn. Als het bot is, moet je teveel kracht gebruiken en kun je uitschieten. Draadtang, snoeischaar en/of allesknipper Een draadtang heeft een korte bek. Deze tang is gemaakt voor het knippen van bloemendraad. Als je er takken mee knipt, komt er ruimte tussen de twee helften Zelftoets 1. Noem drie gereedschappen die je vaak gebruikt bij het maken van een bloemstukje. 2. Leg uit waarom een bot mes niet veilig is. 3. Waarvoor gebruik je een draadtang? 4. Waarom mag je met een snoeischaar geen ijzerdraad knippen? 5. Wat mag je met een allesknipper knippen? 6. Waarvoor gebruik je een lijmpistool? 7. Waarvoor gebruikt een bloemist een schaar? 8. Hoe moet je tijdens het knippen de bek van een snoeischaar houden? 9. Welke twee gereedschappen heb je niet nodig als je een allesknipper gebruikt? 10. Waarom is goed gereedschap het halve werk? van de bek en kun je er geen draad meer mee knippen. Een snoeischaar heeft een gebogen bek. Deze gebruik je om dikke takken mee te knippen. Als je er draad mee knipt, komen er op het snijvlak kleine beschadigingen (bramen). De schaar knipt dan niet goed meer. Een allesknipper heeft een lange rechte bek. Je kunt er draad én takken mee knippen. Lijmpistool, scharen en ander gereedschap Soms gebruik je een lijmpistool. Een lijmpistool verwarmt een lijmstift tot vloeibare lijm. Met deze lijm kun je allerlei materialen vastlijmen. Een schaar gebruik je onder andere om lint te knippen. Dit kan een gewone schaar of een kartelschaar zijn. Naast de genoemde gereedschappen gebruikt een bloemist ook nog wel eens een hamer, een zaag of een schroevendraaier. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 1
Bloemschikgereedschap Antwoorden bij de zelftoets 1. Noem drie gereedschappen die je vaak gebruikt bij het maken van een bloemstukje. Bij het maken van een bloemstukje gebruik je vaak een mesje, een draadtang, een snoeischaar en/of een allesknipper. 2. Leg uit waarom een bot mes niet veilig is. Een bot mes is minder veilig, omdat je er meer kracht mee moet zetten om te snijden. Je kunt dan uitschieten en in je hand snijden. 3. Waarvoor gebruik je een draadtang? Een draadtang gebruik je om bloemendraad te knippen. 4. Waarom mag je met een snoeischaar geen ijzerdraad knippen? Al je met een snoeischaar ijzerdraad knipt, ontstaan er bramen. Dat zijn kleine beschadigingen op het snijvlak. De schaar knipt daardoor niet goed meer. 5. Wat mag je met een allesknipper knippen? Met een allesknipper mag je draad en takken knippen. 6. Waarvoor gebruik je een lijmpistool? Een lijmpistool gebruik je om een lijmstift te verwarmen tot vloeibare lijm. Met deze lijm kunnen kun je allerlei droge materialen vastlijmen. 7. Waarvoor gebruikt een bloemist een schaar? Een bloemist kan een schaar gebruiken om lint mee te knippen. 8. Hoe moet je tijdens het knippen de bek van een snoeischaar houden? Tijdens het knippen met een snoeischaar moet je de bek zo houden, dat de snoeischaar lacht. 9. Welke 2 gereedschappen heb je niet nodig als je een allesknipper gebruikt? Als je een allesknipper gebruikt, heb je geen snoeischaar en geen draadtang nodig. 10. Waarom is goed gereedschap het halve werk? Goed gereedschap is het halve werk, omdat je met goed gereedschap sneller en netter werkt. Je gebruikt minder kracht en je beschadigt met scherp gereedschap de stengels minder. ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 2
Bloemschikgereedschap Uitvoering Benodigdheden Stappenplan 3 Werkblad Fotoloco maken Spelkaart Fotoloco Mesje, draadtang, snoeischaar, allesknipper, schaar, lijmpistool Dunne takjes, dikke takken, bloemendraad, lint, lijmstift Karton Je gaat nu een collage maken. 1. Snijd of knip met het juiste gereedschap een aantal stukjes van de materialen. Gebruik het mesje, de draadtang, de snoeischaar, de allesknipper en de schaar. 1 Pak het werkblad Fotoloco maken en volg de stappen op dit werkblad. Speel de fotoloco. Gebruik daarvoor de spelkaart Fotoloco. 1. Pak het kaartje met nummer 1, dat je zonet gemaakt hebt. 2. Bekijk vraag 1 op de spelkaart. 3. Zoek op de legkaart (onder op de spelkaart) het antwoord. 4. Leg nummertje 1 op het goede antwoord. 2 2. Leg met het lijmpistool telkens een druppeltje lijm op het karton en leg daar de gesneden/geknipte stukjes op. LET OP: De lijm is heet!!! 5. Doe hetzelfde voor kaartje 2 tot en met kaartje 12. 6. Als je alle kaartjes hebt neergelegd, draai je ze allemaal dezelfde kant op om. 7. Heb je alles goed gedaan, dan zie je drie gelijke fi guren in rood, groen en blauw. 3. Schrijf bij de stukjes waarmee je ze gesneden/geknipt hebt. 8. Kloppen de fi guren niet, draai dan alle kaartjes weer terug en zoek de fout(en). ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 3
Bloemschikgereedschap Spelkaart Fotoloco Benodigdheden De 12 kaartjes die je met het werkblad Fotoloco maken gemaakt hebt. Vragen 1. Naam? 2. Naam? 3. Naam? 4. Naam? 5. Naam? 6. Naam? 7. Gebruik? 8. Gebruik? 9. Gebruik? 10. Gebruik? 11. Gebruik? 12. Gebruik? Legkaart Snoeischaar Mesje Lijmpistool Draadtang Allesknipper Schaar ROC West-Brabant / Ontwikkelcentrum 2007 4