Papier recyclen. Inlage

Transcriptie

1 Inlage

2 A1 Papier maken Voor deze opdracht heb je de volgende materialen nodig: A - 1 Drielenzige loep B - 3 Bladen viltpapier C - 1 Reinigingsdoek D - 1 Zeef E - 1 Scheprand F - Stapel oude kranten G - 1 Plastic bak H - 1 Litermaat I - 1 Deegroller J - 1 Reinigingsdoek K - 1 Roerlepel

3 A2 1. Scheur een pagina van de krant in stukjes. 2. Doe de snippers in de maatbeker. 3. Vul de maatbeker tot 750 ml met water. 4. Wanneer de krantensnippers goed doorgeweekt zijn, ga je naar de leerkracht. De leerkracht mixt de kranten en het water. Je krijgt nu een papierbrij. Dit noemen we pulp 5. Giet de pulp in de plastic bak. Giet daarna met de maatbeker nog 5 liter water erbij. Roer de vloeistof met de roerlepel, totdat de pulp gelijkmatig verdeeld is.

4 A3 1. Leg op tafel een krant en daarop één blad viltpapier klaar. Leg nog een krant en een blad viltpapier klaar. 2. Zet de zeef en de scheprand op elkaar. Zorg dat de pinnetjes in de gaatjes vallen. Hou de zeef met twee handen vast. Hou je vingers onder de rand van de zeef. Je duimen drukken vanaf de bovenkant op het raam. 2. Doe de zeef via de lange kant langzaam in de bak. Leg de zeef op de bodem. Let er wel op dat de pulp goed omgeroerd is. 4. Haal de zeef recht uit de pulp omhoog. Druk de delen van de zeef nog steeds goed tegen elkaar aan. Zo kan de pulp er niet tussendoor lopen. Zorg dat de hele zeef bedekt is met pulp.

5 A4 1. Strijk voorzichtig met de reinigingsdoek tegen de onderkant van de zeef. Maak de reinigingsdoek goed schoon. Doe dit een aantal keer. 2. Haal de scheprand van de zeef. Leg nu de zeef onderste boven op het viltpapier. 3. Ga zonder te duwen met de reinigingsdoek over de zeef. Vergeet de hoeken niet. Spoel ook hier de doek uit en doe dit een aantal keer. 4. Haal de zeef er voorzichtig af.

6 A5 1. Leg over de pulp weer een blad viltpapier en daarover een krant. 2. Rol de deegroller langzaam over de krant. Doe dit voorzichtig zodat de verschillende lagen niet wegglijden. 3. Haal de krant er na ongeveer 2 minuten vanaf. 4. Haal voorzichtig het bovenste viltpapier eraf. 5. Maak met je wijsvinger de randen van het gemaakte papier los. 6. Haal voorzichtig het gemaakte blad van het viltpapier af. Dit lukt het best met twee handen.

7 A6 1. Hang het vochtige blad aan de lijn. Doe dit met zijn tweeën (iemand houdt het papier vast, de ander zet de knijpers erop). Draag het papier voorzichtig, het papier scheurt heel snel. 2. Bekijk het blad met de drielenzige loep. Herken je nog letters? Terwijl je wacht: 3. Maak het filterpapier en de reinigingsdoek schoon. Laat deze drogen op de vensterbank of verwarming. 4. Welke mogelijkheden zijn er nog meer om het blad te laten drogen? Wanneer droogt iets sneller en wat heb je daar voor nodig? Als de materialen er zijn mag je deze gebruiken, zodat je papier ook echt sneller droogt.

8 B1 Groter papier Je kunt ook groter papier maken. Dit gaat hetzelfde als een klein vel papier. Werk t/m kaart A4 en lees dan hier verder. Leg de rand van de zeef op de rand van het viltpapier. Zodat je gemaakte papier op de rand van het viltpapier ligt. Doe vanaf kaart A3 de stappen nog een keer. Leg de zeef op het viltpapier neer. Met de rand net over het gemaakte papier. Doordat het papier aan elkaar ligt, krijg je een groter blad. Je gaat nu verder met Kaart A5. Bedenk wat je allemaal kunt doen (maken) met je gemaakte papier.

9 Watermerk Om papier met een watermerk te krijgen, heb je nodig: A) koperdraad B) naald en draad 1. Maak van de koperdraad een figuur. Het figuur mag niet groter dan de zeef zijn. 2. Naai het figuur vast op de zeef. 3. Doe nu alle stappen van de A kaarten (A1 t/m A6). 4. Hou het gedroogde papier tegen het licht. Zie je jouw tekening? 5. Hoe zou het komen dat je jouw watermerk kunt zien.

10 B3 Papier met bladeren Je kunt ook papier maken waar bladeren in zitten. Je kunt hiervoor de volgende materialen voor gebruiken: - Bloemen - Grassen - bladeren Droog de bloemen, grassen of bladeren in een pers. Leg de bladeren tussen krantenpapier in de pers. Zo wordt het vocht uit de bladeren goed opgenomen. Leg de bladeren zo, dat ze helemaal tussen de pers zitten. Ook uitstekende punten. Let erop dat de pers goed en stevig wordt vastgemaakt. Volg de A kaarten t/m A4. Wanneer je de pulp op het viltpapier hebt gelegd, leg je het gedroogde blad erop. Zeef nu weer in de pulp. En leg de pulp op het eerste blad. Je gedroogde bloem, gras of blad, ligt nu tussen twee vellen papier in. Ga daarna weer verder met kaart A5.

11 C1 Karton Je kunt ook karton maken. Dit doe je door de stappen van de A kaarten te volgen. Er zijn een paar dingen waar je op moet letten; te weten: 1. Je hebt dubbel zoveel oud papier nodig (A2). Verscheur nu 2 hele pagina s van de krant, voor één litermaat (aanvullen met water tot 750ml). 2. Om dik karton te maken, leg je meerdere bladen op elkaar. Herhaal de stappen op kaartje A4 een aantal keer. 3. Droog het karton net als het papier. Houd er wel rekening mee dat karton dikker is. Het moet dus ook langer drogen. Wat kun je allemaal met je gemaakte karton doen/ maken? Onderzoek: Heb je eigenlijk wel karton gemaakt? Doe het volgende en je weet het. Snijd uit je karton een vierkant (10 x 10 cm) Weeg je vierkant op een briefweger. Hoeveel weegt dit? Als je een vierkante meter (m²) hebt, weegt je karton 100 keer zoveel. Hoeveel zou jouw karton (of papier) dan wegen? Vergelijk jouw gewicht met deze tabel: Papier Karton g/ m² Licht papier Middelzwaar papier Zwaar papier g/ m² Halfkarton Karton Dik karton < 500

12 C2 Betere kwaliteit Wanneer je het gemaakte papier tegen het licht houdt. Zie je allemaal zwarte puntjes. Dit zijn restjes van het krantenpapier. Je kunt papier maken waarin dit niet (of minder) is. Je hebt hier extra voor nodig: A) Een steelpan B) De roerlepel C) Een gasfornuis 1. Verscheur het papier (2 pagina s van de krant). Doe dit in de maatbeker. En vul deze aan met water tot 750ml. 2. Doe dit in het steelpannetje. Laat het ongeveer 10 minuten koken. Tussendoor regelmatig roeren. 3. Laat alles goed afkoelen. 4. Je gekookte papier moet gemixt worden. Ga nu verder met kaart A2 stap 5. Vergelijk het gemaakte papier, met papier dat niet gekookt is. Zie je verschillen?