weergegeven met het symbool hfg.



Vergelijkbare documenten
Klimaatbeheersing (2)

TECHNISCHE GEGEVENS doorstromingsgegevens bepaling van de doorstromingsfactor en de doorlaatdiameter

Klimaatbeheersing (2)

Wat gaan we doen? Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen. Diagrammen van water en stoom

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Klimaatbeheersing (3)

NIVEAU 3 STOOMTECHNIEK AFVALVERBRANDING BE

De stoominstallatie met: ketel, turbine, condensor en voedingspomp. Eigenlijk wordt maar weinig energie nuttig gebruikt in een installatie:

Opgave 1 Een ideaal gas is een gas waarvan de moleculen elkaar niet aantrekken en bovendien als puntmassa s opgevat kunnen worden.

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

Hoofdstuk 4: Dampen 4.1 AGGREGATIETOESTANDEN SMELTEN EN STOLLEN SMELTPUNT. Figuur 4.1: Smelten zuivere stof

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

NIVEAU 5. STOOMTECHNIEK EPT: Proefexamen

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

p V T Een ruimte van 24 ºC heeft een dauwpuntstemperatuur van 19 ºC. Bereken de absolute vochtigheid.

Bereken het thermische rendement van een Rankine cyclus met keteldruk 180 bar en een condensatiedruk 0,05 bar.

Si-1. Programma van dit semester. 1e deel stoomtabellen 2e stoomketels. Wat is koken? een verschijnsel

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

TENTAMEN THERMODYNAMICA 1 Wb juni :00-12:00

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

en tot hetzelfde resultaat komen, na sommatie: (9.29)

VAK: Thermodynamica - A Set Proeftoets 01

Voorbeeld EXAMEN Thermodynamica OPEP Niveau 4. Vraag 1: Van een ideaal gas is gegeven dat de dichtheid bij 0 C en 1 bara, 1,5 kg/m 3 bedraagt.

Luchtvochtigheid en temperatuur

Thermodynamica - A - PROEFTOETS- AT01 - OPGAVEN.doc 1/7

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

ONDERKOELING-OVERVERHITTING. Rudy Beulens

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.

Richard Mollier ( )

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

TENTAMEN THERMODYNAMICA 1 Wb april :00-12:00

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

is een dergelijk systeem één van starre lichaam Pagina 21 3 de zin

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor?

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4

Bereken de verhouding massa van het water van het mengsel bij t = 0 s. massa van het ijs

H4 weer totaal.notebook. December 13, dec 4 20:10. dec 12 10:50. dec 12 11:03. dec 15 15:01. Luchtdruk. Het Weer (hoofdstuk 4)


aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Phydrostatisch = gh (6)

Een glas water uit de ijskast en met ijsklontjes wordt op tafel gezet. De buitenkant wordt nat. Waarom?

Opgave 2. Voor vloeibaar water bij K en 1 atm zijn de volgende gegevens beschikbaar:

jaar: 1989 nummer: 25

14/12/2015. Wegwijs in de koeltechniek voor de niet koeltechnieker. Auteur: Rudy Beulens

Hoofdstuk 2: HYDROSTATICA

Droogijs. IJskappen Antarctica smelten ongelooflijk snel Bron: www. metrotime.be

Motorvermogen,verliezen en rendementen

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur

Luchtvochtigheid. maximale luchtvochtigheid; relatieve luchtvochtigheid; vochtdeficit. Absolute luchtvochtigheid (AV)

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

- 1 - WERKEN MET STOOM. Werken met stoom

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

E1 module stoomtechniek 1

PNEUMATISCH BEDIENDE AFSLUITERS

programma woensdag 8 oktober :59

Inleiding. airconditioning, alsook industriële installaties.

MECHANICAII FLUIDO 55

Naam: Klas: REPETITIE STOFFEN EN MOLECULEN VWO (versie A)

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel]

Hoofdstuk 5: Gaswetten

Technische Thermodynamica 1, Deeltoets 2 Module 2, Energie en Materialen ( )

VACUÜMGRIJPELEMENTEN

FYSICA DM THEORIE SAMENVATTING

Vraag (1a): Bepaal de resulterende kracht van de hydrostatische drukken op de rechthoekige plaat AB (grootte, richting, zin en aangrijpingspunt).

Introductie 1) 2) 3) 4) 5) J79 - Turbine Engines_ A Closer Look op youtube: toets form 1 okt 2013

REWIC-A: Thermodynamica A : : : Opleiding Module Examenset. REWIC-A Thermodynamica A 03. Uw naam :... Begintijd :... Eindtijd :...

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie.

H7 werken met stoffen

oefenopgaven wb oktober 2003

Doel is: Verdieping m.b.v. 2 REWIC Readers en koppeling aan de natuurkunde-les. periode 3 Rendementsverbetering door aftapvoorwarming en herverhitting

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

THERMODYNAMICA 2 (WB1224)

Aardwarmte / Luchtwarmte

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

APPLICATION NOTE REGELAFSLUITERS

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

( ) -grafiek. blijkt dat de richtingscoëfficiënt: θ 1

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA. Dinsdag 25 oktober

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

Woensdag 24 mei, uur

Verdampingscondensors

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken?

De twee snelheidsconstanten hangen op niet identieke wijze af van de temperatuur.

Wat is pneumatiek? A B C. Tip Zie de woordenlijst voor een verklaring van de gebruikte uitdrukkingen.

STOOMTURBINES - A - PROEFTOETS- AT01 - OPGAVEN.doc 1/5

Warmte in de koudetechniek, een hot item

Van der Waals en Wilson. N.G. Schultheiss

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

Transcriptie:

TECHNISCHE INFORMATIE Magneetafsluiters en pneumatisch bediende afsluiters voor heet en stoomtoepassingen 9/05 TECHNISCHE INFORMATIE OVER HEET WATER EN STOOM ASCO/JOUCOMATIC biedt een breed programma magneetafsluiters en pneumatisch bediende afsluiters aan, speciaal ontworpen voor toepassingen met heet en stoom. Dit hoofdstuk beschrijft de fysische eigenschappen van de bovengenoemde media om de gebruiker in staat te stellen de geschikste produkten uit te kiezen. Wat is stoom? Zoals elk ander medium bestaat in vaste toestand (ijs), vloeibare toestand () en gasvormige toestand (stoom). In dit hoofdstuk bestuderen wij de vloeibare en de gasvormige toestand en de overgang van de ene naar de andere toestand. Als warmte-energie aan wordt toegevoerd, stijgt de temperatuur tot een bepaalde waarde waarboven niet meer in vloeibare toestand kan blijven. Deze waarde heet het verzadigingspunt. Indien men energie blijft toevoeren, gaat een deel van het over in stoom. Deze verdamping vergt een vrij grote hoeveelheid energie. Bij de overgang van vloeibare naar gasvormige toestand hebben het en de stoom dezelfde temperatuur. Omgekeerd, als de door de stoom opgeslagen energie wordt vrijgemaakt, doet zich een condensatiefenomeen voor, er vormt zich met dezelfde temperatuur als de stoom. Waarom stoom? In de industriële revolutie is men stoom gaan gebruiken voor de overdracht van energie. Van de methode om eten te bereiden, werd het gebruik van stoom snel uitgebreid tot alle industriële toepassingen die warmte nodig hadden. Stoom wordt verkregen door verdamping van, een weinig duur produkt dat in de meeste streken ter wereld overvloedig aanwezig is. De temperatuur van kan heel nauwkeurig worden geregeld door de druk ervan te wijzigen, bijvoorbeeld met magneetafsluiters. De verhouding getransporteerde energie/massa van is bijzonder gunstig en in de condensatiefase van de stoom krijgt men een aanzienlijke energiestroom (naar het verwarmde element). Vandaar dat installaties die deze warmte gebruiken, van beperkte afmetingen kunnen zijn. Vorming van stoom Om de vorming van stoom uit te leggen, gaan we uit van het volgende, ideale fictieve experiment (zie figuur 1): Een cilinder, die aan de onderzijde is gesloten, wordt omhuld met een 100% isolerend materiaal, om elk warmteverlies te voorkomen. In deze cilinder wordt 1 kg op de temperatuur van smeltend ijs (0 C) gegoten. Deze waarde zal als referentiepunt worden gebruikt in ons experiment, door er vanuit te gaan dat de hoeveelheid warmte van het op deze temperatuur (d.i. de enthalpie) gelijk is aan nul. Als het wordt blootgesteld aan een warmtebron, stijgt de temperatuur tot 100 C (de bovenzijde van de cilinder is open, zodat er op het alleen luchtdruk wordt uitgeoefend). Indien men boven deze temperatuur warmte blijft toevoegen, kan het in zijn vloeibare vorm blijven; het gaat koken en wordt omgezet in stoom. De totale enthalpie van elke kilogram vloeibaar op het kookpunt wordt soortelijke enthalpie van het verzadigde genoemd. Zij wordt weergegeven met het symbool hf. De bijkomende enthalpie die nodig is om elke kilogram om te zetten in stoom, wordt de soortelijke verdampingsenthalpie genoemd. Die wordt weergegeven met het symbool hfg. De totale enthalpie van elke kilogram stoom is dus de som van deze twee enthalpieëen. Zij wordt de soortelijke enthalpie van de stoom genoemd en wordt weergegeven door het symbool hg. Men heeft: hg = hf + hfg. Gewicht Zuiger 1 kg Energietoevoer Thermometer fig. 1 Na toevoeging van de soortelijke verdampingsenthalpie (hfg) aan de kg in onze cilinder, gaat het onder luchtdruk over in stoom. Het volume van deze stoom zal veel hoger liggen dan dat van het vloeibare (1.600 keer meer). In vloeibare toestand bevinden de moleculen zich immers veel dichter bij elkaar dan in gasvormige toestand. We kunnen stellen dat de verdamping wordt teweeggebracht door aan elke molecuul voldoende energie toe te voeren om de verbindingen tussen de moleculen te verbreken, zodat zij in de cilinder van vloeibare naar gasvormige toestand kunnen overgaan. Bekijken we nu de volgende situatie: als de op de vloeistof uitgeoefende druk stijgt, krijgen de moleculen het moeilijker zich los te maken. Er moet dus meer energie worden toegevoerd opdat de moleculen hun verbindingen kunnen verbreken en in gasvormige toestand overgaan. De temperatuur van het moet een stuk boven de 100 C worden opgevoerd om het te doen koken. Dat is net wat er in de praktijk gebeurt. Als onze fictieve cilinder was uitgerust met een zuiger zonder wrijving en er een massa op de zuiger werd geplaatst om druk op het uit te oefenen, zou de temperatuur boven 100 C kunnen worden opgevoerd voor er verdamping optreedt. 9 05 V905-05-NL-R4

Niettemin bestaat er voor een gegeven druk een temperatuur waarboven niet meer in vloeibare toestand kan blijven. Voor elke enthalpie boven de soortelijke enthalpie van het verzadigde zal een deel van de vloeistof verdampen. Als de druk op het daarentegen onder de normale luchtdruk zakt, zullen de moleculen zich gemakkelijker kunnen bevrijden. Ze zullen daar minder energie voor nodig hebben: de kooktemperatuur en de overeenkomstige enthalpie van het verzadigde zullen kleiner zijn. DEFINITIES Term voor de totale energie die een medium zoals of stoom heeft verworven naar gelang van zijn druk en temperatuur op elk ogenblik en onder bepaalde omstandigheden. Soortelijke Dit is de enthalpie (totale energie) van een eenheidsmassa (1 kg). De gebruikelijke eenheid is kj/kg. Soortelijke warmte Met deze eenheid wordt de capaciteit van een stof om warmte op te nemen gemeten. De soortelijke warmte staat voor de energiehoeveelheid (joule) die nodig is om de temperatuur van 1 kg met 1K (Kelvin) te laten stijgen, en wordt uitgedrukt in kj/ kgk. De soortelijke warmte van het is 4.186 kj/kgk. Een verhoging van de enthalpie met 4.186 kj zal de temperatuur van 1 kg dus 1K laten stijgen. Absolute en relatieve druk De theoretische toestand van het perfecte vacuüm zonder enige druk is het absolute nul. De absolute druk is dus de druk ten opzichte van het absolute nul. Zo bedraagt de door de lucht uitgeoefende druk 1.013 bar abs. op het niveau van de zeespiegel. De relatieve druk is de druk aangewezen door een standaard manometer waarmee een stoomcircuit kan worden uitgerust. Aangezien de relatieve druk gelijk is aan de overdruk ten opzichte van de luchtdruk, is de nulwaarde op een manometer van dit type gelijk aan ongeveer 1.013 bar in absolute termen. Een absolute druk van 3 bar zal dus gelijk zijn aan 1.987 bar plus 1.013 absolute bar luchtdruk. Warmte en warmte-uitwisseling Aangezien warmte een vorm van energie is, maakt ze deel uit van de enthalpie van media. Warmte-uitwisseling is de enthalpiestroom die zich voordoet tussen 2 lichamen van verschillende temperatuur die in contact met elkaar komen. van het verzadigde Veronderstellen we nu dat een ketel gevoed wordt met onder luchtdruk en bij een temperatuur van 10 C en dat het op 100 C kookt. Zoals we eerder zagen, is er 4.186 kj nodig om de temperatuur van elke kg met 1 C te doen stijgen. Als we de temperatuur van elke kg in de ketel willen doen stijgen van 10 C naar 100 C (een stijging van 90 C), dan moet de enthalpie verhoogd worden met 90 x 4.186 = 376,74 kj. Als de ketel 10.000 kg (10.000 liter) bevat, is een enthalpietoename van 376,74 kj x 10.000 kg = 3.767.400 kj nodig om dat aan de kook te brengen. Vergeten we niet dat het hier niet de enthalpie van het verzadigde betreft, maar alleen de enthalpietoename die nodig is om de temperatuur op te voeren van 10 C naar 100 C. Het vertrekpunt in de stoomtabellen is op 0 C, wat in ons voorbeeld beantwoordt aan een warmtehoeveelheid van nul (de absolute warmtehoeveelheid gemeten vanaf het absolute nulpunt op -273 C, zou uiteraard aanzienlijk zijn). De enthalpie van het verzadigde op 100 C is dus 100 x 4.186 = 418,6 kj. Verdampingsenthalpie Veronderstellen we nu dat alle stoom die in de ketel is gevormd, vrij in de lucht kan ontsnappen. Als het 100 C warm is, gaat de warmte-uitwisseling tussen de warmtebron en het voort, maar de temperatuur stijgt niet meer. De toegevoegde warmte zet het om in stoom. De enthalpie die de overgang van vloeibare naar gasvormige toestand bewerkt zonder tempertuurwijziging, wordt verdampingsenthalpie genoemd. De verdampingsenthalpie is het verschil tussen de enthalpie van het verzadigde en die van de verzadigde droge stoom. van de verzadigde stoom De enthalpie van de stoom die in onze ketel wordt gevormd, bestaat dus uit twee verschillende enthalpieën. De som van deze twee enthalpieën heet de enthalpie van de verzadigde stoom. Voor elke kg stoom op 100 C en onder luchtdruk, bedraagt de enthalpie van het verzadigde 419 kj, en de verdampingsenthalpie 2.257 kj de enthalpie van de verzadigde stoom is dus 2.676 kj. Deze waarden zijn ontleend aan de stoomtabellen. DRUK UITGEOEFEND DOOR STOOM Wij hadden het al over de term luchtdruk. Het gaat heel eenvoudig over de druk die door de atmosfeer rond de aarde wordt uitgeoefend op elk voorwerp en in elke richting. De drukeenheid is bar (1 bar = 100 kpa). Als kookt op 100 C, oefent de lucht een druk van 1,01325 bar uit. Deze waarde ligt zo dicht bij 1, dat er gewoonlijk wordt gezegd dat de luchtdruk 1 bar bedraagt. Deze benadering is in bijna alle toepassingen bruikbaar. Komen we nu terug op onze cilinder met zijn zuiger zonder wrijvingen (fig. no. 1). Als we het in de cilinder verwarmen tot er zich stoom vormt, hoopt de stoom zich onder de zuiger op totdat de druk van de stoom en de druk van het in evenwicht zijn met het zuigergewicht. Als er zich nog verder stoom blijft vormen, zal de zuiger verder in de cylinder omhoog gedrukt worden, aldus de druk constant houdend. Indien het mogelijk zou zijn om meer in de cylinder te pompen zou het peil worden gehandhaafd en zou tegelijkertijd stoom ontsnappen, waardoor de zuiger zich nog verder naar boven verplaatst. Zoals eerder al vastgesteld, zal de temperatuur van het verzadigde en van de stoom hoger liggen dan 100 C indien de cilinder of de ketel een druk heeft die hoger is dan de luchtdruk. Als de druk 10 bar absoluut bedraagt, zal de temperatuur van het verzadigde 180 C bedragen. Om deze temperatuur te bereiken, moet het een grotere enthalpie van het verzadigde krijgen. Hoe hoger de druk daarentegen wordt, des te minder verdampingsenthalpie zal nodig zijn om het verzadigde om te zetten in stoom. Bij hoge druk zijn de stoommoleculen dichter bij elkaar en hebben ze minder energie nodig om zich los te maken (want dan hebben ze al een hoog energieniveau) van het. (Bij heel hoge druk [boven 221 bar] is het energieniveau van stoommoleculen precies hetzelfde als dat van moleculen en wordt de verdampingsenthalpie nul). V905-05-2

Stoom volume Als 1 kg (1 liter) volledig wordt omgezet in stoom, is het resultaat precies gelijk aan 1 kg. stoom. Het volume dat wordt ingenomen door een gegeven massa hangt evewel af van de druk waaraan de massa onderhevig is. Onder luchtdruk neemt 1 kg stoom bijna 1,673 m 3 in. Bij een druk van 10 absolute bar zal deze kg stoom slechts 0,1943 m 3 innemen. Het volume van 1 kg stoom bij een gegeven druk heet het soortelijk volume (symbool Vg). Het volume dat een massa eenheid stoom inneemt, neemt af naar gelang de druk toeneemt (zie fig. 2) TYPES STOOM Droge en natte stoom In de stoomtabellen zien we de eigenschappen van zogenoemde verzadigde natte stoom : dit is stoom die volledig is uitgedampt, zodat alle druppeltjes vloeibaar eruit zijn verdwenen. In de praktijk bevat stoom dikwijls minuscule druppeltjes; deze stoom kunnen we geen verzadigde natte stoom noemen. In de industriële processen of voor verwarmingstoepassingen is het echter vaak van cruciaal belang dat een zo droog mogelijke stoom wordt gebruikt. De kwaliteit van stoom wordt gekenmerkt door het droogheidsaandeel, d.i. de erin aanwezige proportie volledig droge stoom. Stoom wordt vochtig als hij zwevende druppeltjes bevat. Die druppeltjes hebben geen soortelijke verdampingsenthalpie; ze hebben een bepaalde massa, maar beslaan een verwaarloosbare ruimte. Vochtige stoom neemt daarom minder volume in dan verzadigde droge stoom. Stoom is een doorzichtig gas maar de druppeltjes geven het een wit, nevelig aanzicht, doordat ze het licht weerkaatsen (de zwevende druppeltjes maken de vochtige stoom dus zichtbaar). Oververhitte stoom Zolang de stoom bevat, beantwoord de temperatuur van de verzadigde stoom aan de waarde die in de stoomtabellen wordt aangegeven voor een druk. Gaat de warmte-uitwisseling echter verder nadat alle is verdampt, dan stijgt de temperatuur van de stoom. Er wordt dan gesproken van oververhitte stoom; de temperatuur van die oververhitte stoom zal hoger zijn dan die van verzadigde stoom onder dezelfde druk. Verzadigde stoom condenseert zeer gemakkelijk op eender welk oppervlak dat een lagere temperatuur heeft. Absolute druk (bar) 20 15 10 5 0 0 1 2 Soortelijk volume - m 3 /kg Aldus vermindert de stoom zijn enthalpie, die, zoals we zagen, het grootste deel van zijn energie vormt. Indien men daarentegen de temperatuur doet dalen, verliest de oververhitte stoom een deel van zijn enthalpie. Er doet zich geen enkele condensatie voor zolang de verzadigingstemperatuur niet is bereikt. Door oververhitte stoom wordt vaak minder energie getransporteerd dan door verzadigde stoom, zelfs als de oververhitte stoom een hogere temperatuur heeft. STOOM PRODUCTIE De chemische energie in steenkool, gas of iedere andere ketelbrandstof, zet zich bij verbranding van de brandstof om in warmte-energie. Via de wand van de warmtebron van de ketel wordt deze warmte-energie overgedragen aan het. Door deze energieoverdracht stijgt de tem-peratuur van het en als het verzadigingspunt is bereikt, kookt het. De toegevoegde warmte-energie, die de temperatuur van het doet stijgen, heet de enthalpie van het verzadigde (symbool hf). Op het kookpunt wordt het verzadigd genoemd. Als de warmte-uitwisseling tussen de wand van de ketel en het doorgaat, zal door de bijkomende enthalpie die wordt geproduceerd, de temperatuur van het niet stijgen, maar zal het verdampen. Het gaat dan over van vloeibare naar gasvormige toestand. De enthalpie die deze verandering van toestand teweegbrengt, zonder verandering van temperatuur, heet de verdampingsenthalpie (symbool hfg). De stoom die in onze ketel wordt geproduceerd, bevat dus twee soorten enthalpie: de enthalpie van het verzadigde en de verdampingsenthalpie. Door die twee enthalpieën op te tellen krijgen we de enthalpie van de verzadigde stoom (symbool hg). Dan krijgen we: hf + hfg = hg. fig. 2 Figuur 3 toont de enthalpie van de verzadigde stoom onder luchtdruk. Vergelijken we dit met Figuur 4, die de gewijzigde enthalpie van de verzadigde stoom bij een hogere druk (10 bar abs.) weergeeft. Op Figuur 4 is de enthalpie van elke kg verzadigde stoom enigszins gestegen (vermeerdering met 102,1 kj). De enthalpie van het verzadigde is echter duidelijk sterker gestegen (343,8 kj), terwijl de verdampingsenthalpie gedaald is (met 247,7 kj). Daaruit leiden we af dat: l) Als de druk van stoom stijgt: - stijgt de enthalpie van de verzadigde stoom lichtjes - stijgt de enthalpie van het verzadigde - daalt de verdampingsenthalpie ll) Als de druk van de stoom daalt: - daalt de enthalpie van de verzadigde stoom lichtjes - daalt de enthalpie van het verzadigde - stijgt de verdampingsenthalpie Hoe meer de druk van de stoom dus daalt, hoe meer de verdampingsenthalpie stijgt. De vereenvoudigde grafiek van Mollier (Figuur 5) toont de overgang van naar stoom en de effecten van de verhoging van de enthalpie in elk van deze fasen. De verticale as geeft de temperatuur weer. De horizontale as beantwoord aan de enthalpie, gedeeld door de temperatuur waarop de enthalpie wordt toegevoegd. Het gebruik van deze enigszins kunstmatige coëfficiënt betekent dat de zone onder de lijnen van de grafiek, de enthalpie verte-genwoordigt. Het is dus eenvoudiger deze informatie weer te geven in een diagram dan in de stoom-tabellen. 9 05 V905-05-3

Verdampingsenthalpie 2257,0 kj Verdampingsenthalpie 2015,3 kj van verzadigde stoom 2676,0 kj van verzadigde stoom 2778,1 kj van verzadigd 419,9 kj Fig. 3 van verzadigd 762,8 kj Fig. 4 G T2 Constante druk D E Drooghieds factor F 200 T1 B 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 C Oververhitte zone 100 Verzadigde stoom A Soortelijke enthalpie van de verzadigde stoom / C Soortelijke verdampingsenthalpie Temperatuur - / C Grafiek Fig. 5 V905-05-4

Beschouwen we het punt van de grafiek waar het op 0 C geen enkele enthalpie heeft, als A. Naarmate er enthalpie wordt toegevoegd, stijgt de temperatuur langs de curve AB. Punt B is het verzadigingspunt (kookpunt) T1 voor de druk in het systeem. Van punt B tot punt C, wordt de verdampingsenthalpie toegevoegd aan de constante temperatuur. Elke bijkomende toevoeging van enthalpie boven punt C zal de temperatuur van de stoom doen stijgen tot T2. Dat is wat gebeurt tussen C en D. Het deel van de grafiek rechts van de curve, bepaald door de punten C en D, vertegenwoordigt de oververhitte stoom en T2 - T1 is de waarde van oververhitting. Als de druk van het en de stoom wordt verhoogd, krijgt men een curve van het type AEFG. CONDENSATIE VAN DE STOOM Zodra de stoom uit de ketel komt, komt hij in contact met oppervlakken die een lagere temperatuur hebben, en begint hij een deel van zijn enthalpie af te geven. In de loop van dit proces zal een gedeelte van de stoom condenseren en terugkeren naar de vloeibare toestand op dezelfde tempe-ratuur. Dit proces is precies het omgekeerde van het proces waarbij het in de ketel bij toevoer van warmte overgaat in stoom. De enthalpie die door de stoom bij het condenseren wordt vrijgemaakt komt overeen met de verdampingsenthalpie. Figuur 6 toont een vat dat wordt verwarmd door een spiraalslang. Dit soort systemen vinden we in elke installatie die gebruik maakt van stoom. Het vat is gevuld met het te verwarmen product en de stoom circuleert in de spiraalslang. Aldus geeft de stoom zijn verdampingsenthalpie af aan de wand, deze op zijn beurt geeft het door aan het te verwarmen product. Wanneer de stoom condenseert, vormt zich warm, dat naar onderen in de spriaalslang stroomt. Dit condensaat moet vervolgens worden afgetapt. Als de condensatiesnelheid hoger is dan de snelheid waartegen het condensaat wordt afgetapt, vult de onderkant van de spiraal zich met, zoals blijkt uit figuur 7. Dit fenomeen wordt verzadiging (logging) genoemd. STOOMCIRCUIT De in de ketel geproduceerde stoom moet door een buissysteem worden getransporteerd naar de plaats waar de warmteenergie nodig is. Eerst zijn er één of twee hoofleidingen of hoofdstoomleidingen die uit de ketel vertrekken en de stoom vervoeren naar de plaats waar hij zal worden gebruikt. Vervolgens is er een secundaire leiding die de stoom naar elke specifieke uitrusting voert. Wanneer men (geleidelijk) de afsluiter van de ketel opent, komt de stoom onmiddelijk uit de hoofdleiding. In het begin zijn de leidingen koud. De stoom brengt er dus zijn warmte op over. Ook de lucht die de buizen omgeeft, is kouder dan de stoom. Naarmate het circuit wordt opgewarmd, verspreidt de warmte zich in de lucht. Dit warmteverlies aan de omgeving brengt nog meer condensatie teweeg. Ongeacht of er veel of weinig enthalpie wordt verloren, het kan alleen gebeuren door condensatie van een deel van de stoom. Het dat zich bij deze condensatie vormt, stroomt naar de bodem van het leidingwerk, maar wordt ook getransporteerd door de stoom-stroom. Wanneer een ASCO/JOUCOMATIC afsluiter, die geïnstalleerd is in een systeem dat stoom transporteerd opengaat, komen delen van de afsluiter (met een lagere temperatuur) in contact met de stoom die verdampinsenthalpie afstaat en condenseert. Een continue stoomstroom loopt nu van de ketel. Om de toevoer in stand te houden, moet steeds meer stoom worden gege-nereerd. Hiertoe wordt de warmtebron voorzien van brandstof en wordt in de ketel Door spiraal verwarmd vat Door spiraal verwarmd vat gedeeltelijk verzadigd toegevoerd om het verlies van te compenseren dat in het stoomproductieproces is verdampt. Het circuit is volledig doorlopen (zie figuur 8), wanneer al het condensatie teruggekeerd is in de toevoertank van de ketel. STOOM TABELLEN Wij hebben aangegeven dat er een verband is tussen de druk van de stoom en het verzadigingspunt. Wij hebben ook gemerkt dat de enthalpie van het verzadigde, de verdampingsent-halpie en de enthalpie van de verzadigde stoom variëren en samenhangen met de druk: als de druk verandert, veranderen ook de volumes. Aangezien de enthalpiewaarden relateren aan een massa van 1 kg. worden ze soortelijke enthalpie van het verzadigde, soortelijke verdampingsenthalpie en soortelijke enthalpie van de verzadigde stoom genoemd. Deze waarden worden aangeduid in de stoomtabel hierna. Om de temperatuur van de verzadigde stoom te berekenen bij een gegeven absolute druk, wordt de volgende vergelijking gebruikt: T = (Pa 0,26 ) x 100 ( C) Pa = absolute druk Fig. 6 Fig. 7 9 05 V905-05-5

Stoom Bak Bak Proces vat Stoom Systeem van herverwarming van de omgeving Stoom Water toevoer Voedingspomp Kuip Toevoertank Condensatie STOOMDEBIET Door de aard van de stoom moeten bij de berekening van de grootte van de circuitleidingen bepaalde regels in acht worden genomen. Wanneer de stoom door de leiding stroomt, treed als gevolg van de wrijving op de leidingwanden drukverlies op. Om dit verlies en de ermee gepaard gaande aantasting/slijtage te beperken, moet de stoomsnelheid in overeenstemming met de volgende warden worden gehouden: Hoofdstoomleiding Leiding secundaire stoom Gebruiksstoomleiding Leiding condensatie Q A x 3600 : 20-40 m/s : 15-20 m/s : 10-15 m/s : 15 m/s De snelheid van de stoom wordt berekend met de volgene vergelijking: Q = Qm x Vg (m 3 /s) V = Snelheid van de stoom (m/s) Q = Volumieke doorstroming (m 3 /h) Qm = Massadebiet van de stroming (kg/h) Vg = Massa volume van de stoom (m 3 /kg) A = Doorsnede leidingwerk (m 2 ) Met een leidingsysteem met doorsnede 1cm 2 (12,7 mm diameter), onder een druk van 1 bar relatief, kan 10 kg stoom per uur worden getransporteerd bij een snelheid van ongeveer 25 m/s. Met het oog op de goede werking van de indirect werkende magneetafsluiters, is het belangrijk het minimale massadebiet te kennen voor werking van de afsluiter. Het massadebiet wordt uitgedrukt in kg/u en wordt berekend met de volgende vergelijking: Qm = Kv x Fg m (kg/h) Kv = doorstroomfactor (m 3 /u) Fg m = coëfficiënt grafiek (kg/m 3 ) DRUKVERLIES DOOR DE AFSLUITER (bar) Fig. 8 Een indirect werkende magneetafsluiter met een doorstroomfactor van 4,3 (m 3 /u) en een minimaal werkdrukverschil van 0,35 bar wordt gebruikt op een stoomsysteem van 6 bar relatief. Voor de bovenvermelde toepassing wordt de minimale massa-doorstroming Qm als volgt berekend: Selecteer in figuur 9 verticaal de toevoerdruk van 6 bar relatief; daarna horizontaal naar rechts verplaatsen tot men de drukvalcurve van 0,35 bar tegenkomt; onder dit punt ligt de waarde 35 op schaal Fgm (in absis). Qm = 4,3 x 35 = 150,5 kg/u Deze waarde beantwoordt aan de minimale massa-doorstroming die de leiding moet transporteren. Als het debiet kritiek is of niet is bereikt wordt, neemt men een afsluiter met een lagere doorstroomfactor (Kv). PDRUKBEREIK 1A 10 bar DRUK AAN DE INGANG VAN DE AFSLUTER (manometrisch) DEBIETGRENSCURVE - NIET LEZEN BUITEN DEZE CURVE 0 0,6 1,2 1,8 2,4 3,0 3,6 4,2 4,8 5,4 6,0 6,6 GRAFIEK FACTOR Fgm (m 3 /h) 7,2 7,8 8,4 9,6 GRAFIEK FACTOR Fgl (l/min) fig. 9 V905-05-6

9 05 V905-05-7 Soortelijke enthalpie Massavolume van de stoom (Vg) m 3 /kg Stoom (hg) kj/kg Verdamping (hfg) kj/kg Water (hf) kj/kg Temperatuur C Absolute druk bar abs Relatieve druk bar rel. 0,050 0,500 1,013 1,113 1,213 1,363 1,513 1,713 2,013 2,513 3,013 3,513 4,013 4,513 5,013 5,513 6,013 7,013 8,013 9,013 10,013 11,013 0,00 0,10 0,20 0,35 0,50 0,70 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00 10,00 28,192 3,240 1,673 1,533 1,414 1,268 1,149 1,024 0,881 0,714 0,603 0,522 0,461 0,413 0,374 0,342 0,315 0,272 0,240 0,215 0,194 0,177 2.561,5 2.645,9 2.676,0 2.680,4 2.684,2 2.689,3 2.693,9 2.699,5 2.706,7 2.717,1 2.725,5 2.732,6 2.738,7 2.743,9 2.748,8 2.753,0 2.756,9 2.763,5 2.769,1 2.774,0 2.778,1 2.781,7 2.423,7 2.305,4 2.257,0 2,250,2 2.243,4 2.234,1 2.225,6 2.215,4 2.201,1 2.181,0 2.163,3 2.147,6 2.122,4 2.120,3 2.108,1 2.096,7 2.086,0 2.066,0 2.047,7 2.030,9 2.015,1 2.000,1 137,82 340,49 419,04 430,2 440,8 455,2 468,3 484.1 505,6 536,1 562,2 585,0 605,3 623,6 640,7 656,3 670,9 697,5 721,4 743,1 763,0 781,6 32,88 81,33 100,00 102,66 105,10 108,50 111,61 115,40 120,42 127,62 133,69 139,02 143,75 148,02 151,96 155,55 158,92 165,04 170,50 175,43 179,97 184,13 STOOMTABEL TECHNISCHE INFORMATIE SECTIE 9/05

ASCO/JOUCOMATIC EN STOOM Constructie met zuiger Uiterst lichte zuigers in roestvast staal of in messing die de soepele afdichting volledig ondersteunen. Garanderen een lange levensduur, zelfs voor zware stoomtoepassingen. Indirect werkende constructie met gekoppeld membraan Het membraan is mechanisch verbonden met de plunjer, waardoor werking vanaf 0 bar drukverschil mogelijk wordt. Ideaal model voor lage druk en hoge doorstroming. Constructie met vlakke sluitplaat en rechte doorlaat Deze direct werkende magneetafsluiters met vlakke sluitplaat beperken drukval, interne turbulenties en hebben een zelfreinigende werking. Constructie met schuine zitting en indirect werkende zuiger Deze magneetafsluiters maken met relatief kleine poorten een grote doorstroming mogelijk, dit alles zonder veel plaats in te nemen. Schotelklep constructie Deze kleine direct werkende magneetafsluiters met een zitting van RVS hebben een lange levensduur, zelfs voor zware stoomtoepassingen. Zuigerbediende constructie Ideale afsluiters voor toepassingen met hoge druk en grote doorstroomfactor. De zuiger is uitgerust met een veer die de afsluiter volledig afsluit als de stuurdruk weg valt. 1 2 V905-05-8