BROCHURE TOEPASSING ORDINANTIE 3-20 'ONTHEFFING VAN WERKZAAMHEDEN' ORDINANTIE 3-21 'ONTHEFFING VAN HET AMBT' BIJ DE KERKORDE VAN DE



Vergelijkbare documenten
BROCHURE TOEPASSING ORDINANTIES 3-20 EN 3-21 BIJ DE KERKORDE VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

De generale synode heeft in de vergadering van 9 november 2012 de volgende wijzigingen van de kerkordelijke regelingen vastgesteld:

ORD HANDLEIDING EN MODEL BESLUIT VOOR HET VERLENEN VAN APPROBATIE

Generale regeling kerkelijke rechtspraak. als bedoeld in ordinantie en 12-7

Model overeenkomst combinatie van gemeenten als bedoeld in ordinantie 2-8-2

Predikantstraktementen. Predikantspensioenen

ORDINANTIE 12 DE BEHANDELING VAN BEZWAREN EN GESCHILLEN

VERZUIMPROTOCOL PREDIKANTEN

Generale regeling voor de predikantstraktementen

CONCEPT d.d Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse Gemeente te Veenendaal

Generale regeling rechtspositie predikanten

De opheffing van het pensioenfonds predikanten.

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

Generale regeling inzake de procedure bij fusie en splitsing van rechtspersoonlijkheid bezittende onderdelen van de kerk

Protocol begeleiding en voorkoming arbeidsongeschiktheid

CLASSICALE VERGADERING PEEL- EN KEMPENLAND van de Protestantse Kerk in Nederland BESLUIT EN VOORZIENINGEN INZAKE DE VORMING VAN EEN COMBINATIE

Doel van de overgangsmaatregel

GENERALE COLLEGE VOOR DE KERKORDE

Retouradres: Postbus 8504, 3503 RM Utrecht centrale kas predikantstraktementen. Uw kenmerk Ons kenmerk Dossier Behandeld door J.

Generale regeling voor stichtingen en besloten vennootschappen van de Protestantse Kerk in Nederland. als bedoeld in ordinantie

VERZUIMPROTOCOL PREDIKANTEN

Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door J. Runherd Telefoon (030)

1. Voor hen die de opleiding tot predikant volgen (ord ) de scriba van de kleine synode.

1. Basistraktement, periodieke verhogingen en vergoedingen per 1 januari Pensioenfonds Zorg & Welzijn - Pensioenopbouw en pensioenpremie 2015

VERZUIMPROTOCOL PREDIKANTEN

Uw kenmerk Ons kenmerk Dossier Behandeld door H. Hogendoorn telefoon (030) Onderwerp

IV.9 SEKSUEEL MISBRUIK IN PASTORALE EN GEZAGSRELATIES (SMPR) B. KLACHTENREGELING BIJ SEKSUEEL MISBRUIK IN PASTORALE- EN GEZAGSRELATIES

de colleges van kerkrentmeesters en de predikanten voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland Uitvoeringsbepalingen 2016-A

Generale regeling voor de rechtspositie van predikanten

CENTRALE PLAATSELIJKE REGELING. van de Hervormde gemeente te Zwijndrecht

1. Voor hen die de opleiding tot predikant volgen (artikel 4 generale regeling preekconsent)

Met vriendelijke groet, namens het breed moderamen van de classicale vergadering Nijmegen,

Besluit tot vorming van een Protestantse Gemeente met wijkgemeenten

HERVORMDE GEMEENTE TE PIJNACKER GEREFORMEERDE KERK PIJNACKER VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

Generale regeling voor samenwerking en federatie. als bedoeld in ordinantie

JAARVERSLAG 2014 ARBEIDSVOORWAARDEN PREDIKANTEN

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

Generale regeling voor het verlenen van consent tot het leiden van kerkdiensten. als bedoeld in ordinantie 5-5-2

Concept Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de wijkgemeente Zuid-West van de Protestantse Gemeente te Veenendaal

Vastgesteld in tweede lezing door de Generale Synode:

de colleges van kerkrentmeesters en de predikanten voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland Uitvoeringsbepalingen 2012-A

Generale regeling voor de kerkmusici. als bedoeld in ordinantie 5-6

Voorstellen van het generale college voor de kerkorde ter behandeling in enige lezing

1. Inleiding Kerkorde De zes-jaarlijkse stemming overeenkomstig ordinantie

ORDINANTIE 10 HET OPZICHT

Uw kenmerk Ons kenmerk Dossier Behandeld door J. Runherd Onderwerp

HERVORMDE GEMEENTE TE CULEMBORG GEREFORMEERDE KERK VAN CULEMBORG VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

CLASSICALE VERGADERING PEEL- EN KEMPENLAND van de Protestantse Kerk in Nederland BESLUIT EN VOORZIENINGEN INZAKE DE VORMING VAN EEN COMBINATIE

Classicale Vergadering van Nijmegen van de Protestantse Kerk in Nederland

HET AMBT EN DE ANDERE DIENSTEN

Generale regeling voor de dienstenorganisatie. als bedoeld in ordinantie 11-26

VERZUIMPROTOCOL PREDIKANTEN

Generale regeling voor de dienstenorganisatie. als bedoeld in ordinantie 11-26

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de. Protestantse Gemeente Assen (met wijkgemeenten)

19. Ordinantie voor de behandeling van bezwaren en geschillen

Op 16 en 17 november 2017 zal de generale synode deel III van de kerkordevoorstellen inzake

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de

Kerkelijk bureau Vendelier 51-D 3905 PC VEENENDAAL Telefoon (0318) Internet

PROTESTANTSE KERK NEDERLAND. ALGEMENE CLASSICALE VERGADERING OVERIJSSEL/FLEVOLAND CLASSIS ENSCHEDE.

De perforatieregeling

Generale regeling voor de permanente educatie

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken in de Protestantse Gemeente te Wijhe

Concept. Aangepaste Bestuurlijke Structuur ( 5e) versie 13 april 2016

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse wijkgemeente Nieuwe Kerk van de Protestantse Gemeente Amersfoort

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de

Reglement Geschillencommissie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

Klachtenbehandeling, procedure

UITVOERINGSBEPALINGEN 2011-A

Plaatselijke regeling van de protestantse gemeente te Feanwâlden en Feanwâldsterwâl.

Protestantse gemeente te Nijbroek.

Gids Arbeidsvoorwaarden. van de predikanten voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland

Ordinantie Ordinantie voor het verband met andere kerken

Ziek, verzuim, reïntegratie

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse Gemeente van Buitenpost

BELEIDSPLAN CLASSICALE VERGADERING VAN GOES

Klachten? Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group. Amstelveen, 26 juli Deel 1 Offertes van Blue Sky Group

REGELING GESCHILLEN EN KLACHTEN STICHTING PENSIOENFONDS SNS REAAL

II. DE WERKBEGELEIDINGHET MENTORAAT EN DE PRIMAIRE NASCHOLING

JAARVERSLAG 2011 ARBEIDSVOORWAARDEN PREDIKANTEN. delegatie namens de kerk in het Georganiseerd Overleg Predikanten, bestaande uit:

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de protestantse wijkgemeente Pniël van de Protestantse gemeente te Almelo

b. afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 3a, lid 2, wet Huis voor Klokkenluiders

Klachtenregeling VeWeVe

Klachtenreglement. Doel. Toepassingsgebied. Definities. Reglement

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg

UITVOERINGSBEPALINGEN 2012-A

Klachtenbeleid Stichting KOM Kinderopvang

PLAATSELIJKE REGELING TEN BEHOEVE VAN HET LEVEN EN WERKEN VAN DE PROTESTANTSE GEMEENTE TE AMSTERDAM ZUIDOOST.

Protocol ongewenste omgangsvormen

Reglement Klachtenadviescommissie

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de. Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de

Gids Arbeidsvoorwaarden. van de predikanten voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland

Plaatselijke regeling

UITVOERINGSBEPALINGEN 2013-A

KLACHTENREGLEMENT. Expertisecentrum DBA - Almere. 1. Begripsomschrijvingen. 1.1 Instelling De instelling is in deze DBA te Almere.

PLAATSELIJKE REGELING ten behoeve van het leven en werken van de PROTESTANTSE GEMEENTE BURUM/MUNNEKEZIJL/WARFSTERMOLEN

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de

ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN

Transcriptie:

BROCHURE TOEPASSING ORDINANTIE 3-20 'ONTHEFFING VAN WERKZAAMHEDEN' EN ORDINANTIE 3-21 'ONTHEFFING VAN HET AMBT' BIJ DE KERKORDE VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

Protestantse Kerk in Nederland Generale College voor de Ambtsontheffing van Predikanten januari 2011 2

Inhoudsopgave Voorwoord.... pag. 3 I Inleiding... pag. 4 II Voorkomen is beter. pag. 4 III De procedure van Ordinantie 3-20 pag. 6 IV De procedure van Ordinantie 3-21...pag. 9 V Bijzondere bepalingen bij toepassing van de Ordinanties 3-20 en 3-21 op een predikant verbonden aan een evangelisch-lutherse gemeente..pag. 10 VI Beroepsmogelijkheid pag. 10 VII Wachtgeld.pag.10 Bijlage 1 Checklist van documenten pag. 12 Bijlage 2 Algemene beleidslijn voor de toerekening van de kosten van het wachtgeld aan een gemeente pag. 13 3

Voorwoord Deze brochure is bedoeld als handleiding voor de kerkenraden, de predikanten, de regionale colleges voor de visitatie en de brede moderamina van de classicale vergaderingen, die te maken krijgen met spanningen rond het functioneren van een predikant in zijn gemeente. Spanningen die in sommige gevallen zo groot worden dat besloten wordt de procedure voor ontheffing van werkzaamheden (Ordinantie 3-20) of ontheffing van het ambt (Ordinantie 3-21) te beginnen. Wanneer de kleine synode, overeenkomstig Ordinantie 3-27-7, besluit de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten van een predikant in te trekken of aan die bevoegdheid beperkende voorwaarden te stellen, dan is daarvoor de instemming vereist van het generale college voor de ambtsontheffing. Deze handleiding wil vooral praktische informatie aanreiken over de te volgen procedures en over de gevolgen voor predikant en gemeente. Aan de inhoud van deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend. Het is daarom van belang om in voorkomend geval naast deze brochure de officiële teksten van de Ordinanties en de daarbij behorende generale regelingen te raadplegen. De Ordinanties 3-20 en 3-21 zijn niet bedoeld voor die situaties waarin er in het leven en optreden van de predikant aanleiding is voor het toepassen van kerkelijke tucht in situaties van grensoverschrijdend gedrag van de predikant. In die gevallen dienen de bepalingen van Ordinantie 10 te worden gevolgd. 4

I Inleiding Net als elders in de maatschappij komen ook in de kerk arbeidsconflicten voor. Gelet op de bijzondere verhouding tussen de predikant enerzijds en de gemeente en de kerk anderzijds is het reguliere arbeidsrecht niet op de predikant van toepassing. De kerkorde voorziet hierin met de Ordinanties 3-20 en 3-21 met het bijbehorende hoofdstuk II van de generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak. Daarmee wordt geregeld dat de oplossing van de spanningen niet plaatselijk wordt geregeld, maar dat de kerk als geheel, via het generale college voor de ambtsontheffing, tot een bindende uitspraak komt. In Ordinantie 3-20 wordt het arbeidsconflict tussen predikant en gemeente zo omschreven: Indien door oorzaken gelegen bij de gemeente of door oorzaken gelegen in de persoon van de betrokken predikant of door andere oorzaken in een gemeente zulke spanningen rijzen, dat de vraag rijst of de predikant deze gemeente nog langer met stichting kan dienen, kan het breed moderamen van de classicale vergadering op verzoek van de predikant, op verzoek van de kerkenraad of uit eigen beweging, gehoord het regionale college voor de visitatie aan het generale college voor de ambtsontheffing vragen een oordeel uit te spreken. De ordinantie gaat hier uit van de vaststelling van de aanwezigheid van spanningen, zonder de vraag te stellen wie schuld heeft aan het ontstaan van deze spanningen. Het generale college voor de ambtsontheffing zal daarom in zijn oordeel ook voorbijgaan aan de schuldvraag. Voor niet iedereen zal direct duidelijk zijn wat wordt bedoeld met het niet langer met stichting kunnen dienen. Dit begrip kan worden omschreven met het niet langer met vrucht kunnen werken aan de opbouw van de gemeente. Van de aan de predikant toevertrouwde arbeid komt in de gemeente nog heel weinig of niets meer terecht. Wanneer dit het geval zou zijn dan is ontheffing van werkzaamheden volgens Ordinantie 3-20, die uiteindelijk kan leiden tot losmaking van de predikant, aan de orde. De predikant op wie Ordinantie 3-20 wordt toegepast wordt beroepbaar predikant en kan worden beroepen door een andere gemeente, die hij wel met stichting zal kunnen dienen. In een bepaalde situatie kan de procedure nog verder gaan. Daarin voorziet Ordinantie 3-21: Indien het generale college voor de ambtsontheffing, bij het oordeel dat een predikant de gemeente waaraan hij verbonden is, niet langer met stichting kan dienen, van oordeel is dat de predikant niet bekwaam is om enige gemeente met stichting te dienen of in een andere functie met vrucht als predikant werkzaam te zijn kan het generale college deze predikant ontheffen van het ambt. De predikant op wie Ordinantie 3-21 wordt toegepast wordt ontheven van het ambt van predikant en zal niet meer als zodanig werkzaam kunnen zijn. II Voorkomen is beter Spanningen rond het functioneren van een predikant in zijn/haar gemeente zijn niet altijd te voorkomen. Wat vaak wel voorkomen kan worden is het oplopen of escaleren van deze spanningen. Een goede preventieve maatregel is het jaarlijks houden van een voortgangsgesprek tussen (een afvaardiging van) de kerkenraad en de predikant. In dit 5

gesprek wordt geëvalueerd hoe de uitvoering van de werkzaamheden van de predikant het afgelopen jaar is gegaan in het licht van eerder daarover gemaakte afspraken. Tevens wordt vooruit gekeken naar het komende jaar. Wat zijn prioriteiten en verwachtingen? Hoe gaan die worden uitgevoerd? Welke arbeid moet eventueel veranderd of verminderd worden? In de ervaring van het generale college voor de ambtsontheffing gebeurt het te vaak dat men ontstane spanningen niet op een laag niveau houdt. Het wordt dan al snel een conflict, waarbij predikant en kerkenraad/gemeente zich elk voor zich ingraven in de eigen stelling. Dan blijkt er geen communicatie of contact meer mogelijk en stevent men met rasse schreden op de Ordinantie 3-20 procedure af, tot schade van alle betrokkenen. Bij het constateren van de hier bedoelde spanningen zou de eerste strategie moeten zijn het klein houden van het conflict. Dat kan door een kleine delegatie uit de kerkenraad of van zijn moderamen het gesprek aan te laten gaan met de predikant. Deze delegatie zal wel een goede communicatie moeten onderhouden met de kerkenraad/het moderamen over de te zetten stappen. In de gesprekken met de predikant kunnen zaken worden onderzocht zoals de wenselijkheid van: - Het zoeken naar begeleiding voor de kerkenraad. Gedacht kan worden aan de gemeenteadviseur als de spanningen bij voorbeeld samenhangen met gebrekkige organisatie, communicatie of beleidsvoering in de gemeente. De gemeenteadviseur is bereikbaar via tel. (030) 880 18 80. - Het zoeken naar begeleiding voor de predikant. Hierbij kan worden gedacht aan: Medische hulp wanneer het gaat om psychische of fysieke problemen of een combinatie van beide. Werkbegeleiding vanwege het Bureau Werkbegeleiding van de Dienstenorganisatie, als het gaat om problemen bij het professioneel functioneren van de predikant. (adres: Postbus 8504, 3503 RM, Utrecht, tel. (030) 880 15 17). Het algemeen maatschappelijk werk in geval van privéproblemen. (relatie, opvoeding, financiën, etc.). - Het inroepen van bemiddeling of mediation. Te denken is aan: De regionaal adviseur classicale vergadering. (bereikbaar via het regionale steunpunt of tel. (030) 880 18 80). Een professionele mediator. De commissie van beroep ex artikel 42 van de generale regeling voor de predikantstraktementen, als het gaat om een conflict over de toepassing van de rechtspositie (adres: Postbus 8504, 3503 RM, Utrecht, tel. (030) 880 16 61). - Het inroepen van ondersteuning door het breed moderamen van de classicale vergadering. (bereikbaar via het regionale steunpunt of tel. (030) 880 18 80). - Het vragen om buitengewone visitatie door het regionale college voor de visitatie.(bereikbaar via het regionale steunpunt of tel. (030) 880 18 80). In deze fase, waarin gezamenlijk wordt gezocht naar mogelijkheden voor het opheffen van de spanningen is een aantal zaken van belang. - Het niet te snel grijpen naar de procedure van Ordinantie 3-20, omdat dan bijna altijd een onomkeerbaar proces in werking wordt gezet. 6

- Kerkenraad en predikant kunnen in overleg met het regionaal steunpunt afspraken maken over de aanpak van de problemen of voor het zoeken naar een oplossing en deze schriftelijk vastleggen (convenant). Voorwaarde is daarbij dat de afspraken niet strijdig zijn met de kerkorde en met de arbeidsvoorwaarden van de predikant. - De predikant moet niet te snel zeggen dat hij wel uit de gemeente zal vertrekken. Het beroepingswerk biedt daarvoor geen zekerheid en een gedane toezegging zal de kerkenraad/gemeente op termijn gerealiseerd willen zien. - Het voorkomen dat ongewenste berichtgeving plaatsvindt over de geconstateerde problematiek. Dat kan bijvoorbeeld door het aanwijzen van één vaste woordvoerder namens de kerkenraad. Publicaties in kerkblad of locale pers werken doorgaans niet oplossingsgericht, maar als versneller van het proces dat uiteindelijk leidt tot ambtsontheffing. Als uiterste middel kan in deze fase worden overwogen de predikant voor een bepaalde en beperkte periode door het breed moderamen van de classicale vergadering vrijstelling van werkzaamheden te verlenen, volgens Ordinantie 3-19. Voorwaarde is dat dit gebeurt na overleg met de kerkenraad, de predikant en het regionale college voor de visitatie. Tijdens deze periode van vrijstelling kan de predikant ruimte worden geboden voor het volgen van (intensieve) begeleiding en kunnen breed moderamen van de classicale vergadering, visitatoren en kerkenraad overleg voeren of het verantwoord en zinvol is de procedure volgens Ordinantie 3-20 aan te gaan. Zonder dat de predikant echt ziek is, vormt ziekmelding door de predikant een oneigenlijke oplossing om aan de spanningsvolle situatie te ontkomen. Is er echter, al dan niet als gevolg van de spanningen, sprake van ziekte, dan dient de predikant zich met inachtneming van het verzuimprotocol predikanten ziek te melden bij de scriba van de kerkenraad, die de ziekte meldt bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts beoordeelt of en hoe lang de predikant als gevolg van ziekte niet kan werken. Is tegelijkertijd Ordinantie 3-19 toegepast, dan vindt de predikant bij een eventuele herstelmelding daarin het argument om niet te hoeven werken. III De procedure van Ordinantie 3-20 1. Inleiding. De formele procedure voor toepassing van Ordinantie 3-20 begint met de vraag van het breed moderamen van de classicale vergadering aan het generale college voor de ambtsontheffing een oordeel uit te spreken of de predikant de gemeente nog langer met stichting kan dienen. Over de eisen waaraan deze aanvraag moet voldoen later meer. Voordien zal er meer gebeurd zijn. In een buitengewone visitatie zal het regionale college voor de visitatie zich een mening hebben gevormd over de wijze waarop met de spanningen rond het functioneren van de predikant in de gemeente moet worden omgegaan. Visitatoren zullen daarvoor gesprekken hebben gevoerd met de kerkenraad en zijn moderamen en met de predikant. Doorgaans zijn door visitatoren ook één of meer gemeenteavonden belegd of zijn gemeenteleden in de gelegenheid gesteld hun mening mondeling of schriftelijk aan visitatoren te geven. De uiteindelijke mening van visitatoren wordt vastgelegd in een schriftelijk advies aan het breed moderamen van de classicale vergadering, in afschrift aan kerkenraad en predikant. Op basis van het advies van het regionale college voor de visitatie kunnen kerkenraad of predikant of beiden samen het breed moderamen verzoeken een 7

aanvraag volgens Ordinantie 3-20 in te dienen bij het generale college. Op grond van het advies van visitatoren kan het breed moderamen de aanvraag ook uit eigen beweging doen. 2. De formele aanvraag. De formele aanvraag dient schriftelijk te worden gedaan bij het generale college voor de ambtsontheffing, Postbus 8399, 3503 RJ Utrecht. In de brief dient het breed moderamen een duidelijke motivering te geven waarom is besloten de aanvraag tot toepassing van Ordinantie 3-20 te doen. Tevens dient het breed moderamen te verklaren dat het geen aanleiding heeft gezien tevens een verzoek als bedoeld in Ordinantie 10-9-1 in te dienen bij het desbetreffende college voor het opzicht. 3. Mee te zenden documenten. In overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk II, artikel 8 van de generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak dient een aantal documenten te worden meegezonden. (Zie ook Bijlage 1, Checklist van documenten) a. Indien van toepassing het verzoek van de predikant, dan wel van de kerkenraad, dan wel van beiden. b. Het advies van het regionale college voor de visitatie, naar aanleiding van de gehouden buitengewone visitatie. c. Eventuele andere stukken die van belang zijn. Daarbij kan worden gedacht aan, correspondentie tussen kerkenraad, predikant, visitatoren en breed moderamen, notulen van vergaderingen van de kerkenraad of zijn moderamen, verslagen van gemeentevergaderingen, artikelen uit het kerkblad, kanselafkondigingen, enzovoort. d. De financiële gegevens van de gemeente, die nodig zijn voor de bepaling van het aan de gemeente in rekening te brengen aandeel in de kosten van het wachtgeld van de predikant. De vereiste gegevens zijn de jaarrekeningen en de balansen over de afgelopen twee jaren en de begroting voor het lopende jaar. e. De verklaring of de predikant al dan niet een ambtswoning van de gemeente bewoont, als bedoeld in de generale regeling voor de predikantstraktementen, artikel 28, lid 6. f. In voorkomend geval een afschrift van het besluit de predikant vrijstelling van werkzaamheden te verlenen, volgens Ordinantie 3-19. 4. Behandeling door het generale college voor de ambtsontheffing. Na ontvangst van de aanvraag van het breed moderamen van de classicale vergadering zal deze door het college worden beoordeeld op ontvankelijkheid, waarbij vooral bepalend is of het dossier compleet is. Is dit niet het geval dan zal het college om toezending van ontbrekende stukken verzoeken. Ook kan het zijn dat het college de motivering van het breed moderamen niet toereikend vindt. Het behoeft geen nader betoog dat dit leidt tot vertraging in de afhandeling van de aanvraag. Besluit het college dat de aanvraag ontvankelijk is dan stelt het college een datum vast voor het houden van een besloten hoorzitting, waarvoor schriftelijk worden uitgenodigd: het breed moderamen van de classicale vergadering, het regionale college voor de visitatie, de kerkenraad en de predikant. Bij de uitnodiging wordt meegestuurd een overzicht van de stukken waarover het college voor de behandeling van de aanvraag beschikt. Betrokkenen worden daarmee in de gelegenheid gesteld eventuele ontbrekende stukken op te vragen. 5. De hoorzitting. Als regel zal het college, gelet op het principe van hoor en wederhoor, de bij de aanvraag betrokkenen (breed moderamen, visitatoren, kerkenraad en predikant) horen in elkaars aanwezigheid. Slechts in een zeer bijzonder geval zal het college daarvan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een van de partijen afwijken. Desgewenst kunnen kerkenraad en predikant zich bij de hoorzitting laten bijstaan door een raadsman of vrouw. 8

De voorzitter van het college zal, na introductie van de aanwezigen, partijen achtereenvolgens in de gelegenheid stellen een zakelijke toelichting te geven op hun inzichten over de aanvraag. Het wordt door het college, met het oog op de verslaglegging van de hoorzitting, op prijs gesteld de tekst van de toelichting op papier te ontvangen. Vervolgens zullen de leden van het college hun vragen stellen aan de aanwezige partijen. Tot slot zal de voorzitter van het college betrokkenen in de gelegenheid stellen een laatste woord te spreken. 6. De uitspraak. Na afloop van de hoorzitting zal het college zich in één of twee vergaderingen beraden over de vast te stellen en aan betrokkenen toe te zenden uitspraak. In de uitspraak zullen de gronden worden aangegeven waarop het college heeft besloten de predikant al dan niet te ontheffen van zijn werkzaamheden. Besluit het college de predikant te ontheffen van zijn werkzaamheden, dan zal het college de termijn (minimaal drie en maximaal twaalf maanden) bepalen waarbinnen de predikant de gelegenheid heeft zich door het aanvaarden van een beroep of door een verzoek om ontheffing van het ambt te voegen naar het oordeel van het college (zie punt 8 hierna). Gedurende deze periode blijft de predikant aan de gemeente verbonden, waarbij de betaling van het traktement doorgaat. Bij de bepaling van de termijn zal het college onder meer rekening houden met de duur van het dienstverband tussen gemeente en predikant en met de leeftijd van de predikant. Indien de predikant een ambtswoning van de gemeente bewoont zal het college ook de termijn vaststellen waarbinnen de predikant, na afloop van de hiervoor genoemde termijn, de ambtswoning mag blijven bewonen. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden. Bij de bepaling van deze periode zal het college naast de duur van het dienstverband en de leeftijd van de predikant ook rekening houden met diens gezinsomstandigheden. Tot slot wordt in de uitspraak bepaald welk deel van de kosten van het wachtgeld voor de predikant, na diens losmaking, voor rekening komt van de gemeente. (zie volgend punt) 7. Toerekening kosten wachtgeld. Volgens hoofdstuk II, artikel 10, lid 2 van de generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak en in overeenstemming met artikel 29, lid 2 van de generale regeling voor de predikantstraktementen bepaalt het generale college voor de ambtsontheffing, in overleg met de Beleidscommissie Predikanten, op basis van de ingediende financiële gegevens, welk deel van het aan de predikant, na diens losmaking, uit te keren wachtgeld in rekening wordt gebracht aan de desbetreffende gemeente. Om te voorkomen dat bij elk verzoek om een oordeel uit te spreken volgens Ordinantie 3-20 apart overleg moet worden gevoerd tussen college en Beleidscommissie Predikanten over de toerekening van de kosten van het wachtgeld, is in gezamenlijk overleg daarvoor een algemene beleidslijn opgesteld. Deze beleidslijn is opgenomen in bijlage 2. Als regel zal het college zich in zijn uitspraak houden aan deze algemene beleidslijn. Slechts in zeer bijzondere gevallen zal het college, in overleg met de Beleidscommissie Predikanten, daarvan afwijken. 8. Definitief besluit tot losmaking. Aan het eind van de periode als bedoeld in Ordinantie 3-20-2 verifieert het college bij de predikant of: - Hij/zij beroep heeft ingesteld bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen (zie hoofdstuk VI, hierna); - Hij/zij zich naar de uitspraak van het college heeft gevoegd door aanvaarding van een beroep naar een gemeente of van andere arbeid als predikant. 9

- Hij/zij een verzoek heeft ingediend tot ontheffing van het ambt. Is van een en ander geen sprake dan stelt het generale college voor de ambtsontheffing de ontheffing van de werkzaamheden vast en informeert daarover de predikant, de kerkenraad, het breed moderamen van de classicale vergadering, het desbetreffende regionale college voor de visitatie en de Beleidscommissie Predikanten. Het college informeert de gemeenten van de kerk over de ontheffing via een mededeling in Kerkinformatie. Doel daarvan is de gemeenten te wijzen op de beroepbaarheid van de predikant. 9. Duur van de procedure bij het generale college voor de ambtsontheffing. Het college streeft ernaar een procedure om een oordeel uit te spreken volgens Ordinantie 3-20 af te ronden binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek. Indien het college zich genoodzaakt ziet ontbrekende en aanvullende documenten op te vragen zal deze periode langer duren. Dat is ook het geval indien het college besluit nader onderzoek te doen naar toepassing van Ordinantie 3-21 (zie hoofdstuk IV) IV De procedure van Ordinantie 3-21 De hiervoor beschreven procedure bij toepassing van Ordinantie 3-20 (het niet langer met stichting kunnen dienen van zijn gemeente) is de eerste aanzet voor de hierna volgende procedure bij toepassing van Ordinantie 3-21 (onbekwaamheid om enige gemeente met stichting te dienen). 1. Aanleiding. Het kan voorkomen dat het generale college voor de ambtsontheffing bij de behandeling van een verzoek volgens Ordinantie 3-20 (zie hoofdstuk III hiervoor), al dan niet op grond van het advies van het regionale college voor de visitatie, dan wel op grond van de motivering van het breed moderamen van de classicale vergadering, tot de bevinding komt nader onderzoek te doen of de betrokken predikant wel bekwaam is om enige gemeente met stichting te dienen of in een andere functie met vrucht als predikant werkzaam te zijn. Is dit het geval dan wordt de procedure volgens Ordinantie 3-20 met de hierna te noemen stappen vervolgd. 2. Hoorzittingen. Alvorens een besluit tot toepassing van Ordinantie 3-21 te nemen houdt het college een tweetal hoorzittingen, waarin het regionale college voor de visitatie en de betrokken predikant afzonderlijk worden gehoord. Van deze hoorzittingen wordt een samenvattend verslag gemaakt, dat na vaststelling door het college ter kennis wordt gebracht van de visitatoren en de predikant. 3. Extern advies. In het raam van deze procedure kan het college besluiten om advies te vragen van een externe deskundige, bijvoorbeeld. een psycholoog, psychiater of andere arts. 4. Besluit tot ambtsontheffing. Het besluit de predikant te ontheffen van het ambt dient door het college te worden genomen met ten minste een tweederde meerderheid. 5. Toerekening kosten wachtgeld. Bij toepassing van Ordinantie 3-21 wordt het wachtgeld geheel betaald door de Beleidscommissie Predikanten uit de centrale kas predikantstraktementen. De kosten daarvan worden niet toegerekend aan de gemeente waaraan de predikant verbonden was. 10

V Bijzondere bepalingen bij toepassing van de Ordinanties 3-20 en 3-21 op een predikant verbonden aan een evangelisch-lutherse gemeente 1. Ordinantie 3-20. In de procedure volgens deze ordinantie dient in geval van een predikant verbonden aan een evangelisch-lutherse gemeente de medewerking te worden verkregen van de evangelisch-lutherse synode. Die medewerking vindt plaats door middel van aanwijzing van twee leden, die worden toegevoegd aan het generale college voor de ambtsontheffing en deelnemen aan de behandeling en besluitvorming ter zake door het college. 2. Ordinantie 3-21. Voor de ontheffing van het ambt van een predikant, verbonden aan een evangelisch-lutherse gemeente dient toestemming te worden verkregen van de evangelisch-lutherse synode. VI Beroepsmogelijkheid Volgens artikel 11 van de generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak (zie daar) hebben predikant en kerkenraad de mogelijkheid bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen in beroep te gaan tegen een besluit van het generale college voor de ambtsontheffing ex Ordinantie 3-20 of 3-21. Het beroep dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingesteld binnen dertig dagen na de dag waarop de uitspraak van het generale college voor de ambtsontheffing werd toegezonden of na de dag waarop daarvan redelijkerwijs kennis kon worden genomen. VII Wachtgeld Bij toepassing van Ordinantie 3-20 of 3-21 heeft de van zijn werkzaamheden of het ambt ontheven predikant recht op een wachtgeld als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van de generale regeling predikantstraktementen. Zodra de Beleidscommissie Predikanten van het generale college voor de ambtsontheffing een afschrift heeft ontvangen van zijn uitspraak stuurt zij aan de predikant informatie over de wachtgeldregeling. Bij deze informatie is een formulier gevoegd, waarmee de predikant bij de Beleidscommissie Predikanten het wachtgeld kan aanvragen. Na ontvangst van de aanvraag van de predikant en, bij toepassing van Ordinantie 3-20, van het bericht van het generale college voor de ambtsontheffing dat de predikant definitief wordt losgemaakt van zijn gemeente zendt de Beleidscommissie Predikanten aan de predikant een brief met de toekenning van het wachtgeld. Het wachtgeld bedraagt de eerste zes maanden 100% van het laatstgenoten traktement, dan één jaar 85%, vervolgens één jaar 80% en ten slotte voor de rest van de wachtgeldperiode 70%. Bovenop dit wachtgeld ontvangt de predikant de tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering. Over het wachtgeld wordt pensioen opgebouwd. De duur van het wachtgeld is afhankelijk van de leeftijd en het aantal dienstjaren van de predikant op het moment van losmaking of ontheffing van het ambt en kent een minimum- en een maximumtermijn. Leeftijdscategorieën Duur per met een minimum met een maximum dienstjaar van van < 45 jaar 3 mnd 30 mnd 45 - < 50 jaar 3,5 mnd 40 mnd 11

50 - < 55 jaar 4,5 mnd 24 mnd 55 mnd 55 - < 60 jaar, minder dan 15 dienstjaren 5 mnd 30 mnd 60 mnd 55 - < 60 jaar, meer dan 15 dienstjaren n.v.t tot 65 jaar tot 65 jaar >-60 jaar n.v.t. tot 65 jaar tot 65 jaar Een predikant met wachtgeld heeft de plicht al het mogelijke in het werk te stellen om weer in eigen inkomen te voorzien. Deze verplichting is vastgelegd in het re-integratieprotocol, dat gedownload kan worden van de website www.pkn.nl/traktementenenpensioenen, doorklikken naar wachtgelden. In overleg met de re-integratieconsulent van de Dienstenorganisatie stelt de predikant een persoonlijk re-integratieplan op. Neveninkomsten die de predikant, met instemming van de kerkenraad, naast het traktement mocht houden, mag hij/zij ook naast het wachtgeld behouden. Alle overige neveninkomsten worden door de predikant bij de Beleidscommissie Predikanten gemeld en met het wachtgeld verrekend (met uitzondering van de eerste 1.500,- per jaar). 12

Bijlage 1 CHECKLIST VAN DOCUMENTEN benodigd voor beoordeling volgens Ord. 3-20 c.q. Ord. 3-21 door het generale college voor de ambtsontheffing Aanvraag door breed moderamen (BM) van classicale vergadering (Ord. 3-20, lid1) Motivering van de aanvraag door BM (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.a.) Verklaring van het BM of dit BM aanleiding heeft gezien tevens een verzoek als bedoeld in ordinantie 10-9-1 in te dienen bij het desbetreffende college voor het opzicht. Afschrift van verzoek kerkenraad (algemene kerkenraad, wijkkerkenraad of beide gezamenlijk), indien van toepassing (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.a.). Afschrift van verzoek predikant, indien van toepassing (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.a.). Schriftelijk advies, met zo mogelijk achterliggend rapport van de buitengewone visitatie door het regionale college voor de visitatie en eventuele eerdere visitatierapporten, voor zover van belang (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.b.). Eventuele van belang zijnde achterliggende stukken (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.c.) als bijvoorbeeld.: o Verslagen van gehouden gemeentevergaderingen o Kanselafkondigingen o Mededelingen in kerkblad o Afschriften van correspondentie tussen predikant, kerkenraad, visitatoren en BM o Enzovoort. Financiële gegevens van de betrokken gemeente, i.c. jaarrekeningen over de laatste twee kalenderjaren en begroting voor het lopende kalenderjaar (Generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak, art. 8, lid 1.d.). Verklaring of de betrokken predikant een ambtswoning van de kerkelijke gemeente bewoont (Generale regeling voor de predikantstraktementen, Art. 28, lid 6). Afschrift van het besluit de predikant vrijstelling van werkzaamheden te verlenen overeenkomstig Ordinantie 3-19. 13

Bijlage 2 Algemene beleidslijn voor de toerekening van de kosten van het wachtgeld aan een gemeente waarvan de predikant is losgemaakt volgens Ordinantie 3-20 1. De lasten van het wachtgeld bedragen het bruto wachtgeld verminderd met de te verrekenen inkomsten uit arbeid en bedrijf en vermeerderd met de tegemoetkoming in de premie van de ziektekostenverzekering en de pensioenpremie van de gemeente. 2. Het eerste jaar van de wachtgeldperiode brengt de Beleidscommissie Predikanten de lasten van het wachtgeld in rekening bij de gemeente, ongeacht de vraag of de gemeente gedurende dat jaar de vacature al heeft vervuld. Daarbij geldt dat: a. de doorbelasting gemaximeerd wordt op het bij de werktijd van de betreffende predikant geldende totaal van basistraktement, tegemoetkoming in de premie ziektekostenverzekering, bezettingsbijdrage en pensioenpremie van de gemeente b. in alle gevallen de doorbelasting verminderd wordt met de door de gemeente verschuldigde vacaturebijdrage en de door de Beleidscommissie Predikanten op het wachtgeld ingehouden woonbijdrage. 3. Het tweede, derde en vierde jaar van de wachtgeldperiode wordt: a. zolang naar het oordeel van het breed moderamen van de classicale vergadering de vacature niet vervuld is, het wachtgeld aan de gemeente doorbelast op de wijze als genoemd onder punt 2. b. vanaf het moment dat naar het oordeel van het breed moderamen van de classicale vergadering de vacature bezet is, bij de gemeente 15% van de lasten van het wachtgeld in rekening gebracht. 4. Het vijfde en eventuele volgende jaren van de wachtgeldperiode wordt geen aandeel meer bij de gemeente in rekening gebracht. 14