Stepping Stones 1 vmbo bk. Stonesvertalingen



Vergelijkbare documenten
possessive determiners

4,9. Antwoorden door een scholier 1354 woorden 25 december keer beoordeeld

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate.

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

English is everywhere. hi morning mouse cool help desk hello computers mail school game. Lees de tekst. Omcirkel de Engelse woorden.

PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd )

You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships?

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other

5.7. Antwoorden door M woorden 1 februari keer beoordeeld. Chapter one: Me, myself and you. 1 Example key:

possessive s,,..of.. bezitsvorm

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord.

News: Tours this season!

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

voltooid tegenwoordige tijd

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

Love & Like FILE 2 LOVE & LIKE BK 2

Comics FILE 4 COMICS BK 2

Writing a friend Lees het briefje. Beantwoord de vragen.

20 twenty. test. This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text.

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt.

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel.

Things to do before you re 11 3/4

Het liedje van Jessie J gaat over wat je kunt kopen. Lees het informatiebord van het winkelcentrum. Hoe heet dit winkelcentrum?

Mijn eerste woordenboek Engels

doet huiswerk om 3-4 (14-15) 3.00 (15) Als het donker is.

studeerkamer open haard bad douche garage car exchange / use of car study

Who s that? Luister naar het verhaaltje. Kruis het juiste antwoord aan.

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

class book I am reading a book. close your books homework My teacher gave me a lot of homework. to read We are going to read that book.

DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD

Writing 1 WRITING 1 PART D BK 3

Antwoorden Engels Boek 1 Hoofdstuk 1 en 2

Martin Garrix and his fans

Antwoorden Engels Activity book A

betrekkelijke voornaamwoorden

1. Welkom, presentie Naamkaartjes uitdelen en iedereen welkom heten. Presentielijst invullen. Kort voorstellen van jezelf.

Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar?

Writing 1 WRITING 1 PART A KGT 3

Animals 1 - Describe your Pet

You were living (enkelvoud + meervoud)

ook (niet)

Fans talking about Martin

Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten?

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3. Chapter 1. Stone 1. Zo toon je interesse in iemand. Zo vertel je wat er aan de hand is. Zo leef je met iemand mee

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg

In the classroom. Who is it? Worksheet

garage Preferred period: 4 weeks, May 2012 Preferred destination: France

married getrouwd divorced gescheiden wife vrouw, echtgenote child ev / children mv kind / kinderen signature handtekening

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje.

irregular verbs onregelmatige werkwoorden

Stars FILE 7 STARS BK 2

Grammar Book 1KGT. Name: Class:

gerund or to+infinitive

VOORZETSELS. EXERCISE 1 Bestudeer de bovenstaande voorzetsels en zinnen goed!

Study Guide English 1KGT

much, many, (a) little/few

Je kunt als vermomming een pruik hebben getekend of een hoed. Ook kan je een bril hebben getekend. Of misschien een onopvallende jas.

Vergaderen in het Engels

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

The 10 funniest apologies

Litter in your town. Questions. Worksheet. Flash info

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

Shopping. Questions. Worksheet. 1 read Bekijk goed wat er te koop is in de webwinkel van Ed Sheeran. Wat zou jij wel willen hebben?

Houdt u er alstublieft rekening mee dat het 5 werkdagen kan duren voordat uw taalniveau beoordeeld is.

Animal friends. Animal friends

1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? 2. Wat betekent Nederland?

word order woordvolgorde

read beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger.

Vertaling Engels Gedicht / songteksten

Juli Aan alle ouders/verzorgers en kinderen van De Bongerd, Het is alweer bijna het einde van het schooljaar. Tijd voor de Engelse schoolkrant!

B1 Woordkennis: Spelling

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk?

Challenge. Sporty or rocker?

Study Guide English 2KGT PERIOD 1

Janne s 4 e engeltjesdag

Examen Moderne Vreemde Taal Engels

Thema 5 People We Know

Thema 6 Around the house

Woordenlijst Nederlands Engels

Woordenlijst Nederlands Engels

Nieuw thema: Thema: Dieren. Van 14 februari tot 11 maart Week 7 maart- 11 maart:

passive de lijdende vorm

Party shopping Bekijk deze pagina van een webwinkel. Kies de juiste antwoorden.

A2 Workshops Grammatica Heden

k ga naar school go to school

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

3 vmbo-basis Theme 1 Grammar. Opfriscursus. 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8

Buy Me FILE 5 BUY ME BK 2

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Dear teacher. Kygo Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet

Transcriptie:

Stepping Stones 1 vmbo bk Stonesvertalingen Vierde editie Noordhoff Uitgevers, Groningen auteurs Ton van Drongelen Sicco Gjaltema Annette Lether Eppe Scholtens Alex Schonewille Ton Worm eindredactie Annette Lether

Chapter 1 Stone 1 Zo stel je jezelf voor Hi! I'm Julie. I am Susan. My name is Michael. We are Tim and Tom. We're twins. I am Paul's friend. My first name is Jason. My surname is Brown. Our last name is Robinson. Hallo! Ik ben Julie. Ik ben Susan. Mijn naam is Michael. Wij zijn Tim en Tom. Wij zijn een tweeling. Ik ben Pauls vriend. Mijn voornaam is Jason. Mijn achternaam is Brown. Onze achternaam is Robinson. Stone 2 Zo stel je anderen voor This is my father. This is my mother. This is my grandfather. This is my grandmother. This is Kevin. He is my brother. This is Matthew. He is my cousin. This is Cathy. She is my cousin. This is Carol. She is my sister. They are my parents. They are my grandparents. They are my cousins. He is my uncle. She is my aunt. Kelly is my best friend. Robert is my friend. Dit is mijn vader. Dit is mijn moeder. Dit is mijn opa. Dit is mijn oma. Dit is Kevin. Hij is mijn broer. Dit is Matthew. Hij is mijn neef. Dit is Cathy. Zij is mijn nicht. Dit is Carol. Zij is mijn zus. Zij zijn mijn ouders. Zij zijn mijn grootouders. Zij zijn mijn neven/nichten. Hij is mijn oom. Zij is mijn tante. Kelly is mijn beste vriendin. Robert is mijn vriend. Noordhoff Uitgevers bv 2

Stone 3 Zo vertel je over jezelf I have two brothers. I have one sister. I play football. Hockey is my favourite sport. I am twelve years old. I live in Drachten. I'm an only child. My parents are divorced. Ik heb twee broers. Ik heb één zus. Ik voetbal. Hockey is mijn favoriete sport. Ik ben twaalf jaar oud. Ik woon in Drachten. Ik ben enig kind. Mijn ouders zijn gescheiden. Stone 4 Zo vertel je over anderen My mother sings a lot. My father is into dancing. My sister is a big fan of Manchester United. My dad has two brothers. Lauren has four sisters. Ron is eleven years old. My cousin is eight years old. Dawn lives in Liverpool. My uncle and aunt live in the Netherlands. They live in England. Kylie's favourite sport is basketball. They play football. Mijn moeder zingt veel. Mijn vader is weg van dansen. Mijn zus is een grote fan van Manchester United. Mijn vader heeft twee broers. Lauren heeft vier zussen. Ron is elf jaar oud. Mijn neef/nicht is acht jaar oud. Dawn woont in Liverpool. Mijn oom en tante wonen in Nederland. Zij wonen in Engeland. Kylies favoriete sport is basketbal. Zij zitten op voetbal. Noordhoff Uitgevers bv 3

Chapter 2 Stone 5 Zo vertel je over dieren My cat is very old. It loves music very much. It can't fly. My hamster sleeps a lot. It is very friendly. A parrot can fly. A parrot eats fruit. It is a bird. It is sometimes bad. A monkey cannot swim. It eats bananas. A wolf lives in a forest. Dogs live in houses. Mijn kat is erg oud. Hij houdt erg van muziek. Hij kan niet vliegen. Mijn hamster slaapt veel. Hij is erg vriendelijk. Een papegaai kan vliegen. Een papegaai eet fruit. Hij is een vogel. Soms is hij gemeen. Een aap kan niet zwemmen. Hij eet bananen. Een wolf woont in een bos. Honden wonen in huizen. Stone 6 Zo beschrijf je een dier My dog is big. My pet is fat. My dog is funny. My pet is small. A dolphin is white and grey. It is friendly. It is strong. My cat has whiskers. It has four legs. A giraffe has a long neck. It has brown spots. A flamingo has long and thin legs. It has a pink colour. Animals have claws. They have paws. They have tails. My cat's fur is black. It is grey. My cat's fur is white. It is soft. Mijn hond is groot. Mijn huisdier is dik. Mijn hond is grappig. Mijn huisdier is klein. Een dolfijn is wit en grijs. Hij is vriendelijk. Hij is sterk. Mijn kat heeft snorharen. Hij heeft vier poten. Een giraffe heeft een lange nek. Hij heeft bruine vlekken. Een flamingo heeft lange en dunne poten. Hij heeft een roze kleur. Dieren hebben klauwen. Zij hebben poten. Zij hebben staarten. De vacht van mijn kat is zwart. Het is grijs De vacht van mijn kat is wit. Het is zacht. Noordhoff Uitgevers bv 4

My pet's name is Coco. My pet's name is Dolly. De naam van mijn huisdier is Coco. De naam van mijn huisdier is Dolly. Stone 7 Zo zeg je wat jij of iemand anders leuk vindt I like kangaroos very much. He loves going to the zoo. I like walking our dog. He loves pets. Girls love reading stories about animals. Girls love chatting on the computer. Boys love playing online games. I enjoy the summer holidays. I enjoy birthday parties. I'm fond of fish and chips. I'm fond of my rat. I'm fond of pizzas. I'm fond of baby animals. They're very fond of music. Ik vind kangoeroes heel erg leuk. Hij houdt ervan naar de dierentuin te gaan. Ik vind het leuk om onze hond uit te laten. Hij houdt van huisdieren. Meisjes houden ervan dierenverhalen te lezen. Meisjes houden van chatten op de computer. Jongens houden ervan om online games te spelen. Ik geniet van de zomervakantie. Ik geniet van verjaardagsfeestjes. Ik ben gek op vis met patat. Ik ben gek op mijn rat. Ik ben gek op pizza's. Ik ben gek op babydieren. Zij zijn erg gek op muziek. Stone 8 Zo zeg je wat iemand niet leuk vindt I don't like dogs. My mother doesn't like spiders. Sheila doesn't like feeding the snakes. We dislike walking the dog. My sister dislikes cleaning the hamster cage. Peter dislikes all animals. I hate cats. Anne hates rats. Ik vind honden niet leuk. Mijn moeder vindt spinnen niet leuk. Sheila vindt het niet leuk om de slangen te voeren. Wij vinden het niet leuk om de hond uit te laten. Mijn zus vindt het niet leuk om de hamsterkooi schoon te maken. Peter vindt dieren niet leuk. Ik haat katten. Anne haat ratten. Noordhoff Uitgevers bv 5

Chapter 3 Stone 9 Zo neem je de telefoon op Hello, Nikki speaking. Hello, Tel4u, Samantha speaking. Hello, MTV, Judy speaking. How can I help you? Hallo, met Nikki. Hallo, Tel4u, u spreekt met Samantha. Hallo, MTV, u spreekt met Judy. Waarmee kan ik u helpen? Zo begin je een telefoongesprek Hello, this is Justin. Hello, it's me. Hello, this is Christine. Hello, this is Emily. Can I speak to Lucy, please? Can I ask you a few questions? George. It's Lisa calling. Is Justin at home? Hallo, met Justin. Hallo, met mij. Hallo, met Christine. Hallo, dit is Emily. Mag ik Lucy spreken, alstublieft? Mag ik u een paar vragen stellen? George. Lisa aan de lijn. Is Justin thuis? Zo reageer je op een vraag van een beller No, Sheila isn't in. No, I'm afraid William is out this afternoon. Could you call back later? Could you please hold for a minute? Of course. One moment, please. Nee, Sheila is niet thuis. Nee, ik ben bang dat William niet thuis is vanmiddag. Zou u later terug kunnen bellen? Zou u een moment aan de lijn kunnen blijven? Natuurlijk. Een ogenblik, alstublieft. Zo sluit je een telefoongesprek af See you. See you later. See you tomorrow. Goodbye. Thanks for calling. Bye for now. I'll talk to you again soon. Bye. Tot ziens. Tot straks. Tot morgen. Daag. Bedankt voor het bellen. Tot ziens. Ik spreek je gauw weer. Dag. Noordhoff Uitgevers bv 6

Stone 10 Zo vraag je om verduidelijking Can you repeat that, please? Could you speak up a little, please? Can you spell your name, please? Could you speak more slowly, please? Kunt u dat nog een keer zeggen, alstublieft? Zou u iets harder kunnen praten, alstublieft? Kunt u uw naam spellen, alstublieft? Zou u iets langzamer kunnen praten, alstublieft? Zo vraag je wat een woord betekent What do you mean? What does that word mean? What is it in English? Wat bedoel je? Wat betekent dat woord? Wat betekent het in het Engels? Stone 11 Zo vraag je iemands persoonlijke gegevens What's your first name? What's your surname? What's your email address? What's your mobile phone number? What's your address? What's your date of birth? What's your place of birth? Wat is je voornaam? Wat is je achternaam? Wat is je e-mailadres? Wat is je mobiele telefoonnummer? Wat is je adres? Wat is je geboortedatum? Wat is je geboorteplaats? Where do you live? Waar woont u? Where were you born? Waar ben je geboren? How old are you? Hoe oud ben je? When's your birthday? Wanneer ben je jarig? / Wanneer is je verjaardag? Stone 12 Zo geef je je persoonlijke gegevens My name is Selma Kenter. Mijn naam is Selma Kenter My address is Aurikelstraat 125. Mijn adres is Aurikelstraat 125. My (cell) phone number is 016123336718. Mijn (mobiele) telefoonnummer is 016123336718. I'm fourteen years old. I'm Dutch. I was born in Breda on 25 January 1997. I live in Rotterdam. My postcode is 3235 KW. Ik ben veertien jaar oud. Ik ben Nederlands. Ik ben geboren in Breda op 25 januari 1997. Ik woon in Rotterdam. Mijn postcode is 3235 KW. Noordhoff Uitgevers bv 7

Chapter 4 Stone 13 Zo zeg je hoe je iets vindt It's wonderful. It's exciting. It's cool. It's difficult. It's scary. It's a pity. That's so cool! Great! I love it! I think it's cool. He thinks it's boring. We think football is great. I like school. I don't like dogs. He likes school. He doesn't like dogs. I don't like it at all. Het is prachtig. Het is spannend. Het is te gek. Het is moeilijk. Het is eng. Het is jammer. Dat is zo te gek! Geweldig! Ik houd ervan! Ik vind het te gek. Hij vindt het saai. Wij vinden voetbal geweldig. Ik vind school leuk. Ik vind honden niet leuk. Hij vindt school leuk. Hij vindt honden niet leuk. Ik vind het helemaal niet leuk. Stone 14 Zo vertel je hoe je woont I live in a castle. We live in a house. He lives on a farm. They live on a boat. I live in a village. They live in a town. I live all alone. I live with my parents. Our house is big. My room is small. John's farm is cosy. Ik woon in een kasteel. Wij wonen in een huis. Hij woont op een boerderij. Zij wonen op een boot. Ik woon in een dorp. Zij wonen in een stad. Ik woon helemaal alleen. Ik woon bij mijn ouders. Ons huis is groot. Mijn kamer is klein. De boerderij van John is gezellig. Noordhoff Uitgevers bv 8

Stone 15 Zo vraag je over iemands leven Do you want to be a star? Does he live in a big house? Do they have a paper round? Do you get pocket money? Does he go to parties? Are you a singer? Is he famous? Can you play football? Can he play the guitar? Can they sing? Wil je een ster worden? Woont hij in een groot huis? Hebben zij een krantenwijk? Krijg je zakgeld? Gaat hij naar feestjes? Ben jij zanger(es)? Is hij beroemd? Kun jij voetballen? Kan hij gitaar spelen? Kunnen zij zingen? Stone 16 Zo vertel je over je leven of dat van iemand anders I don't want to be a star. I am a singer. I can't play football. He doesn't live in a big house. He has a paper round. He isn't famous. He can play the guitar. They get pocket money. They don't go to parties. They can sing. Ik wil geen ster worden. Ik ben zanger(es). Ik kan niet voetballen. Hij woont niet in een groot huis. Hij heeft een krantenwijk. Hij is niet beroemd. Hij kan gitaar spelen. Zij krijgen zakgeld. Zij gaan niet naar feestjes. Zij kunnen zingen. Noordhoff Uitgevers bv 9

Stone 17 Zo zeg je hoe iemand eruitziet I am strong. You are thin. He is tall. I have a big nose. You have small ears. The girl has brown eyes. I wear blue jeans. You wear sporty clothes. He wears colourful T-shirts. My hair is long and curly. Your hair is short and spiky. Her hair is blond. Ik ben sterk. Jij bent dun. Hij is lang. Ik heb een grote neus. Jij hebt kleine oren. Het meisje heeft bruine ogen. Ik draag een spijkerbroek. Jij draagt sportieve kleren. Hij draagt kleurrijke T-shirts. Mijn haar is lang en krullend. Jouw haar is kort en met stekeltjes. Haar haar is blond. 0

Chapter 5 Stone 18 Zo zeg je dat je iets wilt kopen I'd like a glass of milk, please. I'd like to buy those shoes, please. Can I have a pound of apples, please? Could I have these magazines, please? Can I have a packet of crisps, please? Two cans of coke, please. Four bottles of mineral water, please. Ik wil graag een glas melk, alstublieft. Ik wil die schoenen graag kopen, alstublieft. Mag ik een pond appels, alstublieft? Zou ik deze tijdschriften mogen, alstublieft? Mag ik een zak chips, alstublieft? Twee blikjes cola, alstublieft. Vier flessen mineraalwater, alstublieft. Stone 19 Zo vraag je of iemand iets (bij zich) heeft Have I got all the books that I need? Have they got all the right books? Have you got a pencil for me? Has Danny got a new schoolbag? Has she got any friends at school? Have they got a new car? How many lessons have we got tomorrow? Have you got a piece of paper for me? Have you got a plastic bag? Have you got a brother? Have you got a sister? Heb ik alle boeken die ik nodig heb? Hebben zij allemaal de juiste boeken? Heb je een potlood voor me? Heeft Danny een nieuwe schooltas? Heeft ze ook vrienden op school? Hebben zij een nieuwe auto? Hoeveel lessen hebben we morgen? Heb je een stuk papier voor me? Heb je een plastic zak? Heb je een broer? Heb je een zus? 1

Stone 20 Zo vraag je hoeveel iets kost How much is that blue T-shirt over there? How much is it altogether? How much are those trainers, please? What does this CD cost, please? What do these boots cost, please? Hoe duur is dat blauwe T-shirt daar? Hoe duur is het samen? Hoe duur zijn die sportschoenen, alstublieft? Wat kost deze cd, alstublieft? Wat kosten deze laarzen, alstublieft? Zo zeg je hoeveel iets kost It's fifteen pounds. They're three pounds sixty. It's seven pounds ten altogether. Het is vijftien pond. Ze zijn drie pond zestig. Het is zeven pond tien samen. Stone 21 Zo stel je vragen over lesroosters... zo reageer je daarop When do you have history? I have history on Tuesdays. When does he have biology? He has biology on Fridays. On which day do we have PE? We have PE on Wednesdays. What is your next lesson? My next lesson is English. Where do we have geography? Geography is in the computer room. Who is our maths teacher? Our maths teacher is Mr Digit. When do we have French? We have French at 10 o'clock. What time is the next break? The next break is at 12 o'clock. Wanneer heb je geschiedenis? Ik heb geschiedenis op dinsdag. Wanneer heeft hij biologie? Hij heeft biologie op vrijdag. Op welke dag hebben we gym? We hebben gym op woensdag. Wat is jouw volgende les? Mijn volgende les is Engels. Waar hebben we aardrijkskunde? Aardrijkskunde is in het computerlokaal. Wie is onze wiskundeleraar? Onze wiskundeleraar is meneer Digit. Wanneer hebben we Frans? We hebben Frans om 10 uur. Hoe laat is de volgende pauze? De volgende pauze is om 12 uur. 2

Chapter 6 Stone 22 Zo stel je voor iets te gaan doen How about going to America? How about going to the disco tomorrow? How about visiting the Tower of London? Let's go to England. Let's go swimming this afternoon. Wat dacht je ervan om naar Amerika te gaan? Wat dacht je ervan om morgen naar de disco te gaan? Wat dacht je ervan om de Tower of London te bezoeken? Laten we naar Engeland gaan. Laten we vanmiddag gaan zwemmen. Zo reageer je Great! That's a good idea! I'd like to! I'd love to! No way! No thanks. Maybe some other time. Geweldig! Dat is een goed idee! Dat lijkt me leuk! Dat lijkt me heel erg leuk! Echt niet! Nee, dank je. Misschien een andere keer. Stone 23 Zo zeg je wat iemand moet doen Be careful! Open the door. Push the button. Watch out! Wees voorzichtig! Doe de deur open. Druk op de knop. Kijk uit! Zo zeg je wat iemand niet moet doen Do not disturb. Don't smoke on the first floor. Don't go there. Please, don't say that. Niet storen. Niet roken op de eerste verdieping. Ga daar niet heen. Zeg dat alsjeblieft niet. 3

Stone 24 Zo vraag je de weg Excuse me. Can you tell me the way to the post office? Could you tell me the way to the supermarket? Can you tell me the way to school? Could you tell me the way to the hotel? Can you tell me the way to the bus station? Do you know where Buckingham Palace is? Do you know the way to the Tower of London? How do I get to the London Eye? How do I get to Oxford Street? How do I get to the nearest tube station? How do I get to the police station? Pardon. Kunt u mij de weg naar het postkantoor vertellen? Zou u mij de weg naar de supermarkt kunnen vertellen? Kunt u mij de weg naar school vertellen? Zou u mij de weg naar het hotel kunnen vertellen? Kunt u mij de weg naar het busstation vertellen? Weet u waar Buckingham Palace is? Weet u de weg naar de Tower of London? Hoe kom ik bij de London Eye? Hoe kom ik in Oxford Street? Hoe kom ik bij het dichtstbijzijnde metrostation? Hoe kom ik bij het politiebureau? Stone 25 Zo wijs je iemand de weg Cross this street. Turn left. Go straight on. It's at the end of this street. Take the second turning on the right. Turn right at the traffic lights. Take the first turning at the roundabout. Steek deze straat over. Sla linksaf. Ga rechtdoor. Het is aan het einde van deze straat. Neem de tweede afslag aan de rechterkant. Sla rechtsaf bij de verkeerslichten. Neem de eerste afslag op de rotonde. 4

Chapter 7 Stone 26 Zo stel je vragen over iemand What is he wearing? What clothes is Sheila wearing? What shoes are you wearing? What protection are they wearing? Is she wearing trainers? Is Joan wearing a belt? Is Richard wearing a helmet? Are you wearing shorts? Are Eddy and Shawn wearing protection? What does he look like? What does your sister look like? What do Joan and Edwin look like? What do they look like? Wat heeft hij aan? Wat voor kleren draagt Sheila? Wat voor schoenen heb jij aan? Wat voor bescherming hebben zij aan? Heeft zij sportschoenen aan? Draagt Joan een riem? Draagt Richard een helm? Draag jij een korte broek? Dragen Eddy en Shawn bescherming? Hoe ziet hij eruit? Hoe ziet jouw zus eruit? Hoe zien Joan en Edwin eruit? Hoe zien zij eruit? Stone 27 Zo vertel je hoe iemand eruitziet I am wearing Heelys. Sarah is wearing knee pads. You are wearing protection. Mary and Joan are wearing football boots. He looks friendly. Wesley looks like a nice person. Edward looks like a sporty person. Johnny looks like a rugby player. You look afraid. They look nice. Edward and Phil look angry. Ik heb Heelys aan. Sarah draagt kniebeschermers. Jij draagt bescherming. Mary en Joan hebben voetbalschoenen aan. Hij ziet er vriendelijk uit. Wesley ziet eruit als een aardig persoon. Edward ziet eruit als een sportief persoon. Johnny ziet eruit als een rugbyspeler. Jij ziet er bang uit. Zij zien er aardig uit. Edward en Phil zien er boos uit. 5

Stone 28 Zo vraag je wat iemand aan het doen is What is he doing? What is Donna doing? What are you doing? What are they doing? Is she rowing? Is Anthony playing football? Are you playing table tennis? Are they running? Are Aisha and Peter playing basketball? Wat is hij aan het doen? Wat is Donna aan het doen? Wat ben jij aan het doen? Wat zijn zij aan het doen? Is zij aan het roeien? Is Anthony aan het voetballen? Ben jij aan het tafeltennissen? Zijn zij aan het hardlopen? Zijn Aisha en Peter aan het basketballen? Stone 29 Zo zeg je wat iemand aan het doen is I am playing football. He is cycling down the road. Sandra is throwing a stone. Phil's watching TV. My father is walking. We are playing a match. You're watching the game. They are cleaning the floor. Jane and Jamie are doing homework. Ik ben aan het voetballen. Hij fietst de weg af. Sandra gooit een steen. Phil is tv aan het kijken. Mijn vader is aan het lopen. We zijn een wedstrijd aan het spelen. Jullie zijn de wedstrijd aan het kijken. Zij zijn de vloer aan het schoonmaken. Jane en Jamie zijn huiswerk aan het maken. 6

Chapter 8 Stone 30 Zo stel je vragen over een held Is he a fireman? Is she a sports star? Is she rich? Is he on TV very often? Is she married? What is special about him? What is she good at? What does Batman look like? Does Gary live in Great Britain? Does Susan live in a big house? Does Gary play a sport? Does Gary sing? Does Susan play in films? Do the Simpsons live in England? Do footballers earn a lot of money? Do pop stars like to be famous? Is hij een brandweerman? Is zij een sportster? Is zij rijk? Is hij heel vaak op tv? Is zij getrouwd? Wat is er speciaal aan hem? Waar is zij goed in? Hoe ziet Batman eruit? Woont Gary in Groot-Brittannië? Woont Susan in een groot huis? Doet Gary aan sport? Zingt Gary? Speelt Susan in films? Wonen de Simpsons in Engeland? Verdienen voetballers veel geld? Vinden popsterren het leuk om beroemd te zijn? Stone 31 Zo vertel je over een held Peter is a fantastic swimmer. Anne is a wonderful footballer. He is a great dancer. She is a very good singer. Peter is often on TV. Anne is very famous. She is still single. He's got a fantastic voice. She's got long hair. They live in America. He lives in Great Britain. Peter is een fantastische zwemmer. Anne is een geweldige voetballer. Hij is een geweldige danser. Ze is een heel goede zangeres. Peter is vaak op tv. Anne is erg beroemd. Zij is nog steeds vrijgezel. Hij heeft een fantastische stem. Zij heeft lang haar. Ze wonen in Amerika. Hij woont in Groot-Brittannië. 7

Stone 32 Zo zeg je hoe laat iets begint of eindigt The party begins at eight o'clock. The guided tour starts in fifteen minutes. The match ends at half past two. The lessons begin at a quarter past eight. The races start a bit later. The programmes end at ten to ten. Breakfast is from 8.00 am until 10.00 am. Het feest begint om acht uur. De rondleiding begint over vijftien minuten. De wedstrijd eindigt om half drie. De lessen beginnen om kwart over acht. De races beginnen iets later. De programma's eindigen om tien voor tien. Ontbijt is van 8 uur 's morgens tot 10 uur 's morgens. Stone 33 Zo geef je je mening I think Spider-Man is cool. I believe sports is good for you. I think meat is OK. I believe animals can be heroes too. I think it's stupid to smoke cigarettes. I believe it's wrong to bully other people. I like soaps and comics. I love to go to the cinema. I like dancing very much. I love to wear jeans and trainers. I don't like museums. I hate Mondays. I don't like taking tests at school. I hate school uniforms. Ik vind Spider-Man te gek. Ik geloof dat sport goed voor je is. Ik vind vlees oké. Ik geloof dat dieren ook helden kunnen zijn. Ik vind het stom om sigaretten te roken. Ik geloof dat het verkeerd is om andere mensen te pesten. Ik vind soaps en stripverhalen leuk. Ik houd er van om naar de bioscoop te gaan. Ik vind dansen heel erg leuk. Ik houd er van om een spijkerbroek en sportschoenen te dragen. Ik vind museums niet leuk. Ik haat maandagen. Ik vind het niet leuk om toetsen te maken op school. Ik haat schooluniformen. 8