Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 97 woorden 16 jaar geleden 7,8 20 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi 1 Communicatie 1.1 Wat is communicatie Communicatie: het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Zender: degene die de boodschap verstuurt aan een ontvanger. Ontvanger: degene die de boodschap ontvangt van een zender. Boodschap: heeft een kern en bevat informatie. En als het goed is, wordt er op die informatie correct gereageerd. Communicatiestoornis: Als de ontvanger op een boodschap niet correct reageert. Vormen van communicatie: Direct communicatie / face to face: zender en ontvanger zijn lijfelijk aanwezig directe reactie (feedback) is mogelijk. Indirecte communicatie: zender en ontvanger communiceren d.m.v. een communicatiemiddel soms is feedback mogelijk (telefoon) soms ook niet (brief). De zender richt zich tot een groot, meestal betrekkelijk anoniem publiek. Soms is reactie nog mogelijk, bijvoorbeeld bij een lezing in een zaal, maar meestal kan dit niet, zoals bij radio- en televisie-programma s. Medium: middel om een boodschap over te brengen. 1.2 Massacommunicatie Massacommunicatie: het is een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen in staat is om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Deze technische hulpmiddelen worden media genoemd. Massamedia hebben 4 kenmerken: De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk; Pagina 1 van 5
De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, hertogeen en anoniem publiek; De relatie tussen degene die de informatie verstuurt (de zender) en de ontvanger is van onpersoonlijke aard; Meestal verloopt de communicatie eenzijdig. Directe feedback is bijna niet mogelijk. De ontvanger kan hoogstens indirect, achteraf reageren. De volgende media voldoen aan deze 4 kenmerken: De gedrukte media: kranten en tijdschriften; De audiovisuele media: radio en televisie. 2 Functies van de massamedia 2.1 Vier functies De massamedia hebben 4 functies, deze functies hangen samen met een boodschap, de informatie die wordt overgebracht. De 4 functies: Nieuws: Informatie uit kranten bestaan vooral uit nieuws. Nieuws is ook voor radio en telvisie belangrijk. Nieuws is vaak een publiekstrekker en haalt goede kijkcijfers binnen. Deze zijn binnen te halen door de nieuwswaarde. Amusement: Dit is de hoofdmoot bij de commerciële tv-zenders, bij de publieke omroepen is dit minder belangrijk, maar ze vinden het wel de moeite waard. Educatie: Programma s waarin informatie wordt uitgezonden waarvan de kijker iets kan leren. Opinievorming: Programma s en / of artikelen met meningen. 2.2 Politieke functies van de massamedia Er zijn 5 politieke functies: Woordvoerders- of spreekbuisfunctie: de media zijn woordvoerder van groepen burgers die willen dat de politiek hun problemen oplost. Informatieve functie: de media verspreiden informatie van de overheid, zodat de burgers op de hoogte blijven van beslissingen. Commentaarfunctie: de massamedia geven negatieve kritiek op politieke besluiten. Onderzoeksfunctie: Zoeken naar informatie die door politici zijn achtergehouden. Controlerende functie: de media controleren de resultaten van overheidsbeleid of het ontbreken van een overheidsbeleid. Beleid = alle beslissingen en uitvoeringen die de regering doet. 3 Invloed van de massamedia Pagina 2 van 5
3.1 Visies Dat er sprake is van invloed van de massamedia is, staat buiten kijf, maar over de vraag hoe groot die invloed is, lopen de meningen ver uiteen. Vier verschillende theorieën over die invloed laten die verschillen goed zien: De selectieve-perceptietheorie: er is weinig invloed! Referentiekader: hoe je denkt, wat je voelt, wat je goed of slecht vind, wat je hebt meegemaakt. De mens kiest uit het aanbod van de media datgene wat past in zijn of haar referentiekader De agendatheorie: de media bepalen wat we belangrijk vinden en waarover we praten. De injectienaaldtheorie: alle informatie van de media nemen we in ons op. De aanhaaktheorie: mensen hebben moeite een eigen mening te vormen. Ze nemen meningen over van deskundige opinieleiders. Referentiekader: datgene wat je al weet, met inbegrip van eerder aangeleerde normen of gedragsregels en waarden, opvattingen over goed en kwaad, mooi en lelijk, enzovoort. Indoctrineren: het onder druk brengen of doen aanvaarden van zekere politieke leerstellingen. Propaganda: werkzaamheid van een organisatie om aanhangers te winnen voor zekere principes. Politieke propaganda. Manipuleren: mensen iets laten doen wat jij wilt en die ander niet wil. 3.2 Invloed van de reclame op de consument De meest indringende vorm van reclame is die via dagbladen, radio en televisie, via de massamedia dus. Er zijn vele reclame technieken: Gebruik maken van een bekend persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief beoordeelt. (Sinterklaas) Gebruiken van zogenaamde wetenschappelijke termen. Moelijk klinkende woorden waarvan bijna niemand de betekenis van weet. (Cosmetica reclames) Gebruik maken van buitenlandse termen. (Cosmetica reclames) Een product aan een bepaalde sfeer koppelt. (Heineken) In spelen op specifieke gevoelens van de consument. (Delta Loyed) Gebruik maken van muziek. Inspelen op trends Gericht benaderen van doelgroepen. (Sinterklaas) Humor in reclame werkt goed, want het houd de aandacht van de kijker. (KPN) De consument zelf, al of niet geacteerd, aan het woord laten. Reclame is effectief en commercieel. 3.3 Waarden en normen Normen = gedragsregels Pagina 3 van 5
Waarde = opvatting over goed of fout, mooi of lelijk, belangrijk of onbelangrijk. Deze leren we tot die zo gewoon worden dat we er zelfs niet meer bij nadenken. Dit noemen we socialisatie. 3.4 De invloed van televisiegeweld Met agressief gedrag wordt gedrag bedoeld dat bewust is gericht op het toebrengen van schade aan anderen of aan zaken die aan anderen toebehoren. Over televisiegeweld zijn verschillende meningen: De reductiethese: aanhangers van deze visie wijzen op d socialiserende rol van televisie. Kinderen leren door het kijken naar situaties waarin gewelddadig gedrag wordt vertoond dergelijke situaties te vermijden. De geen-effectthese: het kan wel individueel invloed hebben maar je kan niet zeggen dat dit geldt voor grote groepen De stimulatiethese: kinderen leren hoe ze agressief moeten zijn. Kinderen leren dat geweld nuttig is. 4 Welke media hebben de meest invloed? 4.1 De krant De krant is het oudste massamedium. Zaken die er voor zorgde dat de krant een massamedium werd: De afschaffing van de dagbladzegel maakte de krant bereikbar voor mensen met een smallere beurs. Nieuwe druktechnieken maakten de krant nog goedkoper. Reclame zorgde voor extra inkomsten en voor lagere prijzen. Door de industrialisatie kwam massaproductie en die zorgde voor massaconsumptie. De politieke emancipatie van de burgers zorgde voor een groeiende vraag naar informatie op politiek en maatschappelijke ontwikkelingen. In 1848 werd persvrijheid opgenomen in de Nederlandse grondwet. Persvrijheid is een belangrijke voorwaarde voor democratie. Pluriformiteit: verschillend kranten die vanuit hun eigen mening ideeën over onderwerpen berichten Voorbeeld: christelijk: Trouw = liberaal, RD = conservatief Volkskrant: Sociaal Democratisch NRC: liberale krant Deze kranten zijn ontstaan door De Verzuiling. Begin 20e eeuw 2 tegenstellingen: 1 Protestants Katholiek 2 Arbeiders Burgerij Daaruit ontstonden vier zuilen: de Katholieke zuil. De Protestants / Christelijke zuil, de Sociaal Pagina 4 van 5
Democratische zuil en de Liberale / burgerij zuil. Er ontstonden 4 aparte samenlevingen in Nederland die nauwelijks contact hadden met elkaar. In de jaren 60: ontzuiling de zuilen verdwenen Waarom: Deconfessionalisering: mensen werden ongelovig. Ontkerkeling: mensen gingen niet meer naar de kerk. Jongeren luisterden niet meer naar de ouderen. persbureaus Journalisten internationaal: AFD - in vaste dienst Reuter / AP / VPI - free lance (onafhankelijk) v v Nationaal ANP Kranten v kleinere kranten 4.3 Radio en televisie Jaren 60: ontzuiling 2 fenomenen: piraatzenders op zee (Veronica) Opkomst van TROS TROS was nieuw om 2 redenen de eerste omroep die niet tot een zuil behoorde makte populaire ontspannings programma s Dat had zo n succes dat de andere omroepen ook populaire programma s maakten Daardoor kreeg je een vervlakking (alles werd oppervlakkiger) en een verschraling (alle programma s gingen meer op elkaar lijken, van het programma aanbod). Dat noemde men VERTROSSING. Reactie: een aantal Christen hadden behoefte aan een omroep met een echt Christelijk gezicht en richten de EO op. Horizontale programmering is dat er elke dag op dezelfde tijd hetzelfde programma wordt uitgezoden. Pagina 5 van 5